Artikel 3 Recreatie
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn als volgt bestemd:
-
a. terreinen voor de verblijfsrecreatie;
-
b. terreinen voor recreatiewoningen;
-
c. hotelaccommodatie;
-
d. afschermende beplanting aan de binnengrenzen van de bestemming;
en tevens voor:
-
e. behoud, versterking en/of herstel van de aanwezige landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden.
Ten aanzien van het doel 'terreinen voor de verblijfsrecreatie' gelden de volgende bepalingen:
-
f. het doel omvat recreatiewoningen, groepsaccommodaties, centrale voorzieningen, sanitaire voorzieningen en dienstwoningen, zoals aangegeven in Bijlage 1 'Lijst verblijfsrecreatie';
-
g. het doel is beperkt tot een bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen;
-
h. onder het doel zijn mede begrepen:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- standplaatsen voor kampeermiddelen en recreatieobjecten;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- voorzieningen ten behoeve van de bestemming, zoals parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen, paden, groenvoorzieningen, ruimten voor sport en spel en open terreinen.
Ten aanzien van het doel 'terreinen voor recreatiewoningen' gelden de volgende bepalingen:
-
i. het doel omvat recreatiewoningen en sanitaire voorzieningen zoals aangegeven in Bijlage 1 'Lijst verblijfsrecreatie';
-
j. onder het doel zijn mede begrepen:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- voorzieningen ten behoeve van de bestemming, zoals parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen, paden, groenvoorzieningen, ruimten voor sport en spel en open terreinen.
Het doel 'hotelaccommodatie' is beperkt tot de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hotel'.
Ten aanzien van het doel 'behoud, versterking en/of herstel van de aanwezige landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' geldt de bepaling dat de tot het doel behorende waarden overeen komen met de voor deze gronden omschreven instandhoudingdoelstellingen krachtens de Natuurbeschermingswet 1998.
Ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' ter bescherming van de ecologische verbindingszone, behoud en ontwikkeling van de natuurlijke waarden ter plaatse.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen geldende bepalingen
-
a. uitsluitend rechtstreeks tot de bestemming te herleiden bouwwerken mogen worden gebouwd;
-
b. ondergronds bouwen onder kampeermiddelen en recreatieobjecten is niet toegestaan, met uitzondering van bestaande onderbouwde ruimten;
-
c. de afstand van bouwwerken tot de bestemmingsgrens (met uitzondering van de afstand tot bestemming 'Water' op het recreatieterrein zelf) mag niet minder bedragen dan 11 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
-
d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1': is geen bebouwing toegestaan;
-
e. ter plaatse van de aanduiding 'groen': hoog opgaande randbeplanting op minimaal 1 m van de plangrens verplicht.
3.2.2 Bebouwing ten behoeve van het doel 'terreinen voor de verblijfsrecreatie' en 'terreinen voor recreatiewoningen'
-
a. de bebouwing mag de maximale oppervlakten en aantallen als genoemd in Bijlage 1 'Lijst verblijfsrecreatie' niet overschrijden;
-
b. de maatvoering van de bebouwing mag de maxima zoals per afzonderlijk object genoemd in tabel 1, niet overschrijden;
Tabel 1
object
|
maximale goothoogte in m
|
maximale bouwhoogte in m
|
maximale (grond)op-
pervlakte in m2
|
maximale inhoud in m3
|
bijzondere bepalingen
|
centrale voorzieningen
|
3,5 dan wel 6 voor zover het toegangen voor werktuigen betreft
|
8
|
-
|
-
|
Indien de bestaande goot- en bouwhoogten hoger zijn gelden deze als maximum
|
groepsaccom-
modatie
|
4
|
8
|
150 inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen
|
-
|
|
sanitaire voorzieningen
|
-
|
-
|
250 per afzonderlijk gebouw
|
-
|
|
dienstwoning
|
-
|
-
|
-
|
600
|
Indien de bestaande inhoud groter is, geldt deze als maximum, waarbij de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte eveneens als maximum gelden
|
recreatieobject
|
-
|
5
|
70 inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen
|
-
|
|
recreatiewoning
|
4
|
8
|
75 inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen
|
300
|
indien de bestaande goot- en bouwhoogte, oppervlakten en/of inhoud hoger dan wel groter zijn, gelden deze als maximum
|
hotel
|
-
|
16
|
2000
|
-
|
hierbij is een hoogteaccent van 24 m met een oppervlakte van ten hoogte 150 m² toegestaan
|
bijgebouwen bij een dienstwoning
|
3
|
5
|
75 gezamenlijk per dienstwoning
|
-
|
|
toestellen sport en spel, verwijsborden en lichtmasten
|
-
|
12
|
-
|
-
|
|
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde
|
-
|
3
|
-
|
-
|
|
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op:
-
a. de invloed van de bebouwing op het ruimtelijk beeld;
-
b. de gewenste concentratie van voorzieningen;
-
c. de verkeersveiligheid;
-
d. de ontsluiting van het terrein;
-
e. de ligging van leidingen en de daarmee verbonden veiligheidsaspecten;
-
f. het uitzicht van woningen;
-
g. de onderliggende afstand van bebouwing met het oog op hinder ten opzichte van aangrenzende functies.
nadere eisen stellen aan:
-
h. de plaats van gebouwen indien de onderlinge afstand op het bouwperceel meer dan 10 m bedraagt;
-
i. de dakhelling in die zin dat deze ten minste 30o en ten hoogste 50o dient te bedragen;
-
j. de plaats van bijgebouwen in die zin dat deze achter de achtergevel van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
-
k. de plaats van bouwwerken in relatie tot de afstand tot de weg indien deze afstand minder dan 20 m bedraagt.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
a. lid 3.2.1 sub c en toestaan dat de afstand van bouwwerken tot de bestemmingsgrens minder bedraagt dan 11 m, mits de plaatsing van het bouwwerk inpasbaar is gelet op de ruimtelijke, landschappelijke of ecologische kwaliteit van het terrein, in relatie tot de kwaliteit van de aangrenzende gebieden. In de afweging omtrent de verlening van afwijking worden in ieder geval de beschermde soorten krachtens de Flora- en faunawet betrokken, zodanig dat dient te zijn aangetoond dat redelijkerwijs is te verwachten dat een ontheffing op grond van deze wet indien vereist zal worden verleend;
-
b. lid 3.2.2 sub a en b ten behoeve van de uitbreiding van centrale voorzieningen en groepsaccommodaties, met dien verstande dat na afwijking, de betreffende voorziening niet meer mag bedragen dan zoals is aangegeven in tabel 2:
Tabel 2
voorziening
|
oppervlakte
|
overdekt zwembad
|
600 m2
|
winkel
|
250 m2
|
overdekte tennisbaan
|
600 m2
|
overige voorzieningen
|
200 m2 per afzonderlijke voorziening
|
groepsaccommodaties
|
300 m2 per afzonderlijke accommodatie
|
indien is aangetoond dat:
- sprake is van een bedrijfseconomische dan wel markttechnische aanleiding voor uitbreiding; en
- er geen leegstaande bebouwing is; en
- de voorgenomen bebouwing, blijkend uit een inrichtingsplan, inpasbaar is in relatie tot de waarden behorend tot het doel 'behoud, versterking en/of herstel van de aanwezige landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden'.
De afwijking wordt verleend onder de voorwaarde dat aan het gebruik van de desbetreffende voorziening de beperking is verbonden van een bedrijfsmatige exploitatie. In de afweging omtrent de verlening van afwijking worden in ieder geval de beschermde soorten krachtens de Flora- en faunawet betrokken, zodanig dat dient te zijn aangetoond dat redelijkerwijs is te verwachten dat een ontheffing op grond van deze wet indien vereist zal worden verleend. De afwijking is niet toepasbaar in cumulatie met elders in dit plan opgenomen afwijkingsbepalingen.
-
c. lid 3.2.2 sub a en b ten behoeve van de uitbreiding van het aantal recreatiewoningen op een terrein dat deel uitmaakt van een 'groeigebied' met dien verstande dat;
-
1. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 10% van het aantal als genoemd in Bijlage
1 'Lijst verblijfsrecreatie', met een minimum van één recreatiewoning;
-
2. de recreatiewoningen dienen te voldoen aan de maatvoeringseisen als genoemd in tabel 1 van lid 3.2.2 en voorts aan de voorwaarden dat;
- sprake is van een bedrijfseconomische dan wel markttechnische aanleiding voor uitbreiding; en
- er geen leegstaande bebouwing is; en
- de voorgenomen bebouwing, blijkend uit een inrichtingsplan, inpasbaar is in relatie tot de waarden behorend tot het doel 'behoud, versterking en/óf herstel van de aanwezige landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden';
- aan de verlening van afwijking de voorwaarde wordt verbonden van bedrijfsmatige exploitatie van de recreatiewoningen.
In de afweging omtrent de verlening van afwijking worden in ieder geval de beschermde soorten krachtens de Flora- en faunawet betrokken, zodanig dat dient te zijn aangetoond dat redelijkerwijs is te verwachten dat een ontheffing op grond van deze wet indien vereist zal worden verleend. De afwijking is niet toepasbaar in cumulatie met elders in dit plan opgenomen afwijkingsbepalingen.
- de goothoogte van centrale voorzieningen tot 6 m voor een beperkt gedeelte van het gebouw;
- de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot 5 m;
- de oppervlakte van sanitaire voorzieningen tot maximaal 350 m2 per gebouw;
- de bouw van niet overdekte zwembaden tot een maximale oppervlakte van 500 m2.
In de afweging omtrent de verlening van afwijking worden in ieder geval de beschermde soorten krachtens de Flora- en faunawet betrokken, zodanig dat dient te zijn aangetoond dat redelijkerwijs is te verwachten dat een ontheffing op grond van deze wet indien vereist zal worden verleend. De afwijking is niet toepasbaar in cumulatie met elders in dit plan opgenomen afwijkingsbepalingen.
-
e. lid 3.2.2 sub a en b ten behoeve van het realiseren van een uitkijktoren met een maximale bouwhoogte van 25 m, mits de plaatsing van het bouwwerk inpasbaar is gelet op de ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit van het terrein in relatie tot de kwaliteit van de aangrenzende gebieden.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
1. het rooien of vellen van houtopstanden;
-
2. het aanleggen van aarden wallen;
-
3. het aanleggen of verbreden van sloten, wateren en/of waterpartijen met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m;
-
4. het dempen van poelen;
-
5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
-
6. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe in ieder geval worden gerekend af- en vergraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginningen, aanleggen van drainage en verhardingen, met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 0,3 m;
Het verbod is niet van kracht op werken en/of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
-
b. De onder 3.5 sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor normaal onderhoud en beheer gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de bestemming.
-
c. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
-
d. De onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien:
-
1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het doel 'bescherming en veiligstelling van archeologische waarden' ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' op grond waarvan de volgende bepalingen van toepassing zijn:
-
a. de aanvrager dient een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
-
b. aan de vergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties, tenzij in het rapport als bedoeld onder de eerste bullit, dan wel in de andere beschikbare informatie als bedoeld onder de eerste bullit, naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is aangetoond dat het werken en/of werkzaamheden waarop de aanvraag betrekking heeft niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden;
-
2. is aangetoond dat door die werken en/of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschappelijke waarden;
-
3. is aangetoond dat redelijkerwijs is te verwachten dat een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet indien vereist zal worden verleend.