direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Molenstraat 15, Groessen
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0226.OVBUITENGEBIED025-VS01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op de splitsing van een bestaande woning op het adres Molenstraat 15 te Groessen. De bestaande woning, een voormalige boerderij, wordt gesplitst in twee reguliere woningen.

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) biedt de mogelijkheid voor het bevoegd gezag om, ondanks de strijdigheid met het bestemmingsplan, een omgevingsvergunning te verlenen voor de ontwikkeling. Hierbij wordt als voorwaarde gesteld dat de betreffende activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing toont aan dat het initiatief hieraan voldoet.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Duiven heeft daarom het voornemen om met toepassing van artikel 2.10 in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, van de Wabo, een omgevingsvergunning te verlenen voor het splitsen van de bestaande woning.

1.2 Ligging en begrenzing besluitgebied

Het besluitgebied is gelegen ten noordwesten van de kern Groessen en ligt ten zuidoosten van de kern Duiven. Het besluitgebied wordt aan de noord- en oostzijde begrensd door de Molenstraat. De west- en zuidzijde worden begrensd door agrarische gronden. Ten noordwesten ligt de woonwijk Duiven Zuid-Oost.

Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het besluitgebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het besluitgebied wordt verwezen naar Bijlage 1 bij deze ruimtelijke onderbouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.OVBUITENGEBIED025-VS01_0001.jpg"

Globale ligging besluitgebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.OVBUITENGEBIED025-VS01_0002.jpg"

Globale begrenzing besluitgebied

1.3 Geldende juridisch-planologische regeling

Voor het besluitgebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' dat op 1 juni 2015 is vastgesteld door de raad van de gemeente Duiven. In 2018 is het 'Reparatieplan Buitengebied 2013' opgesteld, waarin de planregels iets zijn aangepast ten opzichte van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013'. Enkele omissies en onduidelijkheden die gaandeweg in de bestaande planregels geconstateerd werden, zijn met het 'Reparatieplan Buitengebied 2013' hersteld, dan wel verduidelijkt. Op grond van het vigerend bestemmingsplan heeft het besluitgebied de bestemming 'Wonen - 1'. Er is geen bouwvlak opgenomen. De bouwaanduiding 'vrijstaand' is opgenomen: ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' is één vrijstaande woning toegestaan. Daarnaast is aan de oostzijde van het perceel de bestemming 'Tuin' opgenomen. Ter plaatse van deze bestemming zijn de gronden bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen.

In het besluitgebied gelden ook de dubbelbestemmingen 'Waarde - Hoge archeologische verwachting' en 'Waarde - Landschap'. De voor ‘Waarde – Hoge archeologische verwachting' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. De voor Waarde - Landschap aangewezen gronden zijn bestemd voor de bescherming, instandhouding en versterking van de aardkundige waarden, openheid en het verkavelingspatroon.

Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het geldend bestemmingsplan weergegeven. Het besluitgebied is hierop met een rode omlijning weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.OVBUITENGEBIED025-VS01_0003.jpg"

Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Buitengebied 2013'

Het gebruik van de bebouwing in het besluitgebied ten behoeve van twee reguliere woningen is niet toegestaan. Om de ontwikkeling alsnog mogelijk te maken moet door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Duiven op basis van artikel 2.1 eerste lid onder c, in samenhang met artikel 2.12 eerste lid, onder a, sub 2, van de Wabo een omgevingsvergunning worden verleend.

1.4 Leeswijzer

Deze ruimtelijke onderbouwing is opgebouwd uit vier hoofdstukken. Het volgende hoofdstuk (Hoofdstuk 2) beschrijft de bestaande en toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het ruimtelijke beleidskader, de milieu- en de omgevingsaspecten en de economische uitvoerbaarheid van het initiatief. Het laatste hoofdstuk (Hoofdstuk 4) is gewijd aan de concluderende afweging ten aanzien van het initiatief.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

De locatie wordt in de huidige situatie gebruikt voor wonen. Het besluitgebied bestaat uit een boerderijwoning en tuin. Op het perceel is ook een schuur aanwezig. Navolgende afbeelding geeft een schematische weergave van de huidige situatie op het perceel en in het besluitgebied. Deze schematische weergave is tevens opgenomen in Bijlage 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.OVBUITENGEBIED025-VS01_0004.jpg"

Schematische weergave huidige situatie besluitgebied

Navolgende afbeeldingen geven een impressie van de huidige situatie in het besluitgebied, gezien vanaf de Molenstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.OVBUITENGEBIED025-VS01_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.OVBUITENGEBIED025-VS01_0006.jpg"

Impressies huidige situatie besluitgebied, gezien vanaf de Molenstraat

2.2 Toekomstige situatie

Voorliggend initiatief voorziet in de splitsing van de bestaande boerderijwoning in twee reguliere woningen. Hierbij wordt de bestaande boerderijwoning zo gesplitst dat er een noordelijk en zuidelijk woongedeelte ontstaat. De huidige functie 'wonen' wordt voortgezet door de twee reguliere woningen. Het initiatief voorziet niet in de bouw van nieuwe bebouwing. Bewoners van de twee voorgenomen reguliere woningen kunnen parkeren op eigen terrein. Aan de zuidkant van het perceel wordt een nieuwe inrit gerealiseerd, waardoor beide woningen separaat worden ontsloten op de Molenstraat.

De te splitsen bestaande boerderijwoning heeft een woonoppervlakte van circa 800 m2. Het splitsen van de boerderijwoning zorgt voor twee reguliere woningen met een toekomstbestendige omvang. De te splitsen boerderijwoning betreft een karakteristieke T-boerderij. De woningsplitsing draagt bij aan het toekomstige beheer en onderhoud van de karakteristieke bebouwing.

De toekomstige situatie in het besluitgebied is opgenomen in de navolgende afbeelding. Deze tekening is tevens opgenomen in Bijlage 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.OVBUITENGEBIED025-VS01_0007.jpg"

Inrichting perceel toekomstige situatie

Het besluitgebied en de omgeving van het besluitgebied hebben voornamelijk een woonfunctie. Nog een woning is daarom goed passend in de omgeving.

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid van het plan

3.1 Beleid

3.1.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt een analyse gegeven van de relevante beleidskaders. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggende ruimtelijke onderbouwing, worden in deze paragraaf behandeld.

3.1.2 Rijksbeleid


Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Onderdeel van de Omgevingswet is een visie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Met de NOVI neemt het Rijk het voortouw voor een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Nederland. De NOVI richt zich op de volgende vier prioriteiten die onderling veel met elkaar te maken hebben en gevolgen hebben voor het inrichten van de fysieke leefomgeving:

  • Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie;
  • De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • Steden en regio's sterker en gezonder maken;
  • Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en/of provincies. Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen wordt voorkomen.

De nationale belangen zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het gaat bijvoorbeeld om rijksvaarwegen, defensie, ecologische hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, electriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en primaire waterkeringen. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.


Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 tweede lid)

In artikel 3.1.6, lid 2  van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goed systeem van ruimtelijke ordening.

Met de ladder worden eisen gesteld aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien die ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.


Toetsing rijksbeleid

Wat onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Bro opgenomen. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Voorliggend initiatief zou kunnen worden aangemerkt als een woningbouwlocatie. Deze term is echter niet gedefinieerd in het Bro. Uit jurisprudentie (zie bijvoorbeeld uitspraak ABRvS201501297/1/R4) blijkt dat woningbouwplannen met elf woningen niet hoeven te worden aangemerkt als woningbouwlocatie, maar grotere woningbouwplannen wel.

In voorliggend plan wordt een boerderijwoning gesplitst in twee reguliere woningen. Het aantal woningen neemt daarmee toe met één. Er wordt echter niet voorzien in de bouw van nieuwe bebouwing. Dit plan wordt niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Om die reden is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

Met het initiatief zijn geen overige nationale belangen gemoeid.

3.1.3 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland'

Op 19 december 2018 is de omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' vastgesteld. In deze visie beschrijft de provincie welke richting de provincie op wil op het gebied van energie, klimaat, water, voedsel en ook hoe de provincie de omgeving wil inrichten.

Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de provincie bij het uitvoeren van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities geeft de provincie hier richting aan:

  • energietransitie;
  • klimaatadaptatie;
  • circulaire economie;
  • biodiversiteit;
  • bereikbaarheid;
  • economisch vestigingsklimaat;
  • woon- en leefklimaat.

Voor dit initiatief is de ambitie voor het woon- en leefklimaat van toepassing. De provincie streeft naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Zo worden de economische kracht en kwaliteit van leven in Gelderland versterkt, nu en in de toekomst.

Om Gelderland voor mensen en bedrijven aantrekkelijk te houden, is de kwaliteit van de leefomgeving van groot belang. Bovendien draagt een goede kwaliteit van de leefomgeving bij aan gezondheid. Goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen, een mooie natuur; het is allemaal van belang. Ook goed wonen hoort daarbij. Gelderland heeft op woongebied een bijzondere positie met uiteenlopende woonkwaliteiten, zowel stedelijke als landelijke. De Gelderse streken hebben ieder hun eigen aard, waar mensen zich thuis en verbonden met elkaar voelen. In de groeiende Gelderse steden komen veel activiteiten samen. Tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in een vitaal platteland, juist als daar krimp plaatsvindt. Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand stedelijk gebied het vertrekpunt. De provincie geeft de voorkeur aan het benutten van bestaande gebouwen en gaat voor concentraties van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, kan worden uitgebreid aan de randen van de steden of dorpen.

Omgevingsverordening

De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

Ten aanzien van voorliggend initiatief zijn de regels ten aanzien van het onderwerp 'Wonen' relevant. In de verordening wordt aangegeven dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts zijn toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma, successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. De gemeente behoort tot de subregio 'De Liemers'.

Toetsing provinciaal beleid

Voorliggend initiatief ziet toe op een woningsplitsing, waarbij een bestaande boerderijwoning wordt gesplitst in twee reguliere woningen. De huidige bestemming 'Wonen' blijft behouden voor de twee reguliere woningen. Het initiatief voorziet niet in de bouw van nieuwe bebouwing. Er is daarmee geen sprake van een nieuwe woonlocatie. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is een woning binnen het besluitgebied reeds mogelijk. De provincie Gelderland streeft naar een duurzaam en divers woonklimaat. De realisatie van de woningen past tevens binnen het Kwalitatief Woonprogramma. Het initiatief sluit aan bij de provinciale Omgevingsvisie en omgevingsverordening. Het initiatief is in overeenstemming met het provinciale beleid.

3.1.4 Regionaal beleid

Liemerse Woonagenda 2020-2025

Op 13 oktober 2020 is door de Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland de Liemerse Woonagenda 2020-2025 vastgesteld, waarmee de agenda onderdeel is van het provinciaal beleid. Bij de vaststelling van de Liemerse Woonagenda is aangegeven dat Woonvisie 2016-2020 van de gemeente nog het geldend beleidskader is.

De regionale woningbouwafspraken zijn tot stand gekomen op basis van recentelijk uitgevoerd onderzoek naar de toekomstige woonbehoeftes in de Liemers en is doorvertaald naar de verschillende gemeenten. Waar men vijf jaar geleden nog bezig was met de aanstaande krimp en het terugbrengen van de nieuwbouw aantallen, voorziet men nu dat er hard aan de slag gegaan moet worden met extra locaties om in de groeiende woningbehoefte te voorzien.

In de nieuwe woningbehoefteprognoses is er geen sprake meer van een krimp in de Liemers. De prognoses uit 2019 laat tenminste tot 2040 een huishoudensgroei zien. Voor die groeiende vraag van huishoudens zullen nieuwe woningen gebouwd moeten worden. De groei is het grootst in de komende vijf jaar (ongeveer 500 woningen per jaar). Vanaf 2025 ligt deze op ongeveer 300 per jaar en na 2030 is vooralsnog een beperkte groei van 50 woningen per jaar voorzien.

Met de woonagenda wordt sterker ingezet op bouwen naar behoefte (zowel kwalitatief als kwantitatief) en is men afgestapt van harde afspraken over het aantal te bouwen woningen. Ten opzichte van 2017 ligt het accent nu sterk op de oplopende woningtekorten en de betaalbaarheid van woningen voor midden-inkomensgroepen. Volgens het woningbehoefteonderzoek zou tot 2025 bijna de helft van het woningbouwprogramma moeten bestaan uit betaalbare koopwoningen. De gemeente moet daarom bij nieuwbouwprojecten sturen op de te realiseren prijsklassen en het aandeel sociale huurwoningen. In de kleine kernen wordt bijvoorbeeld ingezet op specifiek maatwerk met woningbouw waarmee naar aard en omvang van de kern gericht wordt ingespeeld op de lokale woningvraag met het behouden en versterken van de groene kwaliteiten van de Liemers.

Toetsing regionaal beleid

Voorliggend initiatief ziet toe op een woningsplitsing, waarbij een bestaande boerderijwoning wordt gesplitst in twee reguliere woningen. Met deze ontwikkeling wordt een extra woning gerealiseerd. Het initiatief draagt bij aan het beheer en onderhoud van de karakteristieke boerderijwoning, waardoor deze voor de toekomst gewaarborgd is. Met deze ontwikkeling wordt voorzien in de groeiende woningbehoefte in de regio Liemers. Het initiatief is in overeenstemming met regionaal beleid.

3.1.5 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Duiven 2015

De Structuurvisie Duiven 2015 is op 28 september 2015 door de raad van de gemeente Duiven vastgesteld en geeft duidelijkheid over de koers voor het gemeentelijk handelen en de ruimtelijke kaders die de gemeente hanteert bij het afwegen van initiatieven. Dit kan ook bijdragen aan het sneller doorlopen van procedures. De Structuurvisie biedt ook een inspiratiefunctie voor partijen in de samenleving om initiatieven te doen ontplooien. De gemeente zal veel minder dan voorheen actief aan het roer staan om zelf ruimtelijke ontwikkelingen te sturen. De gemeente biedt meer ruimte voor particulieren binnen richtinggevende kaders met ruimte voor maatwerk.

De Structuurvisie geeft gemeentebreed de hoofdkoers voor de ruimtelijk relevante beleidsthema’s (Landschap & natuur, Erfgoed, cultuurhistorie & archeologie, Water, Economie, Wonen, Zorg (&RO) en Verkeer) en voor de verschillende gebieden. Het vormt een afwegingskader met handvatten om meer op afstand regie te voeren, zonder op de stoel van de uitvoering te gaan zitten. De Structuurvisie wordt (als actualisatie van de Structuurvisie uit 2009) gezien als een levend document, dat zich in de loop der tijd dynamisch ontwikkelt. In de Structuurvisie staat 'samen' centraal binnen de gemeente Duiven. Uitnodigingsplanologie en overheidsparticipatie zijn hierbij dan ook twee belangrijke aspecten. De navolgende afbeelding betreft een uitsnede van de structuurvisiekaart. Het besluitgebied is hierop globaal aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.OVBUITENGEBIED025-VS01_0008.jpg"

Uitsnede structuurvisiekaart inclusief besluitgebied

Het besluitgebied ligt in Groessen, maar grenst aan Duiven. Het besluitgebied valt in het deelgebied ‘oeverwallen’. Het oeverwallengebied kan getypeerd worden als een kleinschalig cultuurlandschap en reliëfrijk stroomruggenlandschap. Dit deelgebied heeft een mozaïekvormige verkaveling, afgewisseld door het open slagenlandschap van de polder. Naast (agrarische) bedrijfswoningen komen er in het gebied verspreid burgerwoningen voor. Het afwisselende oeverwallengebied is landschappelijk waardevol. Dit maakt het ook een recreatie- en uitloopgebied voor bewoners en bezoekers. De landschapppelijke elementen (afwisseling, relaties, doorzichten) moeten behouden en gerespecteerd worden bij toekomstige ontwikkelingen.

Wonen

De gemeente Duiven is in 1974 door het Rijk aangewezen als één van de zeventien groeikernen in Nederland. Door de woningbouw als gevolg van deze groeikernstatus is Duiven een belangrijk onderdeel geworden van het verstedelijkt gebied langs de A12 tussen Arnhem en Zevenaar. Door de grootschalige nieuwbouw als gevolg van het groeikernenbeleid is op dit moment maar liefst 80% van de woningen in de kern Duiven gebouwd na 1975. Deze groeikernwijken worden qua karakter gekenmerkt als centrumdorps en suburbaan, waardoor er ook sprake is van een vrij eenzijdige samenstelling van de voorraad. De woningvoorraad in de gemeente Duiven bestaat in vergelijking tot het Gelderse gemiddelde relatief uit veel koopwoningen (65%) en relatief weinig huurwoningen (circa 25% sociale huur en 10% particuliere huur). Het woningaanbod bestaat voor het grootste deel uit eengezinswoningen.

Als een belangrijk aandachtspunt wordt er geconstateerd dat er in de gemeente Duiven vooral eengezinswoningen gebouwd zijn voor (jonge) gezinnen. Kijkend naar de toekomst zal dit minder aansluiten bij de bevolkingssamenstelling en de daaraan gekoppelde woningbehoefte. Juist door de korte periode waarin de meeste woningen zijn gebouwd, zal er structureel aandacht moeten zijn voor de kwaliteit van een goed woon- en leefklimaat op wijk- en buurtniveau. Doordat er nog beperkt ruimte is om de woningvoorraad te laten groeien, is er nu nog kans om met toevoegingen de lacunes in de bestaande voorraad (deels) op te vullen.

Beleidsnotitie woningsplitsing gemeente Duiven 2020

Op 12 juni 2018 is de Notitie Woningbouwprogramma gemeente Duiven 2018-2027 door de gemeenteraad vastgesteld. In deze notitie is een denkrichting voor beleidsregels voor woningsplitsing opgenomen. In de Beleidsnotitie woningsplitsing gemeente Duiven 2020 is deze denkrichting verder uitgewerkt en vormgegeven tot een formeel beleidskader. De aanleiding voor deze beleidsnotitie is dat er de laatste jaren steeds meer verzoeken van inwoners zijn die hun woning willen splitsen in twee of meer afzonderlijke wooneenheden. Zij willen bijvoorbeeld graag met familieleden 'onder één dak wonen'. Ook kan onderhoud en instandhouding van de bestaande woning financieel en/of fysiek onhaalbaar worden. Daarnaast zijn er meerdere grote woningen binnen de gemeente die vanwege hun omvang en waarde niet allemaal passend zijn bij de (toekomstige) woonbehoefte en daardoor onbereikbaar voor een grote groep woningzoekenden. Het splitsen van een bestaande woning kan hiervoor een oplossing bieden. In de geldende bestemmingsplannen 'Buitengebied 2013' en 'Reparatieplan Buitengebied 2013' zijn er, behalve voor het splitsen van karakteristieke waardevolle woningen, geen mogelijkheden voor woningsplitsing.

Kaderstelling
Deze beleidsnotitie is van toepassing op initiatieven voor woningsplitsing van een bestaande woning in maximaal twee wooneenheden zowel binnen als buiten de bebouwde kom. De splitsing van een grondgebonden woning mag zowel grondgebonden woningen als wel gestapelde woningen (appartementen) opleveren.

Afwegingskader
Het afwegingskader bestaat uit twee onderdelen: randvoorwaarden en uitwerkingsvoorwaarden. Initiatieven voor woningsplitsing komen enkel in aanmerking voor een nadere inhoudelijke beoordeling wanneer aangetoond kan worden dat er wordt voldaan aan de volgende randvoorwaarden:

  • Woningen die in aanmerking komen voor splitsing voldoen aan de volgende kenmerken: Bestaand;
    Vrijstaand;
    Grondgebonden;
    De woning draagt de bestemming 'Wonen' conform het geldende bestemmingsplan;
    Het oorspronkelijk hoofdgebouw heeft een minimale voetprint van 100 m2
  • De splitsing heeft enkel betrekking op het oorspronkelijke hoofdgebouw;
  • De splitsing van het oorspronkelijke hoofdgebouw resulteert in maximaal twee zelfstandige wooneenheden;
  • Beide wooneenheden moeten na splitsing een minimale woonoppervlakte van 50 m2 hebben exclusief bijbehorende bouwwerken.

Wanneer een individueel verzoek voldoet aan de gestelde randvoorwaarden moet er in een nadere uitwerking ten minste, maar niet uitsluitend, voldoen aan de volgende uitwerkingsvoorwaarden:

  • Woningen moeten voldoen aan het geldende Bouwbesluit;
  • De splitsing dient te voldoen aan de Wet Milieubeheer en de Wet Geluidhinder;
  • Geen onaanvaardbare gevolgen hebben op aanwezige natuurwaarden;
  • Benodigde parkeerplaatsen dienen op eigen terrein gerealiseerd te worden ('Parkeernormennota Duiven');
  • Woningsplitsing dient te passen in het huidige straat- en bebouwingsbeeld (stedenbouwkundig oogpunt);
  • Voldoen aan de redelijke eisen van Welstand;
  • Aantonen dat de belangen van eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • Geen onaanvaardbare gevolgen hebben op aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • Indien monumentale woningen: vooraf positief advies van de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit en de Erfgoedcommissie Duiven – Zevenaar;
  • De te doorlopen ruimtelijke procedure is bepalend of de bestaande woning zich binnen of buiten de bebouwde kom bevindt;
  • Afdrachten aan gemeentelijke fondsen zijn aan de orde bij toe te voegen woningen.

Toetsing gemeentelijk beleid

Voorliggend initiatief ziet toe op een woningsplitsing, waarbij een bestaande boerderijwoning wordt gesplitst in twee reguliere woningen. Er wordt één woning extra gecreëerd binnen de bestaande contouren van de boerderijwoning. Daarnaast wordt met het initiatief het beheer en onderhoud van de karakteristieke boerderijwoning gewaarborgd. De ontwikkeling draagt bij aan het groeien van de woningvoorraad in de beperkte ruimte van de gemeente Duiven. Het initiatief is in lijn met de Structuurvisie Duiven 2015.

De te splitsen bestaande boerderijwoning heeft een woonoppervlakte van circa 800 m2. Het splitsen van de bestaande, vrijstaande, grondgebonden boerderijwoning zorgt voor twee reguliere woningen met een toekomstbestendige omvang. Er wordt alleen inpandig verbouwd, beide woningen worden (separaat) ontsloten op de openbare weg en parkeren gebeurt op eigen terrein. De kenmerkende landschappelijke elementen blijven behouden. De ontwikkeling voldoet aan de gestelde randvoorwaarden en uitwerkingsvoorwaarden uit de Beleidsnotitie woningsplitsing gemeente Duiven 2020.

Het initiatief is in overeenstemming met gemeentelijk beleid.

3.2 Milieu- en omgevingsaspecten

3.2.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt getoetst in hoeverre dit initiatief haalbaar is in het kader van milieu- en omgevingsaspecten.

3.2.2 Bodem

Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit ter plaatse van het besluitgebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Toetsing

Voorliggend initiatief voorziet in een woningsplitsing van een boerderijwoning in twee reguliere woningen. Het initiatief voorziet niet in nieuwe bebouwing. Er wordt alleen inpandig verbouwd. De toekomstige functie van de reguliere woningen is even gevoelig als de huidige functie (wonen). Aangenomen kan worden dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem voldoende geschikt is. Om die reden kan een bodemonderzoek achterwege blijven.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

3.2.3 Geluid

Algemeen

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.

Toetsing

Het besluitgebied grenst aan de Molenstraat. Voorliggend initiatief voorziet in een woningsplitsing van de bestaande woonboerderij naar twee reguliere woningen. In het vigerend bestemmingsplan is wonen reeds toegestaan. Een onderzoek kan daarom achterwege blijven en is verdere toetsing aan het aspect geluid niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan. 

3.2.4 Geur

Algemeen

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt in eerste instantie het wettelijk kader bij de beoordeling van een aanvraag om een milieuvergunning voor dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft hiervoor geurbelastings- en afstandsnormen in relatie met geurgevoelige objecten in de nabijheid van de (geprojecteerde) veehouderij. De Wgv heeft betrekking op twee aspecten. Ten eerste speelt de geurbelasting een rol bij de beoordeling of er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ten tweede moet bij de belangenafweging ten behoeve van een zorgvuldige besluitvorming worden nagegaan of een in de omgeving gelegen veehouderij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad.

Toetsing

In dit plan wordt door middel van splitsing van een boerderijwoning twee reguliere woningen gerealiseerd. Hiermee is sprake van de realisatie van één nieuw geurgevoelig object.

Om aan te tonen dat er in het besluitgebied wat betreft het aspect geur sprake is van een aanvaardbaar woonklimaat, wordt gekeken naar de dichtstbijzijnde veehouderij. In de omgeving van het besluitgebied zijn geen veehouderijen aanwezig. Zowel de bestaande als de nieuwe woning zorgt dus niet voor een verdere beperking van de bedrijfsvoeringen van veehouderijen in de omgeving.

Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

3.2.5 Luchtkwaliteit

Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10  wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 øg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Toetsing
Voorliggend initiatief voorziet in de splitsing van een boerderijwoning. Het aantal woningen neemt toe met één. Volgens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan met minder dan 1.500 woningen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. De monitoringstool geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in het besluitgebied tussen 2020 en 2030. De monitoringstool kent scenario's zonder en met lokale maatregelen die er voor moeten zorgen dat op termijn overal aan de grenswaarden wordt voldaan. Beide typen scenario's laten in de toekomst een afname van concentraties zien. Dit komt doordat bedrijven en het verkeer steeds schoner worden door technologische verbeteringen. De monitoringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2020 en 2030 in het besluitgebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

In het besluitgebied worden geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan. 

3.2.6 Externe veiligheid

Algemeen

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's dienen te worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico

Het groepsrisico is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de veiligheidsregio.

Toetsing

Het ruimtelijkplan voorziet in splitsing van een bestaande woning in twee woningen. Op basis van de risicokaart van de provincie Gelderland is een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom het plangebied, die een extern veiligheidsrisico kunnen veroorzaken. In navolgende figuur is een uitsnede opgenomen van de provinciale risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.OVBUITENGEBIED025-VS01_0009.jpg"

Uitsnede provinciale risicokaart (geraadpleegd op 2 juli 2021) met het plangebied in de zwarte cirkel.

De informatie van de provinciale risicokaart levert de volgende inzichten op:

Rondom het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig met een extern veiligheidsrisico. Wel liggen op ca. 1.700 meter ten oosten van het plan de Betuweroute en de toekomstige snelweg A15, op ca. 2.900 meter ten noorden de snelweg A12 en op ca. 1.600 meter ten westen de dichtstbij gelegen aardgastransportleiding. Op basis van de Regeling basisnet en de provinciale risicokaart is vastgesteld dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van deze risicobronnen niet over het plangebied ligt.

Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plan binnen het invloedsgebied van de Betuweroute en de snelweg A12. Het grootste invloedsgebied van de aardgastransport leiding is 580 meter, het plangebied ligt daarbuiten. Ontwikkelingen binnen het invloedsgebied hebben mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico. De afstand tussen het plan en de Betuweroute, de snelweg A12 en toekomstige snelweg A15 bedraagt meer dan 200 meter is. De Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden heeft aangegeven dat het groepsrisico alleen beperkt verantwoord hoeft te worden. Hierdoor hoeft niet de hoogte van het groepsrisico in beeld gebracht te worden, maar enkel de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

Verantwoording groepsrisico

Het plan is gelegen in het invloedsgebied groepsrisico van drie externe veiligheidsrisicobronnen. Conform vigerende wetgeving moet de gemeente hierdoor het groepsrisico verantwoorden. Meer specifiek gaat het om de wettelijke verplichting op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) artikel 7 en 9 vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute en de snelweg A12 en de toekomstige snelweg A15. De gemeente heeft bij het invullen van de verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de Veiligheidsregio adviesrecht. Hiervoor is de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM) op 1 juli 2021 om advies gevraagd. Het advies is als Bijlage 3 bijgevoegd. Navolgend volgt een beschouwing van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Bestrijdbaarheid

Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om de effecten ten gevolge van het incident te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden dicht bij de bron. De mate van bestrijdbaarheid wordt vooral bepaald door de veiligheidsvoorzieningen en het aantal aanwezigen dicht bij de risicobron. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.

Zelfredzaamheid

Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) en NL-Alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid zijn voldoende.

Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plangebied in het invloedsgebied van de Betuweroute, de snelweg A12 en toekomstige snelweg A15. Op basis van de verantwoording groepsrisico (zie hierboven) kan worden geconcludeerd dat het ruimtelijke initiatief geen significant effect heeft op de mogelijkheden voor bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.

3.2.7 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies of milieuhinderveroorzakende functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu binnen en buiten het besluitgebied mogelijk is. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van nieuwe gevoelige functies.

Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies is de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningen, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de aanbevolen richtafstanden met één stap worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf de grens van de locatie van de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies.

Toetsing

Het besluitgebied maakt deel uit van een rustig buitengebied.

Hinderveroorzakende functies in het besluitgebied

Binnen het besluitgebied worden geen functies gerealiseerd die milieuhinder veroorzaken. De bestaande en toekomstige woning moeten worden aangemerkt als milieuhindergevoelig.

Hinderveroorzakende functies in de omgeving van het besluitgebied

Onderzocht worden of de functies in het besluitgebied hinder ondervinden van hinderveroorzakende functies in de omgeving van het besluitgebied.

In de omgeving van het besluitgebied zijn enkele hinderveroorzakende functies gelegen. Op ongeveer 150 meter is een installatiebedrijf gevestigd, op circa 170 meter is een computerservicebedrijf gevestigd en op ongeveer 250 meter is een wijnhandel gevestigd. Voor al deze functies bedraagt de grootste richtafstand volgens de VNG-brochure 10 meter. De afstand tussen het besluitgebied en de hinderveroorzakende functies is daarmee voldoende groot.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van het plan.

3.2.8 Water

Beleid

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het besluitgebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn & IJssel. In november 2015 is het nieuwe Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Hierin beschrijft het waterschap de ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en recreatief gebruik.

Situatie besluitgebied

Voorliggend initiatief voorziet in de splitsing van een boerderijwoning in twee reguliere woningen. Het initiatief maakt geen nieuwe bebouwing op de locatie mogelijk. Het verharde oppervlak blijft hetzelfde. Het initiatief heeft geen negatief effect op de waterhuishouding ter plaatse.

Watertoetstabel

Het besluitgebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Rijn en IJssel. Voor het doorlopen van de watertoets gebruikt dit waterschap onderstaande tabel. Afhankelijk van het antwoord op de vragen zijn drie niveaus in de intensiteit van het watertoetsproces te onderscheiden. Indien op geen enkele vraag 'ja' is geantwoord, is geen watertoets nodig. Indien meerdere vragen met 'ja' worden beantwoord, dan is een een verkorte of een uitgebreide watertoets nodig.

Thema   Toetsvraag   Relevant   Intensiteit  
veiligheid   1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het besluitgebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het besluitgebied in een waterbergingsgebied (meest nabijgelegen ligt 3 km) op of winterbed van een rivier?  
Nee


Nee  
2


2  
riolering en afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?
2. Ligt in het besluitgebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het besluitgebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?  
Nee

Nee

Nee  
2

1

1  
wateroverlast (oppervlaktewater)   1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het besluitgebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee

Nee

Nee

Nee  
2

1

1

1  
oppervlaktewaterkwaliteit   1. Wordt vanuit het besluitgebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?   Nee   1  
grondwateroverlast   1. Is in het besluitebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het besluitgebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
4. Beoogt het plan aanleg van drainage?  
Nee

Nee
Nee

Nee  
1

1
1

1  
grondwaterkwaliteit   1. Ligt het besluitgebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee   1  
inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het besluitgebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het initiatief herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee


Nee  
1


2  
volksgezondheid   1. In of nabij het besluitgebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het besluitgebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee  
1

1  
natte natuur   1. Bevindt het besluitgebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het besluitgebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het besluitgebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het besluitgebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee

Nee

Nee

Nee  
2

2

1

1  
verdroging   1. Bevindt het besluitgebied zich in een TOP-gebied?   Nee   1  
recreatie   1. Bevinden zich in het besluitgebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee   2  
cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het besluitgebied aanwezig?   Nee   1  

Overleg Waterschap Rijn en IJssel

Bij de watertoetstabel zijn de vragen alleen met 'nee' beantwoord. Het initiatief voorziet niet in nieuw verhard oppervlak. De woning is aangesloten op een IBA met drie bollen en drie putten in plaats van één. Daarnaast is de IBA voorzien van een pomp dat snel filtert, berekend op basis van een hoog volume. De IBA is daarom groot genoeg voor twee huishoudens. Dit betekent dat het initiatief waterhuishoudkundig niet van belang is voor het waterschap en er geen wateradvies bij het waterschap gevraagd hoeft te worden. Om die reden is geen overleg met het waterschap gevoerd.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.2.9 Archeologie en cultuurhistorie

Algemeen

Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a van het Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van archeologische waarden is verankerd in de 'Wet op de archeologische monumentenzorg' (Wamz), die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het belangrijkste doel van de Wamz is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.

Toetsing

Archeologie

Voorliggend initiatief voorziet in een woningsplitsing van een boerderijwoning in twee reguliere woningen. Het besluitgebied heeft een dubbelbestemming 'Waarde - Hoge archeologische verwachting'. Een archeologisch onderzoek is nodig op het moment dat de bodemingrepen groter zijn dan 500 m². Er is reeds bebouwing aanwezig en er wordt alleen inpandig verbouwd. Om die reden is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Cultuurhistorie

De bebouwing in het besluitgebied betreft een karakteristieke T-boerderij. De woning is niet aangeduid als 'cultuurhistorisch waardevolle bebouwing'. De karakteristieke T-boerderij blijft behouden. Voorgenomen initiatief draagt bij aan het toekomstige beheer en onderhoud van de T-boerderij.

Conclusie

De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.2.10 Ecologie

Algemeen

Voordat ruimtelijke ingrepen mogen plaatsvinden, dienen de gevolgen voor beschermde natuurwaarden en de consequenties in het kader van de geldende natuurwet- en regelgeving in beeld te zijn gebracht. Bij de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming.


Toetsing

Gebiedsbescherming

Het besluitgebied is niet gelegen binnen de grenzen of in de directe nabijheid van een gebied dat is aangewezen als Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Rijntakken, gelegen op circa 1,6 km. Negatieve effecten op deze gebieden worden vanwege de aard van de ingreep en de afstand tussen het deelgebied en de Natura 2000-gebieden niet verwacht.

Het besluitgebied ligt buiten de zones van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GO). De kernkwaliteiten worden met de ontwikkeling niet aangetast.

Soortenbescherming

Voorliggend initiatief voorziet in de splitsing van een boerderijwoning in twee reguliere woningen. Er vindt uitsluitend inpandige verbouwing plaats. Ten behoeve van het initiatief vinden geen activiteiten plaats die een mogelijk negatief effect op eventueel aanwezige soorten kunnen hebben. Alle buitenmuren en het dak blijven onaangetast. Onderzoek naar beschermde soorten is daarom niet noodzakelijk.


Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.2.11 Verkeer en parkeren

Algemeen

Bij ruimtelijke initiatieven moet worden aangetoond dat het initiatief geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.

Toetsing

Verkeer

Voorliggend initiatief voorziet in de splitsing van een boerderijwoning in twee reguliere woningen. Voor wat betreft het te verwachten aantal verkeersbewegingen per woning is uitgegaan van de kengetallen van het CROW. Uitgaande van 'koop, twee-onder-een-kap' en de verstedelijkingsgraad 'matig stedelijk' en het gebiedstype 'buitengebied' is het aantal maximale verkeersbewegingen per woning 8,2 per dag. Dat betekent dat door de realisatie van de voorgenomen woningsplitsing per dag maximaal (2 x 8,2 =) 16,4 verkeersbewegingen per dag extra tot stand komen.

De realisatie van de voorgenomen reguliere woningen zal niet leiden tot een substantiële toename van het aantal verkeersbewegingen in de omgeving van het besluitgebied. Aan de zuidzijde van het perceel wordt een nieuwe inrit aangelegd, waardoor beide woningen separaat worden ontsloten op de Molenstraat. De bestaande ontsluitingswegen in de omgeving van het besluitgebied hebben voldoende capaciteit om het aantal verkeersbewegingen te kunnen verwerken.

Parkeren

Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald door de aard en omvang van de activiteit waarin het initiatief voorziet. Om de parkeerbehoefte te bepalen, is er gekeken naar de Parkeernormennota van de gemeente Duiven. Deze nota is vastgesteld op 3 februari 2018. Aangezien de boerderijwoning een woonoppervlakte heeft van circa 800 m2, wordt er gekeken naar de kengetallen van de combinatie van de eenheden "Niet gestapelde woning - Woning groot (meer dan 135 m2 gbo)" en "Buitengebied". De parkeerbehoefte bedraagt minimaal 2,4 parkeerplaatsen per woning. De totale parkeerbehoefte komt daarmee op 4,8 parkeerplaatsen. Parkeren ten behoeve van de twee voorgenomen reguliere woningen is voor de bewoners mogelijk op eigen terrein, zoals aangegeven in paragraaf 2.2. Hierbij wordt ook aan de zuidkant van het perceel een nieuwe inrit gerealiseerd. Er is voldoende ruimte aanwezig om te voorzien in de parkeerbehoefte.

Conclusie

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.

3.3 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend project betreft een particulier initiatief dat op particulier grondeigendom plaatsvindt. Met initiatief zijn geen kosten voor de gemeente gemoeid, anders dan kosten die op basis van de gemeentelijke legesverordening in rekening zullen worden gebracht. Daarnaast wordt met de initiatiefnemer te zijner tijd een planschade overeenkomst gesloten, teneinde eventuele kosten voor de gemeente te kunnen verhalen op initiatiefnemer.

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De initiatiefnemer heeft omwonenden geïnformeerd. Het ontwerp heeft van 16 september tot en met 27 oktober 2021 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 4 Conclusie

In voorgaande hoofdstukken is de beoogde woningsplitsing van een boerderijwoning naar twee reguliere woningen besproken. In voorliggende ruimtelijke onderbouwing is een toets naar relevante beleids-, milieu- en omgevingsaspecten uitgevoerd. In dit hoofdstuk worden hier de voornaamste conclusies uitgetrokken.

Voorliggend initiatief voorziet in een woningsplitsing van een boerderijwoning in twee reguliere woningen. Het initiatief voorziet niet in de bouw van nieuwe bebouwing. Er wordt één woning extra gecreëerd binnen de bestaande contouren van de boerderijwoning. De ontwikkeling draagt bij aan het groeien van de woningvoorraad in de beperkte ruimte van de gemeente Duiven.

De te splitsen boerderijwoning heeft een grote woonoppervlakte. Het splitsen van de boerderijwoning zorgt voor twee woningen met een toekomstbestendige omvang. De woning betreft een karakteristieke T-boerderij. De woningsplitsing draagt bij aan het toekomstige beheer en onderhoud van de karakteristieke bebouwing.

Bovendien blijkt uit de toetsing aan de verschillende milieu- en haalbaarheidsaspecten dat er voldaan wordt aan de wet- en regelgeving voor wat betreft de diverse aspecten en er geen nadelige effecten op de bestaande situatie in en in de omgeving van het besluitgebied te verwachten zijn.