Plan: | Lunteren, Fliertseweg 20-22 |
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0228.BP2022AGBG0018-0301 |
Lunteren, Fliertseweg 20-22
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorische Landschapswaarde
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene procedureregels
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotbepalingen
HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
Het bestemmingsplan ‘Lunteren, Fliertseweg 20-22’ met identificatienummer NL.IMRO.0228.BP2022AGBG0018-0301 van de gemeente Ede.
bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
aanbouw:
Een aan een hoofdgebouw toegevoegde ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. In functioneel opzicht maakt de aanbouw onderdeel uit van het hoofdgebouw.
aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
aan huis verbonden beroepen:
Een door de hoofdbewoner uitgeoefend beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan een (raam)prostitutiebedrijf en/of escortbedrijf.
abiotische waarden:
Het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen).
agrarisch bedrijf:
Eén bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder begrepen bomen en heesters, en/of het houden van dieren, waarbij opslag van het door het bedrijf ter plaatse voortgebrachte producten en het vergisten van bedrijfseigen mest en co-substraten is toegestaan.
agrarisch bedrijf, grondgebonden:
Een agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten, waarvan de productie geheel of nagenoeg geheel afhankelijk is van het producerend vermogen van onbebouwde gronden (als productiemiddel) waar het bedrijf over kan beschikken.
agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij:
Een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf voor het houden van vee en pluimvee -zelfstandig of als neventak – waarbij dit houden van vee en pluimvee geheel of nagenoeg plaatsvindt in gebouwen. Het houden van melkrundvee, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.
agrarisch bedrijf, glastuinbouw
Een niet grondgebonden agrarisch bedrijf dat gericht is op het telen van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen, al dan niet op substraatbasis.
agrarische nevenactiviteit:
Een kleinschalige agrarische activiteit bij een woning gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder begrepen bomen en heesters, en/of het houden van dieren, waarbij opslag van ter plaatse voortgebrachte producten is toegestaan.
archeologische verwachtingswaarden:
Te verwachten archeologische resten, oftewel restanten van vroegere menselijke bewoning, begraving en/of landgebruik die voor de wetenschap van belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
archeologische waarden:
Archeologische resten, oftewel restanten van vroegere menselijke bewoning, begraving en/of landgebruik die voor de wetenschap van belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
bed & breakfast:
Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie in een (bedrijfs)woning of daarbij behorend bijgebouw of bedrijfsgebouw dat bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd door de bewoner(s) van de betreffende woning en is bedoeld voor kortdurend wisselend recreatief nachtverblijf, eventueel in combinatie met ontbijt, door een persoon of groep van personen die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben.
bedrijf:
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
bedrijfsgebouw:
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
bedrijfsmatige exploitatie:
Het door middel van een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon beheren en/of exploiteren van één of meerdere recreatieverblijven ten behoeve van wisselend recreatief nachtverblijf.
bedrijfswoning/dienstwoning:
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
bestaande situatie:
ten aanzien van bebouwing:
Legaal aanwezige bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning.
ten aanzien van gebruik:
Het legaal gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
Bevi-inrichting:
Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
bijgebouw:
Een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en bergzolder.
bouwmassa:
Een verzameling van bij elkaar behorende gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.
bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
buitenopslag:
Het in de open lucht opslaan van goederen en materialen die naar hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven zonder dat deze een bewerking ondergaan en zonder dat deze verhandeld worden.
cultuurhistorische waarden:
De aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).
dagrecreatie:
Recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.
detailhandel:
Het te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
dienstverlening:
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
ecologische waarde:
De aan een gebied toegekende waarde op basis van de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden en/of karakteristieke landschapselementen, en/of op basis van de verbindende functie van een zone tussen twee natuurgebieden.
eigen recreatief nachtverblijf:
Recreatief nachtverblijf waarbij een recreatieverblijf wordt gebruikt door (een deel van) het huishouden (of daarmee gelijk te stellen groep van personen) waar de (juridische of economische) eigenaar(s), pachter(s) of opstalhouder(s) deel van uitmaakt/uitmaken.
escortbedrijf:
De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en –bemiddelingsbureaus.
extensief recreatief medegebruik:
Een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden.
extensiveringsgebied:
Ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging en nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van het reconstructieplan onmogelijk zal worden.
folly:
Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.
functie:
Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
gekoppeld bouwvlak:
Een bouwvlak dat bestaat uit twee of meer onderling niet aaneengesloten bouwvlakken, die op de verbeelding met een specifieke aanduiding ‘relatie’ aan elkaar zijn gekoppeld, die tezamen worden aangemerkt als zijnde één bouwvlak. Daarbij geldt dat de opgenomen aanduidingen op de verbeelding slechts gelden voor het gehele gekoppelde bouwvlak en mogen aanduidingen niet worden gecumuleerd.
groepsaccommodatie:
Een gebouw bestemd voor wisselend recreatief nachtverblijf van een groep of groepen personen, die hun hoofdverblijf elders hebben en waarbij wordt overnacht in (gemeenschappelijke) zalen en/of kamers.
hoofdfunctie:
Een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden in hoofdzaak bestemd is.
hoofdgebouw:
Een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
hooiberg:
Een van oorsprong agrarisch bijgebouw, met een geheel of gedeeltelijke open constructie en voorzien van een kap, dat oorspronkelijk diende als opslagplaats voor graan, stro of hooi en bedoeld is voor de opslag van graan, stro of hooi en/of als ondersteunende functie voor het wonen.
horeca:
Een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, met uitzondering van een discotheek, dancingbar, casino of automatenhal.
hotel:
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van nachtverblijf met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
hoveniersbedrijf:
Een bedrijf, dat primair gericht is op ontwerp, aanleg en onderhoud van tuinen en groenvoorzieningen elders.
huishouden:
Persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
hulpgebouwen:
Een gebouw, behorende bij een bedrijf, dat met het oog op een verantwoorde bedrijfsvoering niet binnen het bouwvlak gerealiseerd kan worden, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het (agrarisch) gebruik, en waarbij geen sprake is van permanente stalling van dieren.
inrichting:
Elke door de mens bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht. Daarbij worden als één inrichting beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties
die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars
onmiddellijke nabijheid zijn gelegen (zoals bedoeld in de Wet milieubeheer en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)
kas:
Een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dat dient voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden.
kampeermiddel:
Een niet als bouwwerk aan te merken tent, tentwagen, kampeerauto of caravan (met uitzondering van een stacaravan) dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, die blijkens hun inrichting bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft. Een stacaravan, een chalet (al dan niet op wielen), een trekkershut en een tenthuisje zijn niet aan te merken als een kampeermiddel.
kampeerterrein:
Terrein dat wordt gebruikt voor kampeermiddelen en tenthuisjes.
kelder:
Een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bovengronds bouwwerk, sleufsilo en/of kuilvoerplaat.
kleinschalige bedrijfsactiviteiten:
Door de hoofdbewoner het bedrijfsmatig vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt.
kleinschalig kamperen:
Kleinschalige recreatieve activiteiten waarbij niet meer dan 25 kampeermiddelen aanwezig zijn, bijvoorbeeld kamperen bij de boer.
landbouwontwikkelingsgebied:
Ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, of in het kader van het Reconstructieplan zal voorzien, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging en nieuwvestiging van intensieve veehouderij. Daarbij wordt een bouwvlak dat gedeeltelijk is gelegen binnen het landbouwontwikkelingsgebied beschouwd als een volledige zone landbouwontwikkelingsgebied.
landgoed:
Geheel of gedeeltelijk met bossen of andere houtopstanden bezette onroerende zaak - daaronder begrepen die waarop een buitenplaats of andere, bij het karakter van het landgoed passende opstallen voorkomen - voorzover het blijven voortbestaan van die onroerende zaak in zijn karakteristieke verschijningsvorm voor het behoud van het natuurschoon wenselijk is.
landschapselement:
Houtopstanden en andere elementen in een gebied met streekeigen, inheemse beplanting en/of karakteristiek voor een landschapstype: zoals houtwal en houtsingels, (hakhout)bosje, struweelrand, heg, struweelhaag, laan, bomenrij en/of een solitaire boom met een omtrek van meer dan 65 cm, (boeren)boomgaard, steilrand, streekeigen erf, poel en natuurvriendelijke oever.
landschapswaarde:
De aan een gebied toegekende waarde op basis van de aanwezigheid van de voor het landschapstype karakteristieke kenmerken bestaande uit landschapselementen, verkaveling of openheid, die bepaald wordt door de abiotische en biotische omstandigheden en door cultuurhistorie en menselijk grondgebruik.
maatschappelijke en culturele voorzieningen:
Educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen, onderwijs- en kinderopvangvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
manege:
Bedrijf, bestaande uit een of meerdere (binnen)rijbanen, die uitsluitend is gericht op het bieden van paardrijdmogelijkheden en het geven van instructie aan derden met gebruik van paarden, al dan niet met een ondergeschikte horecavoorziening die is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van het manegebedrijf.
mantelzorg:
Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
natuur:
Elementen of een verzameling van elementen, zoals stromende en stilstaande wateren, bloemrijke graslanden, heide en stuifzanden, bossen en struwelen, bepaald door de specifieke abiotische en biotische omstandigheden.
nevenactiviteit:
Activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bouwperceel en de hoofdfunctie als zodanig herkenbaar blijft.
nevengeschikte functie:
Functie waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
NGE:
Nederlandse Grootte Eenheid, een standaard eenheid voor de bepaling van de omvang van een agrarisch bedrijf zoals die gehanteerd wordt door het Landbouw Economisch Instituut (LEI).
normaal (agrarisch) gebruik:
Het regulier bestaande gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering en het (agrarisch) gebruik van de gronden.
normaal onderhoud:
Het onderhoud van bestaande objecten c.q. de grond dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen.
omgevingsvergunning:
Een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
ondergeschikte functie:
Functie die zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een hoofdfunctie en daarmee rechtstreeks verband houdt.
opslag:
Opslag van goederen al dan niet in gebouwen.
overkapping:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient ter overdekking en niet door eigen wanden is omsloten, dan wel aan maximaal drie zijden is begrensd door de gevels van belendende gebouwen of andere bouwwerken.
paardenbak:
Een onoverdekte voorziening, uitsluitend bestaande uit een afrastering en/of omheining, bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.
paardenhouderij:
Een bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het fokken van paarden, het africhten van paarden, het bieden van verblijf aan paarden (bijvoorbeeld paardenstalling en paardenpension) dan wel de handel in paarden.
permanente bewoning:
Het gebruiken van een ruimte of complex van ruimten als hoofdverblijf.
prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
recreatiebedrijf:
Een bedrijf dat één of meerdere recreatieverblijven beheert en/of exploiteert.
recreatief medegebruik:
Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
recreatief nachtverblijf:
Het met recreatief oogmerk verblijven met overnachting in een recreatieverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben, waarbij het gebruik primair is gericht op ontspanning en/of vrijetijdsbesteding. Permanente bewoning is niet toegestaan.
recreatieverblijf:
Een ruimte of complex van ruimten dat is bedoeld voor recreatief nachtverblijf door personen die elders hun hoofdverblijf hebben. Onder een recreatieverblijf wordt o.a. verstaan: een bed & breakfast, een groepsaccommodatie, een kampeermiddel, een recreatieve paalwoning, een recreatiewoning en een tenthuisje.
recreatiewoning:
Een gebouw, waaronder mede verstaan een chalet of stacaravan, dat is bestemd om door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gebruikt te worden voor wisselend en/of eigen recreatief nachtverblijf.
recreatieve paalwoning:
Een verhoogde recreatiewoning op palen. Een recreatieve paalwoning is een bijzondere bouwvorm van de recreatiewoning. Dit is verduidelijkt op onderstaande afbeelding:
ruimtelijke kwaliteit:
De kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.
schuilgelegenheid:
Een overdekte ruimte voor weidedieren dat tot doel heeft het bieden van bescherming tegen weersomstandigheden waarbij (buiten)opslag niet is toegestaan met uitzondering van kleinschalige aan het gebruik gerelateerde opslag (onder andere voerproducten, stroo, hooi en mest)
seksinrichting:
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.
streekeigen producten:
(Agrarische) producten voor zover deze op het eigen bedrijf zijn voortgebracht en/of hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf zijn verwerkt of bewerkt.
(teelt)ondersteunende voorzieningen:
Voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groenten, fruit, bomen, of potplanten te bevorderen en te beschermen.
tent:
Een in hoofdzaak uit textiel of uit andere daarmee gelijk te stellen materialen vervaardigd onderkomen bedoeld voor recreatief verblijf.
tenthuisje:
Een bouwwerk met een demontabele fundering en/of eenvoudige demontabele voorzieningen dat is voorzien van lichte materialen, waaronder in ieder geval een dak van tentdoek, en dat blijkens zijn inrichting is bestemd voor recreatief nachtverblijf door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft. Een kampeermiddel, een groepsaccommodatie en een recreatiewoning zijn niet aan te merken als tenthuisje.
uitbouw:
De vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. In functioneel opzicht maakt de uitbouw onderdeel uit van het hoofdgebouw.
verblijfsrecreatie:
Het kortdurend verblijf van één of meerdere personen met of zonder overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarmee in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning.
verblijfsrecreatieve voorzieningen:
Voorzieningen ten behoeve van het faciliteren van recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in onder andere kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of recreatieverblijven.
verkoopactiviteit:
Een aan de hoofdbestemming gelieerde verkoopactiviteit (niet zijnde groothandel). De verkoop van volumineuze tuinproducten, zoals tuinhuisjes, bestratingsmateriaal en zwembaden etcetera is niet toegestaan.
verwevingsgebied:
Ruimtelijke begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensive veehouderij mogelijk is en mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.
volwaardig agrarisch bedrijf:
Een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste 70 NGE/ één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze.
voorgevel:
De naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
voorgevelrooilijn:
De lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk, dan wel bouwvlak, is gelegen alsmede het verlengde daarvan die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
waterhuishoudkundige voorzieningen:
Voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
werk:
Een constructie geen bouwwerk zijnde.
Wgh-inrichting:
Bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken
wisselend recreatief nachtverblijf:
Recreatief nachtverblijf waarbij een recreatieverblijf van verschillende opeenvolgende gebruiker(s) wisselt, met dien verstande dat niet sprake is van eigen recreatief nachtverblijf.
woning:
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden (inclusief het bieden van mantelzorg).
woongebouw:
Een gebouw, dat naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen wooneenheden omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
wooneenheid:
Een gebouw of een deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden (inclusief het bieden van mantelzorg).
zelfstandige woonruimte:
Woonruimte met een eigen aparte opgang en voordeur, met eigen voorzieningen waaronder andere een keuken, toilet, badkamer, douche, die niet met anderen hoeft te worden gedeeld.
zorgappartement:
Een woning of wooneenheid binnen een zorginstelling.
zorginstelling:
Een instelling gericht op het verlenen van huisvesting, intensieve verzorging en begeleiding van bewoners, waarbij tevens de uitrusting van het gebouw sterk is gericht op zorgprocessen. De bewoners zijn vanaf aanvang van bewoning op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem geïndiceerd voor zorg.
zorgwoning:
Een woning of wooneenheid bestemd voor verzorgd wonen die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan de bewoners vanwege hun beperktere zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem zijn geïndiceerd voor zorg die beschikbaar is in de directe nabijheid van die woning of wooneenheid en welke zorg door die bewoners ook daadwerkelijk wordt afgenomen.
zorgwoningcomplex:
Een complex van meerdere zorgwoningen met bijbehorende gemeenschappelijke ruimten.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
De kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
bebouwingspercentage:
Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
Bovenkant Spoorstaaf (BS):
De hoogte van de bovenkant van de laagste spoorstaaf.
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
Overeenkomstig de omtreklijn van de horizontale projectie van alle delen van die bouwwerken.
breedte, diepte c.q. lengte van een gebouw:
Tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
de bruto-vloeroppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande dat wordt gemeten op vloerniveau. Bij meerlaagse gebouwen wordt per bouwlaag gemeten.
de dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de oppervlakte van een overkapping:
Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
de hoogte van een windturbine:
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
peil:
- Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
2.2 Ondergronds bouwen
Bij het berekenen van het bebouwingspercentage of de te bebouwen oppervlakte/inhoudsmaat wordt de oppervlakte/inhoud van ondergrondse gebouwen, voor zover gelegen onder het bovengrondse gebouw, buiten beschouwing gelaten.
2.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, zoals:
dakkapellen met een maximum breedte van 50% van de gevelbreedte;
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
2.4 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:
agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - bijgebouw landgoedbeheer' zijn mede bestemd voor het onderhoud en beheer van een (nabijgelegen) landgoed, waaronder in ieder geval wordt begrepen een onderkomen voor het stallen van voertuigen, materieel en gereedschappen voor een doelmatig gebruik van een (nabijgelegen) landgoed;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hooiberg' is tevens een hooiberg toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - folly' is tevens een folly toegestaan;
behoud, herstel en ontwikkeling van landschapswaarden;
behoud, herstel en bescherming van cultuurhistorische waarden in de vorm van onverharde wegen en paden;
verharde en onverharde paden, ondergeschikte erfverharding ten dienste van het agrarische bedrijf, en (toegangs)wegen ten dienste van (aangrenzende) bestemming(en);
met daaraan ondergeschikt:
extensief recreatief medegebruik;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
brandveiligheids- en blusvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
terreinafscheidingen tot een hoogte van 1,5 meter buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
een onderkomen voor het stallen van voertuigen, materieel en gereedschappen voor een doelmatig gebruik van een (nabijgelegen) landgoed ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - bijgebouw landgoedbeheer' buiten het bouwvlak is toegestaan;
een hooiberg ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hooiberg' buiten het bouwvlak is toegestaan;
een folly ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - folly' buiten het bouwvlak is toegestaan;
bestaande hulpgebouwen en schuilgelegenheden buiten het bouwvlak zijn toegestaan, inclusief noodzakelijke keerwanden met een maximale hoogte van 1 meter ten behoeve van kleinschalige aan het gebruik gerelateerde opslag;
groeibegeleidende voorzieningen buiten het bouwvlak zijn toegestaan, met dien verstande dat:
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter;
de voorziening is slechts toegestaan zolang de teelt dit vereist;
de voorziening staat ten dienste van het grondgebonden agrarische bedrijf.
de afstand van bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 meter;
de afstand van bebouwing tot de zijdelingse en achterste bouwperceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen.
3.2.2 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
de goothoogte van het bijgebouw landgoedbeheer mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de goothoogte aan één zijde maximaal 4 m mag bedragen ten behoeve van de doorrijhoogte;
de bouwhoogte van het bijgebouw landgoedbeheer mag niet meer bedragen dan 5 m;
de oppervlakte van het bijgebouw landgoedbeheer mag niet meer bedragen dan 150 m²;
de goothoogte van de hooiberg mag niet meer bedragen dan 4 m;
de bouwhoogte van de hooiberg mag niet meer bedragen dan 7 m;
de goothoogte van de folly mag niet meer bedragen dan 4 m;
de bouwhoogte van de folly mag niet meer bedragen dan 7 m;
overige gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
de regels voor overkappingen staan in lid 3.2.2.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bouwwerken:
ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
ter bescherming van de monumentale waarde in relatie tot de naaste omgeving;
ter waarborging van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van de naaste omgeving;
ter waarborging van de verkeersveiligheid;
ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:
detailhandel is niet toegestaan;
het gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;;
het gebruiken van een gebouw voor bed & breakfast en overige nevenactiviteiten is niet toegestaan;
het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen is niet toegestaan;
buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering van opslag van agrarische producten achter de voorgevelrooilijn ten behoeve van het agrarische bedrijf op en/of aansluitend aan het bouwvlak;
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn slechts toegestaan voor een periode van minder dan 6 maanden per jaar.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en voor werkzaamheden
3.5.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
het verwijderen van zandwegen;
het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;
het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.
3.5.2 Toelaatbaarheid
De in lid 3.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:
de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
3.5.3 Uitzondering
Het in lid 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:
1. het ophogen en verlagen met meer dan 30 cm;
2. het verwijderen van natuur en landschapselementen.
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden;
conform het inrichtingsplan zoals dat is weergegeven in bijlage 2 van de regels.
Artikel 4 Bos
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
behoud, ontwikkeling en/of productie van houtopstanden en bomen en instandhouding en versterking van andere bestaande natuurwaarden, zoals aanwezige stuifzande en heidegronden;
bescherming van ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
Met daaraan ondergeschikt:
wegen en paden;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
Een overkapping is niet toegestaan.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bouwwerken:
ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
ten aanzien van de ontsluiting van het terrein en parkeervoorzieningen;
ten aanzien van de gewenste concentratie van voorzieningen;
ten aanzien van de onderlinge afstand tussen bouwwerken;
ter bescherming van de monumentale waarde in relatie tot de naaste omgeving;
ter waarborging van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van de naaste omgeving;
ter waarborging van de verkeersveiligheid;
ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder- of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het rooien en/of vellen van bomen en/of houtgewas, anders dan van productiebos of het normale beheer voor bosexploitatie zoals het verruigen van de bodem voor natuurlijke verjonging;
het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverhardingen;
het verwijderen van natuur en landschapselementen;
het afgraven, ophogen en egaliseren en anderszins verzetten van gronden;
het verwijderen van zandwegen;
het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
het graven, dempen, dan wel verdiepen of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, greppels, plassen en poelen.
4.4.2 Toelaatbaarheid
De in lid 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:
de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
4.4.3 Uitzondering
Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:
het ophogen en verlagen met meer dan 30 centimeter;
het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
behoren tot het normale onderhoud, beheer ene gebruik van de gronden;
conform het inrichtingsplan zoals dat is weergegeven in bijlage 2 van de regels.
Artikel 5 Gemengd
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - zorginstelling' is maximaal één zorginstelling toegestaan ten behoeve van dementerende bejaarden, met dien verstande dat het aantal zorgappartementen niet meer dan 17 bedraagt;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - zorginstelling' is wonen in een bedrijfswoning van de zorginstelling toegestaan, met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen niet meer dan één bedraagt;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - zorgwonen' is maximaal één zorgwoningcomplex toegestaan ten behoeve van mensen met een licht verstandelijke beperking die in belangrijke mate zelfstandig kunnen functioneren, met dien verstande dat het aantal zorgwoningen niet meer dan 9 bedraagt;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - zorgwonen' is wonen in een bedrijfswoning van het zorgwoningcomplex toegestaan, met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen niet meer dan één bedraagt;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - groepsaccommodatie’ is de uitoefening van een recreatiebedrijf toegestaan, waarbij door middel van bedrijfsmatige exploitatie verblijfsrecreatie plaatsvindt in maximaal één groepsaccommodatie;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - collectief bijgebouw' is een collectief bijgebouw toegestaan ten behoeve van de onder a t/m e genoemde functies;
behoud, versterking en/of herstel van de aanwezige landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden binnen de bestemming.
bescherming van cultuurhistorische waarden;
met daaraan ondergeschikt:
aan huis verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsactiviteiten;
tuinen, erven en verhardingen;
parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen, paden, groenvoorzieningen, straatmeubilair, open terreinen en kleinschalige speelvoorzieningen;
water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
brandveiligheids- en blusvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
de afstand van bebouwing tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan
15 meter;
de afstand van bebouwing tot de zijdelingse en achterste bouwperceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen en met uitzondering van een collectief bijgebouw als bedoeld onder artikel 5.2.5;
voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
ten behoeve van de onder artikel 5.1 a t/m e genoemde functies is een collectief bijgebouw als bedoeld in artikel 5.2.5 toegestaan;
ten behoeve van de bedrijfswoning van het zorgwoningcomplex zijn ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - zorgwonen’ bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
overige bijgebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan.
voor de realisatie van een nieuwe zorginstelling geldt als voorwaarde dat de bebouwing, aangegeven als 'te slopen bebouwing' op de sloopkaart (die is opgenomen in bijlage 3 van de regels), volledig moet zijn gesloopt, voordat een nieuwe zorginstelling mag worden gerealiseerd. De te slopen bebouwing mag niet worden herbouwd;
deze gronden dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht.
5.2.2 Zorginstelling
Voor het bouwen van een zorginstelling, inclusief aan- en uitbouwen, gelden de volgende bepalingen:
de zorginstelling mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - zorginstelling' worden gebouwd;
de zorginstelling mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
de bedrijfswoning bevindt zich in of aan het gebouw van de zorginstelling;
een vrijstaande bedrijfswoning is niet toegestaan;
de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 660 m³, tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt;
de oppervlakte van de zorginstelling, inclusief ingebouwde of aangebouwde bedrijfswoning en aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 707 m²;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
de dakhelling mag, met uitzondering van aan- en uitbouwen bij bestaande bedrijfsgebouwen, niet minder bedragen dan 15º.
5.2.3 Zorgwoningcomplex
Voor het bouwen van een zorgwoningcomplex, inclusief aan- en uitbouwen, gelden de volgende bepalingen:
het zorgwoningcomplex mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - zorgwonen' worden gebouwd;
het zorgwoningcomplex mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
de bedrijfswoning bevindt zich in of aan het gebouw van het zorgwoningcomplex;
een vrijstaande bedrijfswoning is niet toegestaan;
de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 660 m³, tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt;
de oppervlakte van het zorgwoningcomplex, inclusief ingebouwde of aangebouwde bedrijfswoning en aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 300 m²;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
de dakhelling mag, met uitzondering van aan- en uitbouwen bij bestaande bedrijfsgebouwen, niet minder bedragen dan 15º.
5.2.4 Groepsaccommodatie
Voor het bouwen van een groepsaccommodatie, inclusief aan- en uitbouwen, gelden de volgende bepalingen:
de groepsaccommodatie mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - groepsaccommodatie' worden gebouwd;
de groepsaccommodatie mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
de totale oppervlakte van de groepsaccommodatie mag niet meer bedragen dan 250 m²;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
de dakhelling mag, met uitzondering van aan- en uitbouwen bij bestaande bedrijfsgebouwen, niet minder bedragen dan 15º.
5.2.5 Collectief bijgebouw
Voor het bouwen van een collectief bijgebouw gelden de volgende bepalingen:
het collectief bijgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - collectief bijgebouw' worden gebouwd;
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 85 m²;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 meter;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,60 meter;
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º.
5.2.6 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoning zorgwoningcomplex
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van een bedrijfswoning van een zorgwoningcomplex gelden de volgende bepalingen:
de bijgebouwen en overkappingen dienen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - zorgwonen' te worden gerealiseerd;
de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m²;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 meter;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,60 meter;
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30º en niet meer dan 50º.
5.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;
de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 m;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bouwwerken:
ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
ter bescherming van de monumentale waarde in relatie tot de naaste omgeving;
ter waarborging van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van de naaste omgeving;
ter waarborging van de verkeersveiligheid;
ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afstand tot de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelsgrens
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a en b voor het verkleinen van de afstand van de bebouwing tot de as van de weg en de zijdelingse/achterste bouwperceelsgrens, met inachtneming van de volgende bepalingen:
het verkleinen van de afstand is vanuit stedenbouw- en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar;
het verkleinen van de afstand is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
het verkleinen van de afstand leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
5.4.2 Overschrijding van het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder b voor het bouwen van een gebouw dat de grenzen van het bouwvlak overschrijdt, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de overschrijding is alleen toelaatbaar voor zover plaatsing in het bouwvlak niet mogelijk of niet doelmatig is;
de overschrijding mag niet meer bedragen dan 5 meter;
de maximale totale gezamenlijke oppervlakte van het bedrijfsgebouw en de bedrijfswoning wordt niet overschreden;
het overschrijden van het bouwvlak mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan.
5.4.3 Dakhelling
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder i, lid 5.2.3 onder i en lid 5.2.4 onder f voor het realiseren van gebouwen met plat afgedekte daken, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de omgevingsvergunning kan worden verleend voor maximaal 50 m² bedrijfsbebouwing;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:
aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50 m² en plaats moet vinden in de bedrijfswoning;
het aantal zorgappartementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - zorginstelling' mag niet meer bedragen dan 17;
het aantal zorgwoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - zorgwonen' mag niet bedragen dan 9;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - groepsaccommodatie' is maximaal één groepsaccommodatie toegestaan;
het aantal bezoekers van de groepsaccommodatie mag niet meer bedragen dan 18;
de groepsaccommodatie mag uitsluitend worden gebruikt voor recreatief gebruik op basis van een bedrijfsmatige exploitatie;
bij de groepsaccommodatie moet sprake zijn van wisselend recreatief nachtverblijf;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - groepsaccommodatie' is het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor permanente bewoning of het huisvesten van werknemers niet toegestaan;
ten behoeve van de groepsaccommodatie is geen bedrijfswoning toegestaan;
de bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - zorginstelling' bevindt zich binnen de inhoud van de zorginstelling;
de bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - zorgwonen' bevindt zich binnen de inhoud van het zorgwoningcomplex;
de inhoud van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 660 m³, tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt;
het gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woonruimte is niet toegestaan;
het gebruiken van een gebouw voor bed & breakfast en overige nevenactiviteiten is niet toegestaan;
ten behoeve van de ontsluiting van het bestemmingsvlak is maximaal één in- en uitrit toegestaan;
buitenopslag is niet toegestaan;
seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
vanaf twee jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan is het verboden om een zorginstelling en een groepsaccommodatie conform de bestemming te (laten) gebruiken indien niet is voorzien in de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing conform het inrichtingsplan dat is opgenomen in bijlage 2 van de regels.
5.6 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
5.6.1 Aan huis verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.5 onder a en toestaan dat de activiteit mag worden uitgevoerd in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 200 m²;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
de activiteit leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en/of ontwikkelingmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
de activiteit een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
de activiteit mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en het parkeren dient op het eigen perceel te worden ingericht;
het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning uitsluitend aan de hoofdbewoner van de betreffende woning en is niet overdraagbaar.
5.6.2 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.5 onder n voor het toestaan van bed & breakfast bij een zorginstelling of zorgwoningcomplex, met inachtneming van de volgende bepalingen:
een bed & breakfast wordt binnen bestaande bebouwing gerealiseerd;
binnen een woning bedraagt de maximale bruto-vloeroppervlakte 50 m² en binnen een bestaand bijgebouw bedraagt de maximale bruto-vloeroppervlakte 75 m², met dien verstande dat in het bijgebouw maximaal 4 slaapplaatsen zijn toegestaan;
de bed & breakfast bevat geen keuken. Een badkamer en een toilet zijn wel toegestaan. Dit wordt tevens als voorwaarde aan de vergunning verbonden;
het verblijf binnen een bed & breakfast is beperkt tot een aaneengesloten periode van maximaal 2 weken. Dit wordt tevens als voorwaarde aan de vergunning verbonden;
permanente bewoning van een bed & breakfast is niet toegestaan. Dit wordt tevens als voorwaarde aan de vergunning verbonden;
uit een bedrijfsplan blijkt dat de uitvoerbaarheid van de omgevingsvergunning aannemelijk is;
het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning voor de bed & breakfast onder de voorwaarde dat een bedrijfsmatige exploitatie is vereist;
het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning voor de bed & breakfast onder de voorwaarde dat de exploitant een nachtregister dient bij te houden;
er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de beleidsregels in de ‘Nota parkeernormen Ede 2023’. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging;
de bed & breakfast leidt niet tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
de bed & breakfast is voldoende brandveilig;
er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen;
de afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerkzaamheden zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
het verwijderen van zandwegen;
het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;
het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.
5.7.2 Toelaatbaarheid
De in lid 5.7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
5.7.3 Uitzonderingen
Het in lid 5.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:
het ophogen en verlagen met meer dan 30 cm;
het verwijderen van natuur en landschapselementen.
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden;
conform het inrichtingsplan zoals dat is weergegeven in bijlage 2 van de regels.
5.8 Wijzigingsbevoegdheid
5.8.1 Vorm van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de oppervlakte van een bouwvlak mag niet worden vergroot;
de wijziging is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering, voor toepassing van milieuvoorschriften en/of wegens andere wettelijke bepalingen;
er sprake is van een landschappelijke inpassing;
de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn naast de andere daar geldende bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van behoudenswaardige archeologische verwachtingswaarde.
6.2 Bouwregels
Bij een vergunningaanvraag voor het oprichten van een bouwwerk dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de grond waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld.
6.2.1 Uitzondering bouwregels
Het bepaalde in artikel 6.2 is niet van toepassing indien:
de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is door bestaande c.q. voormalige bebouwing of andere handelingen;
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
aantoonbaar technische maatregelen worden getroffen waardoor de archeologische (verwachtings)waarden in de bodem (in situ) kunnen worden behouden;
het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk dat (inclusief graafwerkzaamheden) niet dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 250 m² bedraagt.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen indien uit archeologisch onderzoek, dan wel andere informatiebronnen blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden te beschermen en/of veilig te stellen door:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht of;
de verplichting tot het doen van opgravingen of;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige en/of;
de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunning
Ter plaatse van de in artikel 6.1 genoemde gronden is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van houtopstanden;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van artikel 6.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek en/ of naar het oordeel van een archeologisch deskundige namens de gemeente is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de werkzaamheden door een archeologisch deskundige.
6.4.3 Uitzonderingen
Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing indien:
de werken, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 250 m²;
de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
sprake is van activiteiten behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden;
de werken of werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
6.5.1 Wijzigen dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in artikel 6.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorische Landschapswaarde
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorische Landschapswaarde' aangewezen gronden zijn naast de andere daar geldende bestemmingen mede bestemd voor het behoud, versterking en ontwikkeling van cultuurhistorische landschapswaarden.
7.2 Nadere eisen
Met betrekking tot de in artikel 7.1 genoemde gronden zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bouwwerken:
ter voorkoming van onevenredige aantasting van de ecologische verbindingszone en ecologische hoofdstructuur;
ter voorkoming van onevenredige aantasting van de (cultuurhistorische) landschapswaarden.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Omgevingsvergunning
Ter plaatse van de in artikel 7.1 genoemde gronden is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
het verwijderen van zandwegen;
het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;
het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
het telen van houtige gewassen in en/of op de grond (containervelden);
7.3.2 Toelaatbaarheid
De in lid 7.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
7.3.3 Uitzonderingen
Het in lid 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:
het ophogen en verlagen met meer dan 30 cm;
het verwijderen van natuur en landschapselementen;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
7.4.1 Wijzigen dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorische landschapswaarde'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:
de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorische landschapswaarde' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in artikel 7.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorische landschapswaarde' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Bestaande afwijkende maatvoering
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen die meer bedragen dan de maximum maten welke in hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, moeten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen die minder bedragen dan de minimale maten welke hoofdstuk 2 is voorgeschreven, moeten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
bij vervangende nieuwbouw dient de bebouwing op dezelfde plaats te worden herbouwd;
in afwijking van het bepaalde in sub c kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning toestaan dat herbouw op een andere locatie plaatsvindt, al dan niet met een gecumuleerd oppervlakte van bestaande bebouwing.
9.2 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de in de bestemmingsregels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend binnen de fundering van gebouwen, sleufsilo’s en mestbassins toegestaan;
ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend toegankelijk zijn vanuit het gebouw;
de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.
de regels en toestaan dat het bouwvlak met maximaal 2 meter wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
de regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:
de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwen, waaronder wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits:
de inhoud per gebouw niet meer dan 60m³ zal bedragen;
de bouwhoogte niet meer dan 3 meter zal bedragen;
de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken en toestaan dat deze worden vergroot:
ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 meter;
ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en of communicatiemasten tot maximaal 10 meter;
ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot 3 meter.
het bepaalde ten aanzien van de maximum bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
de maximum oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximum bouwhoogte van het betreffende gebouw.
Artikel 11 Algemene procedureregels
11.1 Afwijken van het bestemmingsplan
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
11.2 Wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
11.3 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisenregeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Parkeren
Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de geldende normen, zoals deze zijn opgenomen in de ‘Nota parkeernormen Ede 2023’;
Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en/of bouwwerken waarbij niet in het plangebied van de verleende omgevingsvergunning als bedoeld onder a is voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de geldende normen, zoals deze zijn opgenomen in de ‘Nota parkeernormen Ede 2023’;
Indien de onder a en b bedoelde (beleids)regels worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
12.2 Laden en lossen
Indien de functie van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien in het plangebied overeenkomstig de ‘Nota parkeernormen Ede 2023’;
Indien de onder a bedoelde (beleids)regels worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
12.3 Afwijken van Parkeren en Laden en Lossen
12.3.1 Bevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2 en artikel 12.3:
voor zover op andere wijze in de nodige parkeergelegenheid dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
voor zover door een maatregel geen of minder dan de nodige parkeergelegenheid dan wel laad- of losruimte noodzakelijk is;
voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
12.3.2 Voorwaarden
Bij de toepassing van de in artikel 12.3.1 genoemde afwijkingen wordt rekening gehouden met de afwijkingsvoorwaarden, zoals deze zijn neergelegd in de ‘Nota parkeernormen Ede 2023’. Indien deze (beleids)regels worden gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij de afwijking door deze verandering naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Lunteren, Fliertseweg 20-22’.