Inhoud
 
Gemeente:
Ede
PlanNaam:
Wekerom, Bedrijventerrein Het Laar te Wekerom
Status:
Vastgesteld
Datum:
13-12-2012

Regels van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Het Laar te Wekerom"

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van deze gronden;

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

antenne:

een bouwwerk in de vorm van een zend- en/of ontvangstinstallatie voor telecommunicatiedoeleinden;

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

 

bestaande situatie:

  • ten aanzien van bebouwing:

legaal aanwezige bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  • ten aanzien van gebruik:

legaal gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0228.BP2010WKRM0001-0302 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen indien van toepassing);

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, met uitzondering van overkappingen;

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder, die enkel wordt gebruikt voor opslag/berging;

 

bouwmassa:

een verzameling bij elkaar horende gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

 

erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

 

garagebedrijf:

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd;

 

gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

geluidbelasting vanwege het wegverkeer:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh);

 

geluidsgevoelige functies:

functies zoals bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

 

geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

 

 

hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

 

hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

inrit:

voor voertuigen bestemde ontsluiting van een gebouw of particulier terrein;

 

kantoor- en/of praktijkruimte:

een ruimte die door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve, (para)medische en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet in combinatie met een ondergeschikte baliefunctie op de begane grond;

 

kelder:

een geheel ondergronds gelegen ruimte die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk, en waarvan de bovenkant van de vloer zich op ten minste 1,75 m onder peil bevindt;

 

lichte bedrijvigheid:

het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;

 

onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;

 

ondergeschikte detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

 

overkapping:

een dakconstructie zonder wanden, dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen

 

plaatsingsplan:

plan waarin de bestaande antenne-installaties binnen de gemeente alsmede de zoekgebieden voor toekomstige installaties zijn aangegeven.

 

plan:

het bestemmingsplan Wekerom, Bedrijventerrein Het Laar te Wekerom van de gemeente Ede;

 

plangrens:

de aangegeven begrenzing van het bestemmingsplan;

 

ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte;

 

stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld, inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);

 

 

uitrit:

voor voertuigen bestemde ontsluiting van een gebouw of particulier terrein;

 

voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

 

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

 

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

 

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

 

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

overeenkomstig de omtreklijn van de horizontale projectie van alle delen van die bouwwerken;

 

breedte, diepte c.q. lengte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

 

dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

peil:

- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang, vermeerderd met 0,20 m;

- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte

bouwterrein, vermeerderd met 0,20 m.

 

 

 

 

2.2 Ondergronds bouwen

Bij het berekenen van het bebouwingspercentage of de te bebouwen oppervlak wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen, voor zover deze zijn gelegen buiten de buitenwerkse gevelvlakken van de bijbehorende bovengrondse gebouwen.

 

2.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

 

2.4 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

 

Artikel 3 Bedrijventerrein

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De als ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie (nummer categorie)' bedrijven zijn toegestaan tot maximaal de aangegeven categorie, met uitzondering van:
    1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    2. inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

    3. een verkooppunt motorbrandstoffen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. tuinen, erven en verhardingen;

  6. groenvoorzieningen;

  7. zelfstandige kantoren zonder baliefunctie.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. De voorgevel dient loodrecht op de zijdelingse perceelsgrenzen te staan.

  2. Gebouwd dient te worden op de zijdelingse perceelsgrens aan de linkerzijde van het perceel, gezien vanaf de bestemming 'Verkeer', waarbij geldt dat de onderlinge afstand tussen de bedrijfsgebouwen minimaal 4 m moet bedragen.

  3. De afstand van de bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens aan de rechterzijde van het perceel, gezien vanaf de bestemming 'Verkeer', mag niet minder bedragen dan 4 m.

  4. De afstand van de bedrijfsgebouwen tot de achterperceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 4 m.

  5. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 8 meter bedragen.

 

3.2.2 Nutsvoorzieningen

Voor nutsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;

b. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m².

 

3.2.3 Zelfstandige kantoren

Zelfstandige kantoren zijn alleen zonder baliefunctie toegestaan en alleen als onderdeel van een bedrijfsverzamelgebouw met een maximum van 100 m² per kantoor.

 

3.2.4 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

 

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

  3. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 m.

  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dan in sub a, b en c genoemd, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

3.2.6 Oppervlakte bouwperceel

De maximaal toegestane oppervlakte van een bouwperceel binnen deze bestemming bedraagt

3.000 m².

 

3.2.7 In- en uitritten

Voor in- en uitritten gelden de volgende bepalingen:

  1. per perceel is maximaal één in- en uitrit toegestaan;

  2. de in- en uitritten dienen tegen de zijdelingse perceelsgrens te worden gesitueerd;

  3. de breedte per in- of uitrit mag niet meer bedragen dan 10 m;

  4. in- en uitritten van aangrenzende percelen mogen aaneen worden gerealiseerd.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in artikel 3.2.1 sub a en b mits dit voor een doelmatige situering van bedrijfsgebouwen noodzakelijk is.

  2. het bepaalde in artikel 3.2.1 sub d teneinde de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen te verhogen naar maximaal 10 meter, mits:
    1. de hogere bouwhoogte voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is;

    2. stedenbouwkundig inpasbaar is en

    3. er geen sprake is van negatieve landschappelijke effecten.

  3. het bepaalde in artikel 3.2.6 teneinde een bouwperceelsoppervlakte tot 3.500 m² toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:

1. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden

plaats;

2. deze grotere bedrijfskavel is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

  1. het bepaalde in artikel 3.2.7 teneinde een tweede in- en uitrit toe te staan, mits:

    1. de in- en uitrit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is;

    2. stedenbouwkundig inpasbaar is;

    3. er geen sprake is van negatieve landschappelijke effecten en

    4. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de nabijgelegen gronden plaatsvindt.

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

Voor het gebruik van de gronden en/of bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering van:
    1. het stallen van auto's ten behoeve van een garagebedrijf;

    2. het stallen van bouwketen;

    3. het stallen van containers, wanneer dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is.

  2. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van de handel in auto's.

  3. parkeren dient op eigen terrein, achter de voorgevellijn, plaats te vinden waarbij de in bijlage 2 genoemde parkeernormen in acht genomen moeten worden.

 

3.5 Afwijken specifieke gebruiksregels

 

3.5.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. een onevenredige toename van de aantasting van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen is niet toegestaan;

  2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.

 

 

3.5.2 Toestaan detailhandel

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de in dit bestemmingsplan gegeven regels:

  1. voor de uitoefening van detailhandel in relatie tot en in combinatie met bedrijfsactiviteiten, mits de oppervlakte ten behoeve van de detailhandelsactiviteiten niet meer bedragen dan 10% van de bruto vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen met een maximum van 100 m²;

  2. de detailhandelsactiviteiten een directe relatie hebben met de bedrijfsactiviteiten.

 

3.5.3 Toestaan bedrijfsfitness

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de in dit bestemmingsplan gegeven regels, voor het mogelijk maken van een ruimte voor bedrijfsfitness met een maximale oppervlakte van 25 m² van de bruto vloeroppervlakte van een bedrijfsgebouw.

 

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen wat betreft de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' naar de bestemming 'Bedrijventerrein' met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', ten behoeve van:

a. de vestiging van een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg;

b. de vestiging van een autowasstraat;

c. de vestiging van een verkoopruimte met een netto verkoopoppervlakte van maximaal 120 m² ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen en de daaraan verwante artikelen, met

uitzondering van lpg.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
 

Artikel 4 Groen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplantingen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;

  4. voorzieningen voor langzaamverkeer;

  5. nutsvoorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

4.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken.

 

4.4 Omgevingsvergunning

4.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 5% van de in deze bestemming opgenomen aaneengesloten gronden;
  2. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden wanneer dit een oppervlakte van meer dan

250 m² betreft.

 

4.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

4.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.

 

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen wat betreft de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' naar de bestemming 'Verkeer', ten behoeve van de realisatie van een ontsluitingsweg ten behoeve van een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg.

 

 

Artikel 5 Verkeer

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;

  4. nutsvoorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8 m.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan

4 m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 6 Water

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
  2. groenvoorzieningen;

  3. voorzieningen voor verkeer en verblijf;

  4. bruggen en duikers.

 

6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

6.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen wat betreft de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' naar de bestemming 'Verkeer', ten behoeve van de realisatie van een ontsluitingsweg ten behoeve van een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

 

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijzen of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

 

 

Artikel 9 Algemene afwijking van de bouwregels

 

1. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

    1. De in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

    2. De regels en toestaan dat het bouwvlak met maximaal 2 meter wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

    3. De regels voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, mits:

      1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel niet meer bedraagt dan 1,5 m;

      2. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

      3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;

      4. er geen bezwaren bestaan vanuit stedenbouwkundig oogpunt.

    4. De regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

      1. de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m³;

      2. de bouwhoogte niet meer dan bedraagt 5 m;

      3. de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m²;
      4. het gebouwtje stedenbouwkundig inpasbaar is.

    5. De regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
      1. ten behoeve de bouw van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 6 m;

      2. ten behoeve van de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot 6 m.

    6. Het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits:

      1. dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk en stedenbouwkundig inpasbaar is;

      2. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

      3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.

    7. De regels en toestaan dat antennemasten worden gerealiseerd, met dien verstande dat:

1 de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;

2 de noodzaak van plaatsing is aangetoond;

3 is aangetoond dat de plaatsing van een antenne niet mogelijk is op

bestaande hoogbouw of een bestaande (hoogspannings)mast;

4 de locatie in overeenstemming is met het plaatsingsplan, waarbij plaatsing bij voorkeur

plaatsvindt op bedrijventerreinen, sportterreinen en/of groene gebieden, dan wel nabij

kantoren en bij voorkeur niet in de nabijheid van onderwijsinstellingen;

 

5. is aangetoond dat de antenne inpasbaar is gelet op de ruimtelijke, landschappelijke of

ecologische kwaliteit van het terrein, in relatie tot de kwaliteit van de aangrenzende

gebieden. In de afweging omtrent de verlening van ontheffing worden in ieder geval de

beschermde soorten krachtens de Flora- en faunawet betrokken, zodanig dat dient te zijn

aangetoond dat redelijkerwijs is te verwachten dat een ontheffing op grond van deze wet,

indien vereist, zal worden verleend;

6. de stedenbouwkundige inpasbaarheid van de antenne is aangetoond.

  1. Aan de afwijking kunnen voorwaarden worden gesteld omtrent de kleur, de exacte locatie en het aanbrengen van afschermende beplanting.

 

 

Artikel 10 Algemene wijzigingsbevoegdheid

 

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bouwvlakken te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bouwvlakgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

  3. Voor elke wijziging geldt in zijn algemeenheid dat in de afweging in ieder geval de stedenbouwkundige, verkeerstechnische en milieuhygiënische belangen worden betrokken. Met het oog daarop worden in elk geval de volgende criteria in acht genomen:

        1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

        2. de verkeersveiligheid;

        3. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige toename van de verkeersintensiteiten op de bestaande wegenstructuur;

        4. een wijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting mag niet leiden tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden;

        5. een wijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting dient inpasbaar te zijn in het stedenbouwkundige beeld van de omgeving;

        6. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige toename van de hinder op nabijgelegen hindergevoelige functies;

        7. bij een wijziging dienen de wettelijke bepalingen inzake externe veiligheid en luchtkwaliteit in acht te worden genomen;

        8. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden worden de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde bepalingen in acht genomen;

        9. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving, waaronder in elk geval begrepen het bepaalde in de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet, in acht te worden genomen;

        10. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dient een watertoets te worden verricht.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 11 Procedureregeling

 

11.1 Afwijken van het bestemmingsplan

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

 

11.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

11.3 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisenregeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 12 Overgangsrecht

 

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

 

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in

uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan,

mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de vergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het

bouwwerk is teniet gegaan.

b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het

afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip

van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het

daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

12.2 Overgangsrecht gebruik

 

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het

bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of

te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de

afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer

dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 13 Slotregel

 

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

 

‘Regels van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Het Laar te Wekerom" van de gemeente Ede’.