direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Gerichtenweg 21 Doornspijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEG21-VST1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Gerichtenweg 21 te Doornspijk (hierna: het plangebied) is een aanzienlijke oppervlakte aan voormalige agrarische bebouwing aanwezig. Deze bebouwing bestaat naast een woning uit diverse veeschuren, een garage en twee hooibergen. Afbeelding 1 geeft een indruk van de aanwezige bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEG21-VST1_0001.png"

Afbeelding 1. Overzicht bebouwing (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

De gemeente Elburg heeft zogeheten VAB-beleid: ter compensatie van het slopen van voormalige agrarisch bebouwing mag één of meer woningen worden gebouwd. Op basis van dit beleid is door initiatiefnemer gevraagd om medewerking te verlenen aan het slopen van alle aanwezige bebouwing, het herbouwen van de bestaande woning en het bouwen van een nieuwe woning (hierna: de beoogde ontwikkeling). Bij brief van 14 oktober 2016, kenmerk 9458, hebben burgemeester en wethouders hiermee onder voorwaarden ingestemd.

In eerste instantie hebben het Gelders Genootschap en het Oversticht een opzet gemaakt voor een nieuw erf. Uiteindelijk heeft de gemeente Elburg initiatiefnemer onder voorwaarden de ruimte geboden om de vervangende bebouwing op twee afzonderlijke percelen terug te laten komen. Hiervoor heeft Korfker Architecten een opzet gemaakt. Deze opzet is als bijlage 1 opgenomen.

Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken is een herziening van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied, bestaande uit afzonderlijke percelen, is gelegen in het buitengebied van de gemeente Elburg, op korte afstand van de woonkern Hoge Enk. Op afbeelding 2 is de ligging van het plangebied met een rode cirkel aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEG21-VST1_0002.png"

Afbeelding 2. Ligging plangebied (bron: www.gemeenteatlas.nl)

De Gerichtenweg is een verbindingsweg tussen de Zuiderzeestraatweg en de woonkern Hoge Enk. Ten noordwesten en noorden van deze kern zijn de vesting Elburg en de woonkern Oostendorp gelegen, ten zuidwesten de woonkern Doornspijk.

Het plangebied, kadastraal bekend gemeente Doornspijk, sectie E, de nummers 6315 en 6332 (gedeeltelijk), is ten noorden van de woonkern Hoge Enk gelegen en is door de jaren heen onderdeel geworden van het bebouwingslint van deze kern, zie afbeelding 3.


afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEG21-VST1_0003.png"
 

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEG21-VST1_0004.png"  

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEG21-VST1_0005.png"
 

Afbeelding 3. Ontwikkeling plangebied (bron: www.kadaster.nl)

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied Elburg 2012, actualisatie 2018' (hierna: het vigerend bestemmingsplan). In het vigerend bestemmingsplan heeft het plangebied de enkelbestemming 'Wonen' en de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden'. Binnen deze bestemming is wonen in één woning toegestaan met bijbehorende bouwwerken, tuinen en erven. Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' is wonen niet toegestaan.

Verder heeft het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie hoge verwachtingswaarde', bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem en de dubbelbestemming 'Waardevol landschap', bestemd voor het ontwikkelen en in stand houden van de kernkwaliteiten van het landschap.

Afbeelding 4 bevat een uitsnede van de verbeelding behorende bij het vigerend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEG21-VST1_0006.png"

Afbeelding 4. Uitsnede verbeelding plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

De beoogde ontwikkeling is op grond van het vigerend bestemmingsplan niet mogelijk. Een partiële herziening van het vigerend bestemmingsplan is dan ook noodzakelijk.

In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012, actualisatie 2018' zijn regels opgenomen voor woningen die gerealiseerd zijn op basis van het VAB-beleid. Waar mogelijk is bij deze regels aangesloten.

1.4 Opzet van de toelichting

Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk twee de inhoud van het initiatief beschreven. Hoofdstuk drie gaat in op het beleidskader van de verschillende overheidsniveaus. In hoofdstuk vier worden de omgevingsaspecten en de haalbaarheid van het plan beschreven. Hoofdstuk vijf gaat in op de wijze van bestemmen en hoofdstuk zes gaat in op de economische uitvoerbaarheid. Ten slotte beschrijft hoofdstuk zeven de (gevolgde) procedure.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

In de bestaande situatie staat op het perceel Gerichtenweg 21 te Doornspijk een woning met bijgebouw, alsmede voormalige agrarische bebouwing. Het andere gedeelte van het plangebied is vrij van bebouwing en betreft grond ten behoeve van landbouwkundig gebruik. Afbeelding 5 geeft een impressie van de bestaande woning, bezien vanaf de Gerichtenweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEG21-VST1_0007.png"

Afbeelding 5. Impressie bestaande woning van het plangebied (bron: www.google.com)

De in het kader van het VAB-beleid te slopen opstallen hebben een gezamenlijke inhoud van circa 3.610 m3.

Het bestaande erf is een oud boerenerf dat al langere tijd niet meer agrarisch wordt gebruikt en ontsloten is op de Gerichtenweg.

Veel oude elementen, zoals hooibergen (met een ijzeren golfplatendak) en een ronde betonnen grassilo, zijn nog aanwezig. De kleur (donker en zwart) en het materiaalgebruik (hout) van de voormalige agrarische bebouwing zijn karakteristiek voor de Noord-Veluwe.

De woning en de grote schuur achter de woning zijn de jongste gebouwen in het plangebied en ooit onderdeel van de vernieuwing van het agrarisch bedrijf. In het kader van vernieuwing was het de bedoeling de oorspronkelijke oude boerderij af te breken. Dit is echter nooit gebeurd en is feitelijk nog aanwezig in de grote schuur achter de woning. Zie afbeelding 6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEG21-VST1_0008.png"

Afbeelding 6. De oude boerderij in de grote schuur achter de woning (bron: eigen foto)

2.2 Nieuwe situatie

Alle op het perceel Gerichtenweg 21 te Doornspijk aanwezige bebouwing wordt gesloopt. Na sloop worden twee woningen met bijgebouw gerealiseerd: één woning op dit perceel (ter vervanging van de bestaande woning) en één woning op het ander gedeelte van het plangebied.

Zoals aangegeven zijn door Korfker Architecten twee nieuwe erven ontworpen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar bijlage 2. In deze bijlage is tevens een verantwoording gegeven voor wat de betreft de architectuur van de bebouwing. Op 17 december 2020 heeft de gemeente Elburg per e-mail aangegeven akkoord te zijn met het ontwerp.

2.3 Landschappelijke inpassing

Algemeen

Het landschap rond Elburg is evenwijdig aan de rand van de stuwwal van de Veluwe georiënteerd. Het bestaat uit een afwisseling tussen het laaggelegen veenontginnings- en polderlandschap en hoger gelegen dekzandruggen. Het plangebied is gelegen aan de rand van een dekzandrug. Van oudsher vond op de dekzandruggen de eerste bewoning in het gebied plaats vanwege de iets hogere en daardoor drogere ligging, die meer mogelijkheden bood voor landbouw. Het landschap op de dekzandruggen is van oudsher kleinschalig, met een grillig verkavelingspatroon en met veel kleine landschapselementen als bomenrijen en houtwallen. Hiervan is een groot deel in de loop der tijd verdwenen.

Hoge Enk dankt zijn naam aan de enken (akkers) op de zandrug. Deze grond werd van oudsher door meerdere agrariërs die rondom de enk gesitueerd waren, gebruikt als landbouwgrond. Door het eeuwenlang opbrengen van bemesting op de landbouwgrond is deze iets hoger komen te liggen, vandaar de naam Hoge Enk. Kenmerkend voor enken is dat deze zelf vrij zijn van bebouwing en dat aan de randen van de enk de erven zijn gesitueerd.

De bebouwing op de zandrug heeft zich in de loop van de tijd steeds verder verdicht (zie afbeelding 3). Kenmerkend voor de bebouwing op de zandrug is dat bebouwde kavels worden afgewisseld door hier en daar een weilandje. Hierdoor ontstaan er doorzichten naar het achterliggende landbouw-gebied. Daarnaast wordt het karakter van het gebied versterkt: een mix van wonen en de agrarische functie.

Landschapsontwikkelingsplan Elburg

Het landschapsontwikkelingsplan Elburg zet in op het versterken van de verschillende landschapstypen, zodat de leesbaarheid en beleefbaarheid versterkt wordt. Het plangebied valt in het landschapstype 'half open kampenlandschap' op de dekzandrug: een kleinschalig landschap met karakteristieke landschapselementen, zoals houtwallen en singels op perceelsgrenzen. Het gebied heeft een besloten karakter met openheid richting de omliggende open polders. De ambitie is om het half open kampenlandschap te versterken op de dekzandruggen. De kleinschalige structuur als het centrale kenmerk van dit landschap wordt benadrukt door het behoud, aanvulling en de aanleg van houtsingels en erfbeplanting, waarbij de balans tussen beplante perceelsranden en open percelen belangrijk is.

Zoekzones landschappelijke versterking en groene wiggen 

Het plangebied ligt niet in een zoekzone landschappelijke versterking en groene wiggen. De spelregels voor ontwikkelingen in Hoge Enk zijn a) groene erven, waarbij het erf altijd een groene mantel heeft met een open deel naar de achterzijde zodat zicht ontstaat op de open ruimte, b) bestaande erven gebruiken als basis, en c) nieuwe bebouwing aansluiten bij bestaande bebouwing.

Landschappelijke inpassing

Het landschap wordt in de nieuwe situatie versterkt door het toevoegen van een hoogstam fruitboomgaard en streekeigen hagen en bomen. Een situatieschets met daarin een uitwerking van de landschappelijke versterking is als bijlage 2 opgenomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Op rijksniveau is op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte het meest relevante beleidsdocument. Daarnaast bevatten het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening ruimtelijk relevante aspecten.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: de SVIR) schetst de rijksoverheid hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft de rijksoverheid in de SVIR drie rijksdoelen geformuleerd:

- de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;

- de bereikbaarheid verbeteren, en

- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

De SVIR is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: het Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.

Met het Barro maakt het rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.

Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder genoemde onderwerpen als de Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.

De SVIR en het Barro staan de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Besluit ruimtelijke ordening

In artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, moet de benutting van ruimte in alle ruimtelijke besluiten worden gemotiveerd.

In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een nieuwe stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt volgens jurisprudentie dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Toepassing van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' betekent voor de beoogde ontwikkeling geen belemmering, omdat het aantal extra woningen niet meer dan één bedraagt.

3.2 Provinciaal beleid

In deze paragraaf komt het provinciaal beleid aan bod. Daarbij wordt ingegaan op de Omgevingsvisie en -verordening en de Streekplanuitwerking functieverandering regio Noord-Veluwe.

3.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018

Algemeen

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 (hierna: de omgevingsvisie Gelderland) is een structuurplan van de provincie Gelderland. De provincie wil Gelderland in de toekomst 'gaaf' houden en staat voor stevige uitdagingen. Er zijn grote, verscheidene ontwikkelingen die ook Gelderland raken. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal. Dit wil de provincie realiseren door de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities geeft de provincie hier uitvoering aan:

1. energietransitie: van fossiel naar duurzaam;

2. klimaatadaptie: omgaan met veranderend weer;

3. circulaire economie: het sluiten van kringlopen;

4. biodiversiteit: werken met de natuur;

5. bereikbaarheid: duurzaam verbonden;

6. vestigingsklimaat: een krachtige, duurzame topregio, en

7. woon- en leefomgeving: dynamisch, divers en duurzaam.

De omgevingsvisie Gelderland is verder uitgewerkt in vier zogenaamde 'doe-principes'. De provincie wil ontwikkelingen stimuleren, ruimte maken voor nieuwe technologieën en werkgelegenheid, kansen pakken op het terrein van duurzaamheid, economische kracht en verbondenheid. In het kort betreffen deze principes:

1. doen: Gelderland kijkt breed met een focus en zoekt actief ruimte;

2. laten: Gelderland stimuleert niets buiten onze visie;

3. zelf: Gelderland neemt zelf verantwoordelijkheid en geeft het goede voorbeeld, en

4. samen: Gelderland werkt samen met oog voor innovatie.

Met de Omgevingsverordening Gelderland stelt de provincie regels aan ruimtelijke plannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. De regels in de Omgevingsverordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan(nen) op deze regels afstemmen.

Nationale Landschappen

De Nationale landschappen in Gelderland zijn de symbolen bij uitstek van het Gelderse cultuurlandschap. Ze geven op (inter)nationale schaal een afspiegeling van de landschappelijke diversiteit en krijgen daarom speciale aandacht. De provincie Gelderland wil door ruimtelijke ontwikkelingen de kernkwaliteiten van de Nationale landschappen behouden, herstellen en versterken en de landschappelijke samenhang vergroten.

Het plangebied is gelegen in het Nationaal Landschap Veluwe. Het ruimtelijk beleid is er op gericht om de kernkwaliteiten van dit landschap te behouden en waar mogelijk verder te ontwikkelen. Behoud wordt bereikt middels een regel in de Omgevingsverordening die bepaalt dat alleen activiteiten zijn toegestaan die de kernkwaliteiten behouden of versterken.

De belangrijkste kernkwaliteiten van het Nationaal landschap Veluwe zijn het grote, aaneengesloten bosgebied en actieve stuifzanden en het open en gesloten landschap. Voor het plangebied geldt in het bijzonder het waardevolle open landschap. Met de beoogde ontwikkeling neemt per saldo bebouwing in het plangebied af. Om die reden zal geen sprake zijn van een negatieve invloed op genoemde kernkwaliteit.

Gelderse Groene Ontwikkelzone

De provincie Gelderland heeft de Ecologische Hoofdstructuur opnieuw gedefinieerd in het Gelders Natuurnetwerk (hierna: het GNN). In het GNN is uitsluitend sprake van een natuurbestemming. De provincie Gelderland richt zich op het realiseren van een robuust GNN met voldoende middelen voor het ontwikkelen, onderhouden en beheren op de langere termijn.

De 'niet-natuur' in de voormalige Ecologische Hoofdstructuur, zoals wonen, bedrijven en infrastructuur heet de Gelderse Groene Ontwikkelzone (hierna: de GO). In de GO liggen ontwikkelingsmogelijkheden voor organisaties en particulieren. Ontwikkelingen moeten passen bij het karakter van de GO. De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.

Het plangebied ligt niet in of direct nabij het GNN of een GO, zodat de beoogde ontwikkeling geen negatief effect hierop heeft. In dit kader wordt verwezen naar het rapport van 20 augustus 2019, 'Ecologische quickscan Gerichtenweg 21 te Doornspijk'. In dit rapport wordt onder andere geconcludeerd dat effecten op de kernkwaliteiten en ontwikkelingsdoelen van GNN of GO zijn uitgesloten. De ecologische quickscan is als bijlage 7 opgenomen.

Afbeelding 7 geeft de situering van het plangebied ten opzichte van het GNN en GO weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEG21-VST1_0009.png"

Afbeelding 7. Het plangebied in relatie tot het GNN en GO (bron: Omgevingsvisie Gelderland)

Waardevol open gebied

Een gedeelte van het plangebied ligt in Waardevol open gebied. De Omgevingsverordening Gelderland staat geen bestemming toe die de openheid van dit gebied aantast. In dit geval is echter geen sprake van een aantasting van de openheid van het gebied. Enerzijds verdwijnt er een aanzienlijke hoeveelheid bebouwing en anderzijds wordt de betreffende woning zodanig ingepast dat maximaal rekening wordt gehouden met de kenmerken van het landschap. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar bijlage 2.

Functieverandering

De provincie Gelderland streeft naar een vitaal buitengebied met behoud van levendigheid en een verbetering van de kwaliteit van wonen, werken en vrijetijdsbesteding. Hierbij wordt rekening gehouden met grote verschuivingen door schaalvergroting in de landbouw, energietransitie en urbanisatie de komende jaren.

De provincie stelt bij initiatieven voor functieverandering dat deze de aanwezige en te ontwikkelen economie en gebiedskwaliteiten moeten versterken. Dit kunnen initiatieven zijn voor functieverandering naar wonen en werken. Daarvoor dragen in eerste instantie initiatiefnemers de verantwoordelijkheid. De provincie voert een beperkte regie op wonen en werken in het buitengebied, namelijk door:

- kwalitatieve proceskaders aan te geven om te komen tot locatiekeuzes, en

- ondersteuning te bieden in de vorm van kennis, begeleiding en inspiratie.

Daarbij geldt voor een initiatief in het buitengebied dat het 'nieuwe rood' een kwaliteitsverbetering moet zijn in het gebied. Een kwaliteitsverbetering wil zeggen dat er sprake is van sloop en/of hergebruik van vrijkomende bebouwing (functieverandering) of ontwikkeling van nieuwe natuur. De rood-rood en rood-groenverhoudingen van de nieuwe situatie ten opzichte van de oude situatie bepalen de aanvaardbaarheid. De beoogde ontwikkeling betreft de sloop van voormalige agrarische bebouwing, waarbij sprake is van een landschappelijke inpassing. Dit past binnen het provinciale beleid.

3.2.2 Streekplanuitwerking functieverandering regio Noord-Veluwe

De gemeente Elburg heeft samen met andere gemeenten op de Noord-Veluwe het beleidsdocument 'Streekplanuitwerking Functieverandering regio Noord-Veluwe' op- en vastgesteld. Functieverandering naar wonen wordt in de regionale beleidsinvulling gezien als een geschikte vorm van (her)gebruik van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied. Gezien de aard en constructie van de bebouwing is hergebruik van de aanwezige bebouwing vaak niet mogelijk. Sloop en herbouw is dan gewenst.

Bij functieverandering naar wonen geldt dat maximaal 50% van de bebouwing mag worden gebruikt voor wonen in één woongebouw waarbinnen meerdere wooneenheden gerealiseerd kunnen worden. Het aantal wooneenheden dat kan worden gerealiseerd, is maatwerk. De invulling is afhankelijk van de omgevingskwaliteit, het bestaande ensemble en het woningbouwprogramma. Bij een functieverandering naar wonen kan zowel hergebruik van bestaande bedrijfsgebouwen plaatsvinden als sloop en vervangende nieuwbouw. Bij functieverandering naar wonen dient in beginsel minimaal 500 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen te worden gesloopt.

Voor wat betreft de bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving is onderscheid gemaakt in een zogenaamd basispakket en een basispakket-plus. Het basispakket is altijd van toepassing en vraagt om: sloop van alle bedrijfsgebouwen, intrekken milieuvergunning, cultuurhistorische waardevolle bebouwing wordt behouden, verkleining van het bouwvlak, beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing. Het basispakket-plus is alleen van toepassing wanneer gebruik wordt gemaakt van de aanvullende regeling.

De beoogde ontwikkeling is in overeenstemming met voornoemde streekplanuitwerking. Er wordt minimaal 500 m2 aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt en ten behoeve van ruimtelijke kwaliteit wordt toepassing gegeven aan het basispakket.

3.3 Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk beleid dat van belang is voor de beoogde ontwikkeling is de Structuurvisie Elburg 2030, de Omgevingsvisie Elburg 2018, de Woonvisie en het zogeheten VAB-beleid.

Structuurvisie Elburg 2030

Met de structuurvisie gemeente Elburg 2030 (hierna: de structuurvisie) geeft de gemeente Elburg haar visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor het gehele gemeentelijk grondgebied voor de periode tot 2020, met een doorkijk naar 2030. De ambities van de gemeente rondom de functies wonen, economie, mobiliteit, welzijn, groen en water, milieu en duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit zijn hierin in samenhang gebracht voor zover deze betrekking hebben op de ruimtelijke structuur van de kernen en het buitengebied. De visie biedt hiermee één actueel ruimtelijk kader voor de verschillende beleidsterreinen. Het doel van de structuurvisie is enerzijds het aangeven van de kaders waarbinnen ontwikkelingen en projecten kunnen plaatsvinden en anderzijds het communiceren van de ambities van de gemeente aan derden.

Samenvattend zet de gemeente in op het bieden van rust en ruimte in een fraaie omgeving. Naast het behoud en versterking van cultureel erfgoed, zoals de Vesting Elburg, wordt hiertoe de ontwikkeling van bijzondere natuur- en cultuurlandschappen gestimuleerd. In het buitengebied wordt belang gehecht aan versterking van het landschap en herstel van oude landschapselementen. De van oorsprong aanwezige sterke afwisseling in het landschap moet beter zichtbaar worden. De ontwikkeling van passende recreatieve voorzieningen en routestructuren zorgen voor een versterking van de recreatieve potenties van het Elburgse landschap. Nieuwe ontwikkelingen in de agrarische sector worden opgepakt en zorgvuldig in het landschap ingepast. Ook mogelijkheden voor agrariërs om kleine nevenactiviteiten te ontplooien blijven bestaan. Bij functieverandering van vrijkomende agrarische bebouwing vraagt het tegengaan van verrommeling nadrukkelijk aandacht.

De vitaliteit en kwaliteit van het landelijk gebied staan onder druk. Het aantal agrarische bedrijven neemt sterk af. Agrarische bedrijfsgebouwen komen leeg te staan. In de Omgevingsverordening Gelderland is de mogelijkheid opgenomen om niet agrarische functies in vrijkomende agrarische bebouwing toe te staan. Dit is het zogenaamde VAB-beleid. Het toestaan van extra woningen in het buitengebied na sloop van bedrijfsbebouwing vraag om maatwerk. De gemeente kiest er dan ook voor om dit alleen mogelijk te maken door middel van een partiële herziening van het bestemmingsplan. Dit maakt dat per geval binnen de vastgestelde beleidskaders maatwerk kan worden geleverd. Daarbij wordt nadrukkelijk ook een relatie gelegd met de lokale woningbehoefte en het woningbouwprogramma binnen de kernen.

Voor wat betreft het plangebied is de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gericht op uit- en inbreiden van woningen, zie afbeelding 10. De voorgenomen ontwikkeling is hiermee niet in strijd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0230.BPGERICHTENWEG21-VST1_0010.png"

Afbeelding 10. Uitsnede verbeelding structuurvisie (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Omgevingsvisie Elburg 2018

De Omgevingsvisie Elburg 2018 (hierna: de Omgevingsvisie) geeft de koers aan richting 2030. Deze koers is niet nieuw, maar bouwt voort op onder andere de structuurvisie. Initiatieven die binnen de Omgevingsvisie passen, worden zoveel mogelijk gefaciliteerd.

De gemeente Elburg heeft in de Omgevingsvisie de volgende visie en missie tot 2030 geformuleerd: samen naar een gezonde, veilige en duurzame balans tussen mens, ruimte en gebruik. Bij ontwikkelingen en investeringen staan de volgende kernwaarden voorop: sociaal en zorgzaam, gezond en groen, gastvrij en ondernemend, klimaatneutraal, bereikbaar en veilig.

De Omgevingsvisie heeft een belangrijke rol in het op gang brengen van investeringen die leiden tot kwaliteitsversterking en het dichterbij brengen van ambities. De zogeheten IDee-kaarten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen hebben hierin een belangrijke rol. Deze kaarten benoemen de ontwikkelingsrichting van het gebied en de aandachts-/uitgangspunten voor kwaliteit en leefbaarheid.

Voor het plangebied geldt het deelgebied 'Overgangszone'. Het plan is niet in strijd met de voor dit gebied geldende ontwikkelingsrichting en aandachts-/uitgangspunten. Onder andere is hier hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijven aan de orde, waarbij geldt dat ieder verzoek op maat wordt bekeken (ruimtelijke kwaliteit).

Woonvisie en kwalitatief woningbouwprogramma

De geconstateerde woningbehoefte tot en met 2019 in de gemeente Elburg bedraagt 810 woningen. Wanneer rekening wordt gehouden met een planuitval van 20%, dan komt het maximaal aantal te realiseren woningen in de gemeente Elburg in deze periode uit op 972 woningen. Het huidige woningbouwprogramma van de gemeente Elburg tot en met 2019 bevat ruim voldoende woningen om in de woningbehoefte inclusief 20% planuitval te voorzien. De lokale behoefte is uitgewerkt in de gemeentelijke woonvisie, wat betekent dat iedere woning (wooneenheid) in het buitengebied meetelt in het woonprogramma.

In de periode 2010-2019 mogen maximaal 42 woningen in het kader van het VAB-beleid worden uitgegeven. De beoogde ontwikkeling past hiermee in het kwalitatief woonprogramma.

In de Woonvisie is tevens aandacht voor het aspect duurzaamheid. De gemeente Elburg beperkt zich in eerste instantie tot de bijdrage die op het gebied van het wonen kan worden gerealiseerd. Een bredere benadering en aanpak zal worden opgenomen in de lokale uitwerking van de regionale Routekaart Klimaatneutraal 2050.

De bijdrage die op het gebied van wonen kan worden gerealiseerd spitst zich toe op de uitvoering van het landelijk Energieakkoord 2013. In dit kader verwacht de gemeente dat bij nieuwbouw naar energieneutrale woningen wordt gestreefd.

Sinds 1 juli 2018 mogen nieuw te bouwen woningen niet meer op het gasnet worden aangesloten.

VAB-beleid

Als aanvulling op de Streekplanuitwerking functieverandering regio Noord-Veluwe heeft de gemeente Elburg op 23 mei 2016 zogeheten VAB-beleid vastgesteld (VAB-beleid gemeente Elburg 2016. Functieverandering naar wonen en recreëren). Hierin is het beleid weergegeven voor vrijkomende agrarische bebouwing. In het beleid zijn specifieke gemeentelijke criteria en uitgangspunten opgenomen ten aanzien van functieverandering naar wonen. Dit geldt niet alleen voor voormalige agrarische bedrijven, maar ook voor overige (voormalige) bedrijfsbestemmingen.

Het VAB-beleid is van toepassing op fysiek bestaande, legale vrijgekomen en/of vrijkomende bedrijfsgebouwen in het buitengebied. Het gaat om gebouwen die als agrarisch gebouw zijn opgericht met een agrarische bestemming en ook agrarisch in gebruik zijn geweest.

Voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied gelden volgens het VAB-beleid, naast de algemene regels uit hoofdstuk 3, onder andere de volgende kwantitatieve randvoorwaarden uit paragraaf 4.1 van de beleidsnotitie:

  • om in aanmerking te komen voor het bouwen van één of meerdere reguliere woningen dient minimaal 3.450 m³ aan bedrijfsbebouwing aanwezig te zijn op het perceel, exclusief de bestaande woning;
  • voor elke nieuw te bouwen woning dient minimaal 3.000 m³ aan bedrijfsbebouwing, exclusief de bestaande woning, te worden gesloopt;
  • elke nieuw te realiseren woning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m³;
  • naast de bestaande woning zijn maximaal vier woningen in maximaal twee gebouwen toegestaan op het perceel;
  • er komen maximaal drie bouwvlakken op het perceel, voor maximaal vijf woningen, en
  • de bestaande en nieuw te bouwen woning(en) krijgen een reguliere woonbestemming.

Ter compensatie van de sloop van de agrarische bebouwing, met een totale inhoud van 3.610 m3, wordt één vrijstaande woning terug gebouwd. Dit past binnen de beleidsuitgangspunten.

Verder wordt de oppervlakte van het bestaande bestemmingsvlak 'Wonen' verkleind.

Bijlage 2 bevat een situatieschets met daarin een uitwerking van de landschappelijke inpassing, gericht op versterking.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken en verantwoording

In dit hoofdstuk wordt het uitgevoerde onderzoek naar de gevolgen van de beoogde ontwikkeling voor de fysieke leefomgeving beschreven.

4.1 Bodem

Voordat een bestemmingsplan kan worden vastgesteld, moet worden aangetoond dat de bodem en het grondwater ter plaatse van het plangebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Tauw bv uit Deventer heeft ter plaatse van het plangebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport van 7 juni 2019, projectnummer 1270114 en 24 februari 2021, projectnummer 1279909 . De rapporten zijn als bijlagen 3 en 4 opgenomen.

Bevindingen onderzoek Gerichtenweg 21

In de grond en het grondwater zijn maximaal licht verhoogde waarden aangetoond. Deze vormen geen belemmering voor de nieuw te bouwen woningen in het plangebied. Daarentegen blijkt het plangebied verdacht op de aanwezigheid van asbest in de bodem. Dit vormt mogelijk een belemmering voor de nieuwbouw.

Bevindingen onderzoek overig deel van het plangebied

De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vormt geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

Conclusie

Alvorens de nieuwe woning op het perceel Gerichtenweg 21 te kunnen realiseren, moet een asbestonderzoek conform NEN 5707 worden uitgevoerd.

4.2 Geluid

De Wet geluidhinder (hierna: de Wgh) heeft tot doel mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de Wgh moet bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht worden besteed aan het aspect geluid.

Wanneer in een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, mogelijk worden gemaakt, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op de nieuwe woningen ten gevolge van omliggende wegen, spoorwegen en/of gezoneerde industrieterreinen. Dit onderzoek kan achterwege blijven, indien de nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen buiten het zogeheten akoestisch aandachtsgebied is gelegen.

Het plan is gelegen in het akoestisch aandachtsgebied 

Voor het plangebied is in het kader van de geluidsbelasting wegverkeerslawaai van belang. Hiertoe heeft Sain milieuadvies uit Vaassen akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in de notitie van 11 juli 2019, kenmerk 2018-3035-b2943/1453. De notitie is als bijlage 5 opgenomen. Verder zijn de onderzoeksresultaten getoetst aan het gemeentelijk geluidbeleid bij ruimtelijke ontwikkelingen. Dit beleid houdt in dat de gecumuleerde geluidbelasting van de verschillende geluidbronnen moet worden beoordeeld op basis van de zogeheten GES-score.

Bevindingen

Uit de resultaten blijkt dat de geluidsbelasting op één woning hoger is dan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Daarnaast bedraagt de gecumuleerde waarde (zonder aftrek stiller verkeer) ten hoogste 54 dB. Volgens de GES-score hoort bij deze waarde de milieukwalificatie matig.

Maatregel

Als woning 1 minimaal twee meter verder van de Gerichtenweg af wordt gerealiseerd, dan voldoet ook deze woning aan de voorkeursgrenswaarde en hoeft er geen hogere grenswaarde-procedure op grond van de Wgh te worden doorlopen. Deze maatregel is uitvoerbaar en derhalve niet onredelijk.

Conclusie

De resultaten van het akoestisch onderzoek geven geen milieuhygiënische belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling, mits woning 1 minimaal twee meter verder van de Gerichtenweg af wordt gerealiseerd. Dit wordt als voorwaardelijke verplichting in de planregels opgenomen.

4.3 Lucht

De belangrijkste luchtkwaliteitseisen zijn als grenswaarden in de Wet milieubeheer opgenomen. Verder is in het Besluit 'Niet in betekenende mate bijdragen' vastgelegd dat een project 'niet in betekenende mate' (hierna: NIBM) bijdraagt zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% van de grenswaarde bedraagt. In de Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.

Toets

Nu de beoogde ontwikkeling ziet op één extra woning, kan een toets aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. Verder zijn de verkeersbewegingen vanwege de beoogde ontwikkeling dusdanig, dat in het plangebied geen overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt.

Conclusie

Er zijn uit oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmeringen aanwezig voor de beoogde ontwikkeling.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies zoals wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies, en

- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten zonder belemmeringen kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Past de nieuwe functie in de omgeving?

Hierbij gaat het er om of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden wordt aangetast.

In dit geval blijft het plangebied bestemd ten behoeve van woondoeleinden. Met deze bestemming is geen sprake van een milieubelastende activiteit met externe werking. Van enige vorm van aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden is dan ook geen sprake.

Laat de omgeving de nieuwe functie toe?

Hierbij gaat het er om of de nieuwe functie in het plangebied hinder of gevaar ondervindt van bestaande functies in de omgeving.

In de directe omgeving bevindt zich op circa 20 meter een bedrijf. Het vigerend bestemmingsplan staat een bedrijf toe als bedoeld in bijlage 2, kolom 'type bedrijf' behorende bij de regels. Volgens deze bijlage betreft het een bedrijf ten behoeve van zonweringen/rolluiken. Dit type bedrijf is niet specifiek genoemd in de VNG-uitgave. Om die reden is aansluiting gezocht bij detailhandel, waarbij de grootste richtafstand bij dit type bedrijf 10 meter bedraagt. Aan deze afstand wordt voldaan.

Conclusie

Het aspect bedrijvigheid en milieuzonering staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen en kunnen een risico zijn voor de leefomgeving. Dergelijke risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

In het kader van externe veiligheid moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: het Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.

Toets

In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen zogeheten Bevi-inrichtingen aanwezig.

Het plangebied bevindt zich buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 en het plasbrand-aandachtsgebied van de spoorlijn Zwolle-Amersfoort. Het plangebied bevindt zich evenmin binnen het invloedsgebied van deze spoorlijn, zodat geen beperkte verantwoording van het groepsrisico hoeft te worden opgesteld.

Het plangebied is niet in de nabijheid gelegen van een weg met een plaatsgebonden risicocontour.

Een gedeelte van het plangebied is binnen het effectgebied gelegen van een hogedruk aardgasbuisleiding. Op circa 120 meter afstand van het plangebied is de aardgasbuisleiding A-570-1 gelegen. Het plangebied ligt binnen de 1% letaal contour (170 meter) van deze leiding. Gelet op het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Elburg is dit echter passend binnen de gestelde grenswaarden.

Het plangebied is goed bereikbaar voor de hulpverleningsdiensten.

De bluswatervoorziening in de nabijheid van het plangebied is niet optimaal. Dit zal bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen een aandachtspunt zijn.

Het plangebied valt binnen het bereik van de bestaande zogeheten WAS-palen.

De zelfredzaamheid van burgers kan vergroot worden door het gebruik van NL-alert. Hierop wordt door de overheid de komende jaren verder geïnvesteerd. Burgers zullen echter zelf het initiatief moeten nemen om hun mobiele telefoon hiervoor geschikt te maken (zie: http://www.crisis.nl/nl-alert).

Conclusie

Er zijn uit oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen aanwezig voor de beoogde ontwikkeling. Wel is de bluswatervoorziening een aandachtspunt bij vergunningverlening.

4.6 Water

Waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Hier wordt het beleid van het waterschap nader behandeld.

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vallei en Veluwe, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. In de Blauwe Omgevingsvisie 2050 en het ontwerp Blauw Omgevingsprogramma 2022-2027 is de strategische visie op de uitvoering van de taken van het waterschap beschreven. Dit is uitgewerkt in concrete doelen en een uitvoeringsstrategie. Op de onderdelen robuust watersysteem, waterkwaliteit en ecologie wordt een doorkijk gegeven tot 2050. Waterschap Vallei en Veluwe is er voor waterveiligheid, waterkwantiteit en waterkwaliteit.

In het Omgevingsprogramma is een programma voor het deelgebied Noord Veluwe opgenomen. Noord-Veluwe en randmeerkust ontwikkelen zich momenteel in een goede balans tussen stedelijke ontwikkeling, landbouw, natuur en recreatie. De balans behouden tussen de natuur en de groeiende waterrecreatie op de randmeren, de energie- en landbouwtransitie zijn opgaven in de randmeerkustzone.

Watertoets

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.

Uit de uitgevoerde watertoets blijkt niet direct een waterbelang. De watertoets is als bijlage 6 opgenomen.

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (hierna: GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken/draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen/randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.7 Ecologie

De Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb) regelt de gebiedsbescherming van onder andere Natura 2000-gebieden. Daarnaast regelt de Wnb ook de soortenbescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren.

Het dichtstbijgelegen Natura 2000-gebied is het gebied 'Veluwerandmeren', gelegen op circa 1.700 meter afstand van het plangebied. Het Natura 2000-gebied 'Veluwe' is op nog grotere afstand gelegen.

Op basis van een uitgevoerde voortoets is gebleken dat het plan geen significant negatieve effecten heeft op Natura 2000-gebieden. De voortoets is als bijlage 8 opgenomen.

De Wet natuurbescherming verplicht om na te gaan of in het plangebied beschermde flora en fauna aanwezig is.

Adviesgroep Ruimte voor Advies uit Vaassen heeft onderzoek gedaan naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde flora en fauna. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport van februari 2021, 'Ecologische quickscan Gerichtenweg 21 te Doornspijk'. Het rapport is als bijlage 7 opgenomen.

Bevindingen

Door Ruimte voor Advies is geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling mogelijk leidt tot aantasting of vernieling van de beschermde rust- of verblijfplaats en andere beschermde gebiedsfuncties van de kerkuil. Nader onderzoek is daarom nodig. Verder dient nader onderzoek plaats te vinden naar mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen en de aanwezigheid van de steenmarter en kleine marterachtigen.

Er is nader onderzoek verricht naar de aanwezigheid van de kerkuil. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat het aanbeveling verdient om de aanwezige nestkast te verplaatsen. Hiervoor is bij de provincie een ontheffing op grond van de Wnb aangevraagd. Deze ontheffing is op 14 juni 2021, zaaknummer 2019-013265, verleend, zie bijlage 9. Aan deze ontheffing zijn voorschriften verbonden.

Er is eveneens nader onderzoek verricht naar vleermuizen en marterachtigen. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat er geen verblijfplaatsen voor vleermuizen in gebruik zijn. Evenmin is de locatie geen onderdeel van de functionele leefomgeving van marterachtigen. Het rapport is als bijlage 10 opgenomen.

Wel is het plangebied in gebruik als foerageergebied voor vleermuizen. In het kader van zorgplicht is het van belang om lichtverstoring op het foerageergebied te beperken door overdag te werken en bij werkzaamheden in de nacht of schemer lichtbronnen gematigd te gebruiken, gericht naar de sloopactiviteit en naar beneden. Dit om lichtverstoring te minimaliseren. Verder zal vleermuisvriendelijk moeten worden gesloopt en waar mogelijk vleermuisvriendelijk gebouwd.

Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Archeologie en cultuurhistorie

Algemeen 

De opvattingen over de omgang met monumenten zijn sterk veranderd. Gebieden worden belangrijker dan individuele gebouwen. Ook de inzichten over de organisatie van de monumentenzorg zijn anders. Het systeem is daarom aangepast aan de ontwikkelingen van deze tijd. Een en ander heeft ook geresulteerd in de nieuwe Erfgoedwet die voorziet in een bundeling en aanpassing van regels op het terrein van cultureel erfgoed.

Een groot deel van de Erfgoedwet stond al in andere wetten en regelingen. Op een aantal gebieden zorgt de Erfgoedwet wel voor veranderingen. Er zijn bijvoorbeeld nieuwe regels voor het afstoten van cultuurgoederen door de rijksoverheid.

In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed (zoals schilderijen), wie welke verantwoordelijkheden heeft, en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

Cultuurhistorie kan worden gedefinieerd als 'sporen, objecten en patronen/structuren die zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie en ontwikkeling'. Cultuurhistorische waarden zijn daarom verbonden aan landschappelijke kwaliteiten, archeologie en bouwwerken, al dan niet met een status als monument. Bepaalde landschappelijke elementen als houtwallen, bosjes, bomen, waterlopen etc., kunnen een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen in verband met de ontstaans-, bewonings- en ontginningsgeschiedenis van de streek. In het bestemmingsplan kunnen regels worden opgenomen om deze geschiedenis te behouden cq. de waarden te beschermen.

Archeologie

Onder andere de Monumentenwet 1988 is opgenomen in de Erfgoedwet. Gemeenten hebben een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden. Dit blijft in stand, maar wordt op termijn overgeheveld naar de nieuwe Omgevingswet. Alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komen daarin terecht. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is als volgt:

- het certificeringsstelsel en de aanwijzing van archeologische rijksmonumenten in de Erfgoedwet, en

- de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving in de Omgevingswet.

Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die op termijn naar de Omgevingswet over gaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. Ze zijn opgenomen in het overgangsrecht van de Erfgoedwet. Ruimtelijke plannen en projecten die archeologische resten in de bodem kunnen aantasten, moeten rekening houden met archeologische waarden.

Aanwezige en te verwachten archeologische waarden

Door Bureau voor Archeologie uit Utrecht is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in de vorm van boringen. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport van 30 augustus 2019, projectnummer 2018030902. Dit rapport is als bijlage 11 bijgevoegd.

Bevindingen

Op basis van het onderzoek adviseert Bureau voor Archeologie het grootste gedeelte van het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Alleen ter plaatse van de nieuw te bouwen schuur (gedeeltelijk) kunnen resten van het historische erf aanwezig zijn (cultuurhistorische waarden).

Zichtbare cultuurhistorische waarden

In het plangebied bevindt zich een historische boerderij. De regio-archeoloog adviseert om hiervan een bouwhistorische opname te maken: een beschrijving van de bouwhistorische structuren/onderdelen, inclusief een beschrijving/opname van de fundering. Deze opname moet worden uitgevoerd voordat met de sloop/nieuwbouw wordt begonnen.

Conclusie

Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.9 Verkeer en parkeren

Het perceel Gerichtenweg 21 te Doornspijk behoudt de bestaande ontsluiting. Het ander deel van het plangebied krijgt een eigen ontsluiting, waarbij gebruik wordt gemaakt van de reeds aanwezige dam.

Uit de Parkeernota van de gemeente Elburg volgt dat 2,8 parkeerplaats per woning (goed en veilig bereikbaar) op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. De ruimte om de twee woningen heen is voldoende groot om aan dit criterium te voldoen.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het beleid en ook de ruimtelijke en milieutechnische randvoorwaarden zijn doorvertaald naar de verbeelding en regels. De verbeelding en regels vormen het juridische deel van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels met betrekking tot het gebruik gekoppeld. De toelichting geeft daarbij een weergave van de beweegredenen, onderzoeksresultaten en beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Voor dit plan is bij het opstellen van de regels zoveel mogelijk aangesloten bij de regels van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' van de gemeente Elburg en het thans in procedure zijnde bestemmingsplan Buitengebied 2012, actualisatie 2018.

5.2 Opbouw regels

De regels bestaan uit de volgende onderdelen:

  • Hoofdstuk 1: Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3: Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

De inleidende regels bevatten begripsomschrijvingen en de wijze van meten.

In de bestemmingsregels zijn de regels bij de in het plan voorkomende bestemmingen opgenomen.

De algemene regels zijn op alle onderdelen van het plan van toepassing.

Tot slot bevat het plan overgangsregels en een slotregel die de naam van het plan vastlegt.

5.3 Toelichting op de regels

In dit bestemmingsplan komen zowel enkelbestemmingen voor als dubbelbestemmingen. Hierna is een korte toelichting op de bestemmingen weergegeven.

Wonen (Artikel 3)

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen en aan huis verbonden beroepen. Op de verbeelding zijn binnen deze bestemming bouwvlakken aangegeven. Hier mogen de woningen en de bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Voor de maatvoering van de woningen wordt aangesloten bij de regels van het geldende bestemmingsplan Buitengebied. De bouwvlakken liggen om de te realiseren of bestaande bebouwing heen.

De goot- en bouwhoogte is nader geregeld in bouwregels. Voor één woning geldt een afwijkende bouwhoogte. Hiervoor is de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding opgenomen.

De maximale oppervlakte aan bebouwing wordt bepaald door de bouwvlakken op de verbeelding. Een en ander is gerelateerd aan de overeengekomen bouwplannen.

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het gebruik van gronden en bouwwerken voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf en voor een bed en breakfast-voorziening.

Waarde – Archeologie hoge verwachtingswaarde (Artikel 4)

De locatie ligt in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Om deze reden is op het hele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie hoge verwachtingswaarde' van toepassing. Mochten tijdens werkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen, dan geldt er een meldingsplicht conform het gestelde in paragraaf 4.8.

Waarde – Waardevol landschap (Artikel 5)

Het plangebied ligt op basis van het vigerende bestemmingsplan in gebied met de aanduiding 'Waardevol landschap'. Om deze gebieden te beschermen, in stand te houden en te ontwikkelen is een

dubbelbestemming opgenomen. In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.

Algemene regels (Artikelen 6 tot en met 13)

Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en het overgangsrecht. Deze min of meer standaard regels in bestemmingsplannen worden verder niet toegelicht.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het plan betreft een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering komen geheel voor rekening van initiatiefnemer en er bestaan dus geen financiële gevolgen voor de gemeente Elburg. De gemeente verleent haar medewerking door het voeren en begeleiden van de benodigde bestemmingsplanprocedure.

Tussen de initiatiefnemer en de gemeente Elburg is een realisatieovereenkomst gesloten. Hierin zijn afspraken vastgelegd die niet in een bestemmingsplan kunnen worden geregeld, zoals de sloopplicht, kostenverhaal en tegemoetkoming in (plan)schade. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd en is op grond van artikel 6.12 van de Wro geen exploitatieplan vereist.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wro. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook dient op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening overleg te worden gevoerd met besturen van Rijk, provincie en waterschap.

7.2 Inspraak

Burgemeester en wethouders hebben besloten geen afzonderlijke inspraakprocedure te voeren. Voor dergelijke planherzieningen wordt de mogelijkheid van het indienen van zienswijzen bij de gemeenteraad voldoende geacht.

De locatie is al lange tijd in beeld als een VAB-locatie op grond van het gemeentelijk VAB-beleid. De initiatiefnemer heeft overleg gevoerd met (direct-)aanwonenden.

7.3 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 lid 1 Bro is vooroverleg vereist met het Waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Gedeputeerde Staten en de minister kunnen op basis van artikel 3.1.1 lid 2 Bro bepalen dat onder bepaalde omstandigheden of in bepaalde gevallen geen overleg is vereist met de diensten van provincie onderscheidenlijk het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening.

Rijk

Vooroverleg met het Rijk dient plaats te vinden in die gevallen waar nationale belangen aan de orde zijn. Bij brief van 26 mei 2009 heeft toenmalig minister van VROM middels een bij de brief behorende lijst aangegeven bij welke nationale belangen vooroverleg met het Rijk dient plaats te vinden. Voorliggend plan heeft geen betrekking op de in de lijst genoemde nationale belangen. Om deze reden is geen vooroverleg vereist tussen Rijk en de gemeente.

 

Provincie Gelderland

Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben op 5 juni 2008 middels een brief aangegeven dat over de plannen die puur van lokaal belang zijn en plannen die wel van provinciaal belang zijn, maar geen provinciale verantwoordelijkheid zijn, geen vooroverleg gevoerd hoeft te worden.

Vanwege de gedeeltelijke ligging van het plangebied in het 'Nationaal Landschap Veluwe' is vooroverleg gevoerd met de provincie Gelderland. Bij brief van 16 december 2019 heeft de provincie te kennen gegeven dat het plan in lijn is met het provinciaal beleid en dat de provinciale belangen goed meegewogen zijn.

Waterschap

Zoals in paragraaf 4.6 is verwoord, is op grond van het beleid van het Waterschap Vallei en Veluwe de digitale watertoets op dit plan toegepast.

7.4 Procedure

Vooraankondiging

De gemeente heeft in de plaatselijke Huis aan Huis een kennisgeving gepubliceerd waarin is aangegeven dat burgemeester en wethouders een bestemmingsplan voorbereiden voor de locatie Gerichtenweg 21 te Doornspijk. Daarmee is voldaan aan de wettelijke verplichting ex artikel 1.3.1 Bro.

Terinzagelegging

Het ontwerp van dit bestemmingsplan heeft voor een periode van zes weken - vanaf woensdag 16 juni 2021 tot en met dinsdag 27 juli 2021 - ter inzage gelegen voor een ieder. Tijdens deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze kenbaar te maken. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

De raad van de gemeente Elburg heeft het bestemmingsplan op 15-11-2021 gewijzigd vastgesteld.