direct naar inhoud van 3.4 Flora en fauna
Plan: Achterstehoek 2 te Duiven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0226.BPDUIVENZUID003-VS01

3.4 Flora en fauna

De Flora en Faunawet schrijft voor dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen beschreven moet worden wat de gevolgen zijn voor de flora en fauna. De wet bepaalt dat bij een ruimtelijke ingreep geen schade wordt toegebracht aan beschermde planten- en diersoorten. Duidelijk moet worden gemaakt dat er geen beschermde diersoorten worden verontrust, dat de nesten, holen of andere verblijfplaatsen niet worden vernield, beschadigd of verstoord en dat planten niet worden verwijderd van hun groeiplaats. In bepaalde gevallen kan ontheffing van de wet worden verleend, met name wanneer het aantasten van een aantal individuen geen gevolgen heeft voor “de gunstige staat van instandhouding van de soort”.

3.4.1 Ecologische quickscan

Het initiatief betreft de nieuwbouw van een woning op het deel van het perceel dat in de huidige situatie in gebruik is als tuin. Op het perceel aan de Eltensestraat 19 bevinden zich monumentale bomen. Dit geldt echter niet voor de beoogde bouwlocatie. Teneinde te kunnen bepalen of het initiatief gevolgen heeft voor eventueel aanwezige flora en fauna is in juni 2011 een ecologische quickscan uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. De resultaten worden onderstaand verwoord.

Voorgenomen ingreep

De initiatiefnemer is voornemens om op de onderzoekslocatie een nieuwbouw woning te realiseren. Daartoe wordt de beplanting deels verwijderd en zal het houten tuinhuis verdwijnen.

Waarnemingen en te verwachten soorten:

De beplanting op de onderzoekslocatie biedt onderkomen aan algemene broedvogels. De bebouwing op de onderzoekslocatie is niet geschikt voor vleermuizen om te verblijven. Het is niet op voorhand uit te sluiten dat de oudere bomen op de onderzoekslocatie voor vleermuizen geschikte kieren en holtes bezitten waarin zij kunnen verblijven. Tevens is het niet uit te sluiten dat er in de bomen holtes van holenbroeders (o.a. spechtennesten) aanwezig zijn. De onderzoekslocatie vormt geschikt habitat voor een aantal algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën (landhabitat). De onderzoekslocatie biedt geschikt habitat voor eekhoorn door de aanwezigheid van geschikte nestbomen. Aan de westzijde van de onderzoekslocatie is een groter bosgedeelte gelegen, waardoor eekhoorn aanwezig kan zijn. Voor de overige soorten uit de verschillende soortgroepen vormt de onderzoekslocatie geen geschikt habitat of zijn deze op grond van bekende verspreidingsgegevens of het ontbreken van verblijfsindicaties niet te verwachten.

Maatregelen ter voorkoming van overtredingen van de Flora- en faunawet:

Indien de beplanting buiten het broedseizoen wordt verwijderd, zullen geen overtredingen van de Flora- en faunawet plaatsvinden met betrekking tot algemeen voorkomende broedvogels.

Algemene zorgplicht

Voor algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën geldt de algemene zorgplicht, die er ondermeer in voorziet dat al het redelijkerwijs mogelijke dient te worden gedaan om het doden van individuen te voorkomen. Bij het verwijderen van de snoeiafval dient rekening te worden gehouden met aanwezigheid van kleine zoogdiersoorten en amfibieën. De aanwezige dieren moeten de gelegenheid krijgen om weg te komen. Het snoeiafval dient daarom bij voorkeur niet te worden uitgevoerd tijdens de periode van overwintering (december tot maart).

Gebiedsbescherming

De EHS zal niet worden aangetast door de herbestemming van de onderzoekslocatie. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden (Natura 2000) is niet aan de orde.

Noodzaak tot nader onderzoek

Het kan niet op voorhand worden uitgesloten dat er holtes in de oudere bomen op de onderzoekslocatie aanwezig zijn waarvan vleermuizen gebruik kunnen maken als verblijfplaats. Door de uitvoering van een aanvullende inspectie kan worden vastgesteld of de bomen geschikt dan wel ongeschikt zijn voor vleermuizen. Indien uit de inspectie blijkt dat de te kappen bomen geschikt zijn als verblijfplaats voor vleermuizen dan dient nader onderzoek plaats te vinden, en in overleg met de initiatiefnemer en bevoegd gezag tot een passende oplossing te komen.

Noodzaak aanvraag ontheffing Flora- en faunawet artikel 75c

Is afhankelijk van de geschiktheid van de te kappen bomen voor vleermuizen. Afhankelijk hiervan zal er ten aanzien van vleermuizen aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn. Mogelijk dat uit aanvullend onderzoek blijkt dat ontheffing noodzakelijk is. Ontheffingen van verbodsbepalingen ten aanzien van vleermuizen worden alleen nog verleend op basis van een wettelijk belang uit de Habitatrichtlijn. Ruimtelijke ontwikkeling valt niet onder een dergelijk belang. Door het treffen van maatregelen zal de functionaliteit van een rust- of verblijfplaats behouden moeten blijven. De maatregelen, vastgelegd in een activiteitenplan kunnen vooraf bij Dienst Regelingen ter goedkeuring worden voorgelegd, middels een ontheffingsaanvraag.

3.4.2 Nadere bomeninspectie

Naar aanleiding van de uitkomsten van de ecologische quickscan heeft initiatiefnemer ter plaatse een onderzoek ingesteld. Onderstaand zijn de bevindingen van de uitgevoerde nadere inspectie overgenomen:

In verband met het gevraagde nadere onderzoek naar de flora en fauna in het gebied waarvoor een bestemmingsplan is aangevraagd kan ik hieronder de navolgende toelichting geven.

In het voorliggende onderzoek wordt niet uitgesloten dat op het terrein, in de daar groeiende bomen, broedplaatsen aanwezig kunnen zijn voor vogels en/of een plaats waar vleermuizen cq. eekhoorns zich kunnen ophouden.

Gedurende 6 jaar ben ik woonachtig op bedoeld adres en uit eigen ervaring kan ik meedelen dat de zeer dunne bomen welke er staan, en gekapt gaan worden, in geen geval verblijfplaatsen hebben voor dieren. In de winter zijn de bomen dusdanig goed zichtbaar zodat eventuele nesten kunnen worden gezien. Er is nooit een dier van de genoemde categorieën door mij gespot in de tuin.

Conclusie

Concluderend kan er gevoeglijk worden aangenomen dat er op geen enkele wijze schade wordt aangericht aan de aanwezige flora en fauna. Daarbij komt dat de grotere en oudere bomen op het terrein zullen blijven staan.