Plan: | Achterstehoek 2 te Duiven |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0226.BPDUIVENZUID003-VS01 |
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Ook de risico's van het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. Het ministerie van I & M coördineert het overheidsbeleid voor externe veiligheid.
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang.
Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
1. inrichtingen;
2. vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
3. vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Het Besluit Externe Veiligheid voor Inrichtingen (Bevi) is in oktober 2004 in werking getreden. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimum (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Indien, op grond van een Wro-besluit of bepaalde Wabo-besluiten, de bouw of vestiging van een kwetsbaar- of beperkt kwetsbaar object mogelijk wordt gemaakt, is het Bevi van toepassing.
In augustus 2004 is voor het vervoer van gevaarlijke stoffen de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' gepubliceerd. In de circulaire Rvgs (2004) is het rijksbeleid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving, verduidelijkt en geoperationaliseerd. In de circulaire is zoveel mogelijk aangesloten bij het BEVI. In december 2009 is een wijziging op de circulaire Rvgs van kracht geworden, waarin voor de Basisnet(water)wegen vervoersaantallen en veiligheidszones zijn vastgesteld.
Vervoer van gevaarlijke stoffen vindt sinds jaar en dag plaats via het spoor, over de weg en het water. Knelpunt hierbij is dat er geen plafond bestaat voor de omvang en samenstelling van dit vervoer. Theoretisch kan het vervoer ongelimiteerd toenemen, met dan eveneens ongelimiteerde gevolgen voor de ruimtelijke ordening. Het beleid achter het landelijke Basisnet is dat een plafond vastgesteld wordt voor dit vervoer van gevaarlijke stoffen. Het Basisnet zal onderdeel uitmaken van het wettelijke kader van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) dat eind 2008 als ambtelijk concept is gepubliceerd, maar nog geen vastgesteld beleid is.
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb brengt het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen op dezelfde lijn als het beleid voor inrichtingen en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hier geldt eveneens een grenswaarde en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico alsmede een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico voor het bevoegd gezag voor de ruimtelijke ordening. Voor de verantwoordingsplicht is een onderscheid gemaakt tussen het 100%-letaliteitsgebied en het 1%-letaliteitsgebied. Binnen eerstgenoemd gebied geldt een uitgebreide verantwoordingsplicht, in laatstgenoemd gebied dient alleen bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid beschouwd te worden. Een bestemmingsplan geeft de ligging weer van de in het plangebied aanwezige buisleidingen alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding. De belemmeringenstrook bedraagt ten minste vijf meter aan weerszijden van een buisleiding gemeten vanuit het hart van de buisleiding.
Voor zowel de handelingen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven als het transport van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, namelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaar contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve
Figuur 2.1 Weergave plaatsgebonden risicocontouren, invloedsgebied en groepsrisicografiek met oriëntatiewaarde voor transport.
In het Bevi, de cRvgs en het Bevb is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Deze verantwoordingsplicht houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. In het Bevi, de cRvgs en het Bevb zijn bepalingen opgenomen waaraan deze verantwoording dient te voldoen. Conform de cRvgs dient bij een significante toename van het groepsrisico of een overschrijding van de oriëntatiewaarde verantwoord te worden. De verantwoording van het groepsrisico is conform het Bevi van toepassing indien sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting. In het Bevb is voor de verantwoordingsplicht een onderscheid gemaakt tussen het 100%-letaliteitsgebied en het 1%-letaliteitsgebied. Binnen eerstgenoemd gebied geldt een uitgebreide verantwoordingsplicht, in laatstgenoemd gebied dient alleen bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid beschouwd te worden.
Figuur 2.2 Verplichte en onmisbare onderdelen van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico.
Bij het raadplegen van de risicokaart is gebleken dat zich geen Bevi-inrichtingen binnen of in de omgeving van het plangebied bevinden. Op de navolgende afbeelding is het plangebied aangeduid met een rood vierkant.
Figuur 1.1 Uitsnede risicokaart met plangebied
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen hogedruk aardgasleidingen gelegen.
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich meerdere transportassen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
In het verleden zijn een aantal onderzoeken uitgevoerd voor ontwikkelingen in de omgeving van de spoorlijn, waarvoor ook de risico's zijn berekend. Deze resultaten kunnen in deze onderbouwing niet worden toegepast, omdat de transportintensiteiten in de afgelopen jaren zijn afgenomen en de risico's daarmee ook zijn verkleind. Naar verwachting zal het aantal transporten in de toekomst niet weer toenemen, aangezien in het Basisnet Spoor de Betuweroute is aangewezen als voornaamste transportas voor vervoer van gevaarlijke stoffen en deze binnen de gemeente Duiven zal worden gebruikt in plaats van de spoorlijn Anrhem-Zevenaar.
Plaatsgebonden risico
Voor het plaatsgebonden risico geldt dat dit wordt bepaald door de stofcategorieën en de hoeveelheid transporten per stofcategorie. Volgens de richtlijnen uit de PGS3 voor risicoberekeningen aan transportassen, geldt voor spoorlijnen dat bij een baanvak waar treinen met hoge snelheden rijden (zoals in Duiven het geval is) onder de 3.000 transporten C3 geen PR 10-6/jr. aanwezig is. Stofcategorie C3 staat voor de brandbare vloeistoffen, waarvan over deze spoorlijn slechts 850 wagons in het afgelopen jaar zijn vervoerd. Hieruit volgt dat voor deze spoorlijn geen PR 10-6/jr. aanwezig is en er daardoor geen belemmeringen zijn vanuit het plaatsgebonden risico.
Groepsrisico
De rekenkundige hoogte van het groepsrisico wordt bepaald door zowel de omvang van de transporten als de personendichtheid in de omgeving. Aangezien het plan en het relevante gedeelte van de spoorlijn zijn gelegen binnen de kern van Duiven, zijn de personendichtheden relatief hoog en kunnen worden aangemerkt als een drukke woonwijk met 70 personen per hectare conform de PGS1, deel 6. Deze geschatte dichtheid en de omvang van de transporten kan worden gebruikt om via de richtlijnen uit de PGS3 te bepalen of het waarschijnlijk is dat het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt (dan geldt immers een verantwoordingsplicht voor elk ruimtelijk plan binnen het invloedsgebied). Als eerste mag de hoeveelheid B3 niet boven de 60 transporten per jaar uitkomen, wat hier niet het geval is. Vervolgens geldt dat bij een dichtheid van 70 personen per hectare niet meer dan 3.000 wagons brandbare gassen per jaar mogen worden vervoerd (bij 100 personen per hectare is dit 1.600 wagons per jaar). En daarnaast mag het totaal aan wagons met gevaarlijke stoffen bij deze personendichtheid niet boven de 15.000 liggen (of boven de 7.500 bij een dichtheid van 100 personen per hectare). Aan alle voorwaarden is voldaan en bovendien geldt dat als een veel hogere personendichtheid wordt gekozen, nog steeds het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde zou liggen. Op basis van genoemde argumenten is de conclusie gerechtvaardigd dat het groepsrisico niet boven de oriëntatiewaarde ligt.
Een toename van het groepsrisico is eveneens niet te verwachten. Het plan behelst namelijk de toevoeging van één woning op 100 meter van de spoorlijn in een omgeving waar de personendichtheid al relatief hoog ligt. De ligging op 100 meter van de spoorlijn betekent bovendien dat de ontwikkeling niet ligt binnen het invloedsgebied van de brandbare vloeistoffen, de stofcategorie met het hoogste aantal transporten. De zeer geringe toename van het aantal personen in de omgeving gekoppeld aan de beperkte transportintensiteiten, leidt tot de conclusie dat geen toename van het groepsrisico is te verwachten. Hiermee is invulling van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico niet noodzakelijk.