Direct naar inhoud
Plan:Otterlo, recreatiewoningen bosgebied Karweg
Status:ontwerp
Plantype:bestemmingsplan
IMRO-idn:NL.IMRO.0228.BP2020VELU0001-0201

Otterlo, recreatiewoningen bosgebied Karweg

 

 

Inhoudsopgave

 

Otterlo, recreatiewoningen bosgebied Karweg

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen

ARTIKEL 1 Begrippen

ARTIKEL 2 Wijze van meten

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

ARTIKEL 3 Bos

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

ARTIKEL 4 Anti-dubbeltelregel

ARTIKEL 5 Algemene bouwregels

ARTIKEL 6 Algemene afwijkingsregels

ARTIKEL 7 Algemene procedureregels

ARTIKEL 8 Overige regels

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotbepalingen

ARTIKEL 9 Overgangsrecht

ARTIKEL 10 Slotregel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen

 

ARTIKEL 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

Het bestemmingsplan ‘Otterlo, recreatiewoningen bosgebied Karweg’ met identificatienummer NL.IMRO.0228.BP2020VELU0001-0201 van de gemeente Ede.

 

bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

aanbouw:

Een aan een hoofdgebouw toegevoegde ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. In functioneel opzicht maakt de aanbouw onderdeel uit van het hoofdgebouw.

 

aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aangebouwde overkapping:

Overkapping die aan het hoofdgebouw is gebouwd.

 

agrarisch bedrijf:

Eén bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder begrepen bomen en heesters, en/of het houden van dieren, waarbij opslag van het door het bedrijf ter plaatse voortgebrachte producten en het vergisten van bedrijfseigen mest en co-substraten is toegestaan.

 

archeologische verwachtingswaarden:

Te verwachten archeologische resten, oftewel restanten van vroegere menselijke bewoning, begraving en/of landgebruik die voor de wetenschap van belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

 

archeologische waarden:

Archeologische resten, oftewel restanten van vroegere menselijke bewoning, begraving en/of landgebruik die voor de wetenschap van belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

 

bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

bedrijf:

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

bedrijfsgebouw:

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

bedrijfsmatige exploitatie:

Het door middel van een bedrijf beheren en/of exploiteren van recreatieve nachtverblijven.

 

bedrijfswoning:

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

 

bestaande situatie:

Legaal aanwezige bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning.

Het legaal gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

 

bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bijbehorend bouwwerk:

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

 

bijgebouw:

Een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

 

bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en bergzolder.

 

bouwmassa:

Een verzameling van bij elkaar behorende gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.

 

bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

 

centrale voorzieningen:

Gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen ten behoeve van het verblijfsrecreatieterrein als geheel, zoals sanitaire voorzieningen, kantines, kantoren, recepties, winkels, beheerloodsen, parkeervoorzieningen, zwembaden, tennisbanen, speelvoorzieningen, sportvoorzieningen, kinderboerderijen en ondergeschikte horeca behorend tot maximaal categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten. De centrale voorzieningen staan ten dienste van de verblijfsrecreatie en zijn daaraan ondergeschikt. Recreatieve nachtverblijven zijn niet aan te merken als centrale voorzieningen.

 

cultuurhistorische waarden:

De aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).

 

dagrecreatie:

Recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.

 

detailhandel:

Het te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

dienstverlening:

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

 

ecologische waarde:

De aan een gebied toegekende waarde op basis van de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden en/of karakteristieke landschapselementen, en/of op basis van de verbindende functie van een zone tussen twee natuurgebieden.

 

escortbedrijf:

De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en –bemiddelingsbureaus.

 

evenementen:

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

 

extensief recreatief medegebruik:

Een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden.

 

functie:

Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

gekoppeld bouwvlak:

Een bouwvlak dat bestaat uit twee of meer onderling niet aaneengesloten bouwvlakken, die op de verbeelding met een specifieke aanduiding ‘relatie’ aan elkaar zijn gekoppeld, die tezamen worden aangemerkt als zijnde één bouwvlak. Daarbij geldt dat de opgenomen aanduidingen op de verbeelding slechts gelden voor het gehele gekoppelde bouwvlak en mogen aanduidingen niet worden gecumuleerd.

 

groepsaccommodatie:

Een gebouw bestemd voor wisselend recreatief nachtverblijf van een groep of groepen personen, die hun hoofdverblijf elders hebben en waarbij wordt overnacht in (gemeenschappelijke) zalen en/of kamers.

 

hoofdfunctie:

Een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden in hoofdzaak bestemd is.

 

hoofdgebouw:

Een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

 

hoofdverblijf:

Een gebouw welke voor een persoon functioneert als de plaats waar het centrum van zijn sociale en maatschappelijke activiteiten ligt.

 

horeca:

Een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

 

huishouden:

Persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

 

inrichting:

Elke door de mens bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht. Daarbij worden als één inrichting beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties

die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars

onmiddellijke nabijheid zijn gelegen (zoals bedoeld in de Wet milieubeheer en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).

 

kampeermiddel:

Een object, niet zijnde een bouwwerk, zijnde een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan (met uitzondering van een stacaravan) dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, die blijkens hun inrichting bestemd zijn voor het houden van recreatief (nacht)verblijf. Een stacaravan, een chalet (al dan niet op wielen) en een tenthuisje zijn niet aan te merken als een kampeermiddel.

 

kampeerterrein:

Terrein dat wordt gebruikt voor kampeermiddelen en tenthuisjes.

 

kelder:

Een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bovengronds bouwwerk.

 

kinderboerderij:

Een voorziening waarop ter wille van kinderen dieren worden gehouden. Deze voorziening staat ten dienste van en is ondergeschikt aan de recreatieve functie.

 

landschapselement:

Houtopstanden en andere elementen in een gebied met streekeigen, inheemse beplanting en/of karakteristiek voor een landschapstype: zoals houtwal en houtsingels, (hakhout)bosje, struweelrand, heg, struweelhaag, laan, bomenrij en/of een solitaire boom met een omtrek van meer dan 65 cm, (boeren)boomgaard, steilrand, streekeigen erf, poel en natuurvriendelijke oever.

 

landschapswaarde:

De aan een gebied toegekende waarde op basis van de aanwezigheid van de voor het landschapstype karakteristieke kenmerken bestaande uit landschapselementen, verkaveling of openheid, die bepaald wordt door de abiotische en biotische omstandigheden en door cultuurhistorie en menselijk grondgebruik.

 

maatvoeringsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid waar volgens de regels voor bepaalde bouwwerken een zelfde maatvoering geldt.

 

mantelzorg:

Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

 

natuur:

Elementen of een verzameling van elementen, zoals stromende en stilstaande wateren, bloemrijke graslanden, heide en stuifzanden, bossen en struwelen, bepaald door de specifieke abiotische en biotische omstandigheden.

 

nevenactiviteit:

Activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bouwperceel en de hoofdfunctie als zodanig herkenbaar blijft.

 

NGE:

Nederlandse Grootte Eenheid, een standaard eenheid voor de bepaling van de omvang van een agrarisch bedrijf zoals die gehanteerd wordt door het Landbouw Economisch Instituut (LEI).

 

normaal (agrarisch) gebruik:

Het regulier bestaande gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering en het (agrarisch) gebruik van de gronden.

 

normaal onderhoud:

Het onderhoud van bestaande objecten c.q. de grond dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen.

 

omgevingsvergunning:

Een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

 

ondergeschikte functie:

Functie die zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een hoofdfunctie en daarmee rechtstreeks verband houdt.

 

ondersteunde horeca:

Een horeca-inrichting welke ondersteunend aan de hoofdfunctie is en hieraan ten dienste staat.

 

opslag:

Opslag van goederen al dan niet in gebouwen.

 

overkapping:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient ter overdekking en niet door eigen wanden is omsloten, dan wel aan maximaal drie zijden is begrensd door de gevels van belendende gebouwen of andere bouwwerken.

 

permanente bewoning:

Het gebruiken van een recreatief nachtverblijf als hoofdverblijf.

 

prostitutie:

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

 

recreatief medegebruik:

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

 

recreatief nachtverblijf:

Een onderkomen dat is bedoeld voor recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden door personen die elders hun hoofdverblijf hebben. Hieronder wordt o.a. verstaan: een bed & breakfast, een groepsaccommodatie, een hotel, een kampeermiddel, een recreatieve paalwoning, een recreatiewoning type 1, een recreatiewoning type 2 en een tenthuisje.

 

recreatieve paalwoning:

Een verhoogde recreatiewoning type 1 op palen, waarbij de onderzijde van de eerste bouwlaag op minimaal 0,5 m boven het peil is gelegen en een onderdoorgang van minimaal 0,5 m hoogte boven het peil wordt gerealiseerd. Een recreatieve paalwoning is een bijzondere bouwvorm van de recreatiewoning type 1. Dit is verduidelijkt op onderstaande afbeelding:[image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

recreatiewoning type 1:

Een gebouw, waaronder mede verstaan een chalet of stacaravan, dat bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd voor wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

 

recreatiewoning type 2:

Een gebouw, waaronder mede verstaan een chalet of stacaravan, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden. Het recreatief gebruik hoeft niet plaats te vinden door wisselende personen. Het al dan niet voorschrijven van een bedrijfsmatige exploitatie verschilt per locatie en wordt indien nodig geregeld.

 

ruimtelijke kwaliteit:

De kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.

 

schuilgelegenheid:

Een overdekte ruimte voor weidedieren dat tot doel heeft het bieden van bescherming tegen weersomstandigheden waarbij (buiten)opslag niet is toegestaan met uitzondering van kleinschalige aan het gebruik gerelateerde opslag (onder andere voerproducten, stroo, hooi en mest).

 

seksinrichting:

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

 

tenthuisje:

Een bouwwerk met een demontabele en lichte constructie, waaronder een dak van tentdoek, zijnde een safaritent of lodgetent al dan niet op een chassis of vlonder geplaatst, die blijkens zijn inrichting is bestemd voor het houden van recreatief (nacht)verblijf. Een tenthuisje is niet aan te merken als kampeermiddel of als recreatiewoning (type 1 of type 2).

 

uitbouw:

De vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. In functioneel opzicht maakt de uitbouw onderdeel uit van het hoofdgebouw.

 

verblijfsrecreatie:

Het kortdurend verblijf van één of meerdere personen met of zonder overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarmee in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning.

 

verhoogd terras op palen ten behoeve van recreatieve paalwoning:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient als niet-overdekte buitenruimte ten behoeve van een recreatieve paalwoning. Het terras is verhoogd en staat op palen, waarbij het terras rechtstreeks toegankelijk is vanuit de recreatieve paalwoning.

 

volwaardig agrarisch bedrijf:

Een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste 70 NGE/ één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze.

 

voorgevel:

De naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

 

voorgevelrooilijn:

De lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk, dan wel bouwvlak, is gelegen alsmede het verlengde daarvan die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

 

waterhuishoudkundige voorzieningen:

Voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.

 

werk:

Een constructie geen bouwwerk zijnde.

 

woning:

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden (inclusief het bieden van mantelzorg).

 

woongebouw:

Een gebouw, dat naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen wooneenheden omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

 

wooneenheid:

Een gebouw of een deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden (inclusief het bieden van mantelzorg).

 

zelfstandige woonruimte:

Woonruimte met een eigen aparte opgang en voordeur, met eigen voorzieningen waaronder andere een keuken, toilet, badkamer, douche, die niet met anderen hoeft te worden gedeeld.

 

ARTIKEL 2 Wijze van meten

 

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

 

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

De kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

 

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

 

bebouwingspercentage:

Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

Bovenkant Spoorstaaf (BS):

De hoogte van de bovenkant van de laagste spoorstaaf.

 

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

Overeenkomstig de omtreklijn van de horizontale projectie van alle delen van die bouwwerken.

 

breedte, diepte c.q. lengte van een gebouw:

Tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

 

de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de inhoud van een recreatieve paalwoning, inclusief aan- en uitbouw:

Tussen de onderzijde van de eerste bouwlaag, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Dit is verduidelijkt op onderstaande afbeelding:[image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

de oppervlakte van een overkapping:

Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

 

de hoogte van een windturbine:

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

 

peil:

- Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

 

2.2 Ondergronds bouwen

Bij het berekenen van het bebouwingspercentage of de te bebouwen oppervlakte/inhoudsmaat wordt de oppervlakte/inhoud van ondergrondse gebouwen, voor zover gelegen onder het bovengrondse gebouw, buiten beschouwing gelaten.

 

2.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, zoals:

 

2.4 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

 

 

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

ARTIKEL 3 Bos

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, ontwikkeling en/of productie van houtopstanden en bomen en instandhouding en versterking van andere bestaande natuurwaarden, zoals aanwezige stuifzand- en heidegronden;

  2. bescherming van ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

  3. een recreatiefwoning type 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - recreatief nachtverblijf';

  4. een recreatief erf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - onbebouwd recreatief erf' en uitsluitend ten behoeve van de binnen die aanduiding aanwezige recreatiewoning type 2;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – monument’, tevens de bescherming van aanwezige monumentale waarden;

 

Met daaraan ondergeschikt:

  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

  2. extensief recreatief medegebruik, beperkt tot het wandelen, fietsen en paardrijden op de daarvoor bestemde paden;

  3. wegen en paden;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. Bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bos - recreatief erf'.

  2. Uitsluitend bouwwerken in de vorm van recreatiewoningen type 2 en bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan.

  3. Andere bouwwerken, waaronder tenminste zwembaden, jacuzzi's, hottubs en vlaggenmasten worden begrepen, zijn niet toegestaan.

  4. Ondergronds bouwen is niet toegestaan.

  5. De totale oppervlakte van een recreatiewoning type 2, inclusief bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen als bedoeld in artikel 3.2.3, mag dan niet meer bedragen dan 85 m².

 

3.2.2 Recreatiewoning type 2

Voor het bouwen van recreatiewoningen type 2 gelden de volgende bepalingen:

 

  1. Recreatiewoningen type 2 mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - recreatief nachtverblijf'.

b Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - recreatief nachtverblijf' is maximaal 1 recreatiewoning type 2 toegestaan.

c De goothoogte van een recreatiewoning type 2 mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.

d De bouwhoogte van een recreatiewoning type 2 mag niet meer bedragen dan 6 meter.

 

3.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

 

a Bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend aangebouwd aan een recreatiewoning type 2 toegestaan.

b Per recreatiewoning type 2 mag ten hoogste één bijgebouw met een oppervlakte van maximaal 10 m² worden gebouwd.

c Per recreatiewoning type 2 mag ten hoogste één overkapping met een oppervlakte van maximaal 10 m² worden gebouwd.

d De goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw.

e De bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

f In afwijking van het bepaalde in sub a. zijn bijgebouwen en overkappingen behorend bij een recreatiewoning type 2 met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' uitsluitend vrijstaand toegestaan.

 

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De regels voor overkappingen zijn opgenomen in artikel 3.2.3

b Erf- en terreinafscheidingen zijn niet toegestaan.

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bouwwerken:

a ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

b ter bescherming van de monumentale waarde in relatie tot de naaste omgeving;

c ter waarborging van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van de naaste omgeving;

d ter waarborging van de verkeersveiligheid;

e ter waarborging van de ongestoorde ligging van kabels en leidingen.

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

 

3.4.1 Herbouw recreatiewoning op een andere plaats

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 sub a, voor het herbouwen van een recreatiewoning type 2 op een andere plaats, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de herbouw vindt plaats binnen de grenzen van de bij de betreffende recreatiewoning behorende aanduiding 'specifieke vorm van bos - onbebouwd recreatief erf';

b de herbouw op een andere locatie is vanuit landschappelijk en ecologisch oogpunt aanvaardbaar;

c de herbouw mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

d er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

e er zijn geen milieuhygienische belemmeringen;

f de afwijking kan niet worden toegepast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.

 

3.4.2 Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 sub a, voor het bouwen van een vrijstaand bijgebouw of overkapping, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouw van het bijgebouw of de overkapping vindt plaats binnen de grenzen van de bij de betreffende recreatiewoning behorende aanduiding 'specifieke vorm van bos - onbebouwd recreatief erf';

b de bouw van het bijgebouw of de overkapping is vanuit landschappelijk en ecologisch oogpunt aanvaardbaar;

c de bouw van het bijgebouw of de overkapping mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;

d er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een landschapsinpassingsplan;

e er zijn geen milieuhygienische belemmeringen;

f het aantal vrijstaande bijgebouwen en overkappingen tezamen mag niet meer bedragen dan 1.

g de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw of vrijstaande overkapping mag niet meer bedragen dan 10 m²

h de maximale bebouwde oppervlakte als bedoeld in artikel 3.2.1 onder e. mag niet worden overschreden.

 

3.5 Specifieke gebruikregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik van bouwwerken voor permanente bewoning;
b het splitsen van een recreatiewoning type 2 in twee of meer recreatiewoningen;
c het gebruik van bijgebouwen voor recreatieve bewoning;
d het gebruik van gronden bij een recreatiewoning voor een terras met een oppervlakte groter dan 20 m²;
e het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
f het gebruik van gronden en bouwwerken als bedrijfswoning;
g het gebruik van gronden en bouwwerken als centrale voorziening;
h het plaatsen en/of gebruiken van kampeermiddelen;
i het plaatsen en/of gebruiken van tenthuisjes;
j het gebruik van gronden voor buitenopslag.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder- of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. Het rooien en/of vellen van bomen en/of houtgewas, anders dan van productiebos of het normale beheer voor bosexploitatie zoals het verruigen van de bodem voor natuurlijke verjonging;

  2. het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverhardingen;

  3. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;

  4. het afgraven, ophogen en egaliseren en anderszins verzetten van gronden;

  5. het verwijderen van zandwegen;

  6. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;

  7. het graven, dempen, dan wel verdiepen of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, greppels, plassen en poelen.

 

3.6.2 Toelaatbaarheid

De in artikel 3.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  1. de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en:

  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

 

3.6.3 Uitzonderingen

Het in artikel 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:

  1. het ophogen en verlagen met meer dan 30 centimeter;

  2. het verwijderen van natuur- en lanschapselementen;

  1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;

  2. behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

ARTIKEL 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

ARTIKEL 5 Algemene bouwregels

 

5.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

a de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen, die meer bedragen dan de maximum maten welke in hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, moeten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

b de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen die minder bedragen dan de minimale maten welke hoofdstuk 2 is voorgeschreven, moeten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;

 

5.2 Natuurinclusief bouwen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien in de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voldaan aan het puntensysteem voor natuurinclusief bouwen van de gemeente Ede zoals dat op het moment van indienen van de aanvraag voor een omgevingsvergunning van toepassing is.

 

 

ARTIKEL 6 Algemene afwijkingsregels

 

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.

b de regels en toestaan dat het bouwvlak met maximaal 2 meter wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

c de regels ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot 3 meter.

 

ARTIKEL 7 Algemene procedureregels

 

7.1 Afwijken van het bestemmingsplan

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

 

7.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

7.3 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisenregeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

 

 

ARTIKEL 8 Overige regels

 

8.1 Afwijken Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

 

8.2 Parkeren

 

  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het wijzigen van het gebruik van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de geldende opgave, zoals deze hiervoor is opgenomen in het artikel over de Parkeereis (artikel 3) en de Maatvoering (artikel 5) van de Nota parkeernormering gemeente Ede 2017;

  2. Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in het plangebied bij de ontwikkeling wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de geldende opgave, zoals deze hiervoor is opgenomen in het artikel over de Parkeereis (artikel 3) en over de Maatvoering (artikel 5) van de Nota parkeernormering gemeente Ede 2017. Voor de definitie van het plangebied wordt verwezen naar de betreffende Nota;

  3. Indien de onder a en b bedoelde (beleids)regels worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.

 

8.3 Laden en lossen

 

  1. Indien de functie van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien in het plangebied overeenkomstig met de Nota parkeernormering gemeente Ede 2017;

  2. Indien de onder a bedoelde (beleids)regels worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.

 

8.4 Afwijken van Parkeren en Laden en Lossen

 

8.4.1 Bevoegdheid

 

Bij een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2 en artikel 8.3:

  1. voor zover op andere wijze in de nodige parkeergelegenheid dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;

  2. voor zover door een maatregel geen of minder dan de nodige parkeergelegenheid dan wel laad- of losruimte noodzakelijk is;

  3. voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

 

8.4.2 Voorwaarden

 

Bij de toepassing van de in artikel 8.4.1 genoemde afwijkingen wordt rekening gehouden met de afwijkingsvoorwaarden, zoals deze zijn neergelegd in de Nota parkeernormering gemeente Ede 2017. Indien deze regeling worden gewijzigd moet rekening worden gehouden met deze wijziging.

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotbepalingen

 

ARTIKEL 9 Overgangsrecht

 

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij de afwijking door deze verandering naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

ARTIKEL 10 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Otterlo, recreatiewoningen bosgebied Karweg’.