Planregels
Bezemronde 3, Kernen
Inhoudsopgave
Artikel 29 Leiding - Brandstof
Artikel 30 Leiding - Hoogspanning
Artikel 31 Waarde - Archeologie-1
Artikel 32 Waarde - Archeologie-2
Artikel 33 Waarde - Archeologie-3
Artikel 34 Waarde - Landgoed - 1
Artikel 35 Waarde - Ecologische Hoofdstructuur
Artikel 36 Anti-dubbeltelregel
Artikel 37 Algemene bouwregels
Artikel 38 Algemene gebruiksregels
Artikel 39 Algemene aanduidingsregels
Artikel 40 Algemene afwijkingsregels
Artikel 41 Algemene wijzigingsregels
Artikel 42 Algemene procedureregels
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
Het bestemmingsplan 'Bezemronde 3, Kernen' met identificatienummer NL.IMRO.0228.BP2014BEZK0001-0301 van de gemeente Ede.
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw:
Een aan een hoofdgebouw toegevoegde ruimte met een dak die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aan-huis-verbonden beroep:
De uitoefening van een dienstverlenend beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan een (raam)prostitutiebedrijf.
1.5 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 achtergevelrooilijn:
De achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan.
1.8 afhaalpunt:
Een locatie waar de consument uitsluitend voorafgaand aan het bezoek via internet bestelde goederen kan (betalen,) afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van deze eerder bestelde goederen gedurende een korte periode plaatsvindt, en waarbij geen sprake is van uitstalling ter verkoop en/of overige activiteiten.
1.9 agrarisch bedrijf:
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarbij alleen opslag van door het bedrijf voortgebrachte producten is toegestaan.
1.10 agrarische nevenactiviteiten:
Een kleinschalige agrarische activiteit bij een woning gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder begrepen bomen en heesters, en/of het houden van dieren, waarbij opslag van ter plaatse voortgebrachte producten is toegestaan.
1.11 antenne:
Een bouwwerk in de vorm van een zend- en/of ontvangstinstallatie voor telecommunicatiedoeleinden.
1.12 atelier:
Een werkplaats, in het bijzonder die van een beeldend kunstenaar. Tevens is het binnen het atelier toegestaan om kunstwerken ten toon te stellen en te verkopen die door de kunstenaar zelf zijn vervaardigd.
1.13 bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 bedrijfsgebouw:
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.15 bedrijfswoning/dienstwoning:
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk en wenselijk is.
1.16 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
De totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.17 bestaande situatie:
Ten aanzien van bebouwing:
legaal aanwezige bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
ten aanzien van gebruik:
het legaal gebruik van gronden en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
1.18 bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bijgebouw:
Een gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en hoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.21 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
1.22 bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
1.23 bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.24 bouwmassa:
Een verzameling bij elkaar horende gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
1.25 bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelsgrens:
De grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.29 carport:
Een dakconstructie vrijstaand zonder wanden, dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, bedoeld voor de stalling van een motorvoertuig.
1.30 culturele voorzieningen:
Het uitoefenen van activiteiten op (sociaal) cultureel en kunstzinnig vlak, waaronder ateliers, galeries, dansscholen, muziekscholen, musea en theaters.
1.31 detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.32 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
Bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen waaronder zijn begrepen alternatieve geneeswijze, kapperszaken, schoonheidsinstituten, massagesalon, nagelstudio, zonnebankstudio, fotostudio, stomerij, wasserette, videotheek, kleding- en/of schoenenreparatie, belwinkel, internetcafé, en naar aard en uitstraling daarmee gelijk te stellen bedrijven en instellingen, evenwel met uitzondering van prostitutie.
1.33 eerste bouwlaag:
De bouwlaag op de begane grond.
1.34 erf:
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.35 escortbedrijf:
De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en -bemiddelingsbureaus.
1.36 functie:
Doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.37 galerie:
Ruimte voor het exposeren en verkopen van kunstwerken.
1.38 garagebedrijf:
Een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.
1.39 gebouw:
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.40 gestapelde bebouwing:
Bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.
1.41 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, zoals een melkveehouderij, een akkerbouwbedrijf of een biologisch veehouderijbedrijf, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf.
1.42 groothandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.43 hoofdfunctie:
Een functie waarvoor het hoofdgebouw of de gronden als zodanig mag respectievelijk mogen worden gebruikt.
1.44 hoofdgebouw:
Een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.45 horeca:
Een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt
(uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum) en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.
1.46 horeca categorie 1:
Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van overwegend niet-alcoholhoudende dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom, broodjeszaak, ijssalon en koffiehuis.
1.47 horeca categorie 2:
Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een hotel, een restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria.
1.48 horeca categorie 3:
Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholhoudende dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café.
1.49 horeca categorie 4:
Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen dan wel tot het uitoefenen van een kans- en behendigheidsspel al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing, discotheek/nachtzaak, casino of automatenspeelhal.
1.50 huisvesting in verband met mantelzorg
Huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
1.51 onzelfstandig kantoor:
Een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft.
1.52 kantoor- en/of praktijkruimte:
Een ruimte die door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen arbeid, dan wel dat dient voor het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied.
1.53 karakteristiek pand:
Historisch bouwkundig object dat door de zeggingskracht van zijn architectuur, bijzonderheid van het type, interactie met de omliggende bebouwing of plek in het straatbeeld dan wel landschap in sterke mate bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van de omgeving.
1.54 kunstobject:
Een bouwwerk zonder een specifiek gebruiksdoel ter verfraaiing en verrijking van de directe omgeving waarbij de artistieke waarde van het bouwwerk voorop staat.
1.55 lichte bedrijvigheid:
Het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in categorie A van de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten.
1.56 maatschappelijke voorzieningen:
Educatieve, (para)medische, sociale, levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen, onderwijs- en kinderopvangvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
1.57 mantelzorg:
Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.58 molen:
Inrichting bestemd en geschikt voor het benutten van wind- of waterkracht.
1.59 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief veehouderijbedrijf of een intensief kwekerijbedrijf.
1.60 onderbouw:
Een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant op minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.
1.61 ondergeschikte detailhandel:
Beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten.
1.62 ondergeschikte functie:
Functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.63 overig bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.64 overkapping:
Een dakconstructie zonder wanden, dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen of andere bouwwerken.
1.65 plaatsingsplan:
Plan waarin de bestaande antenne-installaties binnen de gemeente alsmede de zoekgebieden voor toekomstige installaties zijn aangegeven.
1.66 plangrens:
De aangegeven begrenzing van het bestemmingsplan.
1.67 productiegebonden detailhandel:
Beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.68 prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
1.69 publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:
Een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper en videotheek, alsmede commerciële en medische dienstverlening, met dien verstande dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd is aan het bedrijf.
1.70 raamprostitutie:
Een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
1.71 recreatief medegebruik:
Recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met uitzondering van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit gebruik is toegestaan. Het medegebruik legt geen specifiek beslag op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving.
1.72 recreatiewoning:
Een permanent aanwezig gebouw, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar gebruikt te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden.
1.73 ruimtelijke kwaliteit:
De kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.
1.74 seksinrichting:
Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.75 stacaravan:
Een kampeermiddel zonder fundering met een maximale oppervlakte van 55m², inclusief al dan niet vrijstaande bijgebouwen en overkappingen, waarbij onder fundering wordt verstaan, een bouwwerk in de grond als basis voor een, al dan niet tot de constructie daarvan behorend, kampeermiddel.
1.76 standplaats:
Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, ofwel de ruimte die voor de duur van de markt op het marktterrein is aangewezen voor het bedrijven van de markthandel, ofwel de ruimte die is aangewezen voor het plaatsen van een kiosk, waarop of waarbij voorzieningen aanwezig kunnen zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.77 straatprostitutie:
Het in hoofdzaak op de openbare weg door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
1.78 stedenbouwkundig beeld:
Het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld, inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).
1.79 terras:
Een buiten een gebouw gelegen gebied behorende bij een horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt.
1.80 uitbouw:
De vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
1.81 veldschuur/schuilgelegenheid:
Een overdekte ruimte voor weidedieren dat tot doel heeft het bieden van bescherming tegen weersomstandigheden waarbij (buiten)opslag niet is toegestaan met uitzondering van kleinschalige aan het gebruik gerelateerde opslag (onder andere voerproducten, stroo, hooi en mest);
1.82 verkoopvloeroppervlakte (vvo):
De totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
1.83 voorgevellijn:
De lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
1.84 voorgevelrooilijn:
De grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
1.85 winkel:
Een gebouw dat een ruimte omvat die door zijn indeling kennelijk is bedoeld om te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel.
1.86 woonwagen:
Een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat kan worden verplaatst.
1.87 woning:
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.88 zaalverhuur:
Een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.
1.89 zelfstandig kantoor:
Een voorziening die op zichzelf het bedrijf vormt en gericht is op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek al dan niet rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.90 zelfstandige woonruimte:
Woonruimte met een een eigen aparte opgang en voordeur, met eigen voorzieningen waarbij onder andere een keuken, toilet, badkamer, douche, niet met anderen hoeft te worden gedeeld.
1.91 zorginstelling:
Een instelling of complex ten behoeve van wonen in combinatie met een zorgfunctie met bijbehorende voorzieningen dan wel zelfstandige wooneenheden met een bijbehorende zorgfunctie.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
De kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
bebouwingspercentage:
Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
Bovenkant Spoorstaaf (BS):
De hoogte van de bovenkant van de laagste spoorstaaf.
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
Overeenkomstig de omtreklijn van de horizontale projectie van alle delen van die bouwwerken.
breedte, diepte c.q. lengte van een gebouw:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
de dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de hoogte van een windturbine:
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
peil:
het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, zoals:
dakkapellen met een maximale breedte van 50% van de gevelbreedte;
plinten, pilasters, trappen, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
2.3 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën A en B;
met daarbij behorende:
onzelfstandig kantoor;
opslag en uitstalling;
wegen, voet- en fietspaden;
parkeervoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
tuinen, erven en verhardingen;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevellijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
3.2.2 Onzelfstandige kantoren
Ten hoogste 30% van het bedrijfsvloeroppervlak van een bedrijf mag worden benut voor onzelfstandige kantoren behorende bij dit bedrijf, zulks tot een maximum van 1.500 m² dan wel het aantal m² in de bestaande situatie.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1, onder a en bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak toestaan, mits:
de uitbreiding noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering en
de afmeting, situatie en hoogte van het bouwwerk niet leidt tot onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van de directe omgeving en belangen van derden en
de uitbreiding in overeenstemming is met milieutechnische eisen en regelgeving.
3.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
3.4.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1, onder a voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
3.4.2 Toestaan ondergeschikte detailhandel
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning de uitoefening van detailhandel toestaan in relatie tot en in combinatie met bedrijfsactiviteiten, mits:
de oppervlakte ten behoeve van de detailhandelsactiviteiten niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met een maximum van 150 m²;
de detailhandelsactiviteiten een directe relatie hebben met de bedrijfsactiviteiten;
de detailhandelsactiviteiten niet leiden tot een onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het plangebied en/of belangen van derden.
3.4.3 Toestaan bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning een bedrijfswoning overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.2.2 niet inpandig dan wel inpandig toestaan binnen het bouwvlak met
inachtneming van de volgende bepalingen:
de noodzaak dient te worden aangetoond en;
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats en;
dit leidt niet tot onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het desbetreffend plangebied en/of belangen van derden.
Artikel 4 Bedrijf-2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De als ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' zijn zelfstandige kantoren toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Lijst van bedrijfsactiviteiten) bedrijven van categorie 1, 2 en 3.1;
met daarbij behorende:
onzelfstandig kantoor;
opslag en uitstalling;
wegen, voet- en fietspaden;
parkeervoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
tuinen, erven en verhardingen;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevellijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
4.2.2 Onzelfstandige kantoren
Ten hoogste 30% van het bedrijfsvloeroppervlak van een bedrijf mag worden benut voor onzelfstandige kantoren behorende bij dit bedrijf, zulks tot een maximum van 1.500 m² dan wel het aantal m² in de bestaande situatie.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1, onder a en bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak toestaan, mits:
de uitbreiding noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering en
de afmeting, situatie en hoogte van het bouwwerk niet leidt tot onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van de directe omgeving en belangen van derden en
de uitbreiding in overeenstemming is met milieutechnische eisen en regelgeving.
4.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
4.4.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1, onder a voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
4.4.2 Toestaan ondergeschikte detailhandel
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning de uitoefening van detailhandel toestaan in relatie tot en in combinatie met bedrijfsactiviteiten, mits:
de oppervlakte ten behoeve van de detailhandelsactiviteiten niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met een maximum van 150 m²;
de detailhandelsactiviteiten een directe relatie hebben met de bedrijfsactiviteiten;
de detailhandelsactiviteiten niet leiden tot een onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het plangebied en/of belangen van derden.
4.4.3 Toestaan bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning een bedrijfswoning overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.2.2 niet inpandig dan wel inpandig toestaan binnen het bouwvlak met
inachtneming van de volgende bepalingen:
de noodzaak dient te worden aangetoond en;
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats en;
dit leidt niet tot onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het desbetreffend plangebied en/of belangen van derden.
Artikel 5 Centrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
horecabedrijven, categorie 1 en 2, uitsluitend op de begane grond;
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling, uitsluitend op de begane grond;
publiekverzorgende ambacht en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
wonen, uitsluitend op de verdieping van de hoofdgebouwen;
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
nutsvoorzieningen;
tuinen, erven en verhardingen;
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
toegangswegen voor angrenzende bestemmingen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding en dient ten minste 6 m te bedragen, tenzij op de verbeelding een lagere goothoogte wordt aangegeven.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
Anders dan bepaald in artikel 37.1, onder c mag het verschil tussen de bouw- en goothoogte niet meer bedragen dan 4 m.
Indien de hoofdgebouwen niet aaneen worden gebouwd moet de onderlinge afstand ten minste 1,5 m bedragen.
Indien de hoofdgebouwen niet in de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd moet de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 m bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m., met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
5.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1, onder b voor het toestaan van horecabedrijven van categorie 3 of die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met een horecabedrijf van categorie 1 en 2, met inachtneming van de volgende bepalingen:
er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming 'Centrum' is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m².
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten.
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
5.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
5.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4, onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
5.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4, onder b voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
detailhandel en bijbehorende voorzieningen;
met daarbij behorende:
wegen, voet- en fietspaden;
tuinen, erven en verhardingen;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' is per aanduiding één bijgebouw toegestaan.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 7 Gemengd
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
detailhandel;
met daarbij behorende:
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
tuinen, erven en verhardingen;
parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd.
7.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouw van een zwembad is niet toegestaan.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.3, onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:
De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met maximum van 50 m².
De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m.
De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Gemengd’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².
Detailhandel is niet toegestaan.
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.
7.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
7.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.4, onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
7.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.4, onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 8 Gemengd-1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd-1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
kantoor- en/of praktijkruimten, uitsluitend op de begane grond, alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘praktijkruimte’;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin- ondergrondse voorzieningen’ zijn tevens voor ondergrondse voorzieningen, zoals parkeren;
met daarbij behorende:
bescherming van de cultuurhistorische waarden;
ter plaatse van de aanduiding ‘monumentale boom’ behoud van monumentale bomen en boomgroepen;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
tuinen, erven en verhardingen;
in- en uitritten;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd.
Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen woningen uitsluitend halfvrijstaand of vrijstaand worden gebouwd.
Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen woningen uitsluitend gestapeld worden gebouwd.
8.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouw van een zwembad is niet toegestaan.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.3, onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:
De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met maximum van 50 m².
De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m.
De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Gemengd-1’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².
Detailhandel is niet toegestaan.
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.
8.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
8.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4, onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
8.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4, onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 9 Gemengd-2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
detailhandel;
met daarbij behorende:
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
in- en uitritten;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen woningen uitsluitend halfvrijstaand of vrijstaand worden gebouwd.
9.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouw van een zwembad is niet toegestaan.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.3, onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:
De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met een maximum van 50 m².
De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m.
De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Gemengd-2’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².
Detailhandel is niet toegestaan.
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.
9.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
9.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4, onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
9.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4, onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 10 Gemengd-3
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd-3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
met daarbij behorende:
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
tuinen, erven en verhardingen;
in- en uitritten;
parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen woningen uitsluitend halfvrijstaand of vrijstaand worden gebouwd.
10.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouw van een zwembad is niet toegestaan.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.3, onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:
De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met maximum van 50 m².
De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m.
De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Gemengd-3’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².
Detailhandel is niet toegestaan.
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.
10.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
10.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.3, onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
10.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.3, onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 11 Gemengd-4
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd-4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, in de vorm van één of meerdere woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling;
met daarbij behorende:
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
tuinen, erven en verhardingen;
in- en uitritten;
parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
11.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouw van een zwembad is niet toegestaan.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2.3, onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:
De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met maximum van 50 m².
De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m.
De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Gemengd-4’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².
Detailhandel is niet toegestaan.
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.
11.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
11.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.4, onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
11.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.4, onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 12 Gemengd-5
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd-5’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
horecabedrijven van categorie 1 en 2, uitsluitend op de begane grond;
ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' is tevens een horecabedrijf van categorie 3 toegestaan, uitsluitend op de begane grond;
detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
met daarbij behorende:
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
tuinen, erven en verhardingen;
in- en uitritten;
parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd.
Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen woningen uitsluitend halfvrijstaand of vrijstaand worden gebouwd.
12.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouw van een zwembad is niet toegestaan.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2.3, onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:
De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met maximum van 50 m².
De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m.
De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Gemengd-5’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².
Detailhandel is niet toegestaan.
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.
12.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
12.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.4, onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
12.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.4, onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 13 Gemengd-6
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd-6’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, uitsluitend op de begane grond;
publiekverzorgende ambacht en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
kantoor- en/of praktijkruimten, uitsluitend op de begane grond;
(para-)medische voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
horecabedrijven van de categorieën 1 en 2, uitsluitend op de begane grond;
detailhandel, uitsluitend op de begane grond, beperkt tot de volgende vormen van detailhandel: bakkerij, kapper, galerie, kleding/textielreinigingsbedrijf, of reisbureau;
wonen, uitsluitend op de verdieping(en);
met daarbij behorende:
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
in- en uitritten;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen woningen uitsluitend gestapeld worden gebouwd.
13.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouw van een zwembad is niet toegestaan.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2.3, onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:
De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met maximum van 50 m².
De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m.
De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Gemengd-6’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².
Detailhandel is niet toegestaan.
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.
13.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
13.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.4, onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
13.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.4, onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 14 Gemengd-7
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd-7’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
detailhandel uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat uitsluitend op die plaatsen waar bestaande detailhandel op verdiepingen is gevestigd, dit is toegestaan. Detailhandel is beperkt tot de volgende vormen van detailhandel: rijwielhandel en/of rijwielherstelplaats.
wonen in de vorm van één of meerdere woningen, uitsluitend op de verdieping, met dien verstande dat op die plaatsen waar reeds op de begane grond gewoond wordt, dit is toegestaan;
met daarbij behorende:
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
tuinen, erven en verhardingen;
in- en uitritten;
parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven;
de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter;
de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn van de naar de weg gekeerde gebouwen niet meer dan 1 m mag bedragen;
de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Het maximale verkoopvloeroppervlak ten behoeve van het doel ‘detailhandel’ mag niet meer dan 150 m² bedragen.
Artikel 15 Gemengd-8
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd-8’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, in de vorm van één of meerdere woningen, uitsluitend op de verdieping;
zelfstandige kantoren;
detailhandel;
dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
publiekverzorgende ambacht en dienstverlening;
(para-)medische voorzieningen;
met daarbij behorende:
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
tuinen, erven en verhardingen;
parkeervoorzieningen;
nutsvoorzieningen;
in- en uitritten;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
15.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouw van een zwembad is niet toegestaan.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2.3, onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:
De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met maximum van 50 m².
De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m.
De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Gemengd-8’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².
Detailhandel is niet toegestaan.
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.
15.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
15.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.3, onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
15.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.3, onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 16 Gemengd-9
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd-9’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
zelfstandige kantoren;
zorginstelling, ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';
met daarbij behorende:
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
tuinen, erven en verhardingen;
in- en uitritten;
parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen woningen uitsluitend gestapeld worden gebouwd.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
16.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' is uitsluitend per aanduiding één bijgebouw toegestaan.
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouw van een zwembad is niet toegestaan.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.2.3, onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:
De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met maximum van 50 m².
De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m.
De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
16.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.1, onder c en andere maatschappelijke voorzieningen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:
Er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bouwwerken plaats.
Er vindt geen onevenredige toename van de parkeerdruk alsmede van de verkeersaantrekkende werking plaats.
16.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
16.5.1 Sloopverbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een karakteristiek pand geheel of gedeeltelijk te slopen ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘karakteristiek’.
16.5.2 Uitzonderingen
Het in artikel 16.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die:
uitsluitend inpandig plaatsvinden en/of;
noodzakelijk zijn in verband met regulier onderhoud en/of;
noodzakelijk zijn in verband met het vergunningvrij bouwen zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht.
16.5.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 16.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de historische karakterstieke c.q. kenmerkende elementen van het karakteristieke pand niet op onevenredige wijze worden verstoord, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.
Artikel 17 Gemengd-10
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd-10’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een timmerwerkplaats;
ter plaatse van de aanduiding 'garageboxen' zijn garageboxen toegestaan;
met daarbij behorende:
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:
De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
17.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn niet toegestaan.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouw van een zwembad is niet toegestaan.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.2.3, onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:
De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met maximum van 50 m².
De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m.
De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
Artikel 18 Gemengd-11
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd-11' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
zelfstandige kantoren;
dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
publiekverzorgend ambacht en dienstverlening;
(para)medische voorzieningen;
sportschool;
met daarbij behorende:
nutsvoorzieningen;
in- en uitritten;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
18.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
Aan- en uitbouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.2.1, onder b, punt 2, voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, gedeeltelijk boven de openbare weg, mits:
de bouw van een luifel binnen de bestemming waarbinnen de weg is opgenomen, al dan niet via ontheffing mogelijk is;
de diepte van de luifel niet meer bedraagt dan 2 m;
er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
Artikel 19 Gemengd-12
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd-12' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, in de vorm van één of meerdere woningen;
zelfstandige kantoren;
met daarbij behorende:
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
tuinen, erven en verhardingen;
parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
19.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouw van een zwembad is niet toegestaan.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.2.3, onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:
De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met maximum van 50 m².
De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m.
De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Gemengd-12’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².
Detailhandel is niet toegestaan.
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.
19.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
19.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.4, onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
19.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.4, onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 20 Gemengd-13
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd-13' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, uitsluitend in de vorm van één woning;
dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
met daarbij behorende:
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
nutsvoorzieningen;
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
opslag.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan 2 m.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd.
20.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouw van een zwembad is niet toegestaan.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.2.3, onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:
De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met een maximum van 50 m².
De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m.
De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
20.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Gemengd-13’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².
Detailhandel is niet toegestaan.
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.
20.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
20.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.3, onder a voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
20.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.3, onder c voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 21 Groen
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
bermen en beplantingen;
speelvoorzieningen;
kunstobjecten;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
voet- en fietspaden;
nutsvoorzieningen;
brandveiligheids- en blusvoorzieningen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De oppervlakte van maximaal één overkapping mag niet meer bedragen dan 20 m² met een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 6 m.
De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.2.1 en een gebouw toestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen met in achtneming van de volgende regels:
De oppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 20 m².
De bouwhoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 5% van de in deze bestemming opgenomen aaneengesloten gronden;
het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden wanneer dit een oppervlakte van meer dan 250 m² betreft.
21.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 21.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
21.4.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 21.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.
Artikel 22 Horeca
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
horeca categorie 1, 2 en 3 met bijbehorende terrassen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' zijn uitsluitend horecabedrijven van categorie 1 en 2 toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is per aanduiding één bedrijfswoning toegestaan met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
met daarbij behorende:
tuinen, erven en verhardingen;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
22.2.2 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning', mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
Per bedrijf is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
De afstand tot de/één zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
De breedte van de woning mag niet minder bedragen dan 6 m en niet meer bedragen dan 12 m.
De diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 12 m.
De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte.
De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³.
De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden overschreden.
22.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m².
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
22.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Overkappingen voor de voorgevel zijn niet toegestaan.
22.3 Afwijken specifieke gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.1, onder a voor het toestaan van horecabedrijven van categorie 2 en 3 of die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met een horecabedrijf van categorie 1, met inachtneming van de volgende bepalingen:
er vindt geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaats;
er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
Artikel 23 Kantoor
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
zelfstandige kantoren;
met daarbij behorende:
tuinen, erven en verhardingen;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
23.3 Specifieke gebruikregels
Op of in de gronden met de bestemming 'Kantoor' mag uitsluitend vleermuisvriendelijke verlichting worden toegepast.
Artikel 24 Maatschappelijk
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1' zijn voorzieningen op het gebied van de gezondheidszorg en zorggerelateerde functies toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1' zijn onderwijs- en kinderopvanginstellingen toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1' zijn religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk -1' is een zorginstelling toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1' zijn sportvoorzieningen toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' zijn uitsluitend onderwijs- en kinderopvanginstellingen toegestaan;
met daarbij behorende:
wegen, voet- en fietspaden;
tuinen, erven en verhardingen;
parkeer- en fietsvoorzieningen;
groenvoorzieningen.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf - en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Stallingsruimten voor fietsen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
het bouwvlak een bebouwingspercentage heeft van 100% en
de (gezamenlijke) oppervlakte van de stallingsruimte niet meer dan 100 m² bedraagt en
de hoogte niet meer dan 2,5 m bedraagt.
24.3 Afwijken van de gebruikregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.1, onder a tot en met f en andere maatschappelijke voorzieningen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:
Er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bouwwerken plaats.
Er vindt geen onevenredige toename van de parkeerdruk alsmede van de verkeersaantrekkende werking plaats.
Artikel 25 Sport
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
sportvelden;
gebouwen ten behoeve van sportdoeleinden met bijbehorende voorzieningen zoals clubgebouw, kleedkamer, tribunes en kantoorruimte;
ondergeschikte horeca categorie 1;
tuinen, erven en verhardingen;
wegen, voet- en fietspaden;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
speelvoorzieningen;
brandveiligheids- en blusvoorzieningen.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 15 m.
De bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 8 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 26 Tuin
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, groenvoorzieningen en verhardingen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
26.2 Bouwregels
26.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Uitzondering hierop is het herbouwen van bestaande aan- en uitbouwen en bijgebouwen onder de voorwaarde dat:
de oppervlakte en de bouwhoogte van het gebouw niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte en bouwhoogte, en;
het gebouw op dezelfde plek wordt herbouwd.
26.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van overkappingen en/of carports), mag niet meer bedragen dan 3 m.
Het bouwen van overkappingen en/of carports is niet toegestaan. Uitzondering hierop is het herbouwen van bestaande overkappingen en/of carports onder de voorwaarde dat:
de bouwhoogte en oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte en oppervlakte, en;
het gebouw op dezelfde plek wordt herbouwd.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.2.1 voor het bouwen van erkers, luifels en balkons aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw onder de volgende voorwaarden:
De diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
De afstand tot de openbare weg mag niet minder dan 2 m bedragen.
26.4 Specifieke gebruiksregels
De gronden gelegen voor de voorgevel van een woning mogen, met uitzondering van bestaande situaties, niet worden gebruikt voor het parkeren of stallen van caravans, voer- en vaartuigen.
Artikel 27 Verkeer
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen met bijbehorende voorzieningen;
voet- en fietspaden met bijbehorende voorzieningen;
parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
speelvoorzieningen;
kunstobjecten;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen;
brandveiligheids- en blusvoorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-standplaats' is een standplaats toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is tevens een ondergrondse parkeergarage toegestaan.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde in artikel 27.1, onder j en k.
27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 5 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
27.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken.
De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld ten behoeve van:
de bescherming van de groenstructuur;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 28 Wonen
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
met daarbij behorende:
aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen behorende bij de woning;
tuinen, erven en verhardingen;
in- en uitritten;
ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte’ is een praktijkruimte toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kwekerij' is tevens opslag, koeling ten behoeve van behoud van bloemen en kweekactiviteiten in de bestaande bebouwing toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'kantoor’ is een zelfstandig kantoor toegestaan.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd.
Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen woningen uitsluitend halfvrijstaand of vrijstaand worden gebouwd.
Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen woningen uitsluitend gestapeld worden gebouwd.
Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen woningen uitsluitend aaneengesloten worden gebouwd.
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn of op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
28.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen aan/bij de woning gelden de volgende bepalingen:
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 50 m².
Voor zover de oppervlakte van de gronden, gelegen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, meer bedraagt dan 200 m² mag de onder b geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
De maximaal toegestane oppervlakte als genoemd onder b en c betreft de aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
28.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouw van een zwembad is niet toegestaan.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.2.3, onder a voor de bouw van een onoverdekt zwembad onder de volgende voorwaarden:
De oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 5% van het bouwperceel met maximum van 50 m².
De hoogte van het zwembad boven peil mag niet meer bedragen dan 0,5 m.
De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
28.4 Specifieke gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 30 m² of in een bijgebouw tot een maximum van 30 m².
De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.
Detailhandel is niet toegestaan. De activiteit wordt uitsluitend uitgeoefend door de bewoner.
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving, waarbij geldt dat deze past in categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Het in artikel 28.4, onder a bepaalde is niet van toepassing op het bepaalde in artikel 28,1, onder f, g en h.
28.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
28.5.1 Toestaan groter oppervlak aan huis verbonden beroep
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.4, onder a, sub 1 voor een omvang van de activiteit met niet meer dan 60% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m², mits de activiteit een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft en behoudt die met de woonfunctie in overeenstemming is.
28.5.2 Toestaan vergelijkbare bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.4, onder a, sub 4 voor het toestaan van lichte bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijvigheid genoemd in de categorie A.
Artikel 29 Leiding - Brandstof
29.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Leiding – Brandstof" aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de
voor de bescherming en instandhouding van de brandstofleiding.
29.2 Voorrangsregel
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
29.3 Bouwregels
Op of in de in artikel 29.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m met een maximum oppervlakte van 5 m².
Op of in de in artikel 29.1 bedoelde gronden mag uitsluitend ten dienste van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) worden gebouwd: indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
29.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels, mits het behoud van een veilige ligging en continuïteit van de leidingen zijn gewaarborgd.
29.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en van werkzaamheden
29.5.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding-Brandstof zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage, of anderszins wijzigen van het maaiveld of weghoogte;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
het permanent opslaan van goederen.
29.5.2 Toelaatbaarheid
De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 29.5.1, zijn slechts toelaatbaar indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
29.5.3 Uitzonderingen
Het in artikel 29.5.1 bepaalde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
29.5.4 Advisering over de omgevingsvergunning
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 29.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
29.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Leiding – Brandstof' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien is aangetoond dat de noodzaak om de brandstofleiding op de betrokken locatie te beschermen, is komen te vervallen.
Artikel 30 Leiding - Hoogspanning
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
30.2 Voorrangsregel
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
30.3 Bouwregels
Op of in de in artikel 30.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de hoogspanning worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan.
30.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 30.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in artikel 30.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende ondergondse hoogspanningsverbinding en ter zake vooraf advies van de beheerder is ingewonnen.
30.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object.
30.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.6.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers, en andere wateren;
het permanent opslaan van goederen.
30.6.2 Toelaatbaarheid
De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 30.6.1, zijn slechts toelaatbaar indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding en van de bijbehorende belemmeringenstrook.
30.6.3 Uitzonderingen
Het in artikel 30.6.1 bepaalde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
die verband hebben met de aanleg van de betreffende ondergrondse hoogspanningsverbinding;
die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
die het normale onderhoud betreffen of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
30.6.4 Advisering over de omgevingsvergunning
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30.6.1 wint het bevoegde gezag schriftelijk advies in van de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
30.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Leiding – Hoogspanning' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien is aangetoond dat de noodzaak om de ondergrondse hoogspanning op de betrokken locatie te beschermen, is komen te vervallen.
Artikel 31 Waarde - Archeologie-1
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie-1' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen
bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van behoudenswaardige archeologische waarden.
31.2 Voorrangsregel
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
31.3 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 31.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en dat zonder graaf- en/of heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
31.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 31.3, lid a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
De omgevingsvergunning als bedoeld in sub a. wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
De omgevingsvergunning als bedoeld in sub a. wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
31.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.5.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie-1' zonder of in
afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
31.5.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod in artikel 31.5.1 geldt, zijn slechts
toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch
deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden
geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden
gericht op:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
31.5.3 Uitzonderingen
Het verbod, als bedoeld in artikel 31.5.1, is niet van toepassing indien:
de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
de werken behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden;
de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
31.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie-1' geheel of
gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 32 Waarde - Archeologie-2
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie-2' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen
bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van bekende en te verwachten archeologische waarden.
32.2 Voorrangsregel
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
32.3 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 32.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
Vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 250 m² bedraagt;
een bouwwerk dat (inclusief graafwerkzaamheden) niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
32.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 32.3, lid a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
De omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
De omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
32.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.5.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie-2' zonder of in
afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
32.5.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod in artikel 32.5.1 geldt, zijn slechts
toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch
deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden
geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden
gericht op:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
32.5.3 Uitzonderingen
Het verbod, als bedoeld in artikel 32.5.1, is niet van toepassing indien:
de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 250 m²;
de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
32.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie-2' geheel of
gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 33 Waarde - Archeologie-3
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie-3' aangewezen gronden zijn naast voor de overige aangewezen
bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van bekende en te verwachten archeologische waarden.
33.2 Voorrangsregel
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
33.3 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
Bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in artikel 33.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
Vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 100 m² bedraagt;
een bouwwerk dat (inclusief graafwerkzaamheden) niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
33.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 33.3, lid a met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
De omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
De omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt voorts verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
33.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.5.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie-3' zonder of in
afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
33.5.2 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod in artikel 33.5.1 geldt, zijn slechts
toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch
deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden
geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden
gericht op:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
33.5.3 Uitzonderingen
Het verbod, als bedoeld in artikel 33.5.1, is niet van toepassing indien:
de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 100 m²;
de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
33.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke
ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie-3' geheel of
gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 34 Waarde - Landgoed - 1
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Landgoed - 1 aangewezen gronden zijn naast de andere daar geldende bestemmingen mede bestemd voor het behoud, versterking, herstel en/of ontwikkeling van de karakteristieke landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het landgoed als samenhangend geheel. Hierbij worden in elk geval in acht genomen de beschermde gezichten als opgenomen in de bijlage 'Te beschermen gezicht landgoed Kernhem Ede', bij de regels van dit bestemmingsplan.
34.2 Nadere eisen
Met betrekking tot de in artikel 34.1 genoemde gronden zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bouwwerken:
ter voorkoming van onevenredige aantasting van cultuurhistorische waarden, landschapswaarden en ecologische waarden van de naaste omgeving, waaronder de aanwezige lanen en het vleermuizenreservaat.
34.3 Omgevingsvergunning voor evenementen
Het bevoegd gezag kan voor (gedeelten van ) het landgoed een omgevingsvergunning verlenen voor:
(meerdaagse) evenementen zoals natuur- en tuinbeurzen in de periode van 15 juli tot 1 oktober voor ten hoogste 13 dagen mits door die evenementen geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarden van het landgoed. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de evenementen.
34.4 Wijzigingsbevoegdheid
34.4.1 Wijzigen dubbelbestemming waarde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:
de dubbelbestemming 'Waarde – Landgoed – 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek en besluit van het bevoegd gezag is aangetoond dat de in artikel 34.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
de dubbelbestemming 'Waarde – Landgoed – 1 toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 35 Waarde - Ecologische Hoofdstructuur
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologische Hoofdstructuur' aangewezen gronden zijn naast de andere daar geldende bestemmingen mede bestemd voor het behoud, versterking en ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur.
35.2 Nadere eisen
Met betrekking tot de in artikel 35.1 genoemde gronden zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, vorm en afmeting van de bouwwerken:
ter voorkoming van onevenredige aantasting van de ecologische verbindingszone en ecologische hoofdstructuur;
ter voorkoming van onevenredige aantasting van de (cultuurhistorische) landschapswaarde.
35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.3.1 Omgevingsvergunning landschapswaarden en ecologie
Ter plaatse van de in artikel 35.1 genoemde gronden is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen, afgraven, vergraven, verzetten, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen van gronden;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
het verwijderen van zandwegen;
het aanleggen en/of verharden van paden en wegen, parkeerplaatsen en/of andere oppervlakteverharding;
het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering;
het telen van houtige gewassen in en/of op de grond (containervelden);
35.3.2 Toelaatbaarheid
De in lid 35.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
de werken en/of werkzaamheden noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik/ beheer;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
35.3.3 Uitzonderingen
Het in lid 35.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
plaatsvinden binnen een bouwvlak, met uitzondering van:
het ophogen en verlagen met meer dan 20 cm;
het verwijderen van natuur en landschapselementen;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning;
behoren tot het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden, zoals exploitatie van productiebos en het verruigen van de bodem met bosfrees of rotoregploeg voor natuurlijke verjonging.
35.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:
de dubbelbestemming 'Waarde - ecologische hoofdstructuur' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in artikel 35.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen, en hiervoor een besluit is genomen door het bevoegd gezag;
de dubbelbestemming 'Waarde - ecologische hoofdstructuur' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 36 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 37 Algemene bouwregels
37.1 Algemeen
Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:
goot- en bouwhoogten;
oppervlakte;
inhoud;
afdekking van gebouwen;
afstand tot voorgevelbouwgrens;
afstand tot de perceelsgrens;
zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan, onder de
voorwaarde dat herbouw uitsluitend op dezelfde locatie mag plaatsvinden.
In afwijking van het bepaalde in sub a, kan herbouw op een andere locatie plaatsvinden voor zover dit betrekking heeft op bouwwerken als bedoeld in artikel 7.2.2, artikel 8.2.2, artikel 9.2.2, artikel 10.2.2, artikel 11.2.2, artikel 12.2.2, artikel 13.2.2, artikel 15.2.2, artikel 16.2.2, artikel 17.2.2, artikel 18.2.2, artikel 19.2.2, artikel 20.2.2, artikel 22.2.3 en artikel 28.2.2 Hiervoor kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering en afmeting van de betreffende gebouwen.
Deze nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:
- het stedenbouwkundig beeld;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Voor zover in dit plan goothoogten zijn aangegeven, dienen gebouwen te worden voorzien van een kap, waarvan de minimale dakhelling niet minder mag bedragen dan 30º en de maximale dakhelling niet meer mag bedragen dan 60º.
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub c, en toestaan dat een gebouw zonder kap wordt gebouwd, dan wel met kap waarbij de dakhelling afwijkt van het bepaalde in sub c, mits het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld, zoals dat mede in relatie tot die van de directe omgeving wordt bepaald, niet wordt geschaad.
Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
ondergronds bouwen is toegestaan;
de verticale diepte van ondergronds bouwen mag maximaal 4 m bedragen;
bij het berekenen van het maximaal te bouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergronds gebouwen mede in aanmerking genomen voor zover deze is gelegen buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de bijbehorende bovengrondse gebouwen.
37.2 Parkeren
Een omgevingsvergunning voor het bouwen, uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de geldende normering, zoals deze hiervoor is opgenomen in bijlage 1 van de Nota parkeernormering gemeente Ede 2016;
Indien de onder a. bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
Artikel 38 Algemene gebruiksregels
38.1 Algemeen
Onder het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en/of raam- en straatprostitutie;
het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van detailhandel;
het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een standplaats en/of het (doen) stallen van (een) woonwagen(s), caravan(s), aanhangwagen(s);
het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen voor bewoning;
het onttrekken van de parkeervoorziening op eigen terrein.
38.2 Parkeren
Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij
niet in het plangebied bij de ontwikkeling wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de
geldende normering, zoals deze hiervoor is opgenomen in bijlage 1 van de Nota parkeernormering gemeente Ede 2016. Voor de definitie van het plangebied wordt verwezen naar de betreffende Nota.
Artikel 39 Algemene aanduidingsregels
39.1 Monumentale boom
39.1.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 10 m te bedragen.
39.1.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in artikel 39.1.1 bepaalde ten behoeve van het verkleinen van de genoemde afstand tot tenminste 5 m uit het hart van de boom, mits dit geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.
39.1.3 Specifieke gebruikregels
Als strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening geldt het agrarisch gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom', met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet.
39.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
De voor 'vrijwaringszone-molenbiotoop' aangewezen gronden zijn, naast voor de andere daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor:
ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop-1': bescherming van de functie als werktuig van de in dit gebied voorkomende windmolen, onder andere gelet op de windvang;
ter plaate van de aanduiding ‘vrijwaringszone-molenbiotoop-2’: bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.
39.2.1 Bouwregels
Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop-1' geldt, dat de maximale bouwhoogte binnen molenbeschermingszone A (zone A is de eerste 100 m vanaf de molen) 16,8 m is ten opzichte van NAP (= hoogte van de voet van de molen);
Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone-molenbiotoop-2’ geldt dat binnen de op de verbeelding aangegeven molenbeschermingszone B (zone B begint vanaf 100m uit de molen) maximaal zo hoog mag worden gebouwd als de maat die voor deze zone op de verbeelding is aangegeven; als maximale bebouwingshoogte geldt de uitkomst van de volgende formule:
H(x) = x/n+c*z
waarin:
H(x) = maximale toelaatbare hoogte van een obstakel op afstand x (in meters)
x = afstand van een obstakel tot de molen (in meters)
n = een constante, afhankelijk van de ruwheid van de omgeving en de maximaal toelaatbare windreductie. Hiervoor worden de volgende waarden gebruikt: 140 voor open, 75 voor ruw en 50 voor gesloten gebied.
c = een constante, afhankelijk van de maximaal toelaatbare windreductie, gewoonlijk met de waarde 0,2
z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + eventueel de hoogte van de belt, berg of stelling)
39.2.2 Afwijken van de bouwregels
In afwijking van het bepaalde in artikel 39.2.1 is bebouwing met een grotere hoogte in de volgende gevallen toegestaan:
het betreft een bouwwerk met een bestaande grotere hoogte; of
het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de hoogte en breedte blijft binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;
het bouwwerk wordt aan een bestaand bouwwerk gebouwd dan wel vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 m uit bestaande bouwwerken;
het vloeroppervlak van krachtens deze bepaling opgerichte bouwwerken mag in totaal niet meer bedragen dan 10% van de bouwwerken waarachter wordt gebouwd;
het oprichten van een bouwwerk is uitsluitend toegestaan, voor zover dit mogelijk is op basis van de overige voor deze bestemming geldende bestemming.
39.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.2.3.1 Omgevingsvergunning
Het is op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop-1' en de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop-2' verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het geen bouwwerken betreft, met een grotere bouwhoogtemaat dan de uitkomst van de formule als bedoeld in artikel 39.2.1, en;
het beplanten met bomen en heesters en andere hoog opgaande beplanting met grotere hoogtemaat dan wel een in volwassen staat te bereiken grotere hoogtemaat dan de uitkomst van de formule als bedoeld in artikel 39.2.1.
39.2.3.2 Uitzonderingen
Het in artikel 39.2.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
39.2.3.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 39.2.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien met een onderzoek wordt aangetoond dat door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapsbepalend element niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 39.2.3.1 winnen burgemeester en wethouders advies in van een onafhankelijke terzake deskundige.
Artikel 40 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:
de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geeft;
de regels en toestaan dat het bouwvlak met maximaal 2 m wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
de regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:
de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer bedraagt dan 3 m;
de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m3;
de bouwhoogte niet meer dan bedraagt dan 5 m.
de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
ten behoeve de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 5 m;
ten behoeve van de bouw van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 16 m;
ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 6 m.
het bepaalde ten aanzien van de maximum bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:
de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximum bouwhoogte van het betreffende gebouw.
de regels en toestaan dat antennes worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;
de noodzaak van plaatsing is aangetoond;
is aangetoond dat de plaatsing van een antenne niet mogelijk is op bestaande hoogbouw of een bestaande (hoogspannings)mast;
de locatie in overeenstemming is met het plaatsingsplan, waarbij plaatsing bij voorkeur plaatsvindt op bedrijventerreinen, sportterreinen en/of groene gebieden, dan wel nabij kantoren en bij voorkeur niet in de nabijheid van onderwijsinstellingen;
is aangetoond dat de antenne inpasbaar is gelet op de ruimtelijke, landschappelijke of ecologische kwaliteit van het terrein, in relatie tot de kwaliteit van de aangrenzende gebieden. In de afweging omtrent de verlening van omgevingsvergunning worden in ieder geval de beschermde soorten krachtens de Flora- en faunawet betrokken, zodanig dat dient te zijn aangetoond dat redelijkerwijs is te verwachten dat een ontheffing op grond van deze wet, indien vereist, zal worden verleend;
de bouwkundige inpasbaarheid van de antenne is aangetoond.
Aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden gesteld omtrent de kleur en de exacte locatie van de antennemast c.a. en het aanbrengen van afschermende beplanting;
de regels ten aanzien van de situering van het hoofdgebouwen ten opzichte van de voorgevelrooilijn, mits dit niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het desbetreffend plangebied.
Het bepaalde in artikel 35, onder c om een gebouw te voorzien van een plat dak met dien verstande dat de maximale goothoogte gelijk wordt gesteld aan de maximale bouwhoogte, mits dit niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de stedenbouwkundige opzet van het desbetreffend plangebied.
Het gebruik van de gronden voor de voorgevel voor het parkeren of stallen van voertuigen.
Ten behoeve van strijdig gebruik van grond, mits de afwijking niet zal leiden tot een onomkeerbare wijziging van de bestemming. Van dit laatste is in ieder geval sprake bij het toestaan van volgens de bestemming niet geoorloofd detailhandelsgebruik in gebouwen of op terreinen met andere bedrijfsbestemmingen of woonbestemmingen.
Artikel 41 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bouwvlakken te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bouwvlakgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied' met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen naar de bestemmingen Wonen en Tuin met inachtneming van de volgende voorwaarden:
nieuwbouwplannen dienen qua aard en schaal (bouwmassa, maatvoering) en verschijning aan te sluiten op de omgeving;
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 10 m;
de bebouwingsdichtheid bedraagt maximaal 40 woningen per hectare;
er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Artikel 42 Algemene procedureregels
42.1 Afwijken van het bestemmingsplan
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
42.2 Wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
42.3 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisenregeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 43 Overgangsrecht
43.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
43.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder sub a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 44 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: ‘Regels van het bestemmingsplan Bezemronde 3, Kernen'.