|
het bestemmingsplan 'Acacialaan achter nrs 73 en 99 - 2022' met identificatienummer NL.IMRO.0222.DoB008-0003 van de gemeente Doetinchem;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen;
een bijbehorend bouwwerk dat met minimaal één gevel tegen de gevel van het hoofdgebouw is gebouwd. Dit op een zodanige wijze dat een rechtstreekse - voor mensen toegankelijke - interne verbinding tussen beide gebouwen mogelijk is;
een beroep en/of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarbij het beroep en/of bedrijf een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is (zie Bijlage 2);
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
een onderzoek gericht op het opsporen, waarderen en/of behouden van archeologische resten, al dan niet ex-situ, conform de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg. Het onderzoek moet worden verricht door een dienst, bedrijf of instelling, gecertificeerd conform artikel 5.1 van de Erfgoedwet en werkend volgens de geldende kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
een percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;
object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig of op grond van een vergunning toegestaan;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;
opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal;
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatige handelingen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van één of meer van de volgende functies en aspecten: natuur, houtproductie, landschap, milieu, waaronder begrepen waterhuishouding, en recreatie;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
recreatie in de vorm van:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ter verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen (dus geen kantoor);
onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft, bijvoorbeeld een rieten dak;
een erker of een uitgebouwd venster is een in plattegrond recht-, drie-, veelhoekige of halfronde uitbreiding van een ruimte in een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en in open verbinding staat met de bedoelde ruimte. De buitenzijde bestaat uit (een borstwering en) raamconstructies (wanden die grotendeels bestaan uit glas);
al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van dat gebruik van dat gebouw en het plan deze inrichting niet verbiedt;
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is;
huisvesting in verband met mantelzorg wordt in dit plan aangemerkt als functioneel verbonden met het hoofdgebouw, een en ander zoals bedoeld in artikel 1, lid 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
stof zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
persoon of groep personen die een huishouden voert, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of uitsluitend in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
een dakvorm die bestaat uit uitsluitend één dakvlak of dakschild, dat onder een zekere helling is aangebracht;
een afdak met een diepte van meer dan 0,75 m, bevestigd aan de gevel van een gebouw zonder directe verbinding met de grond;
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
een windturbine om windenergie op te wekken, deze staat op het dak van een gebouw;
een lijn van een bouwvlak, gekeerd naar de weg, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten;
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;
een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk, dat zich geheel onder het niveau van het maaiveld bevindt en daarmee niet gelijk ligt of erboven uit steekt;
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, maar ook pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar toegankelijk gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
plaatsgebonden risicocontour waarbinnen de kans 1 op de 1.000.000 per jaar is dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
een vorm van prostitutie, waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostituee, die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden;
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
denkbeeldige contour rondom een object (een bedrijf, buisleiding of weg), waarbinnen in geval van een calamiteit de bevolking ongewenste risico's loopt in de zin van doden en gewonden;
de aard, de omvang, de intensiteit, maar ook de ruimtelijke uitstraling van het gebruik en/of de functie van gronden en/of bouwwerken;
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel.
Thuisprostitutie en een escortbedrijf vallen niet onder het begrip seksinrichting.
een vorm van prostitutie, waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituee en waarbij ook uitsluitend door deze prostituee op dit adres wordt gewerkt als prostituee;
een demontabel en/of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw voor huisvesting voor mantelzorg onder welke benaming ook aangeduid, doch in het spraakgebruik als woonunit wordt aangemerkt, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- en/of nachtverblijf;
een toegangspartij of een uitgebouwde toegang is een uitbreiding van de toegangsruimte (hal) van een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en al dan niet in open verbinding staat met die ruimte;
het afleggen van verantwoording over het genomen besluit om toename van het groepsrisico toe te staan. Hierbij moet aandacht worden besteed aan mogelijke alternatieven en risico reducerende maatregelen en het belichten van de mogelijkheid voor rampenbestrijding en hulpverlening;
vormen van vrijetijdsbesteding waarbij ook in overnachtingsmogelijkheden is voorzien;
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of als het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
een professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden verkregen door een academische of een hogere beroepsopleiding (zie lijst Bijlage 1);
een bijbehorend bouwwerk, dat vrij van het hoofdgebouw gebouwd is en in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van het hoofdgebouw;
woning die hoogstens door middel van een bijbehorend bouwwerk met een andere woning verbonden is;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, woonwagens niet inbegrepen;
een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand tussen enig punt van een bouwwerk en een perceelsgrens, de overdekte gebouwgebonden buitenruimten (dakoverstekken) tot 0,75 m niet meegerekend;
de som van de oppervlakten van alle op een perceel of een ander terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil neerwaarts geprojecteerd en buitenwerks gemeten;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
bij een 'half-ronde' of anderszins gebogen kapvorm, wordt de dakhelling berekend als
de hoek tussen de lijn die de goothoogte en het hoogste punt van het bouwwerk verbindt
ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen; bij afgeknotte schilddaken is de onderste goothoogte maatgevend, onder de voorwaarde dat de dakhelling van alle dakvlakken maximaal 60° is;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; de inhoud van een eventueel ondergronds bouwwerk niet meegerekend;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
tussen de rand van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten, zolders en vlieringen welke gebruikt worden als berging, maar ook inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van het bestemmingsplan verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten;
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen, behorende bij de op hetzelfde bouwperceel gelegen woning.
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers, toegangspartijen en overkappingen op gronden met de bestemming 'Tuin' gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde op gronden met de bestemming 'Tuin' gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2 , op gronden met de bestemming 'Tuin' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 sub b4 tot een bouwhoogte van maximaal 6 m, als de stedenbouwkundige situatie ter plaatse zich er voor leent en onder voorwaarde, dat de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.
De aanleg en het gebruik van een inrit is toegestaan onder voorwaarden dat:
Het toepassen van (openbare) buitenverlichting op gronden met de bestemming 'Tuin' is, om aantasting van het leefgebied van de vleermuis te voorkomen, uitsluitend toegestaan onder de voorwaarden dat sprake is van vleermuisvriendelijke verlichting door in ieder geval te voldoen aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen - als een bouwplan daartoe aanleiding geeft -, op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Tuin' wijzigen in de bestemming 'Wonen', onder voorwaarden dat:
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor bij:
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Wonen' worden gebouwd.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:
In afwijking van het bepaalde in lid 4.2.3 sub d mogen aan het hoofdgebouw bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers en toegangspartijen vóór de voorgevel worden gebouwd, onder voorwaarden dat:
In afwijking van het bepaalde in lid 4.2.3 sub d mogen bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen vóór de voorgevel worden gebouwd, onder voorwaarden dat:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.2 , op gronden met de bestemming 'Wonen' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 sub d voor het een minder brede voorgevel als de eis onredelijk is en/of de bouwkundige situatie daar aanleiding toe geeft, een en andere onder voorwaarde dat de woning desondanks levensloopbestendig blijft of wordt.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.5 sub b tot een bouwhoogte van maximaal 6 m, als de stedenbouwkundige situatie ter plaatste zich er voor leent en onder de voorwaarde, dat de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.
Een als zodanig bestemde woning, inclusief eventueel aanwezige aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag ook worden gebruikt voor zowel een vrij beroep (Bijlage 1 ) als een beroep en/of bedrijf (Bijlage 2 ), in het laatste geval uitsluitend mits voldaan wordt aan de voorwaarden dat:
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor de uitbreiding van de woonfunctie, onder voorwaarde dat:
In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 3 ), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
Onverminderd het bepaalde in artikel 7 wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning.
De aanleg en het gebruik van een inrit is toegestaan onder voorwaarden dat:
Het toepassen van (openbare) buitenverlichting op gronden met de bestemming 'Wonen' is, om aantasting van het leefgebied van de vleermuis te voorkomen, uitsluitend toegestaan onder de voorwaarden dat sprake is vanvleermuisvriendelijke verlichting door in ieder geval te voldoen aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.1 sub f voor het toelaten van een beroep en/of bedrijf aan huis, dat naar aard, omvang en hinder gelijk te stellen is met één of meer in Bijlage 2 opgenomen Lijst van aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven, onder de voorwaarde, dat de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.1 , sub c en lid 4.5.2 voor het gebruik van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk voor een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf dan wel de uitbreiding van de woonfunctie tot een afstand tot minimaal 3 m tussen het bouwwerk en de achterste bouwperceelsgrens, onder de voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.1 en een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf toestaan in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk:
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, een bouwvlak inclusief de ter plaatse geldende aanduidingen, verschuiven, onder voorwaarden dat:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 2 m, als het betreft:
Voor een legaal bouwwerk dat op grond van de geldende bestemming is toegestaan, maar waarvan de bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud afwijken van de bouwregels in dit plan:
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het plan.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - natte landnatuur' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en ontwikkeling van de hydrologische berschermingszone natte landnatuur.
Een besluit tot het:
moet voldaan worden aan het gestelde met betrekking tot de natte landnatuur in de provinciale geconsolideerde Omgevingsverordening d.d. d.d. 01-02-2022 met identificatie NL.IMRO.9925.PVOmgverordeningGC-gc09, met dien verstande dat wanneer deze verordening gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
Een omgevingsvergunning of een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld onder lid 8.1.2 wordt niet verleend respectievelijk toegepast, dan nadat advies is gevraagd aan een deskundige op het gebied van natuur en landschap van de provincie.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundige waarden' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de aardkundige waarden.
1. Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 8.2.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit
te voeren:
2. Uitzondering vergunningplicht
Het in lid 8.2.2 onder 1 opgenomen verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
3. Voorwaarden
Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren
van het werk, geen bouwwerk zijnde of de werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij
direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt
gedaan aan de kwaliteit van de aardkundige waarden en hieraan door het stellen van
voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
4. Advies
Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover
een advies heeft ingewonnen bij een ter zake deskundige op het gebied van landschap.
Het is ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten' verboden om:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.3.1 en de vestiging van een nieuwe of uitbreiding van een bestaande risicobron toestaan, onder voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan, in uitzonderlijke gevallen, gemotiveerd bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen voor:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Lijst van vrije beroepen
Lijst van aan huis gebonden beroepen en of bedrijven
Nota parkeernormen Auto- en Fiets Gemeente Doetinchem
Woningbouwstrategie 2019
Gebiedstypen
De eigenaar van het oorspronkelijke perceel Ambt-Doetinchem, sectie L - nummer 5153 wenst de mogelijkheid te creëren om een vrijstaande woning (met bijgebouwen) te bouwen. Daarnaast wordt een deel van het perceel aangetrokken bij de tuin van Acacialaan nummer 99. Deze ontwikkeling is in strijd met het geldende bestemmingsplan. Een herziening van dat plan is daarom noodzakelijk. Op 16 maart 2021 heeft het college van Burgemeester en Wethouders aangegeven om in principe, onder voorwaarden, mee te willen werken aan het bouwplan en de daarvoor benodigde partieleherziening van het bestemmingsplan. Voorwaarde is onder meer dat het project in de omgeving past en niet in strijd is met een ‘goede ruimtelijke ordening’. Op basis van de daarvoor opgestelde ruimtelijke onderbouwing is daarom het voorliggende bestemmingsplan 'Acacialaan achter nrs. 73 en 99 - 2022' opgesteld. De opgestelde ruimtelijke onderbouwing is als Bijlage 1 bij deze toelichting is opgenomen.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen voor het grondgebied van de gemeente Doetinchem wordt in principe overal dezelfde plansystematiek gehanteerd. De bestemmingen en regels uit het voorliggende bestemmingsplan sluiten daardoor grotendeels aan op de bestemmingen en regels uit andere actuele bestemmingsplannen. Daarmee wordt de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid van de burgers vergroot.
Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan beslaat de percelen Ambt-Doetinchem sectie L nummer 5379 en nummer 5380 (beide percelen ontstaan uit splitsing van het perceel 5153). Het plangebied is hieronder (grijs gekleurde percelen) weergegeven met daarbij een oblique foto van het plangebied:
Bestemmingsplannen
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied - 2021', vastgesteld op 24 juni 2021 en geheel in werking (nog niet onherroepelijk). Op basis van dit bestemmingsplan zijn de gronden ter plaatse van het plangebied bestemd met de enkelbestemming Maatschappelijk. Naast de maatschappelijke bestemming zijn voor deze locatie de dubbelbestemmingen “Waarde –Archeologische verwachting 2” en “Waarde – Archeologische verwachting 3” opgenomen. Tevens is een bouwvlak opgenomen met daarbinnen een maximaal bebouwingspercentage: 35%,een maximale bouwhoogte van 16 meter en een maximale goothoogte van 12 meter. Tot slot zijn de gebiedsaanduidingen “milieuzone – natte landnatuur”, “overige zone - aardkundige waarden” en “overige zone – nieuwe risicobronnen uitgesloten” opgenomen.
Naast het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied - 2021' zijn ter plaatse van het plangebied
de navolgende bestemmingsplannen en beheersverordening van toepassing:
Ad a.
Voor voorliggend bestemmingsplan is onderzoek uitgevoerd (zie ruimtelijke onderbouwing
bijlage 1). Op basis van dit onderzoek is het plangebied door de regioarcheoloog vanuit
de ODA vrijgegeven (paragraaf 6.10.1 ruimtelijk onderbouwing). Daarmee is geen sprake
van strijdigheid.
Ad b.
Met het opnemen van de gebiedsaanduiding 'overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten'
(artikel 12.3) in het voorliggend bestemmingsplan is geen sprake van strijdigheid.
Ad c.
Op het moment dat het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied - 2021' onherroepelijk wordt,
komt de beheersverordening Vijverberg, Rekhemseweg, De Hoop, Sportpark Zuid - 2014
te vervallen.
Werking geldende bestemmingsplannen in relatie tot voorliggend bestemmingsplan
Met voorliggend bestemmingsplan zal voor wat betreft het plangebied van voorliggend
bestemmingsplan de werking komen te vervallen van:
Het plangebied is in de huidige feitelijke situatie een braakliggend terrein, omzoomd door groen en bestaande bebouwing. Voor een verdere beschrijving van de huidige situatie wordt verwezen naar hoofdstuk 2 van ruimtelijke onderbouwing (Bijlage 1).
Een deel van het plangebied (perceelnummer 5379) van voorliggend bestemmingsplan is bedoeld voor de realisatie van een vrijstaande woning. Perceelnummer 5380 zal worden aangetrokken bij perceelnummer 3738 met de bedoeling te gebruiken als achtertuin bij de Acacialaan nummer 99.
Met voorliggend bestemmingsplan wordt de bestaande bestemming 'Maatschappelijk' met bijbehorende gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden (bebouwingspercentage 35%, bouwhoogte 16 m en goothoogte 12 m) herzien in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin'. Daarmee wordt ook de omvang van de maximaal toegelaten bebouwing aanzienlijk gereduceerd (afgebakend bouwvlak, gedeeltelijk maximaal 1 bouwlaag en gedeeltelijk maximaal 2 bouwlagen). Voor een verdere beschrijving van de toekomstige situatie wordt verwezen naar hoofdstuk 2 van ruimtelijke onderbouwing (Bijlage 1).
Voor het relevante rijksbeleid (Nationale omgevingsvisie (NOVI) en Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro)) wordt verwezen naar paragraaf 5.2. van de ruimtelijke onderbouwing (Bijlage 1)
Samenvatting
In voorliggend plan is geen sprake van een lokale ontwikkeling waarmee Rijksbelangen
zijn gemoeid. Er is dan ook geen sprake van strijd met het Rijksbeleid zoals verwoord
in de NOVI. Er is met voorliggend plan sprake van een stedelijke ontwikkeling zoals
bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Er is echter geen sprake van een nieuwe
stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Dit omdat
voorliggend plan niet meer bebouwing mogelijk maakt dan dat op grond van het voorheen
geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. Daarmee is
geen sprake van een nieuw beslag op de ruimte. In samenhang hiermee wordt de grens
van 11 woningen (jurisprudentie) niet overschreden. Een toets aan de Ladder voor duurzame
verstedelijking is dus niet noodzakelijk. Desondanks wordt de behoefte aan de voorgenomen
ontwikkeling onderbouwd op basis van provinciaal/regionaal/gemeentelijk beleid.
Voor het relevante provinciaal beleid (omgevingsvisie Gelderland en omgevingsverordening Gelderland) wordt verwezen naar paragraaf 5.3 van de ruimtelijke onderbouwing (Bijlage 1). In aanvulling daarop wordt ook verwezen naar onderstaande tekst.
Aanvulling omgevingsverordening Gelderland
Instructieregel bestemmingsplan doorwerking regionale woonagenda (art. 2.2)
In 2019 is in regionaal verband, vanuit de thematafel Wonen en Vastgoed, de notitie
'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' opgesteld en door alle Achterhoekse
gemeenteraden vastgesteld. De gemeenteraad van de gemeente Doetinchem heeft deze notitie
op 26 september 2019 vastgesteld. Op basis van deze notitie wordt onder voorwaarden
ruimte gegeven aan de bouw van extra woningen in de regio Achterhoek. Daarmee moeten
nieuwe plannen voor het toevoegen van woningen in ieder geval worden getoetst aan
de volgende drie voorwaarden/kwaliteitscriteria: de behoefte is aangetoond, voorrang
voor transformatie van leegstaand vastgoed (verbouw of nieuwbouw na sloop) en inbreiding
gaat voor uitbreiding. De notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek'
is door de provincie Gelderland vastgesteld als wijziging op een aantal passages van
de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025. Passages die betrekking hadden op de
kwantitatieve woningcontingenten zijn daarmee vervangen door de kwalitatieve toetsingscriteria.
Op basis van bovenstaande beleidswijziging, samengevat als bouwen op basis van behoefte,
is ook het gemeentelijk woningbouwbeleid in 2019 herzien. Deze herziening heeft beslag
gekregen in de Woningbouwstrategie 2019, vastgesteld door de gemeenteraad op 28 november
2019.
In de Woningbouwstrategie 2019 wordt op basis van uitgevoerd onderzoek naar de behoefte het voorstel gedaan om aan de bestaande woningvoorraad conform onderstaande tabel woningen toe te voegen.
De beoogde ontwikkeling van één vrijstaande woning is passend binnen het gemeentelijk beleid c.q. de Woningbouwstrategie 2019 (zie 5.5.3 van de ruimtelijk onderbouwing, Bijlage 1) die op basis van regionale afspraken over het toevoegen van nieuwe woningen is opgesteld. Regionale afspraken die als onderdeel worden beschouwd van de regionale woonagenda. Omdat de ontwikkeling die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt passend is binnen Woningbouwstrategie 2019, is deze ook passend binnen de regionale afspraken voor het toevoegen van nieuwe woningen en de regionale woonagenda. Daarmee is geen strijdigheid met de instructieregel uit art. 2.2. van de omgevingsverordening
Instructieregel beschermingszone natte landnatuur (art. 2.61)
Conform de verbeelding behorend bij omgevingsverordening wordt op de verbeelding van
het bestemmingsplan de gebiedsaanduiding 'milieuzone - natte landnatuur' opgenomen.
Daarmee is geborgd dat de gronden binnen het plangebied mede bestemd zijn voor de
bescherming en ontwikkeling van de hydrologische beschermingszone natte landnatuur.
Daarnaast maakt voorliggend plan geen functies mogelijk maakt die significant nadelige
effecten kunnen hebben op de instandhouding van de natte landnatuur. Dit plan maakt
de realisatie van woningen mogelijk zonder dat daarbij dusdanige ingrepen in de ondergrond
moeten plaatsvinden waardoor de hydrologische situatie wijzigt. Er vinden geen verontreinigende
activiteiten plaats en voor de bouw vindt geen bemaling of drainage plaats waardoor
een (tijdelijke) verandering in de waterhuishouding plaatsvindt. Daarmee is geen strijdigheid
met de instructieregel uit art. 2.61 van de omgevingsverordening.
Instructieregel klimaatadaptie (art. 2.65b)
De provinciale omgevingsverordening die op 1 februari 2022 van kracht is geworden
bevat de instructieregel klimaatadaptie (2.65b). Voor zover een bestemmingsplan een
nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, moet op basis van deze instructieregel
de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving bevatten van de maatregelen
of voorzieningen die worden getroffen om de risico’s van klimaatverandering te voorkomen
of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. In die beschrijving moeten in
ieder geval de volgende aspecten worden betrokken: waterveiligheid, wateroverlast,
droogte en hitte. Daarnaast moet de beschrijving worden opgesteld na overleg met in
ieder geval het dagelijks bestuur van het waterschap waar de activiteit wordt verricht
of de ontwikkeling plaatsvindt. Voor die beschrijving kan gebruik worden gemaakt van
de opgestelde klimaatatlas.
Op basis van de klimaatatlas gemeente Doetinchem is in beeld gebracht welke risico's zich kunnen voordoen in het plangebied als gevolg van klimaatverandering.
Voor het relevante regionaal beleid wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van de ruimtelijke onderbouwing (Bijlage 1 ).
Samenvatting
Relevant regionaal beleid heeft betrekking op woningbouw. Dit beleid is doorvertaald
in het gemeentelijk beleid in de vorm van de Woningbouwstrategie 2019. De ontwikkeling
die met voorliggend plan mogelijk wordt gemaakt is passend binnen de Woningbouwstrategie
2019 (paragraaf 5.5.3 ruimtelijke onderbouwing). Daarmee is de ontwikkeling ook passend
binnen het regionale beleid over woningbouw.
Voor het relevante gemeentelijk beleid wordt verwezen naar paragraaf 5.5 van de ruimtelijke onderbouwing (Bijlage 1 ).
Samenvatting
De voorgenomen ontwikkeling is, met in achtneming van de milieu- en omgevingsaspecten
(en bijbehorende geldende wet- en regelgeving) die bij het plan betrokken zijn, niet
strijdig met het gemeentelijk beleid.
In de ruimtelijke onderbouwing (Bijlage 1) is de haalbaarheid van de beoogde ontwikkeling van het plangebied onderbouwd. Verwezen wordt naar hoofdstuk 6 Haalbaarheid. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten milieueffectrapportage, bodem, akoestiek, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bedrijfen en milieuzonering, flora en fauna, water, archeologie en cultuurhistorie, verkeer en parkeren. En de daarvoor uitgevoerde onderzoeken. Op basis daarvan is te concluderen dat de beoogde ontwikkeling geen problemen oplevert ten aanzien van de onderzochte aspecten, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Deze voorwaarden zijn opgenomen/toegelicht onder 4.2 .
Besluit principemedewerking 16 maart 2021
Zoals in paragraaf 1.1 aangegeven heeft het college van B&W op 16 maart 2021 besloten
in principe mee te werken aan de bouw van een vrijstaande woning met bijgebouwen.
Daaraan is als voorwaarde verbonden dat uit de ruimtelijke onderbouwing en bijbehorende
onderzoeken moet blijken dat voldaan wordt aan de wettelijke vereisten dan wel dat
er geen bezwaren bestaan tegen een herziening van het geldende bestemmingsplan. Uit
de opgestelde ruimtelijke onderbouwing en bijbehorende onderzoeken blijkt dat er geen
bezwaren/belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
Andere voorwaarden zijn niet verbonden aan het besluit om in principe mee te werken
aan de herziening van het geldende bestemmingsplan.
Houdbaarheid verkennend bodemonderzoek
Voor voorliggend bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De rapportage
met de resultaten dateert van 17 maart 2017. Daarmee is het onderzoeksrapport circa
5 jaar geleden opgesteld. Sinds het uitvoeren van het onderzoek hebben de gronden
geen andere functie gehad en hebben (daarmee) geen activiteiten plaatsgevonden die
van invloed zijn op de destijds onderzochte bodemkwaliteit. Daarmee wordt het in 2017
uitgevoerde verkennende bodemonderzoek geschikt geacht om de uitvoerbaarheid van voorliggend
bestemmingsplan de onderbouwen.
Trillingen
In aanvulling op de ruimtelijk onderbouwing (bijlage 1) is een quickscan spoortrillingen
uitgevoerd (We-Boost, quickscan spoortrillingen Acacialaan achter nrs 73 en 99 in
Doetinchem, 30 augustus 2022, bijlage 2). Uit het onderzoek volgt dat trillingshinder
kan worden uitgesloten voor deze locatie. Door de grote afstand tot het spoor, de
relatief lage rijsnelheid en de lichte treinen zijn de trillingen relatief laag op
de planlocatie. Omdat er geen trillingshinder in de toekomstige bebouwing wordt verwacht,
is nader onderzoek niet nodig voor deze locatie. Een voorwaardelijke verplichting
in de planregels om te voldoen aan de geldende normen uit de SBR-richtlijn is dan
ook niet aan de orde.
Uit de uitgevoerde onderzoeken volgt een aantal voorwaarden dat in voorliggend bestemmingsplan zijn doorvertaald in regels en/of verbeelding. Daarbij gaat het om het volgende:
Dit bestemmingsplan is een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan; de huidige bestemming 'Maatschappelijk' wordt herzien in de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin'. Omdat duidelijk is voor welke doeleinden de grond en de gebouwen mogen worden gebruikt en wat er aan nieuwe bebouwing wordt toegestaan, is het plan echter opgezet als een gedetailleerd bestemmingsplan. Dit biedt rechtszekerheid aan de burger. Er vinden voortdurend nieuwe ontwikkelingen plaats. Het plan moet flexibiliteit bieden om op deze ontwikkelingen in te kunnen spelen. Voor een deel is dat mogelijk met de in het plan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Daarmee kunnen (relatief kleinschalige) ontwikkelingen planologisch worden geregeld, zoals uitbreidingen van gebouwen en functies of het toelaten van aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven.
De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). Hiermee is planspecifiek vastgelegd wat bedoeld wordt en hoe gemeten moet worden. Als een begrip niet omschreven is, dan geldt de algemeen gangbare uitleg van het begrip.
In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, in overeenstemming met de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2012), in beginsel opgebouwd uit:
De gronden met de bestemming 'Tuin' maken juridisch en feitelijk deel uit van de bouwpercelen waarop woningen zijn gesitueerd. In de bestemmingsomschrijving is daartoe een koppeling aangebracht met de bestemming 'Wonen'.
De bestemming 'Tuin' is toegekend aan de gronden aan de voorzijde van en tot 1 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bouwvlak waarbinnen de woning mag worden gesitueerd. Vanwege het behoud van het straatbeeld en het zicht op de woningen is binnen deze bestemming alleen een beperkte bebouwingsregeling opgenomen voor het bouwen van vlaggenmasten, speeltoestellen, en dergelijke. In het algemeen geldt dat gebouwen op deze gronden dan ook niet zijn toegestaan. Alleen de bouw van bijbehorende bouwwerken (een erker, toegangspartij en overkapping) is binnen deze bestemming mogelijk.
Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Tuin' om te zetten naar de bestemming 'Wonen'. Deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om maatwerk mogelijk te maken, voor het realiseren van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen) ter plekke van de opgenomen bestemming 'Tuin'.
Specifieke bouwaanduiding - Bijgebouwen uitgesloten
Voor voorliggend bestemmingsplan is een Bomen Effect Analyse uitgevoerd. Op basis
van dit onderzoek wordt geadviseerd om de uiterste graafgrens voor het uitvoeren van
werkzaamheden minimaal 3 meter uit de erfgrens (grenzend aan de bestemming 'Verkeer
en 'Groen') te leggen, zodat niet meer dan een acceptabel percentage van de opnamewortels
van de aanwezige bomen verloren gaan. De positie van het bouwvlak voldoet hieraan.
Om graafwerk ten behoeve van bijbehorende bouwwerken dan wel vergunningsvrije bouwwerken
te voorkomen, is middels een specifieke bouwaanduiding in een zone van 3 meter uit
de betreffende erfgrens bijbehorende bouwwerken en overkappingen uitgesloten. In het
belang van het behoud van de betreffende bomen is voor deze zone ook in de regels
opgenomen dat de gronden ter plaatste niet worden beschouwd als erf in de zin van
artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel
luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan. En dat daarmee
het realiseren van vergunningsvrije bouwwerken wordt uitgesloten.
De bestemming 'Wonen' is aan een deel van het plangebied toegekend met de bedoeling de te gebruiken voor de realisatie van een nieuw hoofdgebouw (met bijbehorende bouwwerken). het hoofdgebouw moet binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het bouwvlak heeft een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 3 meter. Het bouwvlak heeft een afstand tot de achterse perceelsgrens van 3 tot ruim 5 meter. Daarmee wordt afgeweken van de standaard gehanteerde afstand van 8 meter op basis van het planologisch beleid. Een afwijking van deze afstand is in het principebesluit akkoord bevonden, omdat de woning met de gewenste situering het einde van de toegangsweg markeert en dus afwijkt van een gebruikelijke stedenbouwkundige opzet. Daarnaast bevinden zich geen andere woningen aan de achterzijde van het perceel, waardoor de privacy (waarvoor de minimale afstand van 8 meter wordt gehanteerd) is gewaarborgd.
De diepte van het bouwvlak is afhankelijk van het type woning. Zo hebben vrijstaande woningen en twee-aaneen (twee-onder-een-kap) woningen een bouwvlakdiepte van 15 meter. Aaneengebouwde woningen hebben een bouwvlakdiepte van 13 meter. In dit bestemmingsplan is sprake van een vrijstaande woning en is een te legitimeren afwijkende bouwvlakdiepte gehanteerd van ca. 21 meter. Ten grondslag hieraan ligt het ontwerp van de te realiseren vrijstaande woning. En in samenhang met het gegeven dat de bouwmogelijkheden ter plaatse met de herziening aanzienlijk worden gereduceerd ten opzichte van het geldende bestemmingsplan 'Stedelijk gebied - 2021'. Daarmee blijft (met de afwijkende bouwvlakdiepte) per saldo sprake van een afname van het oppervlak dat bebouwd kan worden c.q. de massa dat op basis van het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied - 2021' gebouwd zou kunnen worden. Wat meer aansluit bij de bestaande (woon)omgeving. Het bouwvlak is voorzien van de bouwaanduiding vrijstaand. In de regels is bepaald wat de toegestane bouwhoogte van het hoofdgebouw mag zijn.
Hoofdgebouwen
Standaard wordt in de regels ten behoeve van het bouwen van het hoofdgebouw buiten
het bouwvlak de mogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden daar medewerking aan te
verlenen. Zo kan het hoofdgebouw gedeeltelijk tot op de zijdelingse bouwperceelsgrens
gebouwd worden als het bouwperceel grenst aan openbaar gebied, waarop de bestemming
'Groen', 'Water', 'Verkeer' of vergelijkbare bestemming rust. In onderhaving geval
is deze mogelijkheid niet opgenomen. Dit omdat op basis van de Bomen Effect Analyse
een zone van 3 meter uit de zijdelingse perceelsgrens niet bebouwd mag worden voor
het behoud van de daar aanwezige bomen en bijbehorend wortelstelsel.
Ook kan een afwijking worden verleend voor het plaatsen en gebruiken van een tijdelijke
woonunit als woonruimte voor mantelzorg. Zie hiervoor ook de algemene uitleg bij Afwijking
voor mantelzorg.
Aan huis gebonden beroep en/of bedrijf
Op gronden met de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van een vrij beroep en een
aan huis gebonden beroep en/of bedrijf toegestaan in een aangebouwde bijbehorend bouwwerk.
Voorwaarde daarvoor is dat de woonfunctie in alle gevallen de hoofdfunctie binnen
de bestemming blijft. In beperkte mate mag bij de uitoefening van een aan huis gebonden
beroep en/of bedrijf ook detailhandel plaatsvinden. Overige detailhandel is binnen
de bestemming 'Wonen' nadrukkelijk uitgesloten. Wanneer een aangebouwde oplossing
niet mogelijk is vanwege architectuur of monumentale status van de woning, is het
mogelijk om met een afwijking een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf toe te staan
in een vrijstaande bijbehorend bouwwerk. Hierbij moet het, als dat vanuit de bestemming
noodzakelijk is vrijstaande bouwwerk wel een ruimtelijke eenheid vormen met de woning.
Een internetwinkel is onder voorwaarden toegestaan, zo mag de internetwinkel alleen
online verkopen, geen winkeluitstraling hebben, geen showroom en geen opslag binnen
of buiten.
Alleen in geval van gastouderschap is een buitenactiviteit in de vorm van buitenspelende
kinderen toegestaan.
Wijzigen (bouw)aanduiding
In de bestemming 'Wonen' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het verschuiven
van het bouwvlak.
Wonen in aangebouwde bijbehorende bouwwerken
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor de uitbreiding van
de woonfunctie, onder voorwaarde dat de afstand tussen dat bouwwerk en de achterste
bouwperceelsgrens minimaal 8 meter bedraagt. Als het hoofdgebouw op kortere afstand
ligt, geldt die afstand als norm. De afstandsnorm geldt niet voor bouwwerken die binnen
het bouwvlak liggen. In de navolgende afbeelding zijn schematisch de verschillende
varianten weergegeven. W = wonen en B = bijbehorende bouwwerken.
Met een afwijking is het mogelijk om wonen en aan huis gebonden beroep en/of bedrijf in aangebouwde bijbehorende bouwwerken op kortere afstand dan 8 meter (tot 3 meter) tot de achterste bouwperceelsgrens toe te staan. Hierbij moet voldaan worden aan een aantal voorwaarden bijvoorbeeld dat de achterste bouwperceelsgrens grenst aan (openbaar) gebied met bijvoorbeeld een groen- of verkeersbestemming.
Voorgevelbreedte
Om levensloopbestendige woningen te kunnen realiseren is er ruimte nodig in de woning.
Daartoe moet de woning een minimale voorgevelbreedte van 6 meter hebben. Deze eis
geldt voor zowel nieuwbouw als vervangende nieuwbouw. Burgemeester en wethouders kunnen
van deze eis afwijken als deze onredelijk is, de bouwkundige situatie daar aanleiding
toe geeft en de woning desondanks levensloopbestendig blijft of wordt.
Dakoverstekken
Steeds meer gebouwen worden voorzien van royale dakoverstekken. Dat heeft soms met
architectuur te maken, maar vaak is de overkapte ruimte gewoon functioneel. De ruimte
wordt dan bijvoorbeeld gebruikt als veranda (overdekt terras) of carport. Volgens
de Nederlandse Norm (NEN) is tot 75 centimeter sprake van een overstek. Bij een grotere
afmeting is sprake van een overkapping en dan telt de overkapte ruimte mee bij de
berekening van de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken. Dit is van belang omdat
de oppervlakte is genormeerd.
Bouwwerken op daken
Afscherming technische installatie op daken zoals airco's, warmtepompen, zonnepanelen,
e.d. zijn mogelijk tot 0,5 m boven het dakvlak. Als het dak daarbij al de maximum
bouwhoogte heeft bereikt. Deze maat komt dan extra bovenop de de maximum bouwhoogte.
Zodat de afscherming van technische installaties ook op deze daken mogelijk zijn.
Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan binnen de bestemming 'Wonen' en het daarin
gelegen bouwvlak. Zij moeten op minimaal 1 meter achter de voorgevel van de woning
worden gebouwd. In het bouwvlak geldt niet de 'terugspringregel' van 1 meter. Bijbehorende
bouwwerken in het bouwvlak mogen dus in één lijn met de voorkant van de woning staan.
Deze afstand sluit aan op de stedenbouwkundige opzet van een woonwijk en voorkomt
brede gevelaanzichten.
In de navolgende schematische weergave is de 'terugspringregel' van 1 meter weergegeven.
Tijdelijke woonunits ter overbrugging van de bouwperiode
Op woningbouwlocaties wordt af en toe gebruik gemaakt van tijdelijke woonunits. Dit
zijn veelal prefab gebouwen maar soms ook sta- of toercaravans. Deze gebouwen voorzien
in een tijdelijke behoefte, namelijk een alternatieve huisvesting ter overbrugging
van de bouwperiode.
Een tijdelijke woonunit mag uitsluitend worden geplaatst op het perceel waar een woning
wordt gebouwd of verbouwd. Het maakt niet uit of de bouw wordt uitgevoerd door de
(toekomstige) bewoner zelf of door een aannemer. Voor een tijdelijke woonunit is een
omgevingsvergunning met instandhoudingstermijn vereist. De instandhoudingstermijn
wordt gekoppeld aan de daadwerkelijke start en duur van de bouw. Dit is om te voorkomen,
dat een unit of caravan wordt geplaatst zonder dat er vergunning is verleend voor
bouw of verbouw van een woning of nog geen begin is gemaakt met de bouw.
Het komt in de praktijk ook wel eens voor, dat een woning ingrijpend wordt verbouwd
zonder dat een vergunning is vereist, bijvoorbeeld voor het opknappen van een oude
woning. In dat geval moet de bouwer in spé schriftelijk een onderbouwing overleggen
waarom tijdens de bouw niet in de woning of elders kan worden gewoond. Deze onderbouwing
moet vergezeld gaan van een planning, zodat duidelijk is hoe lang de woonunit nodig
is. Als de woning gereed is, moet de tijdelijke woonunit worden verwijderd.
Specifieke bouwaanduiding - Bijgebouwen uitgesloten
Voor voorliggend bestemmingsplan is een Bomen Effect Analyse uitgevoerd. Op basis
van dit onderzoek wordt geadviseerd om de uiterste graafgrens voor het uitvoeren van
werkzaamheden minimaal 3 meter uit de erfgrens (grenzend aan de bestemming 'Verkee
en 'Groen') te leggen, zodat niet meer dan een acceptabel percentage van de opnamewortels
van de aanwezige bomen verloren gaan. De positie van het bouwvlak voldoet hieraan.
Om graafwerk ten behoeve van bijbehorende bouwwerken dan wel vergunningsvrije bouwwerken
te voorkomen, is middels een specifieke bouwaanduiding in een zone van 3 meter uit
de betreffende erfgrens bijbehorende bouwwerken en overkappingen uitgesloten. In het
belang van het behoud van de betreffende bomen is voor deze zone ook in de regels
opgenomen dat de gronden ter plaatste niet worden beschouwd als erf in de zin van
artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel
luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan. En dat daarmee
het realiseren van vergunningsvrije bouwwerken wordt uitgesloten.
Een aantal planregels geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere eisen te stellen of een afwijking te verlenen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d, respectievelijk onder c, van de Wet ruimtelijke ordening.
De nadere eisen kunnen betrekking hebben op de plaats en afmetingen van de bebouwing. Deze kunnen toegepast worden als het concrete bouwplan voor de genoemde onderdelen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, een ongewenst gevolg voor de omgeving heeft.
Binnen de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden komen veelal de volgende voorwaarden voor:
Deze voorwaarden zijn als volgt uit te leggen:
Daar waar het relevant is voor de bestemming, is een specifieke gebruiksregel voor parkeren opgenomen. Op grond van artikel 3.1.2. tweede lid Bro mogen parkeernormen worden neergelegd in een beleidsregel. In Doetinchem ligt het parkeerbeleid vast in de 'Parkeervisie Gemeente Doetinchem 2017 - 2020' en 'Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem', zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017. In het bestemmingsplan wordt tot uitdrukking gebracht, dat bij de toets op het onderdeel parkeren, deze beleidsregel betrokken moet worden bij bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State blijkt, dat een zogenoemde dynamische verwijzing in het bestemmingsplan acceptabel is. Daarom is aan de parkeerbepaling in het bestemmingsplan de zinsnede 'met dien verstande dat wanneer deze parkeerregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging'. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht, dat in principe te allen tijde wordt getoetst aan de meest actuele versie van het beleid. Tussentijdse wijzigingen van het beleid zijn dus gedurende de planperiode van het bestemmingsplan mogelijk.
Voor voorliggend bestemmingsplan is een Bomen Effect Analyse uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek wordt geadviseerd om een inrit op minimaal 1,5 meter uit het hart van nabijgelegen bomen te realiseren en een diepte van 30 cm -mv aan te houden voor ontgravingen. Dit vanwege het behoud van de aanwezige bestaande bomen. Ook is geadviseerd beluchting onder de verharding toe te passen om dezelfde reden. Deze adviezen zijn vervat in een specifieke gebruiksregel voor de aanleg en het gebruik van een inrit.
Op basis van het uitgevoerde natuuronderzoek is gebleken dat de betekenis van de bomen rondom het plangebied mogelijk worden aangetast voor sommige vleermuissoorten, als gevolg van toename van kunstlicht vanuit het plangebied. Tegelijkertijd wijst het onderzoek uit dat er voldoende geschikt foerageergebied voor handen is in de directe omgeving van het plangebied. Om aantasting te voorkomen is als specifieke gebruiksregel bij de bestemming 'Tuin' en 'Wonen' opgenomen dat uitsluitend vleermuisvriendelijke buitenverlichting mag worden toegepast.
Bij woningen is een afwijking bij de bouw- en gebruiksregels opgenomen voor het toestaan van een mantelzorgwoning. De afwijking is bedoeld voor het plaatsen en gebruiken van een tijdelijke woonunit als woonruimte voor mantelzorg. Hier zijn wel voorwaarden aan verbonden, bijvoorbeeld dat de ruimtelijke uitwerking aanvaardbaar is.
Deze standaardbepaling heeft als doel te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.
In de algemene bouwregels is onder andere omschreven wanneer er geen verbod geldt voor het overschrijden van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen voor bepaalde bouwdelen. Ook is omschreven wanneer het bevoegd gezag kan afwijken van bouw- en/of bestemmingsgrenzen.
De 'bestaande matenregeling' is bedoeld voor legale bouwwerken die afwijken van de vastgestelde situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud van de bouwregels in dit bestemmingsplan. De bestaande afwijking is daarmee toegestaan.
In het artikel 'Ondergronds bouwen' is aangegeven dat de opgenomen bouwregels zijn bedoeld voor bouwwerken boven de grond.
De algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Hierbij zijn een aantal gebruiksvormen specifiek benoemd. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten.
In de algemene gebruiksregels is ook benadrukt welk gebruik sowieso is toegestaan. Namelijk het opwekken van duurzame energie met behulp van zonnepanelen of andere - op grond van de bestemmingsregels geoorloofde - voorzieningen op het dak.
In de algemene aanduidingsregels kunnen zo nodig de regels met betrekking tot één of meer gebiedsaanduidingen een plaats krijgen. De volgende algemene aanduidingsregels komen in dit bestemmingsplan voor:
Milieuzone - natte landnatuur
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - natte landnatuur' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en ontwikkeling van de hydrologische berschermingszone natte landnatuur. Voor nieuwe functies geldt dat deze geen significant nadelige effect mogen hebben op de instandhouding van de natte landnatuur.
Overige zone - aardkundige waarden
Voor de aanwezige aardkundige waarden is de aanduiding 'overige zone - aardkundige
waarden' opgenomen waaraan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is gekoppeld. Dit betekent dat de grond ter
plekke van de aanduiding niet zomaar afgegraven of geëgaliseerd mag worden.
In de regels bij deze bestemmingen is een voorrangsregeling opgenomen met het oog
op de bescherming van de belangen en de aanwezige waarden. De gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden
van de onderliggende bestemmingen worden hierdoor beperkt. In de zones mogen geen
bouwwerken en werken worden uitgevoerd. Met een omgevingsvergunning voor werken en
werkzaamheden kan van het bouwverbod worden afgeweken.
Overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten
In deze zone is het verboden om nieuwe risicobronnen te vestigen of bestaande risicobronnen
uit te bereiden.
De algemene afwijkingsregel voorziet in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan. Bijvoorbeeld voor kleine bouwwerken voor nutsvoorzieningen. De in het plan opgenomen algemene wijzigingsbevoegdheden laat meer ingrijpende afwijkingen toe en wordt daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan die voor het verlenen van een afwijking van de bouw- en gebruiksregels.
Voor het opwekken van kleinschalige duurzame energie. Hierbij moet gedacht worden aan zonnepanelen, mini windturbines en kleine windturbines.
Voor zonnepanelen voor eigen gebruik gelden een aantal voorwaarden, bijvoorbeeld dat de zonnepanelen op eigen grond geplaatst moeten worden, daarnaast ook dat deze grond in gebruik moet zijn als erf. De oppervlakte maat van 100 vierkante meter is extra t.o.v. de standaard oppervlakte van 20 vierkante meter (bouwwerken, geen gebouwen zijnde).
Mini windturbines (ook wel windwokkels genoemd) zijn met een afwijking toegestaan op het dak, waarbij voorwaarden gelden, onder andere dat de as-hoogte maximaal 5 meter boven het hoogste punt van het gebouw of bouwwerk waar de mast op staat uit komt.
Kleine windturbines (ook wel windmolentjes genoemd) staan op de grond en zijn met een afwijking toegestaan in de gebiedstype buitengebied en bedrijventerreinen, zie Bijlage 5 Gebiedstypen. In een woonwijk (gebiedstype woongebieden) is het niet toegestaan om een kleine windturbine op te richten. Om de afwijking vergund te krijgen moet verder aan een aantal andere voorwaarden worden voldaan, bijvoorbeeld dat de maximale as-hoogte 30 meter is van de turbine.
In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld hoe met deze afwijking acceptabel zijn.
De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.
De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is een particulier initiatief. De initiatiefnemer neemt dan ook alle bijbehorende uitvoeringskosten voor zijn rekening. Via de gemeentelijke legesverordening worden de kosten die gemoeid zijn met het planologisch mogelijk maken van en de feitelijke realisatie van de vrijstaande woning met bijgebouwen aan de initiatiefnemer doorberekend. Er is geen sprake van andere door de gemeente gemaakte kosten die verhaald moeten worden op de initiatiefnemer. En ook niet van afspraken die vastgelegd moeten worden. Het sluiten van een anterieure overeenkomst (en opstellen van een exploitatieplan) is daarmee niet nodig. Met de initiatiefnemer is een verhaalscontract gesloten in het kader van planschade. Daarmee blijft eventueel uit het initiatief voortvloeiende planschade (die niet wordt voorzien) voor rekening van aanvrager. Voorts zijn er geen twijfels over de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet
ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
Ook is het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd
met een aantal instanties, zie paragraaf 7.2.
In dit hoofdstuk zal het resultaat van inspraak en vooroverleg worden behandeld.
De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden niet toegevoegd aan dit hoofdstuk. Deze maken onderdeel uit van het raadsvoorstel en -besluit omtrent de vaststelling.
Het plan is op basis van artikel 3.1.1. Bro overlegd met de volgende instanties:
Op basis van richtlijnen van de rijksoverheid is vooroverleg met deze instantie niet nodig. Er is geen rijksbelang dat hiertoe aanleiding geeft.
Provincie Gelderland
De provincie Gelderland heeft per mail en per brief (zaaknummer 2022-008345) op 28
juni 2022 laten weten dat de provinciale belangen Wonen, Klimaatadaptatie en Beschermingszone
natte landnatuur goed zijn meegewogen in het plan. Daarmee heeft de Provincie Gelderland
positief gereageerd op het concept-ontwerpbestemmingsplan. Deze reactie is dus ook
geen aanleiding geweest om het plan te wijzigen.
Waterschap Rijn en IJssel
Het Waterschap Rijn en IJssel heeft op 13 juni 2022 het volgende kenbaar gemaak: Het betreft hier een relatief kleine ontwikkeling met de realisatie van 1 woning.
Het hemelwater wordt op eigen terrein geïnfiltreerd. Het is verder niet uitgewerkt
hoe dit dan vormgegeven is of hoeveel capaciteit een eventuele infiltratievoorziening
heeft. Gezien de beperkte omvang van het project (toename verharding <500m2) is dat
in dit geval ook niet nodig. Wij zijn akkoord met het vermelden van het uitgangspunt
dat het hemelwater op eigen terrein infiltreert. Daarmee heeft het Waterschap Rijn en IJssel positief gereageerd op het concept-ontwerpbestemmingsplan.
Deze reactie is dus ook geen aanleiding geweest om het plan te wijzigen.