Plan: | Lunteren, Blankespoorsedijk 3 |
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0228.BP2022AGBG0028-0301 |
Lunteren, Blankespoorsedijk 3
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen
ARTIKEL 5 Waarde - Groene Ontwikkelingszone
ARTIKEL 8 Algemene aanduidingsregels
ARTIKEL 9 Algemene afwijkingsregels
ARTIKEL 10 Algemene procedureregels
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotbepalingen
HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen
ARTIKEL 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
Het bestemmingsplan ‘Lunteren, Blankespoorsedijk 3’ met identificatienummer NL.IMRO.0228.BP2022AGBG0028-0301 van de gemeente Ede.
bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aan huis verbonden beroepen:
Een door de hoofdbewoner uitgeoefend beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan een (raam)prostitutiebedrijf en/of escortbedrijf.
bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
bed & breakfast:
Een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, gerund door de eigenaar of hoofdbewoner van het betreffende huis.
bedrijf:
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
bedrijfsgebouw:
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
bedrijfswoning/dienstwoning:
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
bestaande situatie:
ten aanzien van bebouwing:
Legaal aanwezige bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning.
ten aanzien van gebruik:
Het legaal gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en bergzolder.
bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
cultuurhistorische waarden:
De aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).
detailhandel:
Het te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
dienstverlening:
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
ecologische waarde:
De aan een gebied toegekende waarde op basis van de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden en/of karakteristieke landschapselementen, en/of op basis van de verbindende functie van een zone tussen twee natuurgebieden.
functie:
Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
hoofdfunctie:
Een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden in hoofdzaak bestemd is.
hoofdgebouw:
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
huishouden:
Persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
inrichting:
Elke door de mens bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht. Daarbij worden als één inrichting beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties
die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars
onmiddellijke nabijheid zijn gelegen (zoals bedoeld in de Wet milieubeheer en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)
kleinschalige bedrijfsactiviteiten:
Door de hoofdbewoner het bedrijfsmatig vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt.
kleinschalig kamperen:
Kleinschalige recreatieve activiteiten waarbij niet meer dan 25 kampeermiddelen aanwezig zijn, bijvoorbeeld kamperen bij de boer.
landschapselement:
Houtopstanden en andere elementen in een gebied met streekeigen, inheemse beplanting en/of karakteristiek voor een landschapstype: zoals houtwal en houtsingels, (hakhout)bosje, struweelrand, heg, struweelhaag, laan, bomenrij en/of een solitaire boom met een omtrek van meer dan 65 cm, (boeren)boomgaard, steilrand, streekeigen erf, poel en natuurvriendelijke oever.
landschapswaarde:
De aan een gebied toegekende waarde op basis van de aanwezigheid van de voor het landschapstype karakteristieke kenmerken bestaande uit landschapselementen, verkaveling of openheid, die bepaald wordt door de abiotische en biotische omstandigheden en door cultuurhistorie en menselijk grondgebruik.
mantelzorg:
Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
natuur:
Elementen of een verzameling van elementen, zoals stromende en stilstaande wateren, bloemrijke graslanden, heide en stuifzanden, bossen en struwelen, bepaald door de specifieke abiotische en biotische omstandigheden.
nevenactiviteit:
Activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bouwperceel en de hoofdfunctie als zodanig herkenbaar blijft..
omgevingsvergunning:
Een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
ondergeschikte functie:
Functie die zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een hoofdfunctie en daarmee rechtstreeks verband houdt.
opslag:
Opslag van goederen al dan niet in gebouwen.
overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
overkapping:
Een bouwwerk met een draagconstructie en dak niet door eigen wanden omsloten.
paardenbak:
Een onoverdekte voorziening, uitsluitend bestaande uit een afrastering en/of omheining, bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.
streekeigen producten:
(Agrarische) producten voor zover deze op het eigen bedrijf zijn voortgebracht en/of hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf zijn verwerkt of bewerkt.
tijdelijke (teeltondersteunende) voorzieningen:
Teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden per jaar. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden onder andere verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten. Met uitzondering van containervelden.
uitbouw:
De vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
voorgevel:
De naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
voorgevelrooilijn:
De lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk, dan wel bouwvlak, is gelegen alsmede het verlengde daarvan die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
waterhuishoudkundige voorzieningen:
Voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
werk:
Een constructie geen bouwwerk zijnde.
woning:
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden (inclusief het bieden van mantelzorg).
woongebouw:
Een gebouw, dat naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen wooneenheden omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
wooneenheid:
Een gebouw of een deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden (inclusief het bieden van mantelzorg).
zelfstandige woonruimte:
Woonruimte met een eigen aparte opgang en voordeur, met eigen voorzieningen waaronder andere een keuken, toilet, badkamer, douche, die niet met anderen hoeft te worden gedeeld.
ARTIKEL 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
De kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
bebouwingspercentage:
Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
Overeenkomstig de omtreklijn van de horizontale projectie van alle delen van die bouwwerken.
breedte, diepte c.q. lengte van een gebouw:
Tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
de dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
peil:
- Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
2.2 Ondergronds bouwen
Bij het berekenen van het bebouwingspercentage of de te bebouwen oppervlakte/inhoudsmaat wordt de oppervlakte/inhoud van ondergrondse gebouwen, voor zover gelegen onder het bovengrondse gebouw, buiten beschouwing gelaten.
2.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, zoals:
dakkapellen met een maximum breedte van 50% van de gevelbreedte;
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
2.4 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
ARTIKEL 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:
agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden;
behoud, herstel en bescherming van cultuurhistorische waarden in de vorm van onverharde wegen en paden;
met daaraan ondergeschikt:
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieninge.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Het bouwen van bouwwerken is niet toegestaan.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
het verwijderen van zandwegen;
het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;
het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.
3.3.2 Toelaatbaarheid
De in lid 3.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1 Naar de bestemming Natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Natuur’ met inachtneming van de volgende bepalingen:
de wijziging wordt toegepast voor het vergroten van natuurgebieden of het realiseren van een verbindingszone tussen natuurgebieden;
de gronden zijn verworven voor de inrichting van natuurgebieden, dan wel de eigenaar en gebruiker hebben schriftelijk ingestemd met de natuurontwikkeling;
de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
de wijziging leidt niet tot negatieve effecten op de waterhuishouding.
ARTIKEL 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen” aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:
wonen;
behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden;
met daaraan ondergeschikt
aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;
een paardenbak;
bed & breakfast;
tuinen, erven en verhardingen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
de afstand van bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 meter;
de afstand van bebouwing tot de zijdelingse en achterste bouwperceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen;
4.2.2 Woning
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:
per bestemmingsvlak is ten hoogste één woning toegestaan, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
de inhoud van een woning, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 660 m³, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
de dakhelling van een woning, met uitzondering van aan- en uitbouwen, mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º;
bij vervangende nieuwbouw dient de woning te worden gebouwd ter plaatse van de bestaande woning.
4.2.3 Bijgebouwen en overkappingen bij woning
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij een woning gelden de volgende bepalingen:
de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m² per bestemmingsvlak en 50 m² per wooneenheid voor een woongebouw, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,60 meter, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;
de totale oppervlakte aan paardenbakken mag niet meer bedragen dan 800 m² en moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn. De bouwhoogte van een afrastering/ omheining mag hiervoor niet meer bedragen dan 1,5 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bouwwerken:
ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
ter bescherming van de monumentale waarde in relatie tot de naaste omgeving;
ter waarborging van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van de naaste omgeving;
ter waarborging van de verkeersveiligheid;
ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Herbouw op een andere locatie
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder f voor de herbouw van de woning op een andere locatie binnen het bestemmingsvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:
herbouw op een andere locatie is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;
herbouw op een andere locatie leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
4.4.2 Herbouw bijgebouwen van woning of woongebouw
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 voor de herbouw van bijgebouwen voor zover dit de maximale oppervlakte overschrijdt, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de maximum oppervlakte van artikel 4.2.3 kan worden vergroot met maximaal 50% van de bestaande overschrijding aan bijgebouwen met een absoluut maximum van 200 m²;
de herbouw is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;
er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;
herbouw op een andere locatie leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
4.4.3 Oppervlak bijgebouwen en overkappingen bij een woning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij een woning, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de totale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen kan worden vergroot tot maximaal 150m²;
bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van deze uitbreiding betrekt het bevoegd gezag zowel de omvang van het bouwperceel als alle reeds aanwezige bijgebouwen, overkappingen en aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw;
de uitbreiding is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;
de uitbreiding is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorguldige landschappelijke inpassing op basis van een natuurinclusief landschapsinpassingsplan;
het vergroten van de oppervlakte leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
4.4.4 Afstand tot de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelsgrens.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a en b voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de as van de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelsgrens, met inachtneming van de volgende bepalingen:
het verkleinen van de afstand is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;
het verkleinen van de afstand is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
het verkleinen van de afstand leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
4.4.5 Goothoogte en bouwhoogte (doorrijhoogte)
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder c en d voor het vergroten van de goot- en bouwhoogte, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de vergroting is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering;
de goothoogte mag maximaal 4 meter bedragen, met dien verstande dat voor een noodzakelijke doorrijhoogte de goothoogte aan één zijde tot 5 meter kan worden verhoogd;
de bouwhoogte mag maximaal 10 meter bedragen.
4.4.6 Dakhelling
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder e voor het realiseren van bedrijfsgebouwen met plat afgedekte daken, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de omgevingsvergunning kan worden verleend voor maximaal 50 m² bedrijfsbebouwing;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
4.4.7 Bouwen voor mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder b voor het vergroten van de inhoudsmaat van een woning voor het bieden van mantelzorg, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de vergroting is noodzakelijk voor het bieden van mantelzorg;
de vergroting van de woning of wooneenheid mag niet meer bedragen dan 100 m³;
vergroting is alleen toelaatbaar voor zover het bieden van mantelzorg binnen de bestaande woning of wooneenheid niet mogelijk of redelijk is;
er bestaat aantoonbaar behoefte aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
er wordt een schriftelijke verklaring overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van mantelzorg;
er mag geen zelfstandige woonruimte ontstaan;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
de vergroting leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
4.4.8 Zonneveld buiten bouwvlak
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van een zonneveld buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:
plaatsing binnen het bouwvlak (bij voorkeur op daken) is niet mogelijk of niet doelmatig;
het zonneveld grenst direct aan het bouwvlak en moet zijn gelegen achter de voorgevelrooilijn;
de omgevingsvergunning kan alleen worden verleend voor gronden met de bestemming 'Agrarisch', 'Bos' of 'Wonen'.
de netto-oppervlakte van het zonneveld mag niet meer dan 150 m² bedragen;
de hoogte van de zonnepanelen, inclusief constructie, mag niet meer dan 70 cm bedragen;
er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing met inachtneming van aanwezige cultuurhistorische en ecologische waarden;
het zonneveld leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
4.4.9 Oppervlak bijgebouwen en overkappingen bij een woning of woongebouw
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij een woning of woongebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de totale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen kan worden vergroot tot maximaal 150 m²;
bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van deze uitbreiding betrekt het bevoegd gezag zowel de omvang van het bouwperceel als alle reeds aanwezige bijgebouwen, overkappingen en aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw;
de uitbreiding is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;
de uitbreiding is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een natuurinclusief landschapsinpassingsplan;
het vergroten van de oppervlakte leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:
aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de woning;
detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ter plaatse geproduceerde streekeigen producten met een maximum oppervlakte van 50 m²;
het gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;
het gebruiken van een gebouw voor bed & breakfast en overige nevenactiviteiten is niet toegestaan;
buitenopslag is niet toegestaan voor zover het betreft opslag van agrarische producten achter de voorgevelrooilijn ten behoeve van het agrarische bedrijf;
het is verboden om de betreffende gronden op de navolgende percelen conform de bestemming te gebruiken, indien niet is voorzien in de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing van het perceel zoals aangegeven op het inrichtingsplan van het perceel welke is toegevoegd als bijlage 1 bij deze regels:
Adres (kastraalperceel) |
Kenmerken inrichtingsplan |
Lunteren, Blankespoorsedijk 3 (Lunteren, Sectie I, 1222) |
Inrichtingsplan Blankespoorsedijk 3, 17-05-2022 |
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Aan huis verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.5 onder a en toestaan dat de activiteit mag worden uitgevoerd in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 200 m²;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
de activiteit leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en/of ontwikkelingmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
de activiteit een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en het parkeren dient op het eigen perceel te worden ingericht;
het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning uitsluitend aan de hoofdbewoner van de betreffende woning en is niet overdraagbaar.
4.6.2 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.5 onder c voor het bieden van mantelzorg in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:
het gebruik als zelfstandige woonruimte is noodzakelijk voor het bieden van mantelzorg;
het gebruik is alleen toelaatbaar voor zover het bieden van mantelzorg binnen de bestaande woning of wooneenheid niet mogelijk of redelijk is, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.4.7;
de omgevingsvergunning voor een bestaand vrijstaand bijgebouw kan slechts worden verleend indien er geen bouwmogelijkheden bestaan voor de realisatie van een aangebouwd bijgebouw waarin de mantelzorg kan worden geboden;
er bestaat aantoonbaar behoefte aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
de aanvrager een schriftelijke verklaring overlegd dat de omgevingsvergunning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
de totale oppervlakte die voor mantelzorg in gebruik kan worden genomen bedraagt maximaal 65 m² en is beperkt tot één bouwlaag;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
het gebruik als zelfstandige woonruimte voldoende brandveilig is;
de mantelzorg leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning uitsluitend aan de aanvrager en/of de hoofdbewoner van de betreffende woning en is niet overdraagbaar;
het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat de vergunning geldt voor een periode dat de mantelzorg voortduurt;
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat alle voorzieningen die strekken tot instandhouding van een zelfstandige woonruimte worden verwijderd nadat de noodzaak van mantelzorg is vervallen.
4.6.3 Bed & Breakfast
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het toestaan van bed & breakfast, met inachtneming van de volgende bepalingen:
een Bed & Breakfast met een bruto vloeroppervlakte van maximaal 50 m² kan binnen de woning worden toegestaan en/of in een legaal aanwezig bijgebouw, waarbij de bruto vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 75 m² met maximaal 4 slaapplaatsen;
het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder voorwaarde van een bedrijfsmatige exploitatie, een inschrijving bij de Kamer van Koophandel en het bijhouden van een nachtregister;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
het verblijf binnen een Bed & Breakfast is beperkt tot een aaneengesloten periode van maximaal 2 weken;
de afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer (via bestaande uitweg) en het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
4.6.4 Zorggerelateerde voorzieningen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het toestaan van (tijdelijke) zorgvoorzieningen in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:
(tijdelijke) zorgvoorzieningen kunnen binnen een legaal aanwezig bijgebouw worden toegestaan tot een maximale oppervlakte van 75 m²;
de omgevingsvergunning wordt verleend onder de voorwaarden:
bij professionele zorg op commerciële basis: bij de aanvraag moet een bedrijfsplan worden ingediend, waarmee de uitvoerbaarheid van de vergunning aannemelijk wordt gemaakt;
bij particuliere, niet-professionele zorg voor naasten zonder winstoogmerk: bij de aanvraag moet een ondertekende gemeentelijke zorgverklaring worden ingediend;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
de afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer (via bestaande uitweg) en het parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
de omgevingsvergunning wordt verleend onder de voorwaarde dat alle voorzieningen die strekken tot zorgverlening worden verwijderd na verloop van de vergunning of zodra geen sprake meer van zorgverlening is zoals in de vergunning beschreven.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;
het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.
4.7.2 Toelaatbaarheid
De in lid 4.7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
4.7.3 Uitzonderingen
Het in lid 4.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden.
4.8 Wijzigingsbevoegdheid
4.8.1 Vorm van het bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bestemmingsvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de oppervlakte van een bestemmingsvlak mag niet worden vergroot;
de wijziging is noodzakelijk voor een doelmatig gebruik van het bestemmingsvlak;
er sprake is van een landschappelijke inpassing;
de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
4.8.2 Vergroten oppervlak bijgebouw
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen ten aanzien van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de totale oppervlakte aan bijgebouwen per woonbestemming mag maximaal 200 m² bedragen;
voor elke extra vierkantenmeter dient twee maal zoveel te worden gesloopt bij een woonbestemming elders in het plangebied;
in het wijzigingsplan wordt een verplichting opgenomen dat de sloopverplichting elders wordt gerealiseerd;
er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;
de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
4.8.3 Uitbreiding inhoud woning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen ten aanzien van de maximale inhoud van een woning of woongebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de totale inhoud van een woning of woongebouw kan worden vergroot tot maximaal 1000 m³;
voor elke extra kuub dient 1,5 maal zoveel aan compenserende sloopmeters uit de Regio FoodValley te worden ingezet;
in geval de sloopcompensatie niet van het betrokken perceel afkomstig is wordt in het wijzigingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarmee de sloopverplichting elders in de Regio FoodValley wordt geborgd. Herbouw van de sloopmeters wordt tevens planologisch onmogelijk gemaakt;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
de uitbreiding is vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar en er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een natuurinclusief landschapsinpassingsplan;
de uitbreiding leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
ARTIKEL 5 Waarde - Groene Ontwikkelingszone
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Groene Ontwikkelingszone' aangewezen gronden zijn naast de andere daar geldende bestemmingen mede bestemd voor: het behoud, versterking en ontwikkeling van de bijzondere natuurwaarden (natuur. bos, cultuurhistorische waarden, landschapselementen en ecologische zones).
5.2 Nadere eisen
Met betrekking tot de in artikel 5.1 genoemde gronden zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bouwwerken:
ter voorkoming van onevenredige aantasting van de (cultuurhistorische) landschapswaarden
ter voorkoming van waaardevolle natuurwaarden, waaronder ecologische zones, bijzondere bossen, etcetera.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Omgevingsvergunning landschapswaarden en ecologie
Ter plaatse van de in artikel 5.1 genoemde gronden is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
het verwijderen van zandwegen;
het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;
het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
het telen van houtige gewassen in en/of op de grond (containervelden);
5.3.2 Toelaatbaarheid
De in lid 5.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
5.3.3 Uitzonderingen
Het in lid 3.3.1vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:
het ophogen en verlagen met meer dan 30 cm;
het verwijderen van natuur en landschapselementen;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
5.4.1 Wijzigen dubbelbestemming Waarde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:
de dubbelbestemming 'Waarde - Groene Ontwikkelingzone' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in artikel 5.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
de dubbelbestemming 'Waarde - Groene Ontwikkelingszone' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
ARTIKEL 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
ARTIKEL 7 Algemene bouwregels
7.1 Bestaande afwijkende maatvoering
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen, met uitzondering van bijgebouwen bij woningen als bedoeld in artikel 4.2.3 van dit plan, die meer bedragen dan de maximum maten welke in hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, moeten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen die minder bedragen dan de minimale maten welke hoofdstuk 2 is voorgeschreven, moeten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
bij vervangende nieuwbouw dient de bebouwing op dezelfde plaats te worden herbouwd;
in afwijking van het bepaalde in sub c kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning toestaan dat herbouw op een andere locatie plaatsvindt, al dan niet met een gecumuleerd oppervlakte van bestaande bebouwing;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bewoning bijgebouw' geldt de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen.
7.2 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de in de bestemmingsregels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend binnen de fundering van gebouwen, sleufsilo’s en mestbassins toegestaan;
ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend toegankelijk zijn vanuit het gebouw;
de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
ARTIKEL 8 Algemene aanduidingsregels
8.1 Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied
Op gronden met de aanduiding 'Reconstructiewetzone-landbouwontwikkelingsgebied' als in het Reconstructieplan ligt het primaat bij de landbouw. Op deze gronden is in het kader van het Reconstructieplan de mogelijkheid tot uitbreiding, herverstiging en nieuwvestiging van intensieve veehouderij. Daarbij wordt een bouwvlak dat gedeeltelijk is gelegen binnen het landbouwontwikkelingsgebied beschouwd als een volledige zone landbouwontwikkelingsgebied.
ARTIKEL 9 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.
de regels en toestaan dat het bouwvlak met maximaal 2 meter wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
de regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:
de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwen, waaronder wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits:
de inhoud per gebouw niet meer dan 60m³ zal bedragen;
de bouwhoogte niet meer dan 3 meter zal bedragen;
de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken en toestaan dat deze worden vergroot:
ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 meter;
ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en of communicatiemasten tot maximaal 10 meter;
ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot 3 meter.
het bepaalde ten aanzien van de maximum bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
de maximum oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximum bouwhoogte van het betreffende gebouw;
de regels ten aanzien van de inhoud of oppervlakte van een bestaand gebouw en toestaan dat deze wordt vergroot met maximaal 10% wanneer dit noodzakelijk is vanwege het treffen van energiebesparende voorzieningen.
ARTIKEL 10 Algemene procedureregels
10.1 Afwijken van het bestemmingsplan
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
10.2 Wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
10.3 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisenregeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
ARTIKEL 11 Overige regels
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden,
de ruimte tussen bouwwerken.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotbepalingen
ARTIKEL 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij de afwijking door deze verandering naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
ARTIKEL 13 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Lunteren, Blankespoorsedijk 3’.