Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Partiële herziening Kievitsmeent/A30 tbv milieucontour RWZI te Ede
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0228.BP2010KIEV0001-0301

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart als ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - a' (sv-a): bedrijven vallende onder de categorieën 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactivteiten;
  2. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifiek vorm van bedrijf - b' (sv-b): bedrijven vallende onder de categorieën 3.1 t/m 4.1 van de Staat van Bedrijfsactivteiten;
  3. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - c' (sv-c): bedrijven vallende onder de categorieën 3.1 t/m 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  4. wegen en parkeervoorzieningen;
een ander met dien verstande dat:
  • inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder juncto artikel 2.4. van het inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer niet zijn toegestaan;
  • detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van detailhandel als genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
3.2 Bouwregels
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de aanduiding uitsluitend worden gebouwd:
    1. bedrijfsgebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde;
    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  2. voor het bouwen gelden de aanduidingen de verbeelding en de volgende regels:
    1. op de gronden met de specifieke bouwaanduiding 'z' (sba-z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkapping zijnde, worden gebouwd;
    2. per perceel mag ten hoogste 80% van de gronden zonder de specifieke bouwaanduiding 'z' (sba-z) worden bebouwd met gebouwen en overkappingen;
    3. indien op de verbeelding de aanduiding 'gevellijn' is opgenomen, dient de voorgevel van gebouwen die worden gebouwd binnen een afstand van 10 m van deze aanduiding, in de voorgevelrooilijn dan wel binnen een afstand van 5 m van de aanduiding 'gevellijn' te worden gesitueerd;
    4. indien op de verbeelding de aanduiding 'gevellijn' of de specifieke bouwaanduiding 'afwijkende bouwhoogte' (sba-afb) is opgenomen, dient op de desbetreffende percelen de bouwhoogte van gebouwen die worden gebouwd binnen een afstand  van 10 m van de grens van deze aanduidingen, te voldoen aan de volgende maten:
      • ten minste 6 m;
      • ten hoogste 9 m;
    5. indien op de verbeelding de specifieke aanduiding 'gevellijn' of de specifieke bouwaanduiding 'afwijkende bouwhoogte' is opgenomen, dient op de desbetreffende percelen de bouwhoogte van gebouwen die worden gebouwd op een afstand van ten minste 10 m en ten hoogste 20 m van de grens van deze aanduidingen, te voldoen aan de volgende maten:
      • ten minste 12 m;
      • ten hoogste 18 m
    6. op de gronden waarop het bepaalde onder d en e niet van toepassing is, mag de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 18 m bedragen;
    7. ten hoogste 30% van het bedrijfsvloeroppervlak van een bedrijf mag worden benut voor kantoren behorende bij dit bedrijf, zulks tot een maximum van 1.500 m²;
    8. de afstand van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan één zijde van het perceel ten minste 4 m te bedragen;
    9. de afstand van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, tot de achterste perceelsgrens dient ten minste 4 m te bedragen;
    10. binnen een zone van 10 m aan weerszijden van wegen als bedoeld in lid 2 onder e, mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
    11. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
      • van erf- en terreinafscheidingen 2 m;
      • van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 5 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent situering van de gebouwen mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terreinen voor wat betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer met dien verstande dat:
  1. daardoor de gebruikswaarde van het bedrijfsterrein niet onevenredig wordt geschaad;
  2. geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak zoals aangegeven op de kaart.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2 lid 2 sub e, mits de minimale hoogte van de daar bedoelde bebouwing ten minste 6 m bedraagt. De ontheffing wordt verleend, indien dit stedenbouwkundig en uit het oogpunt van beeldkwaliteit aanvaardbaar is.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
    1. artikel 3.1 lid a t/m c teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in de naast hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactivteiten;
    2. artikel 3.1 lid a t/m c teneinde bedrijven - geen inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder zijnde - toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd
een en ander met dien verstande dat de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien en voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkzijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten geacht kan worden te behoren tot de ingevolge artikel 3.1 lid a respectievelijk b, of c teneinde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
    1. artikel 3.1 lid a, b en c teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in de naast lagere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien en voorzover de vestiging van een bedrijf uit een hogere categorie niet mogelijk is en het betrokken bedrijf de belangen van de omringende functies niet onevenredig schaadt.
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2 lid g ten behoeve van de vestiging van bedrijven met een kantooroppervlakte van maximaal 2.000 m², mits het kantooraandeel niet meer bedraagt dan 50% van de totale bedrijfsoppervlakte van het bedrijf; met dien verstande dat de omgevingsvergunning uitsluitend kan worden verleend indien aangetoond wordt dat uit oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van de vestiging van:
    1. detailhandelsbedrijven in brand- en explosiegevaarlijke goederen en detailhandelsbedrijven in zeer volumineuze goederen, zoals auto's, boten en caravans;
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voorzover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijven op het milieu daartoe aanleiding geeft.