Direct naar inhoud
Plan:TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22e Partiële herziening 2024, 2e ronde, Agrarisch Buitengebied en Natuurgebied Veluwe gemeente Ede
Status:ontwerp
Plantype:bestemmingsplan
IMRO-idn:NL.IMRO.0228.TO2024AGBG0005-0201

TAM-Omgevingsplan Hoofdstuk 22e Partiële herziening 2024, 2e ronde,

Agrarisch Buitengebied Ede 2012 / Natuurgebied Veluwe gemeente Ede 2013

 

Versie 20-08-2024

(Buitengebied)

 

Pre-ambule

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van meerdere wijzigingen op perceelsniveau in het landelijk gebied van Ede. In totaal worden met dit TAM-omgevingsplan voor 21 percelen een wijziging doorgevoerd.

De gemeente Ede maakt gebruik van de Tijdelijke Alternatieve Maatregel (TAM) voor het omgevingsplan, omdat de techniek van het DSO en de software nog verder getest moet worden. Met de TAM kunnen concrete initiatieven zonder technische risico's worden gefaciliteerd, omdat daarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande techniek (IMRO). Het gaat uitdrukkelijk om een tijdelijke overgangsperiode tot 1 januari 2026.

Om te benadrukken dat het TAM-omgevingsplan onderdeel is van de geconsolideerde versie van het Omgevingsplan Ede, is gekozen om de regels van het voorliggende plan te plaatsen in een tijdelijk hoofdstuk 22 met opvolgende lettertoevoeging. Dat sluit goed aan bij de regels die zijn overgeheveld vanuit de rijksoverheid naar de gemeente met inwerkingtreding van de Omgevingswet (hoofdstuk 22).

Dit hoofdstuk is bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk [22e] van het Omgevingsplan Ede. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '[22e]' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage ‘[22e]’ gelezen worden.

 

 

 

 
Inhoudsopgave

 

TAM-Omgevingsplan Hoofdstuk 22e Partiële herziening 2024, 2e ronde,

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 2 Meet- en rekenbepalingen

HOOFDSTUK 2 Integratie omgevingsplan

Artikel 3 Toepassingsbereik

HOOFDSTUK 3 Activiteiten en toedeling van functies

Artikel 4 Functie Agrarisch

Artikel 5 Functie Bedrijf

Artikel 6 Functie Bos

Artikel 7 Functie Horeca

Artikel 8 Functie Maatschappelijk

Artikel 9 Functie Wonen

Artikel 10 Beschermingszone Archeologie

Artikel 11 Beschermingszone Archeologie 1

Artikel 12 Beschermingszone Archeologie 2

Artikel 13 Beschermingszone Cultuurhistorische Landschapswaarde

Artikel 14 Beschermingszone Natuur en Ecologie

HOOFDSTUK 4 Algemene bepalingen

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Artikel 16 Uitsluiting niet benoemde activiteiten

Artikel 17 Algemene zorgplicht

Artikel 18 Maatwerkvoorschriften

Artikel 19 Algemene regels met betrekking tot bouwwerken

Artikel 20 Aanvullende beoordelingsregels geluidgevoelig gebouw in geluidaandachtsgebied (met afwegingsruimte)

Artikel 21 Algemene beoordelingsregels bouwwerken en gebruiksactiviteiten (met afwegingsruimte)

Artikel 22 Algemene beoordelingsregels bouwwerken en gebruiksactiviteiten met betrekking tot parkeren

Artikel 23 Milieubelastende activiteiten

Artikel 24 Voorwaardelijke verplichtingen bouwwerken en gebruiksactiviteiten

HOOFDSTUK 5 Overgangsbepalingen

Artikel 25 Overgangsrecht

 

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

1.1 Begrippen Omgevingswet, AMvB's en regelingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in de bijlage bij de Omgevingswet en in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit TAM- omgevingsplan.

 

1.2 Aanvullende begripsbepalingen

Voor de toepassing van hoofdstuk 22e gelden aanvullend de volgende begripsbepalingen:

 

TAM-omgevingsplan:

TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22e Partiële herziening 2024, 2e ronde, Agrarisch Buitengebied en Natuurgebied Veluwe gemeente Ede' met identificatienummer NL.IMRO.0228.TO2024AGBG0005-0201 van de gemeente Ede.

 

Omgevingsplan gemeente Ede:

Het 'Omgevingsplan gemeente Ede' zoals bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet.

 

plan:

TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22e Partiële herziening 2024, 2e ronde, Agrarisch Buitengebied en Natuurgebied Veluwe gemeente Ede' met identificatienummer NL.IMRO.0228.TO2024AGBG0005-0201 van de gemeente Ede.

 

aanbouw:

Een aan een hoofdgebouw toegevoegde ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aan huis verbonden beroepen:

Een door de hoofdbewoner uitgeoefend beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan een (raam)prostitutiebedrijf en/of escortbedrijf.

 

abiotische waarden:

Het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen).

 

agrarisch bedrijf:

Eén bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder begrepen bomen en heesters, en/of het houden van dieren, waarbij opslag van het door het bedrijf ter plaatse voortgebrachte producten en het vergisten van bedrijfseigen mest en co-substraten is toegestaan.

 

agrarisch bedrijf, grondgebonden:

Een agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten, waarvan de productie geheel of nagenoeg geheel afhankelijk is van het producerend vermogen van onbebouwde gronden (als productiemiddel) waar het bedrijf over kan beschikken.

 

agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij:

Een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf voor het houden van vee en pluimvee -zelfstandig of als neventak – waarbij dit houden van vee en pluimvee geheel of nagenoeg plaatsvindt in gebouwen. Het houden van melkrundvee, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.

 

agrarisch bedrijf, glastuinbouw

Een niet grondgebonden agrarisch bedrijf dat gericht is op het telen van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen, al dan niet op substraatbasis.

 

agrarische nevenactiviteit:

Een kleinschalige agrarische activiteit bij een woning gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder begrepen bomen en heesters, en/of het houden van dieren, waarbij opslag van ter plaatse voortgebrachte producten is toegestaan.

 

archeologische verwachtingswaarden:

Te verwachten archeologische resten, oftewel restanten van vroegere menselijke bewoning, begraving en/of landgebruik die voor de wetenschap van belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

 

archeologische waarden:

Archeologische resten, oftewel restanten van vroegere menselijke bewoning, begraving en/of landgebruik die voor de wetenschap van belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

 

bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

bed & breakfast:

een kleinschalige en onzelfstandige overnachtingsaccommodatie zonder keuken in een (bedrijfs)woning of daarbij behorend bijgebouw of bedrijfsgebouw, dat bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd door de bewoner(s) van de betreffende woning en is bedoeld voor kortdurend recreatief nachtverblijf, eventueel in combinatie met ontbijt, door een persoon of groep van personen die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben

 

bedrijf:

Een onderneming of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen. Daarbij wordt als één bedrijf beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele binding hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen

 

bedrijfsgebouw:

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

bedrijfswoning/dienstwoning:

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de functie van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

 

 

bestaande situatie:

Legaal aanwezige bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit omgevingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning.

Het legaal gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit omgevingsplan rechtskracht heeft verkregen.

 

bijgebouw:

Een gebouw dat in architectonisch en/of functioneel opzicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

 

biogas-vergistingsinstallatie:

Een installatie waarbij door toepassing van technieken energie, dan wel warmte, wordt opgewekt met digestaat als eindproduct.

 

boerenboomgaard:

Een verzameling hoogstamfruitbomen op en/of nabij een bouwperceel met een minimaal aantal van 5 en maximaal 12.

 

bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en bergzolder.

 

bouwmassa:

Een verzameling van bij elkaar behorende gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.

 

bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

consumentenvuurwerk:

Vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

 

containervelden:

Al dan niet verharde grond (bijvoorbeeld afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton) eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.

 

cultuurhistorische waarden:

De aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).

 

dagrecreatie:

Recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.

 

detailhandel:

Het te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

detailhandel in volumineuze goederen:

Detailhandel in de volgende categorieën:

  1. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;

  2. detailhandel in grootschalige goederen, zoals auto’s keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;

  3. tuincentra;

  4. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;

  5. bouwmarkten.

 

dienstverlening:

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

 

ecologische waarde:

De aan een gebied toegekende waarde op basis van de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden en/of karakteristieke landschapselementen, en/of op basis van de verbindende functie van een zone tussen twee natuurgebieden.

 

escortbedrijf:

De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en –bemiddelingsbureaus.

 

extensief recreatief medegebruik:

Een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de omschrijving van de functie gegeven doeleinden.

 

functie:

Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

functiegrens:

De grens van een functievlak waarin de functie van de locatie is beschreven.

 

functievlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie.

 

gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

gebouwerf:

bebouwd of onbebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij het omgevingsplan die inrichting niet verbiedt.

 

gekoppeld bouwvlak:

Een bouwvlak dat bestaat uit twee of meer onderling niet aaneengesloten bouwvlakken, die op de verbeelding met een specifieke aanduiding ‘relatie’ aan elkaar zijn gekoppeld, die tezamen worden aangemerkt als zijnde één bouwvlak. Daarbij geldt dat de opgenomen aanduidingen op de verbeelding slechts gelden voor het gehele gekoppelde bouwvlak en mogen aanduidingen niet worden gecumuleerd.

 

groeibegeleidende voorzieningen:

Palen en/of stokken, eventueel onderling verbonden, ten behoeve van begeleiding van gewassen.

 

hoofdfunctie:

Een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden in hoofdzaak bestemd is.

 

hoofdgebouw:

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

 

horeca:

Een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, met uitzondering van een discotheek, dancingbar, casino of automatenhal.

 

hospita(kamer)verhuur:

verhuur door een particuliere eigenaar van maximaal 2 kamers (aan maximaal 1 persoon per kamer) in de door de eigenaar zelf bewoonde woning.

 

hoveniersbedrijf:

Een bedrijf, dat primair gericht is op ontwerp, aanleg en onderhoud van tuinen en groenvoorzieningen elders.

 

huishouden:

Persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

 

hulpgebouwen:

Een gebouw, behorende bij een bedrijf, dat met het oog op een verantwoorde bedrijfsvoering niet binnen het bouwvlak gerealiseerd kan worden, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het (agrarisch) gebruik, en waarbij geen sprake is van permanente stalling van dieren.

 

 

 

kas:

Een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dat dient voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden.

 

kampeermiddel:

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

kelder:

Een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bovengronds bouwwerk, sleufsilo en/of kuilvoerplaat.

 

kleinschalige bedrijfsactiviteiten:

het door de hoofdbewoner bedrijfsmatig vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt.

 

kleinschalig kamperen:

Kleinschalige recreatieve activiteiten waarbij niet meer dan 25 kampeermiddelen aanwezig zijn, bijvoorbeeld kamperen bij de boer.

 

landbouwhuisdier:

zoogdier of vogel voor de productie van vlees, eieren, melk, wol of veren of een paard of pony voor het fokken.

 

landschapselement:

Houtopstanden en andere elementen in een gebied met streekeigen, inheemse beplanting en/of karakteristiek voor een landschapstype: zoals houtwal en houtsingels, (hakhout)bosje, struweelrand, heg, struweelhaag, laan, bomenrij en/of een solitaire boom met een omtrek van meer dan 65 cm, (boeren)boomgaard, steilrand, streekeigen erf, poel en natuurvriendelijke oever.

 

landschapswaarde:

De aan een gebied toegekende waarde op basis van de aanwezigheid van de voor het landschapstype karakteristieke kenmerken bestaande uit landschapselementen, verkaveling of openheid, die bepaald wordt door de abiotische en biotische omstandigheden en door cultuurhistorie en menselijk grondgebruik.

 

maatschappelijke en culturele voorzieningen:

Educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen, onderwijs- en kinderopvangvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.

 

manege:

Bedrijf, bestaande uit een of meerdere (binnen)rijbanen, die uitsluitend is gericht op het bieden van paardrijdmogelijkheden en het geven van instructie aan derden met gebruik van paarden, al dan niet met een ondergeschikte horecavoorziening die is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van het manegebedrijf. Het houden van paarden of pony's voor het fokken is hierbij uitdrukkelijk niet toegestaan.

 

 

mantelzorg:

Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

 

natuur:

Elementen of een verzameling van elementen, zoals stromende en stilstaande wateren, bloemrijke graslanden, heide en stuifzanden, bossen en struwelen, bepaald door de specifieke abiotische en biotische omstandigheden.

 

nevenactiviteit:

Activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bouwperceel en de hoofdfunctie als zodanig herkenbaar blijft.

 

nevengeschikte functie:

Functie waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

 

NGE:

Nederlandse Grootte Eenheid, een standaard eenheid voor de bepaling van de omvang van een agrarisch bedrijf zoals die gehanteerd wordt door het Landbouw Economisch Instituut (LEI).

 

normaal (agrarisch) gebruik:

Het regulier bestaande gebruik dat, gelet op de functie, regelmatig noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering en het (agrarisch) gebruik van de gronden.

 

normaal onderhoud:

Het onderhoud van bestaande objecten c.q. de grond dat, gelet op de functie, noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen.

 

omgevingsvergunning:

Een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Omgevingswet en bijbehorende besluiten en regelingen (hierna: Omgevingswet).

 

ondergeschikte functie:

Functie die zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een hoofdfunctie en daarmee rechtstreeks verband houdt.

 

opslag:

Opslag van goederen al dan niet in gebouwen.

 

overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

overkapping:

Een bouwwerk met een draagconstructie en dak niet door eigen wanden omsloten.

 

paardenbak:

Een onoverdekte voorziening, uitsluitend bestaande uit een afrastering en/of omheining, bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.

 

 

 

 

paardenhouderij:

Een bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het fokken van paarden, het africhten van paarden, het bieden van verblijf aan paarden (bijvoorbeeld paardenstalling en paardenpension) dan wel de handel in paarden.

 

pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

 

prostitutie:

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

 

recreatief medegebruik:

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de locatie waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

 

recreatieve voorziening:

Voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, dierenparken, openluchttheaters en groepsaccommodaties.

 

recreatiewoning:

Een permanent aanwezig gebouw, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

 

ruimtelijke kwaliteit:

De kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.

 

schuilgelegenheid:

Een overdekte ruimte voor weidedieren dat tot doel heeft het bieden van bescherming tegen weersomstandigheden waarbij (buiten)opslag niet is toegestaan met uitzondering van kleinschalige aan het gebruik gerelateerde opslag (onder andere voerproducten, stro, hooi en mest)

 

seksinrichting:

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

 

streekeigen producten:

zelfgemaakte, bewerkte, gekweekte of geteelde producten dan wel door agrarische bedrijven uit de Regio FoodValley geproduceerde producten die als streekeigen worden beschouwd.

 

(teelt)ondersteunende voorzieningen:

Voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groenten, fruit, bomen, of potplanten te bevorderen en te beschermen.

 

tijdelijke (teeltondersteunende) voorzieningen:

Teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden per jaar. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden onder andere verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten. Met uitzondering van containervelden.

 

uitbouw:

De vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

verblijfsrecreatie:

Het kortdurend verblijf van één of meerdere personen met of zonder overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarmee in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning.

 

verblijfsrecreatieve voorzieningen:

Voorzieningen ten behoeve van het faciliteren van recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in onder andere kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of recreatieverblijven.

 

verkoopactiviteit:

Een aan de hoofdfunctie gelieerde verkoopactiviteit (niet zijnde groothandel). De verkoop van volumineuze tuinproducten, zoals tuinhuisjes, bestratingsmateriaal en zwembaden et cetera is niet toegestaan.

 

volwaardig agrarisch bedrijf:

Een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste 70 NGE/ één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze.

 

voorgevel:

De naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

 

voorgevelrooilijn:

De lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk, dan wel bouwvlak, is gelegen alsmede het verlengde daarvan die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

 

waterhuishoudkundige voorzieningen:

Voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.

 

webwinkel / internetverkoop:

vorm van kleinschalige bedrijfsactiviteiten die bestaat uit de opslag en distributie van goederen die door particulieren via een website zijn besteld en betaald en waarbij de artikelen (eventueel per post) bij de klant worden thuisbezorgd. Er is geen afhaalpunt voor particulieren of showroom.

 

werk:

Een constructie geen bouwwerk zijnde.

 

woning:

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

 

woongebouw:

Een gebouw, dat naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen wooneenheden omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

 

 

 

wooneenheid:

Een gebouw of een deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden (inclusief het bieden van mantelzorg).

 

zelfstandige woonruimte:

Woonruimte met een eigen aparte opgang en voordeur, met eigen voorzieningen waaronder andere een keuken, toilet, badkamer, douche, die niet met anderen hoeft te worden gedeeld.

 

zonneveld:

elke groepering van zonnepanelen die niet op een gebouw, maar op of boven de grond wordt geplaatst.

 

zonneveld (netto-oppervlakte)

de oppervlakte van de grond onder de zonnepanelen, inclusief onderhoudspaden en toebehoren zoals een transformator of inkoopstation. De oppervlakte van de landschappelijke inpassing wordt niet gerekend tot de netto-oppervlakte.

 

zorggerelateerde voorziening:

Faciliteiten die noodzakelijk zijn voor de (fysieke en/of geestelijke) zorgverlening aan personen en niet kan worden aangemerkt als maatschappelijke dienstverlening of mantelzorg.

 

 

 

 

Artikel 2 Meet- en rekenbepalingen

 

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

 

afstand tot de zijdelingse of achterste bouwperceelgrens:

De kortste afstand van de zijdelingse of achterste bouwperceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

 

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

 

bebouwingspercentage:

Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

Bovenkant Spoorstaaf (BS):

De hoogte van de bovenkant van de laagste spoorstaaf.

 

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

Overeenkomstig de omtreklijn van de horizontale projectie van alle delen van die bouwwerken.

 

breedte, diepte c.q. lengte van een gebouw:

Tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

 

de bruto-vloeroppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande dat wordt gemeten op vloerniveau (NEN 2580). Bij meerlaagse gebouwen wordt per bouwlaag gemeten.

 

de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

de oppervlakte van een zonneveld:

tussen de buitenzijde van de zonnepanelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de panelen. Onderhoudspaden en toebehoren, met uitzondering van groenvoorzieningen, worden tot de oppervlakte van het zonnneveld gerekend.

 

de hoogte van een windturbine:

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

 

peil:

- Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

 

2.2 Ondergronds bouwen

Bij het berekenen van het bebouwingspercentage of de te bebouwen oppervlakte/inhoudsmaat wordt de oppervlakte/inhoud van ondergrondse gebouwen, voor zover gelegen onder het bovengrondse gebouw, buiten beschouwing gelaten.

 

2.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, zoals:

 

2.4 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

HOOFDSTUK 2 Integratie omgevingsplan

 

 

Artikel 3 Toepassingsbereik

 

3.1 Geometrische afbakening

De regels in dit plan zijn van toepassing op de locaties waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0228.TO2024AGBG0005-0201, zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

 

3.2 Integratie Omgevingsplan gemeente Ede

De regels in dit plan zijn integraal onderdeel van de geconsolideerde versie van het 'Omgevingsplan gemeente Ede' zoals dat is gepubliceerd op de landelijke voorziening https://omgevingswet.overheid.nl/home.

 

3.3 Buitenwerkingstelling eerdere besluiten

De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locaties in dit plan.

 

3.4 Integratie tijdelijk deel omgevingsplan

 

3.4.1 Integratie bruidsschat

a. De regels in hoofdstuk 22 (zonder lettertoevoeging) van het Omgevingsplan gemeente Ede zijn van overeenkomstige toepassing op de locaties in dit plan.

b. Als de regels uit hoofdstuk 22 (zonder lettertoevoeging) van het Omgevingsplan gemeente Ede op enig moment een andere plek in de structuur van het Omgevingsplan gemeente Ede krijgen, blijven die regels van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de daarop doorgevoerde wijzigingen.

 

3.4.2 Voorrangsregeling specifieke bepalingen TAM-omgevingsplan

In afwijking van artikel 3.4.1 zijn de bepalingen in de volgende artikelen van het Omgevingsplan gemeente Ede niet van toepassing, voor zover het bepaalde in die artikelen in strijd is met regels in dit TAM-omgevingsplan:

 

a. de bepalingen inzake geluid als bedoeld in paragraaf 22.3.4 van het Omgevingsplan gemeente Ede;

 

b. de bepalingen inzake geur landbouwhuisdieren met geuremissiefactor, bedoeld in de artikelen 22.98 en 22.100 van het Omgevingsplan gemeente Ede, met dien verstande dat het bepaalde in die artikelen uitsluitend niet van toepassing is op de geurbelasting op een geurgevoelig gebouw of ruimte met een woonfunctie of een bedrijfsfunctie dat op of na 19 maart 2000 is gebouwd:

  1. op een locatie die op dat tijdstip werd gebruikt voor het houden van landbouwhuisdieren in dierenverblijven;

  2. in samenhang met het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van de dierenverblijven; en

  3. in samenhang met de sloop van dierenverblijven of bedrijfsgebouwen voor functioneel ondersteunende activiteiten.

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 3 Activiteiten en toedeling van functies

 

Artikel 4 Functie Agrarisch

 

4.1 Activiteiten met betrekking tot het planologisch gebruik

 

4.1.1 Gebruiksactiviteiten binnen de toegedeelde functie

Op een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Agrarisch' zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:

  1. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

  2. grondgebonden agrarische bedrijven ter plaatse van het bouwvlak, met dien verstande dat een intensieve veehouderij als hoofdtak uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';

  3. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - recreatiecluster', tevens als zoekzone voor herinrichting en uitbreiding van recreatieterreinen in het kader van het 'Groei en Krimpbeleid' van de provincie Gelderland zoals beschreven in bijlage 22e.2 (clustervisie recreatieclusters Lunteren - Wekerom) en bijlage 22e.3 (clustervisie recreatiecluster Otterlo) bij de regels;

  4. wonen in een bedrijfswoning, voor zover dat in de bouwregels mogelijk is gemaakt;

  5. het gebruik ten behoeve van een paardenbak ter plaatse van het bouwvlak;

  6. activiteiten gericht op het behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden en groenvoorzieningen;

  7. activiteiten gericht op behoud, herstel en bescherming van cultuurhistorische waarden in de vorm van onverharde wegen en paden;

  8. noodzakelijke toegangswegen ten dienste van (aangrenzende) bestemming(en);

  9. aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;

  10. extensief recreatief medegebruik;

  11. een windturbine;

  12. ondergeschikte sleufsilo's, waterbassin's en kuilvoerplaten;

  13. ondergeschikte water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.1.2 Algemene regels voor gebruiksactiviteiten (gesloten normen)

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. per bouwvlak of gekoppeld bouwvlak is maximaal één bedrijf toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - twee inrichtingen'

  2. aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de woning;

  3. buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering van opslag van agrarische producten achter de voorgevelrooilijn ten behoeve van het agrarische bedrijf op en/of aansluitend aan het bouwvlak;

 

4.1.3 Aanwijzing vergunningplichtige gebruiksactiviteiten

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de hierna aangegeven activiteit(en) te verrichten, tenzij het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verleend voor die activiteit(en) met inachtneming van de beoordelingsregels in paragraaf 4.1.4:

  1. kleinschalig kamperen;

  2. het gebruik van een gebouw voor bed & breakfast en overige nevenactiviteiten;

  3. het gebruik van een paardenbak buiten het bouwvlak.

 

4.1.4 Beoordelingsregels voor gebruiksactiviteiten (met afwegingsruimte)

 

4.1.4.1 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het gebruik ten behoeve van kleinschalig kamperen bij agrarische bedrijven, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. het aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan 25;

  2. het kleinschalig kamperen moet in of aansluitend aan het bouwvlak worden gerealiseerd;

  3. de omgevingsvergunning wordt niet verleend voor permanente bewoning van kampeermiddelen;

  4. in afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.1.1 mag een extra oppervlak van 75 m² aan sanitairgebouwen en recreatieruimten worden gebouwd;

  5. de goothoogte van het sanitairgebouw en/of recreatieruimte mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  6. de bouwhoogte van het sanitairgebouw en/of recreatieruimte mag niet meer bedragen dan 6 meter;

  7. er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen niet minder mag bedragen dan 110% van het aantal standplaatsen;

  8. de afstand tussen de gronden in gebruik ten behoeve van kleinschalig kamperen en het meest nabij gelegen bouwperceel van derden mag niet minder bedragen dan 50 meter;

  9. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  10. het kleinschalig kamperen leidt niet tot een onevenredige aantasting van de ecologische hoofdstructuur ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Ecologische Hoofdstructuur';

  11. het kleinschalig kamperen leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  12. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat het kleinschalig kamperen wordt beëindigd zodra het agrarische bedrijf wordt beëindigd.

 

4.1.4.2 Nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het gebruik ten behoeve van nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. zorggerelateerde en recreatieve voorzieningen, met uitzondering van kleinschalig kamperen, zijn toegestaan tot een maximum van 25% van het bestaande oppervlak aan bedrijfsgebouwen met een absoluut maximum van 500 m²;

  2. overige nevenactiviteiten zijn toegestaan tot een maximum van 25% van het bestaande oppervlak aan bedrijfsgebouwen met een absoluut maximum van 350 m²;

  3. bij cumulatie van het bepaalde onder sub a en b mag de totale oppervlakte niet meer bedragen dan 25% van het bestaande oppervlak aan bedrijfsgebouwen tot een maximum van 500 m²;

  4. ten behoeve van de voorgaande leden is vervangende nieuwbouw toegestaan;

  5. buitenopslag ten behoeve van de nevenactiviteit is niet toegestaan;

  6. detailhandel is toegestaan, met dien verstande dat het uitsluitend verkoop van ter plaatse geproduceerde streekeigen producten betreft met een maximum oppervlakte van 100 m².

  7. de nevenactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;

  8. de nevenactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven;

  9. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat de nevenactiviteit bedrijfsmatig wordt beëindigd zodra het agrarische bedrijf wordt beëindigd, met uitzondering van bed & breakfast.

 

4.1.4.3 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het gebruik ten behoeve van een Bed & Breakfast, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

a een Bed & Breakfast met een bruto vloeroppervlakte van maximaal 50 m² kan binnen de woning worden toegestaan en/of in een legaal aanwezig bijgebouw, waarbij de bruto vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 75 m² met maximaal 4 slaapplaatsen;

b het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder voorwaarde van een bedrijfsmatige

exploitatie, een inschrijving bij de Kamer van Koophandel en het bijhouden van een nachtregister;

c er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

d het verblijf binnen een Bed & Breakfast is beperkt tot een aaneengesloten periode van maximaal 2 weken;

e de afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden

van de naastgelegen percelen;

f de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer (via de

bestaande uitweg) en het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.

 

 

 

4.1.4.4 Paardenbak buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvegunning verlenen voor het gebruik ten behoeve van een paardenbak buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels voor bouwactiviteiten zoals bepaald in artikel 4.2.2.4.

 

4.2 Activiteiten met betrekking tot bouwwerken

 

4.2.1 Beoordelingsregels voor bouwactiviteiten (gesloten normen)

 

4.2.1.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. terreinafscheidingen tot een hoogte van 1,5 meter buiten het bouwvlak zijn toegestaan;

  2. bestaande hulpgebouwen en schuilgelegenheden buiten het bouwvlak zijn toegestaan, inclusief noodzakelijke keerwanden met een maximum hoogte van 1 meter ten behoeve van kleinschalige aan het gebruik gerelateerde opslag;

  3. groeibegeleidende voorzieningen buiten het bouwvlak zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter;

  2. de voorziening slechts is toegestaan zolang de teelt dit vereist;

  3. de voorziening ten dienste staat van het grondgebonden agrarische bedrijf.

  4. de afstand van bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 meter;

  5. de afstand van bebouwing tot de zijdelingse en achterste bouwperceelgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen;

  6. de totale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak of een gekoppeld bouwvlak mag, met uitzondering van het bepaalde in lid 4.2.1.3 en 4.2.1.4, 4.2.1.5 niet meer bedragen dan:

  1. 2.500 m² ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch bedrijf middelgroot’, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  2. 5.000 m² ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch bedrijf groot’, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

 

4.2.1.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  2. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  3. de dakhelling mag, met uitzondering van aan- en uitbouwen bij bestaande bedrijfsgebouwen, niet minder bedragen dan 15º.

 

4.2.1.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. tenzij anders op de verbeelding is aangeduid, is per bouwvlak of een gekoppeld bouwvlak ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;

  2. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 660 m³, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. de dakhelling van een bedrijfswoning, met uitzondering van aan- en uitbouwen, mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º.

  6. bij vervangende nieuwbouw dient de bedrijfswoning te worden gebouwd ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning.

 

4.2.1.4 Bedrijfswoning in de vorm van een woongebouw

Voor het bouwen van een bedrijfswoning in de vorm van een woongebouw gelden de volgende bepalingen:

  1. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woongebouw' is per bouwvlak of gekoppeld bouwvlak ten hoogste één woongebouw toegestaan met het aantal wooneenheden zoals op de verbeelding is aangegeven;

  2. de totale inhoud van een woongebouw, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. eventuele resterende bouwruimte wordt 50/50 verdeeld over de wooneenheden, tenzij de eigenaren een andere verdeling overeenkomen;

  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  6. de dakhelling, met uitzondering van aan- en uitbouwen, mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º;

  7. bij vervangende nieuwbouw dient het woongebouw te worden gebouwd ter plaatse van het bestaande woongebouw.

 

4.2.1.5 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning of woongebouw gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m² per bedrijfswoning en 50 m² per wooneenheid voor een woongebouw, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  2. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – woongebouw’ is het toegestaan om in afwijking van het bepaalde in sub a, en volledig in de plaats daarvan, maximaal 150 m³ per wooneenheid inpandig te realiseren indien daarvoor een landschappelijke en/of stedenbouwkundige noodzaak bestaat;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,60 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º.

 

4.2.1.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. de bouwhoogte van silo’s mag niet meer bedragen dan 15 meter;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;

  3. sleufsilo’s en/of kuilvoerplaten moeten zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  4. de bouwhoogte van een afrastering/ omheining van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 1,5 meter en moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

4.2.2 Beoordelingsregels voor bouwactiviteiten (met afwegingsruimte)

 

4.2.2.1 Overschrijding bouwvlak

 

In afwijking van artikel 4.2.1.1 onder a kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van een gebouw dat de grenzen van het bouwvlak overschrijdt, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover plaatsing in het bouwvlak niet mogelijk of niet doelmatig is;

  2. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  3. het overschrijden van het bouwvak mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan.

 

4.2.2.2 Herbouw op andere locatie

In afwijking van artikel 4.2.1.3. onder f en 4.2.1.4 onder g kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor de herbouw van de bedrijfswoning of woongebouw op een andere locate binnen het bouwvlak, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. herbouw op een andere locatie is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  2. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  4. herbouw op een andere locatie leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

4.2.2.3 Hulpgebouw en schuilgelegenheid buiten bouwvlak

In afwijking van artikel 4.2.1.1 onder a kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van een hulpgebouw of schuilgelegenheid buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. plaatsing binnen het bouwvlak is niet mogelijk of niet doelmatig;

  2. het plaatsen van een hulpgebouw buiten het bouwvlak is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering en de oppervlakte mag maximaal 150 m² bedragen;

  3. het plaatsen van een schuilgelegenheid buiten het bouwvlak is noodzakelijk voor normaal agrarisch gebruik van de gronden en de oppervlakte mag maximaal 25 m² bedragen;

  4. de afstand tussen een niet-agrarisch functievlak en een schuilgelegenheid bedraagt tenminste 30 meter en de afstand tussen een agrarisch bouwvlak en een schuilgelegenheid bedraagt eveneens tenminste 30 meter;

  5. het aantal hulpgebouwen of schuilgelegenheden mag niet meer bedragen dan 1 per 2,5 ha agrarisch gebied aaneengesloten eigendom;

  6. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  7. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter.

 

4.2.2.4 Paardenbak buiten het bouwvlak

In afwijking van artikel 4.1 onder h en artikel 4.2.1.1 onder a kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van één paardenbak buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. plaatsing binnen het bouwvlak is niet mogelijk of niet doelmatig;

  2. de paardenbak grenst direct aan het bouwvlak en moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  3. de totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 800 m², met dien verstande dat de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ niet meer mag bedragen 1.600 m²;

  4. de bouwhoogte van afrasteringen/omheiningen mag niet meer bedragen dan 1,5 meter;

  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  6. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  7. het plaatsen van een paardenbak buiten het bouwvlak leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

4.2.2.5 Sleufsilo's, waterbassin's en/of kuilvoerplaten buiten het bouwvlak

In afwijking van artikel 4.2.1.1 onder a kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van sleufsilo’s, waterbassin's en/of kuilvoerplaten buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. plaatsing binnen het bouwvlak is niet mogelijk of niet doelmatig;

  2. de sleufsilo, waterbassin en/of kuilvoerplaat grenst direct aan het agrarisch bouwvlak en moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter;

  4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  5. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  6. het plaatsen van sleufsilo’s, waterbassin's en/of kuilvoerplaten buiten het bouwvlak leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  7. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat de opslag van mest niet is toegestaan.

 

4.2.2.6 Afstand tot de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelgrens

In afwijking van artikel 4.2.1.1 onder b en c kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning

verlenen voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de as van de weg en de

zijdelingse/achterste bouwperceelsgrens, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. het verkleinen van de afstand is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  2. het verkleinen van de afstand is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering;

  3. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  4. het verkleinen van de afstand leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

4.2.2.7 Uitbreiding bedrijfsbebouwing in landbouwontwikkelingsgebied

In afwijking van artikel 4.2.1.1 d sub 1 en 2 kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch –agrarisch bedrijf middelgroot’ mag de totale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing niet meer bedragen dan 3.750 m²;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch bedrijf groot’ mag de totale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing niet meer bedragen dan 7.500 m²;

  3. de levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;

  4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  5. het vergroten van de oppervlakte leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  6. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - twee inrichtingen' wordt de resterende bouwruimte evenredig (50/50) verdeeld over de inrichtingen, tenzij de eigenaren een andere verdeling overeenkomen.

 

4.2.2.8 Uitbreiding bedrijfsbebouwing in verwevingsgebied

In afwijking van artikel 4.2.1.1 onder d, sub 1 en 2 kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning

verlenen voor het vergroten van de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen bedrijfsbebouwing

binnen het bouwvlak ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘reconstructiewetzone –

verwevingsgebied’, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch –agrarisch bedrijf middelgroot’ mag de totale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen bedrijfsbebouwing niet meer bedragen dan 3.250 m²;

  2. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – agrarisch bedrijf groot’ mag de totale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen bedrijfsbebouwing niet meer bedragen dan 6.500 m²;

  3. indien een bouwvlak gedeeltelijk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', kan de vergroting alleen plaatsvinden in het gedeelte met de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'. Daarbij wordt voor de berekening van de totale oppervlakte het gehele bouwvlak betrokken.

  4. de levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;

  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  6. het vergroten van de oppervlakte leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  7. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - twee inrichtingen' wordt de resterende bouwruimte evenredig (50/50) verdeeld over de beide bedrijven, tenzij de eigenaren een andere verdeling overeenkomen.

 

4.2.2.9 Uitbreiding bedrijfsbebouwing in extensiveringsgebied

In afwijking van artikel 4.2.1.1 d sub 1 en 2 kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. het vergroten van de oppervlakte is noodzakelijk in verband met wettelijke vereisten in het kader van dierenwelzijn en/of milieuwetgeving;

  2. de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing mag maximaal worden vergroot met 10% van de bestaande gebouwen en overkappingen;

  3. er vindt geen toename plaats van het aantal dieren;

  4. de levensvatbaarheid van het agrarisch bedrijf is aangetoond door middel van een bedrijfsplan;

  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  6. het vergroten van de oppervlakte leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  7. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - twee inrichtingen' wordt de resterende bouwruimte evenredig (50/50) verdeeld over de beide bedrijven, tenzij de eigenaren een andere verdeling overeenkomen.

 

4.2.2.10 Goothoogte (doorrijhoogte)

In afwijking van artikel 4.2.1.2 onder a kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het verhogen van de goothoogte om de doorrijhoogte te vergroten, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de verhoging is uitsluitend aan één zijde toegestaan;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  3. de verhoging van de goothoogte is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering.

 

4.2.2.11 Dakhelling

In afwijking vanartikel 4.2.1.2. onder c kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van bedrijfsgebouwen met plat afgedekte daken, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de omgevingsvergunning kan worden verleend voor maximaal 50 m² bedrijfsbebouwing;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

4.2.2.12 Uitbreiding bedrijfswoning voor mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoudsmaat van een bedrijfswoning voor het bieden van mantelzorg, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de vergroting is noodzakelijk voor het bieden van mantelzorg;

  2. de vergroting van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m³;

  3. vergroting is alleen toelaatbaar voor zover het bieden van mantelzorg binnen de bestaande bedrijfswoning niet mogelijk of redelijk is;

  4. er bestaat aantoonbaar behoefte aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;

  5. er wordt een schriftelijke verklaring overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van mantelzorg;

  6. er mag geen zelfstandige woonruimte ontstaan;

  7. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  8. de vergroting leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

4.2.2.13 Zonneveld buiten het bouwvlak

In afwijking van artikel 4.2.1.1 onder a kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van een zonneveld buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. plaatsing binnen het bouwvlak (bij voorkeur op daken) is niet mogelijk of niet doelmatig;

  2. het zonneveld grenst direct aan het bouwvlak en moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  3. de omgevingsvergunning kan alleen worden verleend voor gronden met de bestemming 'Agrarisch' of 'Bos'.

  4. de netto-oppervlakte van het zonneveld mag niet meer dan 150 m² bedragen;

  5. de hoogte van de zonnepanelen, inclusief constructie, mag niet meer dan 70 cm bedragen;

  6. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing met inachtneming van aanwezige cultuurhistorische en ecologische waarden;

  7. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  8. het zonneveld leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

4.2.2.14 Windturbine

In afwijking van artikel 4.2.1.1 onder a kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van een windturbine binnen of aansluitend aan het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan 30 meter. Wordt de installatie op een bestaand gebouw geplaatst dan geldt daarvoor een maximale bouwhoogte van 5 meter voor de installatie;

  2. per bouwvlak of aansluitend daaraan is ten hoogste 1 windturbine toegestaan en deze moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  3. indien de windturbine gerealiseerd wordt aansluitend aan het bouwvlak, dan mag de afstand tot het bouwvlak niet meer bedragen dan 10 meter;

  4. de locatie is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  5. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  6. het plaatsen van de windturbine leidt niet tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

4.2.2.15 Oppervlak bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de maximale

oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw, met

inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de totale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen kan worden vergroot tot maximaal 150 m²;

  2. bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van deze uitbreiding betrekt het bevoegd gezag zowel de omvang van het bouwperceel als alle reeds aanwezige bijgebouwen, overkappingen en aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw;

  3. de uitbreiding is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  4. de uitbreiding is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een natuurinclusief landschapsinpassingsplan;

  5. het vergroten van de oppervlakte leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

4.2.2.16 Uitbreiden inhoud bedrijfswoning of -woongebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels voor de

maximale inhoud van een bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw, met inachtneming van de volgende

bepalingen:

  1. de totale inhoud van een bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw kan worden vergroot tot maximaal 1000 m³;

  2. voor elke extra kuub dient 1,5 maal zoveel aan compenserende sloopmeters uit de Regio FoodValley te worden ingezet conform het Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016;

  3. er moet worden aangetoond dat de benodigde sloopmeters inzetbaar zijn;

  4. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  5. de uitbreiding is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een natuurinclusief landschapsinpassingsplan;

  6. de uitbreiding leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

 

4.3 Werken en werkzaamheden (anders dan bouwwerken)

 

4.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;

  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  3. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;

  4. het verwijderen van zandwegen;

  5. het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;

  6. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

 

4.3.2 Beoordelingsregels

De in artikel 4.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  1. de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

4.3.3 Uitzonderingen

Het in artikel 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:

1. het ophogen en verlagen met meer dan 30 cm;

2. het verwijderen van natuur en landschapselementen.

  1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  2. behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden.

 

Artikel 5 Functie Bedrijf

 

5.1 Activiteiten met betrekking tot het planologisch gebruik

 

5.1.1 Gebruiksactiviteiten binnen de toegedeelde functie

Op een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Bedrijf'' zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:

  1. bedrijven zoals opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 22e.1 bij de regels;

  2. wonen in een bedrijfswoning;

  3. activiteiten gericht op het behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden en groenvoorzieningen;

  4. noodzakelijke toegangswegen, paden en parkeervoorzieningen;

  5. aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;

  6. een windturbine;

  7. ondergeschikte water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  8. detailhandel.

 

5.1.2 Algemene regels voor gebruiksactiviteiten (gesloten normen)

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende beoordelingsregels:

  1. per bouwvlak of gekoppeld bouwvlak is maximaal één bedrijf toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - twee inrichtingen';

  2. aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de woning;

  3. detailhandel is toegestaan, met dien verstande dat het uitsluitend verkoop van ter plaatse geproduceerde streekeigen producten betreft met een maximum oppervlakte van 50 m².

 

5.1.3 Verboden

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken op een locatie die op de verbeelding is aangewezen voor 'Bedrijf' gelden de volgende specifieke verboden:

  1. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;

  2. buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering van bestaande buitenopslag op 23 juni 2011;

  3. seksinrichtingen zijn niet toegestaan;

  4. het exploiteren van een IPPC-installatie is niet toegestaan;

  5. activiteiten met externe veiligheidsrisico's als bedoeld in bijlage VII Besluit kwaliteit leefomgeving zijn niet toegestaan;

  6. activiteiten die in aanzienlijke mate geluid kunnen veroorzaken zijn niet toegestaan.

  7. activiteiten die worden aangemerkt als m.e.r. (beoordelings)plichtig project zoals bedoeld in bijlage V Omgevingsbesluit zijn niet toegestaan;

  8. zelfstandige kantoorruimte is niet toegestaan;

  9. het gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;

  10. in afwijking van het bepaalde in artikel 5.1.1 onder e geldt dat gastouderschap cq. kinderopvang niet is toegestaan.

 

5.1.4 Aanwijzing vergunningplichtige gebruiksactiviteiten

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de hierna aangegeven activiteit(en) te verrichten, tenzij het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verleend voor die activiteit(en) met inachtneming van de beoordelingsregels in paragraaf 5.1.5:

  1. het gebruiken van een locatie voor een bedrijf dat niet is toegestaan op grond van het bepaalde in artikel 5.1.1.

  2. buitenopslag, voor zover niet wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 5.1.3 onder b.

  3. het gebruiken van een gebouw voor bed & breakfast.

 

5.1.5 Beoordelingsregels voor gebruiksactiviteiten (met afwegingsruimte)

 

5.1.5.1 Vergelijkbare milieubelastende activiteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het gebruik ten behoeve van een ander bedrijf dat naar aard, milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, schade aan het wegennet, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar is met het op grond van artikel 5.1.1 toegestane bedrijf, met dien verstande dat de afwijking niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

5.1.5.2 Buitenopslag

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het gebruik ten behoeve van buitenopslag, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de buitenopslag is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering;

  2. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  4. de buitenopslag leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

5.1.5.3 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het gebruik ten behoeve van een Bed & Breakfast, met inachtneming van de volgende bepalingen:

a een Bed & Breakfast met een bruto vloeroppervlakte van maximaal 50 m² kan binnen de woning worden toegestaan en/of in een legaal aanwezig bijgebouw, waarbij de bruto vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 75 m² met maximaal 4 slaapplaatsen;

b het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder voorwaarde van een bedrijfsmatige

exploitatie, een inschrijving bij de Kamer van Koophandel en het bijhouden van een nachtregister;

c er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

d het verblijf binnen een Bed & Breakfast is beperkt tot een aaneengesloten periode van maximaal 2 weken;

e de afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden

van de naastgelegen percelen;

f de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer (via

bestaande uitweg) en het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.

 

5.2 Activiteiten met betrekking tot bouwwerken

 

5.2.1 Beoordelingsregels voor bouwactiviteiten (gesloten normen)

 

5.2.1.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. terreinafscheidingen tot een hoogte van 1,5 meter buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

  1. de afstand van bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan
    15 meter;

  2. de afstand van bebouwing tot de zijdelingse en achterste bouwperceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen;

  3. de totale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak of een gekoppeld bouwvlak mag, met uitzondering van het bepaalde in artikel 5.2.1.3, 5.1.2.4 en 5.1.2.5, niet meer bedragen dan 300 m², tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

 

5.2.1.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  2. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  3. de dakhelling mag, met uitzondering van aan- en uitbouwen bij bestaande bedrijfsgebouwen, niet minder bedragen dan 15º.

 

5.2.1.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. tenzij anders op de verbeelding is aangeduid, is per bouwvlak of een gekoppeld bouwvlak ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;

  2. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 660 m³, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. de dakhelling van een bedrijfswoning, met uitzondering van aan- en uitbouwen, mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º.

  6. bij vervangende nieuwbouw dient de bedrijfswoning te worden gebouwd ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning.

 

5.2.1.4 Bedrijfswoning in de vorm van een woongebouw

Voor het bouwen van een bedrijfswoning in de vorm van een woongebouw gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woongebouw' is per bouwvlak of gekoppeld bouwvlak ten hoogste één woongebouw toegestaan met het aantal wooneenheden zoals op de verbeelding is aangegeven;

  2. de totale inhoud van een woongebouw, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. eventuele resterende bouwruimte wordt 50/50 verdeeld over de wooneenheden, tenzij de eigenaren een andere verdeling overeenkomen;

  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  6. de dakhelling, met uitzondering van aan- en uitbouwen, mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º;

  7. bij vervangende nieuwbouw dient het woongebouw te worden gebouwd ter plaatse van het bestaande woongebouw.

 

5.2.1.5 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoning en woongebouw

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning of woongebouw gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m² per bedrijfswoning en 50 m² per wooneenheid voor een woongebouw, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  2. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – woongebouw’ is het toegestaan om in afwijking van het bepaalde in sub a, en volledig in de plaats daarvan, maximaal 150 m³ per wooneenheid inpandig te realiseren indien daarvoor een landschappelijke en/of stedenbouwkundige noodzaak bestaat;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,60 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º.

 

5.2.1.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

5.2.2 Beoordelingsregels voor bouwactiviteiten (met afwegingsruimte)

 

5.2.2.1 Overschrijding van het bouwvlak

In afwijking van artikel 5.2.1.1 onder a kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van een gebouw dat de grenzen van het bouwvlak overschrijdt, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover plaatsing in het bouwvlak niet mogelijk of niet doelmatig is;

  2. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  3. het overschrijden van het bouwvlak mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan.

 

5.2.2.2 Herbouw op een andere locatie

In afwijking van artikel 5.2.1.3 nder f en artikel 5.2.1.4 onder g kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor de herbouw van de bedrijfswoning of woongebouw op een andere locatie binnen het bouwvlak, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. herbouw op een andere locatie is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  2. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  4. herbouw op een andere locatie leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

5.2.2.3 Afstand tot de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelsgrens.

In afwijking van artikel 5.2.1.1 onder b en c kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de as van de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelsgrens, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. het verkleinen van de afstand is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaarbaar;

  2. het verkleinen van de afstand is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering;

  3. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  4. het verkleinen van de afstand leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

5.2.2.4 Uitbreiding bedrijfsbebouwing

In afwijking van artikel 5.2.1.1 onder d kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen

voor het vergroten van het oppervlak aan gebouwen en overkappingen uitbreiden van het oppervlak

aan bedrijfsbebouwing, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen bedrijfsbebouwing mag eenmalig worden vergroot met maximaal 10% van de bestaande gebouwen en overkappingen oppervlakte, tot een absoluut maximum van 1.000 m² met uitzondering ter plaatse van de beschermingszone ‘Waarde – Natuur en Ecologie’, waarvoor een absoluut maximum geldt van 750 m²;

  2. de vergroting is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering;

  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  4. de vergroting leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

5.2.2.5 Goothoogte (doorrijhoogte)

In afwijking van artikel 5.2.1.2 onder a kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het verhogen van de goothoogte om de doorrijhoogte te vergroten, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de verhoging is uitsluitend aan één zijde toegestaan;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  3. de verhoging van de goothoogte is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering.

 

5.2.2.6 Dakhelling

In afwijking van artikel 5.2.1.2 onder c kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van bedrijfsgebouwen met plat afgedekte daken, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de omgevingsvergunning kan worden verleend voor maximaal 50 m² bedrijfsbebouwing;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

5.2.2.7 Bouwen voor mantelzorg

In afwijking van artikel 5.2.1.3 onder b en artikel 5.2.1.4 onder b kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoudsmaat van een bedrijfswoning of woongebouw voor het bieden van mantelzorg, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de vergroting is noodzakelijk voor het bieden van mantelzorg;

  2. de vergroting van de bedrijfswoning of wooneenheid mag niet meer bedragen dan 100 m³;

  3. vergroting is alleen toelaatbaar voor zover het bieden van mantelzorg binnen de bestaande bedrijfswoning niet mogelijk of redelijk is;

  4. er bestaat aantoonbaar behoefte aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;

  5. er wordt een schriftelijke verklaring overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van mantelzorg;

  6. er mag geen zelfstandige woonruimte ontstaan.

  7. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  8. de vergroting leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

5.2.2.8 Windturbine

In afwijking van artikel 5.2.1.6 onder b kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van een windturbine binnen of aansluitend aan het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan 30 meter. Wordt de installatie op een bestaand gebouw geplaatst dan geldt daarvoor een maximale bouwhoogte van 5 meter voor de installatie;

  2. per bouwvlak of aansluitend daaraan is ten hoogste 1 windturbine toegestaan en deze moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  3. indien de windturbine gerealiseerd wordt aansluitend aan het bouwvlak, dan mag de afstand tot het bouwvlak niet meer bedragen dan 10 meter;

  4. de locatie is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  5. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  6. het plaatsen van de windturbine leidt niet tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

5.2.2.9 Zonneveld buiten bouwvlak

In afwijking van artikel 5.2.1.1 onder a kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van een zonneveld buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. plaatsing binnen het bouwvlak (bij voorkeur op daken) is niet mogelijk of niet doelmatig;

  2. het zonneveld grenst direct aan het bouwvlak en moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  3. de omgevingsvergunning kan alleen worden verleend voor gronden met de functie 'Agrarisch' of 'Bos'.

  4. de netto-oppervlakte van het zonneveld mag niet meer dan 150 m² bedragen;

  5. de hoogte van de zonnepanelen, inclusief constructie, mag niet meer dan 70 cm bedragen;

  6. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing met inachtneming van aanwezige cultuurhistorische en ecologische waarden;

  7. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  8. het zonneveld leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

5.2.2.10 Oppervlakte bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

a. de totale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen kan worden vergroot tot maximaal 150

m²;

b. bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van deze uitbreiding betrekt het bevoegd gezag zowel de omvang van het bouwperceel als alle reeds aanwezige bijgebouwen, overkappingen en aan- en

uitbouwen aan het hoofdgebouw;

c. de uitbreiding is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

d. de uitbreiding is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorgvuldige

landschappelijke inpassing op basis van een natuurinclusief landschapsinpassingsplan;

e. het vergroten van de oppervlakte leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en

ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen

 

5.2.2.11 Uitbreiding inhoud bedrijfswoning of -woongebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels voor de maximale inhoud van een bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de totale inhoud van een bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw kan worden vergroot tot maximaal 1000 m³;

  2. voor elke extra kuub dient 1,5 maal zoveel aan compenserende sloopmeters uit de Regio FoodValley te worden ingezet conform het Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016. Indien dit functieveranderingsbeleid wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;

  3. er moet worden aangetoond dat de benodigde sloopmeters inzetbaar zijn;

  4. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  5. de uitbreiding is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een natuurinclusief landschapsinpassingsplan;

  6. de uitbreiding leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

 

5.3 Werken en werkzaamheden (geen bouwwerk zijnde)

 

5.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;

  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  3. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;

  4. het verwijderen van zandwegen;

  5. het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;

  6. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

 

5.3.2 Beoordelingsregels

De in artikel 5.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  1. de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

5.3.3 Uitzonderingen

Het in artikel 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:

  1. het ophogen en verlagen met meer dan 30 cm;

  2. het verwijderen van natuur en landschapselementen.

  1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  2. behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden.

 

 

Artikel 6 Functie Bos

 

6.1 Activiteiten met betrekking tot het planologisch gebruik

 

6.1.1 Gebruiksactiviteiten binnen de toegedeelde functie

Op een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Bos'' zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:

  1. behoud, ontwikkeling en/of productie van houtopstanden en bomen en instandhouding en versterking van andere bestaande natuurwaarden, zoals aanwezige stuifzanden en heidegronden;

  2. bescherming van ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. extensief recreatief medegebruik, beperkt tot het wandelen, fietsen en paardrijden op de daarvoor bestemde paden;

  2. kleinschalige speelvoorzieningen;

  3. wegen en paden;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

6.2 Activiteiten met betrekking tot bouwen

 

6.2.1 Beoordelingsregels voor bouwactiviteiten (gesloten normen)

 

6.2.1.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. ten behoeve van faunabeheer is 1 jachthut per 5 hectare aaneengesloten natuurgebied gelegen binnen de functie 'Bos' toegestaan met een maximale oppervlakte van 5 m² en een maximale bouwhoogte van 5 meter;

  2. Andere bouwwerken dan genoemd onder a zijn op genoemde gronden niet toegestaan.

 

6.2.1.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 meter;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

 

6.2.2 Beoordelingsregels voor bouwactiviteiten (met afwegingsruimte)

 

6.2.2.1 Bouwen van bouwwerken voor natuurbeheer en of natuureducatie

In afwijking van artikel 6.2.1.1 onder b kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen ten dienste van natuurbeheer, natuureducatie, schuilgelegenheid voor vee, stalling van werktuigen voor bosbeheer en entreegebouwen, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de oppervlakte per gebouw niet meer mag bedragen dan 25 m²;

  2. het aantal gebouwen mag niet meer bedragen dan 1 per 150 hectare natuurgebied aaneengesloten eigendom;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;

  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

  6. er wordt geen afbreuk gedaan aan de monumentale waarden van de naaste omgeving.

 

6.3 Werken en werkzaamheden (geen bouwwerken zijnde)

 

6.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. Het rooien en/of vellen van bomen en/of houtgewas, anders dan van productiebos of het normale beheer voor bosexploitatie zoals het verruigen van de bodem voor natuurlijke verjonging;

  2. het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverhardingen;

  3. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;

  4. het afgraven, ophogen en egaliseren en anderszins verzetten van gronden;

  5. het verwijderen van zandwegen;

  6. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;

  7. het graven, dempen, dan wel verdiepen of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, greppels, plassen en poelen.

 

6.3.2 Beoordelingsregels

De in artikel 6.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  1. de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de doeleinden die aan de functie zijn toegekend en:

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de functieomschrijving genoemde waarden.

 

6.3.3 Uitzonderingen

Het in artikel 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:

  1. het ophogen en verlagen met meer dan 30 cm;

  2. het verwijderen van natuur en landschapselementen.

  1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  2. behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden.

 

 

Artikel 7 Functie Horeca

 

7.1 Activiteiten met betrekking tot het planologisch gebruik

 

7.1.1 Gebruiksactiviteiten binnen de toegedeelde functie

Op een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Horeca' zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:

  1. horecavoorzieningen;

  2. wonen in een bedrijfswoning;

  3. behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden en groenvoorzieningen;

  4. aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;

  5. terras, tuinen, erven en terreinen;

  6. verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  7. ondergeschikte water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

7.1.2 Algemene regels voor gebruiksactiviteiten

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  1. aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de woning.

 

7.1.3 Verboden

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende specifieke verboden:

  1. het gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;

  2. buitenopslag is niet toegestaan;

  3. seksinrichtingen zijn niet toegestaan;

  4. in afwijking van het bepaalde in artikel 7.1.1 onder d geldt dat gastouderschap cq. kinderopvang niet is toegestaan.

 

7.1.4 Aanwijzen vergunningplichtige gebruiksactiviteiten

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de hierna aangegeven activiteit(en) te verrichten, tenzij het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verleend voor die activiteit(en) met inachtneming van de beoordelingsregels in paragraaf 7.1.5:

  1. Het uitvoeren van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit in een bijgebouw;

  2. Het gebruiken van een gebouw voor een bed & breakfast;

  3. Het gebruiken van zorggerelateerde voorzieningen in een bijgebouw.

 

7.1.5 Beoordelingsregels voor gebruiksactiviteiten (met afwegingsruimte)

 

7.1.5.1 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het toestaan van een Bed &

Breakfast, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. een Bed & Breakfast met een bruto vloeroppervlakte van maximaal 50 m² kan binnen de woning worden toegestaan en/of in een legaal aanwezig bijgebouw, waarbij de bruto vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 75 m² met maximaal 4 slaapplaatsen;

  2. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder voorwaarde van een bedrijfsmatige exploitatie, een inschrijving bij de Kamer van Koophandel en het bijhouden van een nachtregister;

  3. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  4. het verblijf binnen een Bed & Breakfast is beperkt tot een aaneengesloten periode van maximaal 2 weken;

  5. de afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  6. de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer (via bestaande uitweg) en het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.

 

7.2 Activiteiten met betrekking tot bouwen

 

7.2.1 Beoordelingsregels voor bouwactiviteiten (gesloten normen)

 

7.2.1.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat terreinafscheidingen tot een hoogte van 1,5 meter ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan;

  2. de afstand van bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 meter;

  3. de afstand van bebouwing tot de zijdelingse en achterste bouwperceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen;

  4. de totale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak of een gekoppeld bouwvlak mag, met uitzondering van het bepaalde in artikel 7.2.1.3, 7.2.1.4 en 7.2.1.5, niet meer bedragen dan de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

 

7.2.1.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  2. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  3. de dakhelling mag, met uitzondering van aan- en uitbouwen bij bestaande bedrijfsgebouwen, niet minder bedragen dan 15º.

 

7.2.1.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. tenzij anders op de verbeelding is aangeduid, is per bouwvlak of een gekoppeld bouwvlak ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;

  2. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 660 m³, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. de dakhelling van een bedrijfswoning, met uitzondering van aan- en uitbouwen, mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º.

  6. bij vervangende nieuwbouw dient de bedrijfswoning te worden gebouwd ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning.

 

7.2.1.4 Bedrijfswoning in de vorm van een woongebouw

Voor het bouwen van een bedrijfswoning in de vorm van een woongebouw gelden de volgende

beoordelingsregels:

  1. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woongebouw' is per bouwvlak of gekoppeld bouwvlak ten hoogste één woongebouw toegestaan met het aantal wooneenheden zoals op de verbeelding is aangegeven;

  2. de totale inhoud van een woongebouw, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. eventuele resterende bouwruimte wordt 50/50 verdeeld over de wooneenheden, tenzij de eigenaren een andere verdeling overeenkomen;

  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  6. de dakhelling, met uitzondering van aan- en uitbouwen, mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º;

  7. bij vervangende nieuwbouw dient het woongebouw te worden gebouwd ter plaatse van het bestaande woongebouw.

 

7.2.1.5 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende

beoordelingsregels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m² per bedrijfswoning, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,60 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  4. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º.

 

7.2.1.6 Bouwen, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

7.2.2 Beoordelingsregels voor bouwactiviteiten (met afwegingsruimte)

 

7.2.2.1 Overschrijding van het bouwvlak

In afwijking van artikel 7.2.1.1 onder a kan het bevoegd gezag een

omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van een gebouw dat de grenzen van het bouwvlak

overschrijdt, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover plaatsing in het bouwvlak niet mogelijk of niet doelmatig is;

  2. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  3. het overschrijden van het bouwvlak mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiksen ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  5. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen.

 

7.2.2.2 Herbouw op een andere locatie

In afwijking van artikel 7.2.1.3 onder f en artikel 7.2.1.4 onder g kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor de herbouw van de bedrijfswoning of woongebouw op een andere locatie binnen het bouwvlak, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. herbouw op een andere locatie is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  2. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  4. herbouw op een andere locatie leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

7.2.2.3 Afstand tot de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelsgrens

In afwijking van artikel 7.2.1.1 onder b en c kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de as van de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelsgrens, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. het verkleinen van de afstand is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaarbaar;

  2. het verkleinen van de afstand is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering;

  3. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  4. het verkleinen van de afstand leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

7.2.2.4 Uitbreiding bedrijfsbebouwing

In afwijking van artikel 7.2.1.1 onder d kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen

voor het vergroten van het oppervlak aan gebouwen en overkappingen uitbreiden van het oppervlak

aan bedrijfsbebouwing, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen bedrijfsbebouwing mag eenmalig worden vergroot met maximaal 10% van de bestaande gebouwen en overkappingen oppervlakte, tot een absoluut maximum van 1.000 m² met uitzondering ter plaatse van de beschermingszone ‘Waarde – Natuur en Ecologie’, waarvoor een absoluut maximum geldt van 750 m²;

  2. de vergroting is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering;

  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  4. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen.

  5. de vergroting leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

7.2.2.5 Dakhelling

In afwijking van artikel 7.2.1.2 onder c kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van bedrijfsgebouwen met plat afgedekte daken, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de omgevingsvergunning kan worden verleend voor maximaal 50 m² bedrijfsbebouwing;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

7.2.2.6 Bouwen voor mantelzorg

In afwijking van artikel 7.2.1.3 onder b en artikel 7.2.1.4 onder b kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoudsmaat van een bedrijfswoning of woongebouw voor het bieden van mantelzorg, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de vergroting is noodzakelijk voor het bieden van mantelzorg;

  2. de vergroting van de bedrijfswoning of wooneenheid mag niet meer bedragen dan 100 m³;

  3. vergroting is alleen toelaatbaar voor zover het bieden van mantelzorg binnen de bestaande bedrijfswoning niet mogelijk of redelijk is;

  4. er bestaat aantoonbaar behoefte aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;

  5. er wordt een schriftelijke verklaring overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van mantelzorg;

  6. er mag geen zelfstandige woonruimte ontstaan.

  7. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  8. de vergroting leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

7.2.2.7 Oppervlak bijgebouwen en overkapping bij een bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de totale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen kan worden vergroot tot maximaal 150m²;

  2. bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van deze uitbreiding betrekt het bevoegd gezag zowel de omvang van het bouwperceel als alle reeds aanwezige bijgebouwen, overkappingen en aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw;

  3. de uitbreiding is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  4. de uitbreiding is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een natuurinclusief landschapsinpassingsplan;

  5. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen.

  6. het vergroten van de oppervlakte leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

7.2.2.8 Windturbine

In afwijking van artikel 7.2.1.6 onder b kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van een windturbine binnen of aansluitend aan het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan 30 meter. Wordt de installatie op een bestaand gebouw geplaatst dan geldt daarvoor een maximale bouwhoogte van 5 meter voor de installatie;

  2. per bouwvlak of aansluitend daaraan is ten hoogste 1 windturbine toegestaan en deze moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  3. indien de windturbine gerealiseerd wordt aansluitend aan het bouwvlak, dan mag de afstand tot het bouwvlak niet meer bedragen dan 10 meter;

  4. de locatie is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  5. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  6. het plaatsen van de windturbine leidt niet tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

7.2.2.9 Zonneveld buiten bouwvlak

In afwijking van artikel 7.2.1.1 onder a kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van een zonneveld buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. plaatsing binnen het bouwvlak (bij voorkeur op daken) is niet mogelijk of niet doelmatig;

  2. het zonneveld grenst direct aan het bouwvlak en moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  3. de omgevingsvergunning kan alleen worden verleend voor gronden met de functie 'Agrarisch' of 'Detailhandel'.

  4. de netto-oppervlakte van het zonneveld mag niet meer dan 150 m² bedragen;

  5. de hoogte van de zonnepanelen, inclusief constructie, mag niet meer dan 70 cm bedragen;

  6. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing met inachtneming van aanwezige cultuurhistorische en ecologische waarden;

  7. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  8. het zonneveld leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

7.2.2.10 Uitbreiding inhoud bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels voor de maximale inhoud van een bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de totale inhoud van een bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw kan worden vergroot tot maximaal 1000 m³;

  2. voor elke extra kuub dient 1,5 maal zoveel aan compenserende sloopmeters uit de Regio FoodValley te worden ingezet conform het Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016. Indien dit functieveranderingsbeleid wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;

  3. er moet worden aangetoond dat de benodigde sloopmeters inzetbaar zijn;

  4. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  5. de uitbreiding is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een natuurinclusief landschapsinpassingsplan;

  6. de uitbreiding leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

 

7.3 Werken en werkzaamheden (geen bouwwerken zijnde)

 

7.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;

  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  3. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;

  4. het verwijderen van zandwegen;

  5. het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;

  6. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

 

7.3.2 Beoordelingsregels

De in artikel 7.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  1. de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer; geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

7.3.3 Uitzonderingen

Het in artikel 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:

  1. het ophogen en verlagen met meer dan 30 cm;

  2. het verwijderen van natuur en landschapselementen.

  1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  2. behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden.

 

 

 

Artikel 8 Functie Maatschappelijk

 

8.1 Activiteiten met betrekking tot het planologisch gebruik

 

8.1.1 Gebruiksactiviteiten binnen de toegedeelde functie

Op een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Maatschappelijk' zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'religie', is uitsluitend een religieuze voorziening toegestaan;

  2. wonen in een bedrijfswoning;

  3. behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden en groenvoorzieningen;

  4. aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;

  5. tuinen, erven en verhardingen;

  6. parkeervoorzieningen;

  7. windturbine;

  8. ondergeschikte water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

8.1.2 Algemene regels voor gebruiksactiviteiten (gesloten normen)

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  1. aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de woning.

 

8.1.3 Verboden

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende specifieke verboden:

  1. het gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;

  2. het gebruiken van een gebouw voor bed & breakfast en overige nevenactiviteiten is niet toegestaan;

  3. buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering van bestaande buitenopslag op 23 juni 2011;

  4. in afwijking van het bepaalde in artikel 8.1.1 onder d geldt dat gastouderschap cq. kinderopvang niet is toegestaan;

  5. seksinrichtingen zijn niet toegestaan.

 

8.1.4 Aanwijzing vergunningplichtige gebruiksactiviteiten

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de hierna aangegeven activitei(en) te verrichten, tenzij het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verleend voor die activiteit(en) met inachtneming van de beoordelingsregels in artikel 8.1.5:

  1. Het gebruiken van een gebouw voor een bed & breakfast;

  2. Het gebruiken van zorggerelateerde voorzieningen in een bijgebouw;

 

8.1.5 Beoordelingsregels voor gebruiksactiviteiten (met afwegingsruimte)

 

8.1.5.1 Andere maatschappelijke functies

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.1 voor het voor het toestaan van andere maatschappelijke functies die naar aard of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane functie, met dien verstande dat de afwijking niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

8.1.5.2 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.1.3 onder b voor het toestaan van bed & breakfast, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. een Bed & Breakfast met een bruto vloeroppervlakte van maximaal 50 m² kan binnen de woning worden toegestaan en/of in een legaal aanwezig bijgebouw, waarbij de bruto vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 75 m² met maximaal 4 slaapplaatsen;

  2. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder voorwaarde van een bedrijfsmatige exploitatie, een inschrijving bij de Kamer van Koophandel en het bijhouden van een nachtregister;

  3. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  4. het verblijf binnen een Bed & Breakfast is beperkt tot een aaneengesloten periode van maximaal 2 weken;

  5. de afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  6. de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer (via bestaande uitweg) en het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.

 

8.2 Activiteiten met betrekking tot bouwen

 

8.2.1 Beoordelingsregels voor bouwactiviteiten (gesloten normen)

 

8.2.1.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat terreinafscheidingen tot een hoogte van 1,5 meter ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan;

  2. de afstand van bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan
    15 meter;

  3. de afstand van bebouwing tot de zijdelingse en achterste bouwperceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen;

  4. de totale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen per bouwvlak of een gekoppeld bouwvlak mag, met uitzondering van het bepaalde in lid 8.2.1.3 en 8.1.2.4, niet meer bedragen dan de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

 

8.2.1.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  2. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  3. De dakhelling mag, met uitzondering van aan- en uitbouwen bij bestaande bedrijfsgebouwen, niet minder bedragen dan 15º.

 

8.2.1.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. tenzij anders op de verbeelding is aangeduid, is per bouwvlak of een gekoppeld bouwvlak ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;

  2. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 660 m³, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. de dakhelling van een bedrijfswoning, met uitzondering van aan- en uitbouwen, mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º.

  6. bij vervangende nieuwbouw dient de bedrijfswoning te worden gebouwd ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning.

 

 

8.2.1.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m² per bedrijfswoning, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,60 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  4. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º.

 

8.2.1.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

8.2.2 Beoordelingsregels voor bouwactiviteiten (met afwegingsruimte)

 

8.2.2.1 Overschrijding van het bouwvlak

In afwijking van het bepaalde in lid 8.2.1.1 onder a kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van een gebouw dat de grenzen van het bouwvlak overschrijdt, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover plaatsing in het bouwvlak niet mogelijk of niet doelmatig is;

  2. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  3. het overschrijden van het bouwvlak mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  4. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan.

 

8.2.2.2 Herbouw op een andere locatie

In afwijking van het bepaalde in lid 8.2.1.3 onder f kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor de herbouw van de bedrijfswoning op een andere locatie binnen het bouwvlak, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. herbouw op een andere locatie is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  2. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  4. herbouw op een andere locatie leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

8.2.2.3 Afstand tot de weg en de zijdelingse- en achterste bouwperceelgrens

In afwijking van het bepaalde in lid 8.2.1.1 onder b en c kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de as van de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelsgrens, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. het verkleinen van de afstand is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  2. het verkleinen van de afstand is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering;

  3. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  4. het verkleinen van de afstand leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

8.2.2.4 Uitbreiding bedrijfsbebouwing

In afwijking van het bepaalde in lid 8.2.1.1 onder d kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het uitbreiden van de bedrijfsbebouwing, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen mag eenmalig worden vergroot met maximaal 10% van de bestaande gebouwen en overkappingen, tot een absoluut maximum van 1.000 m² met uitzondering ter plaatse van de aanduiding ‘Waarde – Natuur en Ecologie’, waarvoor een absoluut maximum geldt van 750 m²;

  2. de vergroting is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering;

  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  4. de vergroting leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

8.2.2.5 Goothoogte (doorrijhoogte)

In afwijking van artikel 8.2.1.2 onder a kan het bevoegd gezag kan

een omgevingsvergunning verlenen voor het verhogen van de goothoogte om de doorrijhoogte te vergroten, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de verhoging is uitsluitend aan één zijde toegestaan;

  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  3. de verhoging van de goothoogte is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering.

 

8.2.2.6 Dakhelling

In afwijking van artikel 8.2.1.2 onder c kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de omgevingsvergunning kan worden verleend voor maximaal 50 m² bedrijfsbebouwing;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

8.2.2.7 Bouwen voor mantelzorg

In afwijking van artikel 8.2.1.3 onder b kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoudsmaat van een bedrijfswoning voor het bieden van mantelzorg, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de vergroting is noodzakelijk voor het bieden van mantelzorg;

  2. de vergroting van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m³;

  3. vergroting is alleen toelaatbaar voor zover het bieden van mantelzorg binnen de bestaande bedrijfswoning niet mogelijk of redelijk is;

  4. er bestaat aantoonbaar behoefte aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;

  5. er wordt een schriftelijke verklaring overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van mantelzorg;

  6. er mag geen zelfstandige woonruimte ontstaan;

  7. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  8. de vergroting leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

8.2.2.8 Windturbine

In afwijking van artikel 8.2.1.5 onder b kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van een windturbine binnen of aansluitend aan het bouwvlak, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de bouwhoogte van een windturbine mag niet meer bedragen dan 15 meter;

  2. per bouwvlak of aansluitend daaraan is ten hoogste 1 windturbine toegestaan en deze moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  3. indien de windturbine gerealiseerd wordt aansluitend aan het bouwvlak, dan mag de afstand tot het bouwvlak niet meer bedragen dan 10 meter;

  4. er is sprake van een landschappelijke inpassing;

  5. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  6. het plaatsen van de windturbine leidt niet tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

8.2.2.9 Oppervlak bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de maximale

oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw, met

inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de totale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen kan worden vergroot tot maximaal 150 m²;

  2. bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van deze uitbreiding betrekt het bevoegd gezag zowel de omvang van het bouwperceel als alle reeds aanwezige bijgebouwen, overkappingen en aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw;

  3. de uitbreiding is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  4. de uitbreiding is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een natuurinclusief landschapsinpassingsplan;

  5. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  6. het vergroten van de oppervlakte leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

8.2.2.10 Zonneveld buiten bouwvlak

In afwijking van artikel 8.2.1.1 onder a kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van een zonneveld buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. plaatsing binnen het bouwvlak (bij voorkeur op daken) is niet mogelijk of niet doelmatig;

  2. het zonneveld grenst direct aan het bouwvlak en moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  3. de omgevingsvergunning kan alleen worden verleend voor gronden met de functie 'Agrarisch' of 'Detailhandel'.

  4. de netto-oppervlakte van het zonneveld mag niet meer dan 150 m² bedragen;

  5. de hoogte van de zonnepanelen, inclusief constructie, mag niet meer dan 70 cm bedragen;

  6. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing met inachtneming van aanwezige cultuurhistorische en ecologische waarden;

  7. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  8. het zonneveld leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

8.2.2.11 Uitbreiding inhoud bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels voor de maximale inhoud van een bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de totale inhoud van een bedrijfswoning of bedrijfswoongebouw kan worden vergroot tot maximaal 1000 m³;

  2. voor elke extra kuub dient 1,5 maal zoveel aan compenserende sloopmeters uit de Regio FoodValley te worden ingezet conform het Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016. Indien dit functieveranderingsbeleid wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;

  3. er moet worden aangetoond dat de benodigde sloopmeters inzetbaar zijn;

  4. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  5. de uitbreiding is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een natuurinclusief landschapsinpassingsplan;

  6. de uitbreiding leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

 

8.3 Werken en werkzaamheden (geen bouwwerk zijnde)

 

8.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;

  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  3. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;

  4. het verwijderen van zandwegen;

  5. het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;

  6. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

 

8.3.2 Beoordelingsregels

De in lid 8.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  1. de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

8.3.3 Uitzonderingen

Het in lid 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:

  1. het ophogen en verlagen met meer dan 30 cm;

  2. het verwijderen van natuur en landschapselementen.

  1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  2. behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden.

 

 

 

Artikel 9 Functie Wonen

 

9.1 Activiteiten met betrekking tot het planologisch gebruik

 

9.1.1 Gebruiksactiviteiten binnen de toegedeelde functie

Op een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Wonen' zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:

  1. wonen in de vorm van een woning;

  2. hospita(kamer)verhuur;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - monument’, tevens de bescherming van aanwezige monumentale waarden;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - recreatiecluster', tevens als zoekzone voor herinrichting en uitbreiding van recreatieterreinen in het kader van het 'Groei en Krimpbeleid' van de provincie Gelderland zoals beschreven in bijlage 22e.2 (clustervisie recreatieclusters Lunteren - Wekerom) en bijlage 22e.3 (clustervisie recreatiecluster Otterlo) bij de regels;

  5. het gebruik ten behoeve van een paardenbak;

  6. aan huis verbonden beroepen of kleinschlige bedrijfsactiviteiten;

  7. tuinen, erven en verhardingen;

  8. ondergeschikte water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

9.1.2 Algemene regels voor gebruiksactiviteiten (gesloten normen)

  1. aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de woning;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - kleinschalige bedrijvigheid 1’ zijn, in afwijking van het bepaalde onder a, bedrijfsactiviteiten toegestaan van categorie 1 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 22e.1 bij de regels), met dien verstande dat de activiteit hoofdzakelijk in de dagperiode plaatsvindt in een gebouw met een maximale oppervlakte van 300 m²;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - kleinschalige bedrijvigheid 2’ zijn in afwijking van het bepaalde onder a, bedrijfsactiviteiten toegestaan van categorie 1 en 2 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 22e.1 bij de regels), met dien verstande dat de activiteit hoofdzakelijk in de dagperiode plaatsvindt in een gebouw met een maximale oppervlakte van 300 m²;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - opslag’ zijn, in afwijking van het bepaalde onder a, bedrijfsactiviteiten toegestaan die uitsluitend betrekking hebben op het gebruik van inpandige opslag, met dien verstande dat de activiteit plaatsvindt in een gebouw met een maximale oppervlakte van 300 m²;

  5. detailhandel is toegestaan, met dien verstande dat het uitsluitend verkoop van ter plaatse geproduceerde streekeigen producten betreft met een maximum oppervlakte van 50 m².

 

9.1.3 Verboden

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende specifieke verboden:

  1. het gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - bewoning bijgebouw';

  2. buitenopslag is niet toegestaan;

  3. in afwijking van het bepaalde in artikel 9.1.1 onder e geldt dat gastouderschap cq. kinderopvang niet is toegestaan.

 

9.1.4 Aanwijzing vergunningplichtige gebruiksactiviteiten

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de hierna aangegeven activiteit(en) te verrichten, tenzij het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verleend voor die activiteit(en) met inachtneming van de beoordelingsregels in artikel 9.1.5:

  1. Het uitvoeren van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit in een bijgebouw, met uitzondering van het bepaalde in artikel 9.1.2;

  2. Het gebruiken van een gebouw voor een bed & breakfast;

  3. Het gebruiken van zorggerelateerde voorzieningen in een bijgebouw.

 

9.1.5 Beoordelingsregels voor gebruiksactiviteiten (met afwegingsruimte)

 

9.1.5.1 Aan huis verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.1.2 onder a en toestaan dat de activiteit mag worden uitgevoerd in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 200 m²;

  2. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  3. de activiteit leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  4. de activiteit een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

  5. de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en het parkeren dient op het eigen perceel te worden ingericht;

  6. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning uitsluitend aan de hoofdbewoner van de betreffende woning en is niet overdraagbaar.

 

9.1.5.2 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het toestaan van een Bed & Breakfast, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. een Bed & Breakfast met een bruto vloeroppervlakte van maximaal 50 m² kan binnen de woning worden toegestaan en/of in een legaal aanwezig bijgebouw, waarbij de bruto vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 75 m² met maximaal 4 slaapplaatsen;

  2. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder voorwaarde van een bedrijfsmatige exploitatie, een inschrijving bij de Kamer van Koophandel en het bijhouden van een nachtregister;

  3. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  4. het verblijf binnen een Bed & Breakfast is beperkt tot een aaneengesloten periode van maximaal 2 weken;

  5. de afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  6. de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer (via de bestaande uitweg) en het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.

 

9.1.5.3 Zorggerelateerde voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het toestaan van (tijdelijke) zorgvoorzieningen in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. (tijdelijke) zorgvoorzieningen kunnen binnen een legaal aanwezig bijgebouw worden toegestaan tot een maximale oppervlakte van 75 m²;

  2. de omgevingsvergunning wordt verleend onder de voorwaarden:

  1. bij professionele zorg op commerciële basis: bij de aanvraag moet een bedrijfsplan worden ingediend, waarmee de uitvoerbaarheid van de vergunning aannemelijk wordt gemaakt;

  2. bij particuliere, niet-professionele zorg voor naasten zonder winstoogmerk: bij de aanvraag moet een ondertekende gemeentelijke zorgverklaring worden ingediend;

  1. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  2. de afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  3. de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer (via bestaande uitweg) en het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;

  4. de omgevingsvergunning wordt verleend onder de voorwaarde dat alle voorzieningen die strekken tot zorgverlening worden verwijderd na verloop van de vergunning of zodra geen sprake meer van zorgverlening is zoals in de vergunning beschreven.

 

9.1.5.4 Kamergewijze verhuur in woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het toestaan van kamergewijze verhuur in woningen, mits:

  1. dit niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat;

  2. er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is voor auto en fiets;

  3. de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast;

  4. de belangen van omwonenden niet onevenredig worden geschaad.

 

9.2 Activiteiten met betrekking tot bouwwerken

 

9.2.1 Beoordelingsregels voor bouwactiviteiten (gesloten normen)

 

9.2.1.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. de afstand van bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 meter;

  2. de afstand van bebouwing tot de zijdelingse en achterste bouwperceelgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen;

 

9.2.1.2 Woning

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. per functievlak of een gekoppeld functievlak is ten hoogste één woning toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  2. de inhoud van een woning, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 660 m³, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. de dakhelling van een woning, met uitzondering van aan- en uitbouwen, mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º;

  6. bij (vervangende) nieuwbouw dient de woning te worden gebouwd ter plaatse van de bestaande woning. Indien een bouwvlak is aangegeven op de verbeelding dient de woning binnen dat bouwvlak te worden gebouwd.

 

9.2.1.3 Villa

Voor het bouwen van een villa gelden, in afwijking van het bepaalde in artikel 9.2.1.2, de volgende beoordelingsregels:

  1. tenzij anders op de verbeelding is aangegeven, is per functievlak of gekoppeld functievlak ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'villa' ten hoogste één villa toegestaan;

  2. de totale inhoud van een villa, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 1100m³, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. de dakhelling, met uitzondering van aan- en uitbouwen, mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º;

  6. bij vervangende nieuwbouw dient de villa te worden gebouwd ter plaatse van de bestaande villa.

 

9.2.1.4 Woning in de vorm van een woongebouw

Voor het bouwen van de woning in de vorm van een woongebouw gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woongebouw' is per functievlak of gekoppeld functievlak ten hoogste één woongebouw toegestaan met het aantal wooneenheden zoals op de verbeelding is aangegeven;

  2. de totale inhoud van een woongebouw, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. eventuele resterende bouwruimte wordt 50/50 verdeeld over de wooneenheden, tenzij de eigenaren een andere verdeling overeenkomen;

  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  6. de dakhelling, met uitzondering van aan- en uitbouwen, mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º;

  7. bij (vervangende) nieuwbouw dient het woongebouw te worden gebouwd ter plaatse van het bestaande woongebouw. Indien een bouwvlak is aangegeven op de verbeelding dient de woning binnen dat bouwvlak te worden gebouwd.

 

9.2.1.5 Bouwen geluidgevoelig gebouw - hoger toegestaan geluidniveau

  1. Gelet op het bepaalde in artikel 23 mag de geluidbelasting ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'hogere waarde geluidsbelasting' hoger zijn dan de standaardwaarde als bedoeld in tabel 5.78t van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

  2. Ten aanzien van het bepaalde onder a. geldt dat het gezamenlijk geluid op de gevel(s) van de woning niet meer mag bedragen dan de waarde zoals aangegeven op de verbeelding, waarbij de karakteristieke geluidwering van de verblijfsgebieden minimaal de op de verbeelding aangegeven waarde – 33 dB dient te bedragen.

 

9.2.1.6 Bijgebouw en overkapping bij woning of woongebouw

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij een woning of woongebouw gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m² per functievlak en 50 m² per wooneenheid voor een woongebouw, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  2. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – woongebouw’ is het toegestaan om in afwijking van het bepaalde in sub a, en volledig in de plaats daarvan, maximaal 150 m³ per wooneenheid inpandig te realiseren indien daarvoor een landschappelijke en/of stedenbouwkundige noodzaak bestaat;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,60 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;

  5. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º.

 

9.2.1.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;

  2. de totale oppervlakte aan paardenbakken mag niet meer bedragen dan 800 m² en moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn. De bouwhoogte van een afrastering/ omheining mag hiervoor niet meer bedragen dan 1,5 meter;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.

 

9.2.2 Beoordelingsregels voor bouwactiviteiten (met afwegingsruimte)

 

9.2.2.1 Herbouw op een andere locatie

In afwijking van artikel 9.2.1.2 onder f, artikel 9.2.1.3 onder f en artikel 9.2.1.4 onder g kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor de herbouw van de woning of woongebouw op een andere locatie binnen het functievlak, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. herbouw op een andere locatie is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  2. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  4. herbouw op een andere locatie leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

9.2.2.2 Afstand tot de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelgrens.

In afwijking van artikel 9.2.1.1 onder a en b kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de as van de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelgrens, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. het verkleinen van de afstand is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  2. het verkleinen van de afstand is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering;

  3. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  4. het verkleinen van de afstand leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

9.2.2.3 Bouwen voor mantelzorg

In afwijking van artikel 9.2.1.2 onder b en artikel 9.2.1.4 onder b kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor vergroten van de inhoudsmaat van een woning of woongebouw voor het bieden van mantelzorg, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de vergroting is noodzakelijk voor het bieden van mantelzorg;

  2. de vergroting van de woning of wooneenheid mag niet meer bedragen dan 100 m³;

  3. vergroting is alleen toelaatbaar voor zover het bieden van mantelzorg binnen de bestaande woning of wooneenheid niet mogelijk of redelijk is;

  4. er bestaat aantoonbaar behoefte aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;

  5. er wordt een schriftelijke verklaring overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van mantelzorg;

  6. er mag geen zelfstandige woonruimte ontstaan;

  7. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  8. de vergroting leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

9.2.2.4 Extra oppervlakte bijgebouwen en overkappingen bij een woning of woongebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij een woning of woongebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de totale oppervlakte aan bijgebouwen per woonfunctie bedraagt maximaal 200 m²;

  2. de omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend voor gronden met de functie ‘Wonen’ zonder aanduiding met een specifieke vorm van wonen en zonder de aanduiding 'overige zone - beperkte bouwmogelijkheden';

  3. voor elke extra vierkantenmeter bovenop de reeds maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, dient tweemaal zoveel aan sloopmeters te worden ingezet, conform het Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016;

  4. er moet worden aangetoond dat de benodigde sloopmeters inzetbaar zijn;

  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een natuurinclusief landschapsinpassingsplan;

  6. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  7. de ontwikkeling leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;

  8. de regeling voor ‘herbouw bijgebouwen van woning of woongebouw’ uit onderliggende bestemmingsplannen is niet van toepassing indien op basis van dit artikel een omgevingsvergunning is verleend.

 

9.2.2.5 Zonneveld buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van een zonneveld buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. plaatsing binnen het bouwvlak (bij voorkeur op daken) is niet mogelijk of niet doelmatig;

  2. het zonneveld grenst direct aan het bouwvlak en moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;

  3. de omgevingsvergunning kan alleen worden verleend voor gronden met de bestemming 'Agrarisch' of 'Bos'.

  4. de netto-oppervlakte van het zonneveld mag niet meer dan 150 m² bedragen;

  5. de hoogte van de zonnepanelen, inclusief constructie, mag niet meer dan 70 cm bedragen;

  6. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing met inachtneming van aanwezige cultuurhistorische en ecologische waarden;

  7. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  8. het zonneveld leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

9.2.2.6 Uitbreiding inhoud woning of woongebouw via sloopcompensatie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels voor de maximale inhoud van een woning of woongebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de totale inhoud van een woning of woongebouw kan worden vergroot tot maximaal 1000 m³;

  2. de omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend voor gronden met de functie ‘Wonen’ zonder de aanduiding 'overige zone - beperkte bouwmogelijkheden';

  3. voor elke extra kuub dient 1,5 maal zoveel aan compenserende sloopmeters uit de Regio FoodValley te worden ingezet conform het Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016. Indien dit beleid tussentijds wordt gewijzigd wordt rekening gehouden met die wijziging;

  4. er moet worden aangetoond dat de benodigde sloopmeters inzetbaar zijn;

  5. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  6. de uitbreiding is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een natuurinclusief landschapsinpassingsplan;

  7. de uitbreiding leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

 

9.2.2.7 Herbouw bijgebouwen van woning of woongebouw

Het bevoeged gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels voor de herbouw van bijgebouwen voor zover dit de maximale oppervlakte overschrijdt, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. de maximum oppervlakte van artikel 9.2.1.6 kan worden vergroot met maximaal 50% van de bestaande overschrijding aan bijgebouwen tot een absoluut maximum van 200 m²;

  2. de herbouw is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;

  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

  4. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  5. herbouw op een andere locatie leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

9.2.2.8 Uitbreiding oppervlakte bijgebouwen en overkappingen via sloopcompensatie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels voor het vergroten van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de totale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen per woonbestemming bedraagt maximaal 200 m²;

  2. de omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend voor gronden met de bestemming ‘Wonen’ zonder aanduiding met een specifieke vorm van wonen en voor zover de gronden niet gelegen zijn binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Natuurgebied Veluwe' of een herziening hiervan;

  3. voor elke extra vierkante meter bovenop de reeds maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen enoverkappingen, dienen tweemaal zoveel sloopmeters te worden ingezet, conform het Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016. Indien dit beleid tussentijds wordt gewijzigd wordt rekening gehouden met die wijziging;

  4. er moet worden aangetoond dat de benodigde sloopmeters inzetbaar zijn, conform het Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016. Indien dit beleids tussentijds wordt gewijzigd wordt rekening gehouden met die wijziging;

  5. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een natuurinclusief landschapsinpassingsplan;

  6. de ontwikkeling leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;

  7. de regeling voor ‘herbouw bijgebouwen van woning of woongebouw’ uit onderliggende omgevingsplannen is niet van toepassing indien op basis van dit artikel een omgevingsvergunning is verleend.

 

9.2.2.9 Woningsplitsing via sloopcompensatie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels voor het splitsen van een woning naar twee of meer woningen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. het betreft een splitsing van een vergunde woning, waarbij de inhoud van deze woning gelijk blijft;

  2. de omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend voor gronden met de functie ‘Wonen’ zonder de aanduiding 'overige zone - beperkte bouwmogelijkheden';

  3. voor elk extra woonrecht dient 300 m² aan inzetbare sloopmeters te worden aangeleverd of aangekocht conform het regiobeleid van Regio FoodValley. Indien dit beleid tussentijds wordt gewijzigd wordt rekening gehouden met die wijziging;

  4. er moet worden aangetoond dat de benodigde sloopmeters inzetbaar zijn;

  5. een woning mag gesplitst worden in maximaal 4 woningen;

  6. na splitsing van de woning zijn de regels voor woongebouw van toepassing zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan ter plaatse;

  7. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;

  8. de splitsing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

 

9.3 Werken en werkzaamheden (geen bouwwerken zijnde)

 

9.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;

  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  3. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;

  4. het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;

  5. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.

 

9.3.2 Beoordelingsregels

De in artikel 9.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  1. de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

9.3.3 Uitzonderingen

Het in artikel 9.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  2. behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden.

 

 

 

Artikel 10 Beschermingszone Archeologie

 

10.1 Beschermingszone

Op een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Waarde - Archeologie ' geldt dat deze, naast de daar toegestane gebruiksactiviteiten, mede een functie heeft ten behoeve van:

  1. de bescherming en veiligstelling van behoudenswaardige bekende archeologische waarden;

 

10.2 Activiteiten met betrekking tot bouwwerken

 

10.2.1 Beoordelingsregels voor bouwactiviteiten (gesloten normen)

  1. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

  2. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 10.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;

  2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 100 m² bedraagt;

  3. mits het bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

10.2.2 Beoordelingsregels voor bouwactiviteiten (met afwegingsruimte)

In afwijking van artikel 10.2.1 onder a kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor bouwactiviteiten, met inachtneming van de volgende beoordelingsregels:

  1. op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

10.3 Werken en werkzaamheden (geen bouwwerken zijnde)

 

10.3.1 Omgevingsvergunning archeologische waarden

Ter plaatse van de in artikel 10.1 genoemde gronden is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;

  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;

  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

10.3.2 Beoordelingsregels

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, waarvoor het verbod van 10.3.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

10.3.3 Uitzonderingen

Het in lid 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing indien:

  1. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 100 m² of een omvang van ten hoogste 100 m;

  2. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;

  4. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;

  5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

 

 

Artikel 11 Beschermingszone Archeologie 1

 

11.1 Beschermingszone

Op een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Waarde - Archeologie 1' geldt dat deze, naast de daar toegestane gebruiksactiviteiten, mede een functie heeft ten behoeve van:

  1. de bescherming en veiligstelling van behoudenswaardige bekende archeologische waarden;

  2. de bescherming en veiligstelling van aangewezen gronden op basis van de Erfgoedwet door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangewezen als (archeologisch) rijksmonument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologisch rijksmonument'.

 

11.2 Activiteiten met betrekking tot bouwwerken

 

11.2.1 Beoordelingsregels voor bouwactiviteiten (gesloten normen)

Met betrekking tot de gronden als bedoeld in artikel 11.1, sub a gelden de volgende beoordelingsregels:

  1. binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;

  2. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn slechts toelaatbaar, indien het betreft: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;

 

11.2.2 Beoordelingsregels voor bouwactiviteiten (met afwegingsruimte)

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.3.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels en de volgende beoordelingsregels:

  1. op basis van archeologisch onderzoek en/ of advies van een archeologische deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

  2. op basis van archeologisch onderzoek en/ of advies van een archeologische deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

11.3 Werken en werkzaamheden (geen bouwwerken zijnde)

 

11.3.1 Omgevingsvergunning archeologische waarden

Ter plaatse van de in artikel 11.1, sub a genoemde gronden is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;

  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;

  3. het aanleggen of rooien van houtopstanden;

  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

11.3.2 Beoordelingsregels

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van artikel 11.3.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek en/ of naar het oordeel van een archeologisch deskundige namens de gemeente is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de werkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

11.3.3 Uitzonderingen

Het in lid 11.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing indien:

  1. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  2. behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden;

  3. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

 

Artikel 12 Beschermingszone Archeologie 2

 

12.1 Beschermingszone

Op een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Waarde - Archeologie 2' geldt dat deze, naast de daar toegestane gebruiksactiviteiten, mede een functie heeft ten behoeve van:

  1. de bescherming en veiligstelling van behoudenswaardige bekende archeologische waarden;

 

12.2 Activiteiten met betrekking tot bouwwerken

 

12.2.1 Beoordelingsregels voor bouwactiviteiten (gesloten normen)

  1. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

  2. Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 12.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien:

  1. de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is door bestaande c.q. voormalige bebouwing of andere handelingen;

  2. het bouwplan heeft betrekking op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;

  3. het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk dat (inclusief graafwerkzaamheden) niet dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;

  4. het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 250 m² bedraagt.

 

12.2.2 Beoordelingsregels voor bouwactiviteiten (met afwegingsruimte)

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels en de volgende beoordelingsregels:

  1. op basis van archeologisch onderzoek en/ of advies van een archeologische deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

  2. op basis van archeologisch onderzoek en/ of advies van een archeologische deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

12.3 Werken en werkzaamheden (geen bouwwerken zijnde)

 

12.3.1 Omgevingsvergunning archeologische waarden

Ter plaatse van de in artikel 12.1 genoemde gronden is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;

  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;

  3. het aanleggen of rooien van houtopstanden;

  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

12.3.2 Beoordelingsregels

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van artikel 12.3.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek en/ of naar het oordeel van een archeologisch deskundige namens de gemeente is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de werkzaamheden door een archeologisch deskundige.

 

 

12.3.3 Uitzonderingen

Het in lid 12.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing indien:

  1. de werken, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 250 m²;

  2. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  3. sprake is van activiteiten behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden;

  4. de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

 

Artikel 13 Beschermingszone Cultuurhistorische Landschapswaarde

 

13.1 Beschermingszone

Op een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Waarde - cultuurhistorische Landschapswaarde' geldt dat deze, naast de daar toegestane gebruiksactiviteiten, mede een functie heeft ten behoeve van:

  1. het behoud, versterking en ontwikkeling van cultuurhistorische landschapswaarden.

 

13.1.1 Specifieke maatwerkvoorschriften

Met betrekking tot de in artikel 13.1 genoemde gronden zijn burgemeester en wethouders bevoegd maatwerkvoorschriften te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bouwwerken:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de ecologische verbindingszone en ecologische hoofdstructuur;

  2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de (cultuurhistorische) landschapswaarde.

 

13.2 Werken en werkzaamheden (geen bouwwerken zijnde)

 

13.2.1 Omgevingsvergunning landschapswaarden en ecologie

Ter plaatse van de in artikel 13.1 genoemde gronden is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;

  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  3. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;

  4. het verwijderen van zandwegen;

  5. het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;

  6. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;

het telen van houtige gewassen in en/of op de grond (containervelden);

 

13.2.2 Beoordelingsregels

De in artikel 13.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  1. de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

13.2.3 Uitzonderingen

Het in artikel 13.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:

  1. het ophogen en verlagen met meer dan 30 cm;

  2. het verwijderen van natuur en landschapselementen;

  1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  2. behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden.

 

 

Artikel 14 Beschermingszone Natuur en Ecologie

 

14.1 Beschermingszone

Op een locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Waarde - Natuur en Ecologie' geldt dat deze, naast de daar toegestane gebruiksactiviteiten, mede een functie heeft ten behoeve van:

  1. het behoud, versterking en ontwikkeling van de gemeentelijke groenverbindingen (natuur, landschapselementen en ecologische zones).

 

14.1.1 Specifieke maatwerkvoorschriften

Met betrekking tot de in artikel 14.1 genoemde gronden zijn burgemeester en wethouders bevoegd maatwerkvoorschriften te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bouwwerken:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de ecologische verbindingszone en ecologische hoofdstructuur;

  2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de (cultuurhistorische) landschapswaarde.

 

14.2 Werken en werkzaamheden (geen bouwwerken zijnde)

 

14.2.1 Omgevingsvergunning landschapswaarden en ecologie

Ter plaatse van de in artikel 14.1 genoemde gronden is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;

  2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

  3. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;

  4. het verwijderen van zandwegen;

  5. het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;

  6. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;

  7. het telen van houtige gewassen in en/of op de grond (containervelden);

 

14.2.2 Beoordelingsregels

De in artikel 14.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  1. de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer;

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

14.2.3 Uitzonderingen

Het in artikel 14.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:

  1. het ophogen en verlagen met meer dan 30 cm;

  2. het verwijderen van natuur en landschapselementen;

  1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  2. behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden.

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 4 Algemene bepalingen

 

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van activiteiten waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere activiteiten buiten beschouwing

 

Artikel 16 Uitsluiting niet benoemde activiteiten

Activiteiten met betrekking tot de fysieke leefomgeving zijn alleen toegestaan voor zover dat is bepaald in dit plan.

 

Artikel 17 Algemene zorgplicht

Degene die een activiteit verricht als bedoeld in dit plan (of nalaat te handelen indien dat noodzakelijk is voor een goede fysieke leefomgeving) en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de doelen, met het oog waarop de regels in dit plan zijn gesteld, is verplicht:

  1. alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;

  2. voor zover deze niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken; en

  3. als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.

 

Artikel 18 Maatwerkvoorschriften

 

  1. Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld, of een vergunningvoorschrift als bedoeld in artikel 4.5 van de Omgevingswet kan aan een omgevingsvergunning als bedoeld in dit plan worden verbonden, over de regels over activiteiten in dit plan, tenzij anders is bepaald.

  2. Met een maatwerkvoorschrift of vergunningvoorschrift kan worden afgeweken van de regels over activiteiten in dit plan, tenzij anders is bepaald of hoofdstuk 5 van het Besluitkwaliteit leefomgeving zich daar tegen verzet.

  3. Een maatwerkvoorschrift wordt niet gesteld als over dat onderwerp een voorschrift aan een omgevingsvergunning als bedoeld in dit plan kan worden verbonden.

  4. Het eerste en tweede lid gelden niet voor zover het stellen van maatwerkvoorschriften is uitgesloten in het Besluit activiteiten leefomgeving.

 

Artikel 19 Algemene regels met betrekking tot bouwwerken

 

19.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  1. de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen, met uitzondering van bijgebouwen bij woningen en woongebouwen als bedoeld in artikel 9.2.1.6 van dit plan, die meer bedragen dan de maximum maten welke in hoofdstuk 3 zijn voorgeschreven, moeten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

  2. de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen die minder bedragen dan de minimale maten welke in hoofdstuk 3 zijn voorgeschreven, moeten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;

  3. bij vervangende nieuwbouw dient de bebouwing op dezelfde plaats te worden herbouwd;

 

19.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de in de bestemmingsregels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend binnen de fundering van gebouwen, sleufsilo’s en mestbassins toegestaan;

  2. ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend toegankelijk zijn vanuit het gebouw;

  3. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.

 

19.3 Maatwerkvoorschriften

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd maatwerkvoorschriften te stellen met betrekking tot de plaats, vorm en afmeting van bouwwerken:

  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

  2. ter bescherming van de monumentale waarde in relatie tot de naaste omgeving;

  3. ter waarborging van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van de naaste omgeving;

  4. ter waarborging van de verkeersveiligheid;

  5. ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen.

 

 

Artikel 20 Aanvullende beoordelingsregels geluidgevoelig gebouw in geluidaandachtsgebied (met afwegingsruimte)

 

  1. In afwijking van het bepaalde in artikel 5.78t van het Besluit kwaliteit leefomgeving, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van een geluidgevoelig gebouw in een geluidaandachtsgebied, als de geluidbelasting aanvaardbaar is en wordt voldaan aan de navolgende voorwaarden:
    1. er kunnen geen geluidbeperkende maatregelen worden getroffen om aan de standaardwaarde te voldoen die financieel doelmatig zijn en daartegen geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan;
    2. de overschrijding van de standaardwaarde wordt zoveel mogelijk beperkt door het treffen van geluidbeperkende maatregelen;
    3. het geluid op geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de grenswaarde, bedoeld in tabel 5.78u van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

  2. Indien sprake is van het bouwen van woonruimte en niet kan worden voldaan aan het bepaalde in het eerste lid, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen als de geluidbelasting aanvaardbaar is en elke afzonderlijke woning beschikt over minimaal een geluidluwe gevel waarop ten hoogste de standaardwaarde, als bedoeld in tabel 5.78t van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is berekend.

  3. Artikel 5.78u, tweede en vierde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn van overeenkomstige toepassing op de bepalingen in dit artikel.

 

 

Artikel 21 Algemene beoordelingsregels bouwwerken en gebruiksactiviteiten (met afwegingsruimte)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.

  2. de regels en toestaan dat het bouwvlak met maximaal 2 meter wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

  3. de regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:
    1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
    2. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.

  4. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwen, waaronder wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits:
    1. de inhoud per gebouw niet meer dan 60m³ zal bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter zal bedragen;

  5. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken en toestaan dat deze worden vergroot:
    1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 meter;
    2. ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en of communicatiemasten tot maximaal 10 meter;
    3. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot 3 meter.

  6. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.

 

 

Artikel 22 Algemene beoordelingsregels bouwwerken en gebruiksactiviteiten met betrekking tot parkeren

 

22.1 Parkeren

  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het wijzigen van het gebruik van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de geldende opgave, zoals beschreven in de hoofdstukken 3 tot en met 6 van de Beleidsregel van burgemeester en wethouders parkeernormen Ede 2023;

  2. Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in het plangebied bij de ontwikkeling wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de geldende opgave, zoals beschreven in de hoofdstukken 3 tot en met 6 van de Beleidsregel van burgemeester en wethouders parkeernormen Ede 2023;

  3. Indien de onder a en b bedoelde (beleids)regel wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.

 

22.2 Laden en lossen

 

  1. Indien de functie van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien binnen het plangebied overeenkomstig de Beleidsregel van burgemeester en wethouders parkeernormen Ede 2023;

  2. Indien de onder a bedoelde (beleids)regel wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.

 

22.3 Andere parkeernorm (met afwegingsruimte)

 

Bij een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 22.1 en artikel 22.2

  1. voor zover op andere wijze in de nodige parkeergelegenheid dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;

  2. voor zover door een maatregel geen of minder dan de nodige parkeergelegenheid dan wel laad- of losruimte noodzakelijk is;

  3. voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

  4. bij de beoordeling van het bepaalde onder sub a, b en c wordt rekening gehouden met de afwijkingsvoorwaarden, zoals deze zijn neergelegd in de Beleidsregel van burgemeester en wethouders parkeernormen Ede 2023. Indien deze regeling wordt gewijzigd moet rekening worden gehouden met deze wijziging.

 

 

Artikel 23 Milieubelastende activiteiten

 

 

23.1 Algemene bepalingen

 

23.1.1 Samenhangende activiteiten

 

In dit artikel 23 'Milieubelastende activiteiten' wordt voor de regels over geluid en geur als één activiteit met gebruiksruimte beschouwd:

  1. activiteiten als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving; of

  2. als het gaat om andere activiteiten dan bedoeld onder a, meerdere activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie en die:

  1. rechtstreeks met elkaar samenhangen en met elkaar in technisch verband staan; of

  2. elkaar functioneel ondersteunen.

 

23.2 Geluid door activiteiten

 

23.2.1 Toepassingsbereik

 

1. De regels in deze paragraaf zijn van toepassing op het geluid dat wordt veroorzaakt door milieubelastende activiteiten, anders dan wonen, met uitzondering van het geluid door:

  1. activiteiten die plaatsvinden op een industrieterrein;

  2. activiteiten en evenementen die in hoofdzaak in de openbare buitenruimte worden verricht;

  3. windturbines en windparken;

  4. civiele buitenschietbanen, militaire buitenschietbanen en militaire springterreinen;

  5. spoorvoertuigen op spoorwegemplacementen die onderdeel zijn van een hoofdspoorweg of een bij omgevingsverordening aangewezen lokale spoorweg;

  6. doorgaand verkeer op wegen, vaarwegen en spoorwegen;

  7. de inzet van motorvoertuigen of helikopters voor spoedeisende medische hulpverlening, ongevallenbestrijding, brandbestrijding, gladheidbestrijding en het vrijmaken van de weg na een ongeval.

2. De regels in deze paragraaf zijn niet van toepassing op het geluid:

  1. op een niet-geluidgevoelige gevel;

  2. van een activiteit op ‘geluidgevoelige gebouwen met een functionele binding of voormalige functionele binding’ met die activiteit;

  3. onversterkt menselijk stemgeluid, tenzij het muziekgeluid is of daarmee vermengd is.

 

23.2.2 Waar de waarden gelden

 

  1. De waarden in deze paragraaf voor het geluid door een activiteit gelden, tenzij anders bepaald:

  1. op een geluidgevoelig gebouw dat op grond van dit omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een (buitenplanse) omgevingsplanactiviteit is toegelaten, anders dan een woonschip of woonwagen:

1°. op de gevel, als het gaat om een geluidgevoelig gebouw; en

2°. op de locatie waar een gevel mag komen, als het gaat om een nieuw te bouwen geluidgevoelig gebouw, tot dat het geluidgevoelige gebouw is gerealiseerd;

  1. op een woonschip of woonwagen, op de begrenzing van de locatie voor het plaatsen van dat woonschip of die woonwagen;

  1. Voor zover er binnen 10 meter vanaf de grens van de locatie waar de activiteit wordt verricht geen geluidgevoelig gebouw is gelegen of toegelaten, gelden de waarden in deze paragraaf voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op een afstand van 10 meter van de grens van de locatie waar de activiteit wordt verricht.

  2. De in het tweede lid bedoelde afstand wordt verruimd tot maximaal 30 meter, voor zover de locatie grenst aan openbaar gebied en tot zover er geen geluidgevoelige gebouwen zijn gelegen of toegelaten.

  3. De in het tweede en derde lid bedoelde afstanden gelden niet als de activiteit binnen een zone voor geluid is gelegen als bedoeld in artikel 23.2.5.1.

 

 

23.2.3 Geluidwaarden op een geluidgevoelig gebouw

 

1. Bij het verrichten van een activiteit is het geluid op een geluidgevoelig gebouw of ruimte niet meer dan de waarden in onderstaande tabel 23.1

 

Tabel 23.1

 

 

07.00-19.00 uur

19.00-23.00 uur

23.00-07.00 uur

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT

50 dB(A)

45 dB(A)

40 dB(A)

Maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt door aandrijfgeluid van transportmiddelen

-

70 dB(A)

70 dB(A)

Maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt door andere piekgeluiden

70 dB(A)

65 dB(A)

65 dB(A)

 

2. Bij het verrichten van een activiteit is het geluid op een geluidgevoelig gebouw of ruimte, waarbij de activiteit wordt verricht gelegen in een zone die in het kader van milieuzonering wordt beschouwd als ‘rustige woonwijk of rustig buitengebied', niet meer dan de waarden in onderstaande tabel 23.2:

 

Tabel 23.2:

 

 

07.00-19.00 uur

19.00-23.00 uur

23.00-07.00 uur

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT

45 dB(A)

40 dB(A)

35 dB(A)

Maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt door aandrijfgeluid van transportmiddelen

-

65 dB(A)

65 dB(A)

Maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt door andere piekgeluiden

65 dB(A)

60 dB(A)

60 dB(A)

 

 

23.2.4 Maatwerkvoorschriften

Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld over:

  1. activiteiten waarbij, anders dan door laden en lossen, regelmatig maximale geluidniveaus LAmax van meer dan 70 dB(A) in de dagperiode optreden, die tot hinder leiden; en

  2. activiteiten waarbij door het laden en lossen regelmatig maximale geluidniveaus LAmax van meer dan 75 dB(A) in de dagperiode optreden, die tot hinder leiden.

 

23.2.5 Geluidruimte

 

23.2.5.1 Geluidruimte binnen en buiten een zone

 

  1. Bij het verrichten van een activiteit op een locatie die op de verbeelding is voorzien van een gebiedsaanduiding 'geluidzone -1', 'geluidzone - 2', 'geluidzone - 3' of 'geluidzone - 4' is het geluid niet meer dan de waarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT, zoals is bepaald in tabel 23.3, met inachtneming van het bepaalde in artikel 23.2.4.

  2. Voor zover geen geluidszone is opgenomen, zoals bedoeld in sub a, gelden de waarden zoals vermeld in tabel 23.3 voor geluidzone 1 op een afstand van 10 meter van de grens van de locatie waar de activiteit wordt verricht, met inachtneming van het bepaalde in artikel 23.2.3;

  3. De onder sub b genoemde afstand van 10 meter wordt verruimd tot maximaal 30 meter, voor zover sprake is van openbaar toegankelijk gebied.

  4. Bij de toepassing van sub a wordt geen rekening gehouden met het effect van bebouwing die aanwezig is in het gebied buiten de grens van de locatie waar de activiteit wordt verricht.

 

Tabel 23.3:

 

Gebiedsaanduiding

Afstand vanaf grens

locatie (m)

07.00-19.00 uur

19.00-23.00 uur

23.00-07.00 uur

Geluidzone - 1

30

45 dB(A)

40 dB(A)

35 dB(A)

Geluidzone - 2

50

45 dB(A)

40 dB(A)

35 dB(A)

Geluidzone - 3

50

50 dB(A)

45 dB(A)

40 dB(A)

Geluidzone - 4

50

50 dB(A)

50 dB(A)

45 dB(A)

 

23.2.5.2 Afwijken van waarden met een omgevingsvergunning

  1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning af te wijken van de waarden, bedoeld in artikel 23.2.5.1.

  2. De omgevingsvergunning bedoeld onder a. kan worden verleend als naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  1. onevenredig ingrijpende maatregelen nodig zijn om te voldoen aan de waarden;

  2. andere maatregelen die de geluidbelasting verminderen zo veel mogelijk worden getroffen en

  3. de geluidbelasting op geluidgevoelige gebouwen aanvaardbaar is.

  1. Het bevoegd gezag verbindt aan de vergunningvoorschriften over de waarden, die maximaal 5 dB hoger zijn dan de waarden, bedoeld in de artikel 23.2.5.1, mits dat niet leidt tot een overschrijding van de waarden voor geluidgevoelige ruimten binnen geluidgevoelige gebouwen, bedoeld in tabel 23.4.

 

Tabel 23.4:

 

 

07.00-19.00 uur

19.00-23.00 uur

23.00-07.00 uur

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT

35 dB(A)

30 dB(A)

25 dB(A)

Maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt door aandrijfgeluid van transportmiddelen

-

45 dB(A)

55 dB(A)

Maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt door andere piekgeluiden

-

45 dB(A)

45 dB(A)

 

d. Het bepaalde onder c. is niet van toepassing op aanwezige geluidgevoelige gebouwen, als:

  1. maatregelen aan de gevel om voor dat gebouw te voldoen aan de waarden, bedoeld in tabel 23.4, leiden tot zwaarwegende bezwaren van bouwkundige aard;

  2. de eigenaar weigert mee te werken aan het onderzoek naar het geluid in zijn gebouw door activiteiten en de noodzakelijke geluidwerende maatregelen; of

  3. de eigenaar weigert geluidwerende maatregelen te laten aanbrengen.

 

23.3 Geurhinder door activiteiten verricht binnen een geurzone

 

23.3.1 Toepassingsbereik

De regels in deze paragraaf zijn van toepassing op geur die wordt veroorzaakt door milieubelastende activiteiten, anders dan wonen, die wordt verricht binnen een geurzone, met uitzondering van geur door:

  1. activiteiten die plaatsvinden op een industrieterrein;

  2. het exploiteren van zuiveringtechnische werken; en

  3. het houden van landbouwhuisdieren in een dierenverblijf of andere agrarische activiteiten.

 

23.3.2 NTA 9065

 

Op het bepalen van geur door activiteiten is de Nederlandse technische afspraak NTA9065 van juni 2023 van toepassing.

 

23.3.3 Geurruimte

 

  1. Bij het verrichten van een activiteit binnen een gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone 1, 2 of 3, waarbij emissies naar de lucht plaatsvinden, bedraagt de geur niet meer dan de waarden zoals aangegeven in onderstaande tabel 23.5 op de aangegeven afstanden vanaf de grens van de locatie waar de activiteit wordt verricht:

 

Tabel 23.5:

 

Gebiedsaanduiding

Afstand vanaf grens

locatie (m)

Als 98 percentiel

Als 99,9 percentiel

Milieuzone - geurzone 1

30

0,5 ouE/m³ of H=-0,5

2 ouE/m³ of 4*H=-0,5

Milieuzone - geurzone 2

50

0,5 ouE/m³ of H=-0,5

2 ouE/m³ of 4*H=-0,5

Milieuzone - geurzone 3

50

1 ouE/m³ of 1*H=-1

4 ouE/m³ of 4*H=-1

 

  1. Als op grond van het eerste lid meer dan één waarde van toepassing is, geldt de voor de betreffende zone geldende waarde voor de gehele activiteit, waarbij de waarde met de grootste afstand telt.

 

23.3.4 Afwijken van waarden met een omgevingsvergunning

 

  1. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de waarden, bedoeld in artikel 23.3.3.

  2. De vergunning onder a. kan worden verleend als naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  1. onevenredig ingrijpende maatregelen nodig zijn om te voldoen aan de normen;

  2. als andere maatregelen mogelijk zijn om de geurbelasting zoveel mogelijk te verminderen: die andere maatregelen wel worden getroffen; en

  3. de geurbelasting op geurgevoelige gebouwen aanvaardbaar is.

 

23.4 Geur landbouwhuisdieren met geuremissiefactor - afstand tot ruimte-voor-ruimte functie

 

De standaardwaarden zoals bedoeld in artikelen 5.109, eerste en tweede lid, en 5.109a van het Besluit kwaliteit leefomgeving, zijn niet van toepassing bij het houden van landbouwhuisdieren met geuremissiefactor, als de afstand op een locatie gelijk of groter is dan de afstand, bedoeld in tabel 23.6, tot de volgende geurgevoelige gebouwen:

a. een geurgevoelig gebouw met een woonfunctie of een bedrijfsfunctie dat op of na 19 maart 2000 is gebouwd:

  1. op een locatie die op dat tijdstip werd gebruikt voor het houden van landbouwhuisdieren in dierenverblijven;

  2. in samenhang met het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van de dierenverblijven; en

  3. in samenhang met de sloop van dierenverblijven of bedrijfsgebouwen voor functioneel ondersteunende activiteiten.

Tabel 23.6:

Afstand tot ruimte-voor-ruimte functie bij geur door het houden van landbouwhuisdieren met geuremissiefactor

 

Ruimte-voor-ruimte woonfunctie, bedrijfsfunctie

Afstand

Gelegen binnen de bebouwingscontour geur

100 m

Gelegen buiten de bebouwingscontour geur

50 m

 

 

Artikel 24 Voorwaardelijke verplichtingen bouwwerken en gebruiksactiviteiten

 

24.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

  1. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke inpassing' is het niet toegestaan de locatie conform de bestemming te gebruiken, indien bij het eerst volgende plantseizoen na onherroepelijk worden van het plan niet is voorzien in de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing van de locatie zoals aangegeven op het inpassingsplan in de bijbehorende bijlage zoals opgenomen in onderstaande tabel 24.1:

 

Tabel 24.1:

Locatie

Bijlagenummer

Bennekom, Bosbeekweg 13

Bijlage 22e-4. Bennekom, Bosbeekbweg 13 Inpassingsplan

Bennekom, Dr. W. Dreeslaan 3

Bijlage 22e-5. Bennekom, Dr. W. Dreeslaan 3 Inpassingsplan

Ederveen, Brinklanderweg 5

Bijlage 22e-6. Ederveen, Brinklanderweg 5 Inpassingsplan

Ederveen, Bruinehorst 47

Bijlage 22e-7. Ederveen, Bruinehorst 47 Inpassingsplan

Ederveen, Nieuweweg 45

Bijlage 22e-8. Ederveen, Nieuweweg 45 Inpassingsplan

Harskamp, Kraatsweg 21A

Bijlage 22e-9. Harskamp, Kraatsweg 21A Inpassingsplan

Lunteren, Ganzenkampweg 7

Bijlage 22e-10. Lunteren, Ganzenkampweg 7 Inpassingsplan

Lunteren, Heuvelseweg 6

Bijlage 22e-11. Lunteren, Heuvelseweg 6 Inpassingsplan

Lunteren, Lage Valkseweg 92/94 - Westenengerdijk 19

Bijlage 22e-12. Lunteren, Lage Valkseweg 92/94 Inpassingsplan

Lunteren, Morgenweg 4

Bijlage 22e-13. Lunteren, Morgenweg 4 Inpassingsplan

Lunteren, Immenweg 8

Bijlage 22e-14. Lunteren, Immenweg 8 Inpassingsplan

Otterlo, Barneveldseweg 13

Bijlage 22e-15. Otterlo, Barneveldseweg 13 Inpassingsplan

Wekerom, Hoge Valkseweg 4

Bijlage 22e-16. Wekerom, Hoge Valkseweg 4 Inpassingsplan

 

 

24.2 Voorwaardelijke verplichting sloop

  1. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - sloop' geldt voor het gebruik van de gronden en de realisatie van nieuwe bebouwing als voorwaarde dat de sloop van (voormalig agrarische) bedrijfsbebouwing, zoals volgt uit de sloopkaart per locatie als opgenomen in onderstaande tabel 24.2, moet zijn afgerond, voordat de gronden gebruikt mogen worden conform de functie en voordat nieuwe bebouwing op de locatie mag worden gerealiseerd:

 

Tabel 24.2:

Locatie

Bijlagenummer

Bennekom, Dr. W. Dreeslaan 3

Bijlage 22e-17. Bennekom, Dr. W. Dreeslaan 3 Sloopkaart

Ederveen, Brinklanderweg 5

Bijlage 22e-18. Ederveen, Brinklanderweg 5 Sloopkaart

Harskamp, Kraatsweg 21a

Bijlage 22e-19. Harskamp, Kraatsweg 21a Sloopkaart

Lunteren, Heuvelseweg 6

Bijlage 22e-20. Lunteren, Heuvelseweg 6 Sloopkaart

Lunteren, Lage Valkseweg 92/94 - Westenengerdijk 19

Bijlage 22e-21. Lunteren, Lage Valkseweg 92/94 - Sloopkaart

Lunteren, Morgenweg 4

Bijlage 22e-22. Lunteren, Morgenweg 4 Sloopkaart

Lunteren, Immenweg 8

Bijlage 22e-23. Lunteren, Immenweg 8 Sloopkaart

Otterlo, Barneveldseweg 13

Bijlage 22e-24. Otterlo, Barneveldseweg 13 Sloopkaart

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 5 Overgangsbepalingen

 

Artikel 25 Overgangsrecht

 

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

25.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met dit plan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij de afwijking door deze verandering naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende omgevings- of bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.