Plan: | Eperweg/Vale Ouwelaan 't Harde |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0230.BPEPERWGVALEOUWELN-VON1 |
Tussen de Eperweg en de Vale Ouwelaan in 't Harde ligt de locatie van de voormalige Petraschool. De Petraschool is gesloopt en het terrein ligt braak. De gemeente Elburg heeft deze locatie als inbreidingslocatie voor woningbouw aangewezen. De bouw van woningen op deze locatie is niet geregeld in het vigerende bestemmingsplan. Om de realisatie van de woningen mogelijk te maken is dit bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied ligt aan de zuidzijde in de kern 't Harde. Het plangebied omvat het voormalige schoolgebouw en het schoolplein. De woning in het zuidelijk gelegen groene deel en de bijhorende percelen bij deze woning maken geen onderdeel uit van dit plan. Op onderstaande afbeelding is de globale ligging van het plangebied weergegeven.
Globale ligging plangebied (rood omlijnd)
Het plangebied wordt omsloten door de Eperweg, de Vale Ouwelaan en een aantal woningen. Op onderstaande afbeelding is het plangebied weergegeven.
Ligging plangebied (rood omlijnd)
Het plangebied ligt in Bestemmingsplan 't Harde 2009, vastgesteld op 31 januari 2011. In het plangebied is de enkelbestemming 'Maatschappelijk - Onderwijs' aanwezig. Ter plaatse van het voormalige schoolgebouw is een bouwvlak opgenomen. Daarnaast zijn de goot- en bouwhoogte van de school vastgelegd.
Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan weergegeven.
Uitsnede geldende bestemmingsplannen
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd als volgt. In hoofdstuk 2 worden de bestaande situatie en de toekomstige situatie op het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan de verschillende beleidskaders. Hoofdstuk 4 geeft een uiteenzetting van de uitgevoerde onderzoeken ter behoeve van de realisatie van het project. In hoofdstuk 5 wordt de opzet van de regels van dit bestemmingsplan beschreven. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan getoetst.
Het plangebied ligt aan de zuidoostzijde van de kern 't Harde. Het centrum van 't Harde is op ongeveer 200 meter afstand van het plangebied. Aan de zuidwestzijde wordt het plangebied omsloten door de Eperweg. De Eperweg is de belangrijkste doorgaande route en ontsluitingsroute van de kern 't Harde. Aan de noordoostzijde wordt het plangebied omsloten door de Vale Ouwelaan. Dit is een erfonsluitingsweg van de achterliggende woonwijk. Aan de overige zijden wordt het plangebied omsloten door verschillende woningen. Het gaat hier om zowel rijwoningen als vrijstaande woningen. Rondom het plangebied is veel groen te vinden. Dit groen isoleert het plangebied tot op zekere hoogte van de omgeving.
Op onderstaande afbeeldingen zijn enkele impressies van het plangebied weergegeven.
Plangebied gezien vanaf Vale Ouwelaan
Plangebied gezien vanaf Vale Ouwelaan
Plangebied gezien vanaf de Eperweg
De gemeente Elburg heeft het voornemen om in het plangebied 10 woningen te ontwikkelen. De gemeente is voornemens om deze woningen niet zelf te ontwikkelen, maar een competitie te starten waar verschillende partijen zich op kunnen inschrijven. De gemeente selecteert uiteindelijk een ontwikkelaar welke zijn ontwerp kan realiseren. In het plangebied zullen 8 goedkope koopwoningen komen die door deze competitie gerealiseerd worden. Hiermee wordt voldaan aan de wens om starters een kans te geven op de woningmarkt. Daarnaast wordt één twee-onder-één-kapwoning gerealiseerd via particulier opdrachtgeverschap.
De woningen worden voorzien van duurzame maatregelen en worden niet aangesloten op het gasnet. Het plangebied wordt ontsloten via de Vale Ouwelaan. Aan de Vale Ouwelaan worden openbare parkeerplaatsen gerealiseerd voor de woningen in het plangebied en een aantal extra plaatsen voor de bestaande woningen in de omgeving. Rondom de parkeerplaatsen wordt openbaar groen gerealiseerd en is tevens ruimte voor een of meer speeltoestellen.
Op onderstaande afbeelding is de nieuwe inrichting van het plangebied weergegeven.
Verkaveling plangebied voormalige Petraschool
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie bevat de visie van het rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028 met een doorkijk naar 2040. In de structuurvisie wordt ingestoken op een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk hanteert hierbij een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. De Rijksoverheid brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat, laat meer over aan gemeenten en provincies. Hiernaast komt de gebruiker centraal te staan. Hierom kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd welke in 2017 is vernieuwd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied echt nodig zijn motiveren waarom.
Conclusie
Voor het plangebied doet de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geen concrete uitspraken. Aan de ladder voor duurzame verstedelijking is getoetst in paragraaf 3.1.2. Het ruimtelijke beheer en de ruimtelijke invulling van het gebied worden aan gemeente en provincie overgelaten.
Op 1 oktober 2012 is de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ toegevoegd aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Bro in werking getreden, waarbij de Ladder voor duurzame verstedelijking is aangepast. De (gewijzigde) Ladder is in artikel 3.1.6 Bro lid 2 vastgelegd en luidt als volgt:
"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
Het doel dat hiermee wordt beoogd is het stimuleren van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en het bewerkstelligen van een goede ruimtelijke ordening, onder meer door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, het bevorderen van vraaggerichte programmering en het voorkomen van overprogrammering. Met de ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten nagestreefd. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet daarom altijd worden afgewogen en gemotiveerd. Daarbij moet een beschrijving worden gegeven van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Indien de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, dient te worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt voorzien.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Allereerst moet de vraag worden beantwoord of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Wat onder een stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) opgenomen. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit ‘een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen’. Andere stedelijke voorzieningen betreffen volgens de Nota van Toelichting (2017) “accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure”
Dit bestemmingsplan biedt een juridisch-planologische regeling voor de bouw van 10 nieuwe woningen in 't Harde. Relevant is of deze ontwikkeling is aan te merken als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit jurisprudentie blijkt dat een woningbouwplan dat voorziet in de realisatie van maximaal 11 woningen binnen een dorpskern niet hoeft te worden aangemerkt als woningbouwlocatie of een andere stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro (ABRvS 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2921). Een woningbouwplan dat voorziet in de ontwikkeling van 12 woningen of meer wordt daarentegen wel aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling (ABRvS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724). Op basis van bovenstaande is de voorgenomen ontwikkeling niet aan te merken als een stedelijk ontwikkeling. Een uitgebreide toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet nodig. Wel is het noodzakelijk om de behoefte aan de ontwikkeling, in dit geval woningen, aan te tonen.
Behoefte woningen
Wanneer er sprake is van een ontwikkeling dient de behoefte aan de ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt te worden beschreven. De behoefte dient te worden bepaald binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de ontwikkeling. De aard en omvang van de ontwikkeling zijn leidend voor het schaalniveau waarop de ruimtebehoefte moet worden afgewogen. Het verzorgingsgebied moet van geval tot geval worden bekeken en kan sterk verschillen per functie.
In de woonvisie geeft de gemeente Elburg aan dat er tot aan 2025 een behoefte van 580 tot 790 extra woningen. Dit plan voorziet in een deel van deze benodigde woningen.
Tevens is er op 10 december 2018 een woningbehoefteonderzoek voor de gemeente Elburg uitgevoerd. De belangrijkste conclusies zijn hieronder vermeld:
Conclusie
De ladder voor de duurzame verstedelijking vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is op 19 december 2018 vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland en op 1 maart 2019 in werking getreden. De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste maatschappelijke opgaven in Gelderland. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de Omgevingsvisie. De Omgevingsverordening bevat de regels, waarmee het beleid uit de visie is vastgelegd.
Het provinciale beleid uit voornoemde beleidsdocumenten is uitgangspunt bij het opstellen van het bestemmingsplan. In navolgende subparagrafen is het provinciale beleid om deze reden nader toegelicht.
De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze opgaven zijn:
Via cocreatie en uitnodigingsplanologie streeft de provincie ernaar sneller in te spelen op de maatschappelijke ontwikkelingen in Gelderland.
Relevante punten zijn:
De omgevingsvisie en -verordening doen geen uitspraken over het plangebied. Ook conflicteren het plan en de uitgangspunten van de omgevingsvisie niet met elkaar. De omgevingsvisie en omgevingsverordening vormen dan ook geen belemmering voor dit plan.
Conclusie
Het planvoornemen is niet in strijd met de Omgevingsvisie Gelderland.
De Omgevingsverordening Gelderland, vastgesteld 14 september 2014, richt zich op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. In het hoofdstuk Ruimte van deze verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot onder andere wonen, bedrijvigheid, glastuinbouw, veehouderij, grond- en drinkwater, natuur en landschap en energie.
In artikel 2.1 en 2.2 zijn de regels met betrekking tot de woonagenda opgenomen. In deze artikelen wordt geregeld dat een woningbouwontwikkeling binnen de vigerende woonagenda's moet passen, al dan niet aan de ladder van duurzame verstedelijking moet worden getoetst. De toetsing aan de ladder van duurzame verstedelijking is in dit bestemmingsplan opgenomen in paragraaf 3.1.2. Hierin wordt tevens aan de woonagenda van Elburg getoetst. Uit deze toets blijkt dat voorliggende ontwikkeling wenselijk is.
Conclusie
Het planvoornemen is niet in strijd met de Omgevingsverordening Gelderland.
De gemeente Elburg maakt deel uit van de regio Noord-Veluwe. In de Omgevingsagenda geven de acht gemeenten van de Noord-Veluwe aan waarop zij regionaal willen samenwerken in de periode 2015-2020. Niet alleen als gemeenten onderling, maar nadrukkelijk ook met ondernemers, maatschappelijke partners en de provincie Gelderland. In de omgevingsagenda zet de regio in op vier opgaven, namelijk:
Per opgave worden deelopgaven genoemd. In het geval van het plangebied is vooral het stimuleren van een klimaat neutrale regio van belang. Daarbij zet de regio in op het uitvoeren van duurzame projecten en het ondersteunen van ontwikkelaars die dit soort projecten realiseren. De ontwikkeling in dit plan voorziet in een dergelijke duurzame ontwikkeling zoals beschreven in de omgevingsagenda.
Conclusie
Het planvoornemen is in lijn met de Omgevingsagenda Regio Noord-Veluwe.
De regio Noord-Veluwe heeft een gezamenlijke woonvisie opgesteld. De regionale woonvisie dateert van 2014. Ten tijde van het schrijven van de toelichting op het 'Bestemmingsplan Eperweg/Vale Ouwelaan 't Harde' werken de regiogemeenten met de provincie Gelderland aan het op- en vaststellen van een regionale woonagenda voor de periode 2019 – 2022. Een van de thema's op de regionale woonagenda is de nadere duiding van het kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwprogramma. Dat deze ontwikkeling aansluit op de woningbehoefte is reeds onderbouwd in paragraaf 3.1.2 'Ladder voor duurzame verstedelijking'.
De woonvisie is uitgewerkt in 4 thema's. Daarvan is voor het plangebied "Woningmarkt in beweging (woningbouwprogrammering)" het meest van belang. Het thema duurzaamheid geldt voor alle woningbouwontwikkelingen. Daarmee wordt in het plangebied rekening gehouden door een zo duurzaam mogelijke inrichting en het gebruik van duurzame materialen.
Woningmarkt in beweging (woningbouwprogrammering)
Hierin zijn afspraken gemaakt over de kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwprogramma. De regio verwacht nog steeds een toename van het aantal huishoudens en daarmee een behoefte aan nieuwe woningen. Daarbij wordt in eerste instantie uitgegaan van een natuurlijke groei van het aantal huishoudens door bijvoorbeeld verdunning van huishoudens (minder mensen per huishouden). Daarnaast blijven zorgbehoevenden langer in een eigen woning en is sprake van extramuralisatie, waardoor zorgbehoevenden steeds langer zelfstandig wonen. Voor de gemeente Elburg wordt daarom tot 2020 nog rekening gehouden met een groei van het aantal huishoudens in de bandbreedte van 420-580 woningen.
In aanvulling daarop zijn er met de regio en de Provincie aanvullende afspraken gemaakt voor de woningbouwopgave. Tot en met 2024 is het uitgangspunt gemiddeld 685 woningen. Daar bovenop worden vanuit de regio nog 69 woningen opgeteld, welke volgen uit de verdeelsleutel met de te verwachten woningbouwbehoefte in de gehele regio. De Provincie heeft daar nog eens 90 woningen aan toegevoegd. Tezamen volgt hieruit een te verwachten woningbouwopgave tot en met 2024 van in totaal 844 woningen; 264 woningen meer dan de eerdere prognose tot 2020.
Het kwalitatieve programma wordt bepaald door onder meer de samenstelling van de huishoudens. Daarbij wordt de ontwikkeling van de woningbehoefte als volgt samengevat:
Met de ontwikkeling in het plangebied wordt ingespeeld op de kwantitatieve en de kwalitatieve woningbehoefte.
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van sociale koopwoningen. Dit past binnen het beoogde gedifferentieerde woonprogramma op deze locatie. Daarmee wordt aangesloten op de visie van de regio.
In de Mobiliteitsagenda worden de plannen en projecten van de regio en de provincie weergegeven op de terreinen van onder andere openbaar vervoer, fietsvoorzieningen, het verbeteren van de bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid. De Mobiliteitsagenda is afgeleid van de Mobiliteitsvisie.
Deze agenda zet vooral in een goede bereikbaarheid van de regio. Daarbij hoort een goede en veilige bereikbaarheid op de fiets en met het openbaar vervoer. Daarnaast is een verbetering van de regionale verkeersveiligheid van belang, om zo het aantal verkeersongevallen te verminderen. Het is daarom van belang dat het plangebied goed en veilig bereikbaar is voor alle soorten verkeer. Dat dit het geval is, is onder meer aangegeven in paragraaf 4.8.
Met de structuurvisie Elburg 2030 geeft de gemeente Elburg haar visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor het gehele gemeentelijk grondgebied voor de periode tot 2020, met een doorkijk naar 2030. De ambities van de gemeente Elburg rondom de functies wonen, economie, mobiliteit, welzijn, groen en water binnen de bebouwde kom, landschap en natuur, recreatie, cultuur, milieu en duurzaamheid zijn hierin in samenhang gebracht, voor zover deze betrekking hebben op de ruimtelijke structuur van de kernen en het buitengebied. De visie biedt hiermee één actueel ruimtelijk kader voor de verschillende beleidsterreinen. Het doel van deze structuurvisie is enerzijds het aangeven van de kaders waarbinnen ontwikkelingen en projecten kunnen plaatsvinden en anderzijds het communiceren van de ambities van de gemeente Elburg aan derden.
Figuur 3.1: Uitsnede Structuurvisie Elburg
Voor het plangebied is in de structuurvisie een ontwikkelingsrichting aangegeven (zie voorgaande figuur). Concreet is het plangebied benoemd als nieuwbouwlocatie voor wonen.
Nieuwbouwlocatie wonen
Het plangebied is in het geheel aangewezen als nieuwbouwlocatie wonen. Het uitbreidingsplan moet voldoen aan de Visie Wonen en Werken en aan het Kwalitatief Woningbouwprogramma van de provincie. Het college heeft besloten om in het woningbouwprogramma tot en met 2019 in totaal 983 woningen op te nemen. Dit aantal is verdeeld over de verschillende locaties, maar van deze verdeling kan worden afgeweken als dat noodzakelijk is. De 10 woningen binnen het gebied van de Petraschool waren al voorzien en maken deel uit van de 983 woningen.
De omgevingsvisie is een lange termijnvisie - een toekomstvisie - die gaat over alle terreinen van de fysieke leefomgeving. Zo worden in een vroeg stadium alle mogelijke strijdige of juist bij elkaar horende ontwikkelingen met elkaar in verband gebracht. De omgevingsvisie biedt houvast en geeft richting aan het ontwikkelen van initiatieven in de gemeente en loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. In de visie staan vijf thema's centraal:
Binnen de thema's zijn kaders gesteld waaraan plannen, bijvoorbeeld de ruimtelijke inrichting van nieuwe woonwijken, moeten voldoen. De kaders zijn bijvoorbeeld:
De locatieontwikkeling van dit plan sluit aan bij de thema's uit de omgevingsvisie. Het plan is daarmee in overeenstemming met de omgevingsvisie.
De Woonvisie vormt bouwstenen voor de gemeentelijke activiteiten op het gebied van het wonen en is het richtinggevend kader voor het handelen van gemeente en gemeentelijke partners in het veld.
In de Woonvisie 2015-2019 van de gemeente Elburg is het voorgenomen volkshuisvestelijk beleid opgenomen voor de jaren 2015 tot en met 2019.
Het volkshuisvestelijk beleid is uitgewerkt aan de hand van de volgende thema's:
Deze ontwikkeling speelt goed in op de thema's Betaalbaarheid en Duurzaamheid. Met de goedkope koopwoningen wordt betaalbaarheid nagestreefd. Onder andere om starters een kans te bieden op de woningmarkt. Bij de accenten per kern in de woonvisie is namelijk voor de kern 't Harde ook opgenomen dat de woningbouwplannen in het centrum naast seniorenwoningen ook mogelijkheden bieden voor jongeren c.q. starters. Ook duurzaamheid is een belangrijke pijler bij de ontwikkeling. Er wordt immers ingezet op een energieneutraliteit.
De locatie van de voormalige Petraschool is in de woonvisie in het kader van het Woonprogramma aangewezen als 'groene locatie'. De groene locaties verdienen volgens de woonvisie prioriteit.
Kader
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Daarnaast is in het Besluit ruimtelijke ordening vastgelegd dat in bestemmingsplannen moet worden ingegaan op de cultuurhistorische waarden.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Situatie plangebied
Archeologie
Voor het plangebied is een archeologisch advies opgesteld. Dit advies is te vinden in bijlage 5. Uit dit advies blijkt dat de grond ten tijde van de bouw van de school flink geroerd is en dat er minimale archeologische waarden op het perceel te verwachten zijn.
Cultuurhistorie
Voor het plangebied is een cultuurhistorisch advies opgesteld. Dit advies is te vinden in bijlage 6. Het advies concludeert dat er geen belangrijke cultuurhistorische waarden in het plangebied aanwezig zijn.
Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het plan.
Kader
In het kader van de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied is verontreinigd, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.
Onderzoek en conclusie
Ter plaatse van de planlocatie is een bodemonderzoek uitgevoerd. Dit volledige onderzoek is te vinden in Bijlage 4. Uit het veldonderzoek blijkt dat er in de bodem geen verontreinigingen aanwezig zijn. De voorgenomen ontwikkeling wordt niet belemmerd door de kwaliteit van de onderliggende bodem.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het plan.
Kader
In het kader van het verkrijgen van een duurzaam watersysteem hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen in 2001 de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw (WB'21) ondertekend. Onderdeel van het nieuwe waterbeleid is de “watertoets”: de check van ruimtelijke plannen aan de gevolgen voor het watersysteem. Ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten. Initiatiefnemers van ruimtelijke plannen moeten in een vroegtijdig stadium van het planvormingsproces de waterbeheerder(s) betrekken. De initiatiefnemer vraagt de waterbeheerder(s) om een wateradvies in de vorm van een watertoets. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van het overleg opgenomen.
De Europese Kaderrichtlijn Water (2003)
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; emissies worden verbeterd; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Waterbeheerprogramma Waterschap Vallei en Veluwe
In het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 heeft het Waterschap zijn ambities en uitvoeringsprogramma's vastgelegd voor de periode 2016 tot en met 2021. De plannen bepalen in grote lijnen de agenda's voor de komende zes jaar. De plannen zijn mede kaderstellend voor de wijze waarop omgegaan wordt met water in de plangebieden.
Watertoets
Op 22 maart 2019 is het initiatief voorgelegd aan het waterschap door middel van de digitale watertoets. Het waterschap heeft door middel van deze digitale watertoets een positief advies op het plan afgegeven. Het toetsresultaat van de watertoets is te vinden in Bijlage 1. Voor het plan is geen keurontheffing nodig.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor het initiatief. In het plan wordt rekening gehouden met water door in alle bestemmingen infiltratie van water op te nemen in de bestemmingsomschrijving.
Kader
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
Situatie plangebied
Het plangebied ligt in de zone van de N309 en de A28. Op deze weg geldt een snelheid die boven de 30 km/uur ligt. Om deze reden is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het akoestisch onderzoek voor dit plan is te vinden in Bijlage 3.
De geluidsbelasting op de nieuw te bouwen woningen bedraagt maximaal 52 dB. Alleen ten gevolge van de A28 en de Eperweg treedt een overschrijding op van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB. De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting wordt met maximaal 4 dB overschreden. De maximaal te ontheffen waarde van 63 dB en 53 dB wordt niet overschreden. Voor A28 en de Eperweg is een afweging van geluidsreducerende maatregelen noodzakelijk.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het treffen van bron- en overdrachtsmaatregelen zijn niet doelmatig. Voor de woningen dient ten gevolge van de overschrijding van de voorkeursrgrenswaarde van de A28 en de Eperweg een hogere waarde te worden aangevraagd.
Conclusie
Ter plaatse van de planlocatie wordt er niet voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Om de ontwikkeling toch mogelijk te maken is het nodig om een hogere waarde aan te vragen.
Kader
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wm. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 g/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Situatie plangebied
In het plangebied worden in totaal 10 nieuwe woningen gerealiseerd. Per woning zullen er gemiddeld 7 verkeersbewegingen per dag gegenereerd worden. In totaal zijn dit 70 extra verkeersbewegingen per dag. Met behulp van de nibm-tool is berekend of er een significante verslechtering in de luchtkwaliteit plaatsvindt.
Berekening nibm-tool
Uit de berekening blijkt dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek of aanvullende maatregelen hoeven dan ook niet plaats te vinden.
Advies GGD
De GGD adviseert de gemeenten in Nederland om naast de invloed van verkeer op de luchtkwaliteit, ook rekening te houden met gevoelige bestemmingen. Deze gevoelige bestemmingen, waar woningen ook onder geschaard worden, moeten volgens de GGD niet te dicht op doorgaande wegen gebouwd worden. Specifiek adviseert de GGD voor woonbestemmingen om:
Dit initiatief ligt op een afstand van meer dan 300 meter van een snelweg. Het plangebied ligt langs een drukke weg. De woningen worden echter niet direct aan deze weg gebouwd. Er zit circa 50 meter tussen de doorgaande weg en de dichtstbijzijnde woning.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief. Het advies van de GGD wordt bij dit initiatief in acht genomen.
Kader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Bedrijven
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is van toepassing op vergunningsplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven. Voor de toepassing van het Bevi, wordt een nieuw ruimtelijk besluit gezien als een nieuwe situatie.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Voor ruimtelijke plannen zijn spoorwegen, vaarwegen en autowegen risicorelevant als er binnen een zone van 200 meter vanaf de transportas een ontwikkeling gepland wordt. Beoordeling van de risico's veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, water en weg dient plaats te vinden aan de hand van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Regeling Basisnet die beide op 1 april 2015 in werking is getreden.
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder meer de externe veiligheidsaspecten van buisleidingen. Het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen is daarmee in lijn gebracht met het beleid voor inrichtingen en voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. Verantwoording van het groepsrisico is noodzakelijk als een plangebied een (beperkt) kwetsbaar object toelaat binnen het invloedsgebied van een buisleiding.
Situatie plangebied
Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart weergegeven. Uit de risicokaart blijkt dat er geen inrichtingen in de nabijheid van het plangebied aanwezig zijn. Wel is het plangebied gelegen op ca 430 meter van de snelweg A28 en op ca 630 meter van de spoorlijn Amersfoort - Zwolle. De provinciale weg N309 is geen transportroute voor gevaarlijke stoffen.
Het plan voorziet in de bouw van 10 woningen, hierdoor zullen in het plangebied circa 30 personen verblijven. Ten opzichte van de geldende bestemming, waarbij een school is toegestaan, neemt het aantal personen in het plangebied niet toe, maar juist af. Er is dan ook geen sprake van een toename van het groepsrisico.
Uitsnede risicokaart, plangebied rood omlijnd
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het initiatief.
Kader
Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is.
Quickscan flora en fauna
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.
Voor het plangebied is er een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het doel van de quickscan flora en fauna is om te komen tot inzicht in de mogelijkheden voor kwetsbare en/of beschermde flora en fauna op de planlocatie en de eventuele risico’s en randvoorwaarden die hiermee verband houden. De volledige quickscan is te vinden in Bijlage 2.
Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van de ontwikkeling voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan.
In verband met de soortbescherming van de Wnb is het nodig om bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Daarnaast wordt geadviseerd om vestiging van rugstreeppad tijdens de aanlegfase te voorkomen.
Gebiedsbescherming
't Harde wordt omringd door het Natura 2000 gebied Veluwe. Voorliggend plan voorziet echter in de bouw van 10 woningen die gasloos gebouwd worden. Hierdoor zal geen sprake zijn van een toename van de stikstofdepositie ten gevolge van de woningen. Gezien de aard en schaal van het plan in combinatie met de afstand van meer dan 100 meter tot Natura 200 gebied, met daartussen woningen, zal geen sprake zijn van effecten van geluid of lichtverstoring. Nader onderzoek in het kader van gebiedsbescherming (Wnb en provinciaal ruimtelijk natuurbeleid) is niet nodig. Een vergunning van de Wnb voor beschermde gebieden is op voorhand niet nodig voor de beoogde activiteiten. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening.
Conclusie
Het aspect natuurwaarden vormt geen belemmering voor het initiatief, mits bij de aanleg rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels.
In deze paragraaf wordt er getoetst of het plan de verkeer- en parkeersituatie niet nadelig beïnvloed.
Situatie plangebied
In het plangebied zullen in totaal 10 woningen gerealiseerd worden. Twee van deze woningen worden twee-onder-één-kapwoningen, de overige acht woningen zijn rijwoningen.
De gemeente Elburg heeft in haar parkeernota het minimale aantal parkeerplaatsen per woning vastgelegd. De parkeerbehoefte is in onderstaande tabel weergegeven
parkeernorm inclusief 0,3 pp voor bezoekers | aantal woningen | Benodigd aantal parkeerplaatsen | |
hoek- en tussenwoningen | 2,5 | 8 | 20 |
twee-onder-eenkap | 2,7 | 2 | 5,4 |
In totaal is in het plangebied een behoefte aan 25,4 parkeerplaatsen. In het plangebied worden 26 parkeerplaatsen aangelegd. De twee-onder-één-kapwoningen worden tevens voorzien van een oprit waarop geparkeerd kan worden. Hiermee wordt er voldaan aan de parkeernormen, en worden er bovendien nog extra parkeerplaatsen gecreëerd om de parkeerdruk in de omgeving te verlichten.
De ontwikkeling zal zorgen voor een toename van circa 7 verkeersbewegingen per woning per etmaal; in totaal 70 verkeersbewegingen per etmaal. De ontsluiting zal plaatsvinden via de Vale Ouwelaan. Deze weg kan de toename in verkeersbewegingen goed aan.
Kader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1 Wro) moet voorkomen worden dat milieubelastende activiteiten voorzienbare hinder opleveren aan milieugevoelige activiteiten. Bij het toetsen van afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige activiteiten wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave ‘Bedrijven en Milieuzonering’ (2009).
Situatie plangebied
In de nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig welke voorzien zijn van een milieucontour. Ook heeft de realisatie van het project geen beperkende invloed op eventueel aanwezige bedrijven.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het initiatief.
In de voorgaande hoofdstukken zijn de in het plangebied voorkomende functies, de ontwikkelingen daarbinnen én de uitgangspunten daarvoor aan de orde gesteld. Het beschreven beleid, krijgt zijn juridische vertaling in bestemmingen. Deze bestemmingen regelen de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plan. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding van het plan. Het bestemmingsplan geeft dus aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd en wat daarvoor (on)mogelijk is.
Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan is opgezet volgens de wettelijke regelgeving en qua systematiek volgens de Regeling standaarden ruimtelijke ordening, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (versie 2012), met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het plan is digitaal raadpleegbaar uitgevoerd. Het digitale plan verschaft de burger online informatie over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties.
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de bestemmingen die in dit plan voorkomen. Bij de bestemmingen wordt een toelichting gegeven op de inhoud van de daarbij horende regels. Het belangrijkste doel van de juridische regeling is het mogelijk maken van de gewenste 10 woningen met de daarbij horende voorzieningen. De regeling is zodanig vormgegeven dat er voldoende zekerheid is voor omwonenden wat gerealiseerd gaat worden, maar er ook ruimte blijft voor aanpassingen die in de ontwikkelcompetitie worden voorgesteld.
De bestemming 'Groen' is opgenomen om de groene inpassing van het plangebied in de omgeving te waarborgen. Het gaat hier voornamelijk om de bestaande groenstructuur. Binnen de bestemming mogen groenvoorzieningen, infiltratievoorzieningen, voet- en fietspaden, sloten en bermen, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen worden gerealiseerd. In het gebied tussen de woningen en de Eperweg is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor B&W om gebouwen of bouwwerken tot 3 meter toe te staan als dit nodig is ten behoeve van duurzame energievoorzieningen. Hiermee wordt extra ruimte geboden om oplossingen te bedenken om energieneutrale woningen te realiseren.
De straat die de huizen ontsluit en de parkeervoorzieningen zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. In het ontwerp is rekening gehouden met de aanleg van groen met een speelvoorziening tussen de parkeerplaatsen. Om bij de realisatie nog flexibiliteit te houden in de precieze plek van dit groen, is dit gebied ook bestemd als Verkeer-Verblijfsgebied, en is vastgelegd dat minimaal 20% van de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied als groen moet worden ingericht. Binnen deze bestemming is het bouwen van gebouwen niet toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan in de vorm van speeltoestellen (maximaal 2 meter hoog), lantaarnpalen en verkeersborden (maximaal 5 meter hoog) en overige bouwwerken zoals een hekje rondom de speeltuin (maximaal 1 meter hoog).
De woonhuizen in het plangebied zijn bestemd met de bestemming 'Wonen'. In het plangebied mogen niet meer dan 10 woningen worden gerealiseerd. Daarnaast is door middel van aanduidingen aangegeven of de woningen aaneen of tweeaaneen gebouwd mogen worden. De aaneen gebouwde woningen mogen uitsluitend als sociale koopwoning worden uitgevoerd.
Tot slot bevat de woonbestemming nog een afwijking bij een omgevingsvergunning om de toegestane maatvoering van de woningen met 10% te vergroten. Deze afwijking mag worden toegepast indien is aangetoond dat vergroting noodzakelijk is om de woning energieneutraal te maken.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wro aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, et cetera.) maar ook de economische uitvoerbaarheid van het plan. Daarvan wordt in deze paragraaf verslag gedaan.
Kostenverhaal
Het bestemmingsplan waarvoor deze toelichting is opgesteld, leidt tot de planologische mogelijkheid om tien nieuwe woningen te bouwen. Op grond van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.
In afwijking van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
De gemeente Elburg is eigenaar van de grond. Kostenverhaal zal dus plaatsvinden via de gronduitgifte.
Het voorontwerpbestemmingsplan wordt toegestuurd aan de vooroverlegpartners van de gemeente. Ook wordt het voorontwerpbestemmingsplan voor een ieder ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder een inspraakreactie indienen.
Conform de Wet ruimtelijke ordening ligt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken voor een ieder ter inzage. Ingediende zienswijzen op het ontwerp worden door de gemeente beoordeeld en zo nodig meegenomen in het door het de gemeenteraad definitief vast te stellen bestemmingsplan.