Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Uitbreiding RWZI Dwarsweg te Ede
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0228.BP2010PEPP0001-0301

4.2 Bedrijven en Milieuzonering

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie, te weten: geluid, geur, gevaar en stof. Daarnaast is milieuzonering gericht op nieuwe ontwikkelingen. Milieuzonering is niet bedoeld voor het beoordelen van bestaande situaties waarbij gevestigde milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies op minder dan de richtafstand van elkaar staan. Met de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’  kan worden bepaald wat de gewenste richtafstand is tussen de bouwlocatie en de geluidgevoelige objecten in de omgeving. Dit kan oplopen tot een maximale richtafstand voor bedrijven met milieucategorie 6 en die bedraagt 1.500 meter tot omgevingstype rustige woonwijk.
 
Het waar nodig ruimtelijk scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
  • Het reeds in het ruimtelijk spoor voorkómen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
 
Conclusie
De RWZI is geen milieugevoelig object. In de nabijheid van het plangebied zijn gevoelige objecten aanwezig, namelijk in de vorm van woningen langs de Dwarsweg, ten oosten van het plangebied. Tevens zijn er ten zuiden van het plangebied bedrijfswoningen van Wanco Sierbestrating, welke ook onder gevoelige objecten vallen. Op basis van de ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de VNG valt de RWZI in milieucategorie 5.1. Voor de RWZI is een vergunning nodig op basis van de Wet Milieubeheer (WM) en op basis van de Wet verontreiniging oppervlaktewater (Wvo). Gezien de omvang van de RWZI valt het bedrijf, inrichting genaamd in de WM, in de categorieën 27.3 en 28.4 onder a sub 2 en 28.4 onder c sub 1 van de bijlage 1 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer. Dit besluit bepaalt dat GS het bevoegd gezag is. De (revisie)vergunning voor de RWZI is op 1 februari 2006 aangevraagd aan Gedeputeerde Staten (GS). De vergunning is ingeschreven onder nummer MPM 4097. Op 1 maart 2006 is de vergunning aangevraagd ingevolge de Wvo.
 
De aangevraagde WM-vergunning en de Wvo-vergunning dienen ter vervanging van de reeds bestaande vergunning. De aanvragen zijn ingediend omdat de eigenaar van de RWZI, het waterschap Vallei en Eem, voornemens was het productieproces en daarmee technische installaties aan te passen.Onderstaand zijn de ruimtelijk relevante milieuaspecten van de milieuvergunning toegelicht. Voor niet ruimtelijk relevante aspecten wordt naar de WM- en Wvo-vergunning verwezen. De beschikking op de WM en Wvo vergunning is op 13 december 2006 door GS vastgesteld.
 
Geur: geurhinder is een specifiek aspect wat getoetst wordt in de Milieuvergunning. De toetsing vindt plaats aan de hand van provinciaal beleid: ‘Gelderse beleidsregels voor geur in milieuvergunningen’ vastgesteld op 17 september 2002 en aan de hand van nationaal beleid: ‘Nederlandse emissierichtlijn Lucht (NeR) beschreven in de brief van VROM d.d. 30 juni 1995. De NeR heeft als onderdeel voor bepaalde bedrijfstakken ‘Bijzondere Regelingen’ uitgewerkt. De Bijzondere Regeling is, ook conform het provinciaal beleid, het uitgangspunt voor de beoordeling van het geuraspect.
In de beoordeling op de milieuvergunning wordt aangegeven dat alle, conform de Bijzondere Regeling in de NeR gebruikelijke maatregelen zijn toegepast. Tevens is een aantal minder gebruikelijke maatregelen toegepast, zoals het afdekken van de voorbezinktank en het afdekken en afzuigen van de zandvanger/-wasser. De maatregelen worden beschouwd als de redelijkerwijs te verlangen beste beschikbare technieken en maatregelen.
 
In de milieuvergunning wordt geconcludeerd dat op voor een aantal geurgevoelige bestemmingen in de omgeving de van toepassing zijnde bovenwaarde van geurhinder niet wordt gerespecteerd. Het betreft hier de woningen aan de Dwarsweg 2, 2a, 4, 7, 9 en 11 en het scouting gebouw aan de Dwarsweg 1 en 3. Deze woningen vallen niet binnen het bestemmingsplangebied maar liggen in de directe omgeving.
De woningen zijn in eigendom van de RWZI en worden verhuurd aan oud werknemers. Deze woningen zullen na opzegging van de huur niet opnieuw worden verhuurd en worden waarschijnlijk gesloopt. Deze woningen zijn derhalve aan te merken als bedrijfswoningen en worden zodoende normaliter bij de beoordeling van de geursituatie buiten beschouwing gelaten. Het scouting gebouw betreft een gebouw waar niet voortdurend mensen aanwezig zijn en is dus niet met een wonen en dus geurgevoelige functie te vergelijken. In het bestemmingsplan is daarom het aantal toegestane overnachtingen gemaximaliseerd tot 2 x 50 overnachtingen per jaar. Waarbij geldt dat 50 overnachtingen in de weekenden buiten de schoolvakanties zijn toegestaan en 50 overnachtingen tijdens de schoolvakanties. Dit onderscheid is gemaakt om een aaneengesloten periode te voorkomen en het object alsnog als een milieugevoelige bestemming bestempeld wordt. Tenslotte liggen de bedrijfswoning 2a en de woningen 2 en 4 aan de Dwarsweg eveneens binnen de geurcirkel. De verantwoording voor de situering van woningen naast de RWZI vindt plaats in de milieuvergunning. In het bestemmingsplan wordt vervolgens de geurcirkel opgenomen zodat deze ook in het planologisch spoor van betekenis is. Toekomstige ontwikkelingen passend in het bestemmingsplan zullen zodoende ook rekening moeten houden met de geurcirkel.
 
Lucht: luchtkwaliteit is eveneens een specifiek aspect waaraan getoetst wordt in de milieuvergunning. Het toetsingskader vormt het Besluit Luchtkwaliteit d.d. 20 juni 2005. Het besluit geeft uitvoering aan Europese richtlijnen betreffende grenswaarde voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofdioxiden en zwevende deeltjes lood in de lucht alsmede de richtlijn voor het beheer van de luchtkwaliteit. In de milieuvergunning wordt geconcludeerd dat de grenswaarden t.a.v. luchtkwaliteit niet worden overschreden en derhalve voldaan wordt aan het besluit Luchtkwaliteit.
 
Geluid: Voor de RWZI is op 5 januari 1993 een geluidszone ‘RWZI-Ede’ vastgesteld door GS
(nr. MW92.6033010)
op basis van art 66 van de Wet geluidhinder (Wgh). Het besluit van GS is op 26 juni 1993 goedgekeurd door de Kroon
(nr. 93.007149).
Het besluit houdt in dat om de RWZI een Zone Industriegeluid is vastgesteld waarbinnen de gezamenlijke geluidbelasting de 50 dB(A)-etmaalwaarde niet mag overschrijden en dat ter plaatse van de daarbinnen gelegen geluidsgevoelige bestemmingen de vastgestelde Maximale Toegestane Geluidsbelasting (MTG) niet wordt overschreden. Het besluit is gebaseerd op het akoestisch rapport van Witteveen& Bos d.d. 1992, nr: 45.1.1.Dit rapport toont aan dat voor de woning aan Dwarsweg 3 de voorkeursgrenswaarde zal worden overschreden. Het Besluit van GS omvat eveneens een ontheffing hogere grenswaarde voor Dwarsweg 3. De MTG voor de Dwarsweg 3 is op 55 dB(A) gesteld.
Ten behoeve van de revisie van de Milieuvergunning is door adviesbureau TAUW een akoestisch onderzoek uitgevoerd
(kenmerk; R001-4428743FV1-cjk-NL, d.d.9 januari 2006).
Het rapport is nog met 2 notities aangevuld. De conclusie van de rapportage luidt dat aan de normstelling van de zonering wordt voldaan. Tevens wordt de MTG van Dwarsweg 3 niet overschreden.
In opdracht van waterschap Vallei & Eem heeft Witteveen+Bos op 14 mei 2009 een zonevoorstel opgesteld ten behoeve van de uitbreiding van de RWZI, zoals in voorliggend bestemmingsplan is omschreven. Het doel van deze notitie is het bepalen van de ligging van de 50 dB(A) etmaalwaarde contour van de toekomstige situatie.
 
Het waterschap verwacht in de toekomst door uitbreidingen van de RWZI Ede niet meer te kunnen voldoen aan de vastgestelde wettelijke zone. Uit het akoestisch onderzoek (kenmerk: ED-160-1) blijkt dat in de toekomst inderdaad niet voldaan kan worden aan de geluidzone. Om dit te ondervangen stelt het waterschap voor de zone aan te passen, als opgenomen in het onderzoeksrapport, zie afbeelding 5. Daarbij is de blauwe contour de huidige situatie en de paarse contour de toekomstige situatie. De gevolgen voor de omgeving zijn minimaal: De voorgestelde zone is in oostelijke en zuidelijke richting gelijk als in de huidige situatie. De woonwijk ten oosten van de RWZI geniet daarmee dezelfde bescherming. De uitbreiding van de zone vindt plaats in westelijke en noordelijke richting. In het uit te breiden deel zijn geen woningen gelegen. Voor de woningen welke nu al in de zone gelegen zijn en een hogere waarde hebben, blijft deze waarde ongewijzigd. Voor de woningen die nog geen hogere waarde hebben, blijft dit ook het geval bij de wijziging van de zone (zie ook paragraaf 4.4).
 
Externe Veiligheid: Als onderdeel van het zuiveringsproces wordt binnen de RWZI biogas opgeslagen. Biogas dat voor een groot deel uit methaan bestaat, kan gemengd met lucht een ontplofbaar mengsel opleveren. Er zijn twee Europese richtlijnen in juni 2003 vastgesteld in verband met het gas- en stof- ontploffingsgevaar. De richtlijnen zijn in Nederland vertaald in het arbeidsomstandigheden besluit en het Besluit explosiegevaarlijk materiaal. Op basis van deze besluiten zijn normen en gebruiksvoorschriften gesteld aan de RWZI waaraan de bedrijfsvoering moet voldoen. In de milieuvergunning wordt gecontroleerd of voldaan wordt aan de voorschriften.