|
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
een onderzoek gericht op het opsporen, waarderen en/of behouden van archeologische resten, al dan niet ex-situ, conform de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg. Het onderzoek moet worden verricht door een dienst, bedrijf of instelling, gecertificeerd conform artikel 5.1 van de Erfgoedwet en werkend volgens de geldende kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde;
op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig of op grond van een vergunning toegestaan;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal;
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatige handelingen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van één of meer van de volgende functies en aspecten: natuur, houtproductie, landschap, milieu, waaronder begrepen waterhuishouding, en recreatie;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
recreatie in de vorm van:
onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft, bijvoorbeeld een rieten dak;
al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en het plan deze inrichting niet verbiedt;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebied met een samenhangend netwerk van binnen de provincie Gelderland bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang dat strekt tot de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;
gebied met een andere hoofdfunctie dan natuur dat ruimtelijk is vervlochten met het Gelders natuurnetwerk, waaronder weidevogelgebieden en rustgebieden voor winterganzen;
gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
een lijn van een bouwvlak, gekeerd naar de weg, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten;
een gebied waar mensen in de natuur en onder natuurlijke omstandigheden worden begraven voor onbepaalde tijden waar behoud en ontwikkeling van de natuur wordt nagestreefd.
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;
een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk, dat zich geheel onder het niveau van het maaiveld bevindt en daarmee niet gelijk ligt of erboven uit steekt;
een gebouw, ten behoeve van de natuurbegraafplaats, bedoeld voor uitsluitend het gebruik als ontvangstruimte, beheer/opslag, sanitaire voorzieningen en voorzieningen voor administratie;
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, maar ook pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar toegankelijk gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
het bestemmingsplan 'Loilseweg 1 - 2023' met identificatienummer NL.IMRO.0222.BgB017-0001 in de gemeente Doetinchem;
een rechtopstaand bouwwerk geen gebouw zijnde dat aanmerkelijk hoger is dan breed voor de uiting van reclame;
de aard, de omvang, de intensiteit, maar ook de ruimtelijke uitstraling van het gebruik en/of de functie van gronden en/of bouwwerken;
een toegangspartij of een uitgebouwde toegang is een uitbreiding van de toegangsruimte (hal) van een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en al dan niet in open verbinding staat met die ruimte;
een lijn van een bouwvlak, evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens, die niet door hoofdgebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten;
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand tussen enig punt van een bouwwerk en een perceelsgrens, de overdekte gebouwgebonden buitenruimten (dakoverstekken) tot 0,75 m niet meegerekend;
de som van de oppervlakten van alle op een perceel of een ander terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil neerwaarts geprojecteerd en buitenwerks gemeten;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
bij een 'half-ronde' of anderszins gebogen kapvorm, wordt de dakhelling berekend als
de hoek tussen de lijn die de goothoogte en het hoogste punt van het bouwwerk verbindt
ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen; bij afgeknotte schilddaken is de onderste goothoogte maatgevend, onder de voorwaarde dat de dakhelling van alle dakvlakken maximaal 60° is;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; de inhoud van een eventueel ondergronds bouwwerk niet meegerekend;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
tussen de rand van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de som van de horizontale vloeroppervlakten van ruimten die rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn (kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen), binnenwerks gemeten;
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten, zolders en vlieringen welke gebruikt worden als berging, maar ook inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van het bestemmingsplan verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten;
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend een ontvangstgebouw en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Bos' worden gebouwd.
Voor het bouwen van een ontvangstgebouw gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2, op gronden met de bestemming 'Bos' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het bouwen van een materieelberging of een vergelijkbaar gebouw, onder voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 sub a voor de bouwhoogte van verlichting tot 6 m, onder voorwaarden dat:
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen, niet zijnde parkeervoorzieningen.
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.2, op gronden met de bestemming 'Natuur' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 sub a voor de bouwhoogte van verlichtingsmasten tot 4 m en voor kunstobjecten tot 10 m, onder voorwaarden dat:
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in lid 5.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
Het bepaalde onder lid 5.2.1 sub a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 5.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in lid 6.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in lid 5.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder;
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in lid 6.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
Het bepaalde onder lid 6.2.1 sub a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 6.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in lid 6.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in lid 6.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder:
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in lid 7.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
Het bepaalde onder lid 7.2.1 sub a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 7.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in lid 7.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in lid 7.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder:
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in lid 8.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
Het bepaalde onder lid 8.2.1 sub a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 8.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in lid 8.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in lid 8.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder:
De voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daarop voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van het landgoed met de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische en landschappelijke waarden, waaronder:
met dien verstande dat in geval van strijdigheid de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Landgoed' vóór de regels van de andere bestemming gaan.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 2 m, als het betreft:
In de gevallen waarin een situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud van een bestaand bouwwerk ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan afwijkt van hetgeen in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is voorgeschreven, is deze bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud maatgevend.
a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken en/of doen laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van de bestemming zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen overeenkomstig het 'Inrichtingsplan Natuurbegraafplaats Het Jagershuis', zoals opgenomen in Bijlage 1 'Inrichtingsplan Natuurbegraafplaats Het Jagershuis', om uiteindelijk te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en gebouwen ten behoeve van de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 1 jaar na verlening van de omgevingsvergunning bouwen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels om uiteindelijk te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
Het is ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten' verboden om:
Onverminderd het overige in deze regels met betrekking tot omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden bepaalde, is het verboden de opgenomen werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning uit te voeren ter plaatse van de genoemde aanduiding:
Het in lid 13.2.2 onder 1 opgenomen verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 13.2.2 onder 1 mag alleen en moet worden geweigerd, als door het uitvoeren van het werk of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige waarde(n).
Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij een deskundige op het gebied van landschap, voor zover de vergunning betrekking heeft op de aanduiding 'overige zone - openheid' en bij de verantwoordelijke voor het flora- en faunabeleid voor zover de vergunning betrekking heeft op de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone'.
Geen omgevingsvergunning kan worden verleend als de locatie is gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - gelders natuurnetwerk' of 'overige zone - groene ontwikkelingszone', tenzij kan worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone , zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, dan wel geen noemenswaardige belemmering wordt gevormd voor de beoogde zoekruimte voor nieuwe natuur of de aanleg van ecologische verbindingszones.
Het bevoegd gezag kan, in uitzonderlijke gevallen, gemotiveerd bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels van de betreffende bestemming voor het toestaan van het opwekken van duurzame energie met behulp van zonnepanelen, onder voorwaarden dat:
Het college van burgemeester en wethouders kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2 en daarmee een gewijzigde landschappelijke inpassing toestaan dan uitgewerkt in het 'Inrichtingsplan Natuurbegraafplaats Het Jagershuis', zoals opgenomen in Bijlage 1. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen voor:
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:
Geen omgevingsvergunning is vereist als:
Alvorens te beslissen op een verzoek om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij een deskundige op het gebied van landschap.
Geen omgevingsvergunning kan worden verleend als de locatie is gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - gelders natuurnetwerk'' of 'overige zone - groene ontwikkelingszone', tenzij kan worden aangetoond dat er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van de Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland, dan wel geen noemenswaardige belemmering wordt gevormd voor de beoogde zoekruimte voor nieuwe natuur of de aanleg van ecologische verbindingszones.
Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan, met dien verstande dat wanneer de beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Indien toepassing van het in lid 18.4 opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de verordening grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders met het oog op beëindiging op termijn van die met de verordening strijdige situatie, voor die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Landgoed Het Jagershuis is gelegen tussen Wehl en Didam. Het gebied is circa 140 ha groot. Samen met het Wehlse Bos is het het grootste aaneengesloten bos in de directe omgeving van Wehl en Didam. Het landgoed heeft als hoofddoelstelling natuurbehoud.
In de afgelopen decennia ervaart het landgoed de negatieve effecten van de stikstofdepositie, verdroging en weersextremen. Het landgoed streeft ernaar een oplossing te vinden voor deze problematiek. Ze wil het areaal van natuur vergroten, een robuust watersysteem ontwikkelen, landbouwkundig gebruik extensiveren, de landschappelijke beleving te verfraaien en de rust te koesteren. Om deze doelen te kunnen bereiken is een gezonde economische exploitatie noodzakelijk, zodat het landgoed voor onbepaalde tijd in stand gehouden kan worden.
Door de aanleg van een natuurbegraafplaats wordt er voor een langere termijn een gezonde exploitatie verbonden aan het landgoed, waarbij de natuur blijvend versterkt wordt en de rust in het gebied behouden blijft. De natuurbegraafplaats krijgt een oppervlakte van circa 5,5 ha, waar ongeveer 2082 grafrechten aan gekoppeld zijn (maximaal 379 graven per hectare). De natuurbegraafplaats krijgt een sobere uitvoering zonder ceremoniegebouw of horecavoorziening.
Het initiatief past niet binnen de geldende beheersverordening 'Landelijk gebied - 2020, reparatie 2022'. Om de beoogde plannen mogelijk te maken is een bestemmingsplanprocedure noodzakelijk. Daarom is het voorliggende bestemmingsplan 'Loilseweg 1 - 2023' opgesteld. Vooruitlopend op voorliggend bestemmingsplan is een ruimtelijke onderbouwing (bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Natuurbegraafplaats Het Jagershuis) opgesteld welke als bijlage bij dit bestemmingsplan is opgenomen.
Het plangebied ligt binnen het Landgoed Het Jagershuis. Dit landgoed wordt begrensd door de Broekhuizerstraat/Loilseweg, Heikantseweg, Ringweg en de spoorlijn Doetinchem - Arnhem. Het bestemmingsplan heeft betrekking op (een gedeelte van) de percelen Wehl, sectie K, perceelnummer 33 en Wehl, sectie G, perceelnummers 537, 538, 539, 540, 545, 546, 547, 548 en 763. Een nadere beschrijving van het plangebied is opgenomen in bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Natuurbegraafplaats Het Jagershuis.
Afbeelding 1 Ligging plangebied ten opzichte van Wehl
Afbeelding 2 Luchtfoto directe omgeving plangebied
Afbeelding 3 Weergave begrenzing plangebied (zwarte lijnen)
Voor het plangebied geldt de beheersverordening 'Landelijk gebied - 2020, reparatie 2022'. De beheersverordening is op 7 juli 2022 vastgesteld door de gemeenteraad en op 21 juli 2022 in werking getreden. Het plangebied (daar waar begraven wordt en ook op die plekken waar het landschap wordt verbeterd en/of natuur wordt gerealiseerd, zie afbeelding 3) heeft in de beheersverordening grotendeels de hoofdfunctie ‘Bos’. Voor enkele percelen die nu nog agrarisch in gebruik zijn, geldt gedeeltelijk de hoofdfunctie ‘Agrarische met waarden’ en gedeeltelijk de hoofdfunctie ‘Agrarisch’. Een drietal agrarische percelen heeft de gebiedsaanduiding ‘overige zone – groene ontwikkelingszone’, de bospercelen binnen het landgoed hebben de gebiedsaanduiding ‘overige zone – gelders natuurnetwerk’ en gedeeltelijk gelden de gebiedsaanduiding ‘overige zone - openheid’ en overige zone – nieuwe risicobronnen uitgesloten’. Daarnaast gelden er met betrekking tot de (archeologische) waarden diverse dubbelhoofdfuncties (‘Waarde – Landgoed’, ‘Waarde – Archeologische verwachting 2’, ‘Waarde – Archeologische verwachting 4’, ‘Waarde – Archeologische verwachting 5’ en ‘Waarde – Archeologische verwachting 6’). Tot slot geldt gedeeltelijk de functieaanduiding ‘kampeerterrein’.
Afbeelding 4 Uitsnede beheersverordening 'Landelijk gebied - 2020, reparatieplan 2022'
Landgoed Het Jagershuis is gelegen in de gemeente Doetinchem, tussen de dorpen Wehl en Didam. Het landgoed is een bijzonder voorbeeld van een negentiende-eeuws heideontginningslandschap. Van oudsher was hier de Wehlse Heide gelegen, in eigendom bij de gemeente Wehl. In 1824 is een deel van de Wehlse Heide aangekocht door de familie Van Nispen tot Sevenaer, die hier de houtvesterij Het Jagershuis oprichtte, het heidegebied beboste, en zo de houtexploitatie op gang bracht. Het landgoed is na twee eeuwen nog steeds in particulier eigendom bij dezelfde familie, inmiddels ingebracht in een niet-commerciële B.V., met natuurbehoud als hoofddoelstelling.
Afbeelding 5 kaart landgoed (geel omlijnd) omstreeks 1900
Afbeelding 6 kaart landgoed (blauw omlijnd) omstreeks 1950
Het landgoed beslaat tegenwoordig een oppervlakte van bijna 140 hectare (137), waarvan circa 90 hectare bosgebied, circa 40 hectare landbouwgrond en circa 10 hectare overig terrein. Onderstaande afbeeldingen geven een indruk van het landgoed.
Afbeelding 7 fotoimpressie landgoed anno nu
Het landgoed heeft de ambitie om een zo groot mogelijke biodiversiteit te realiseren, waarbij de ruimtelijke afwisseling tussen open landschap en bos behouden blijft en de rust in het gebied wordt gekoesterd. Het landgoed heeft nu het voornemen om een natuurbegraafplaats te realiseren. Hiermee wordt er voor lange termijn een gezonde exploitatie aan het landgoed verbonden, waarbij de natuur blijvend versterkt wordt en de rust in het gebied behouden blijft.
Met de realisatie van de natuurbegraafplaats wordt het landschap en de natuur over een veel groter gebied versterkt. Dit betreft een kwalitatieve verbetering van bos en natuur, en ook de realisatie van nieuwe natuur. Momenteel vindt binnen drie deelgebieden van het landgoed natuurkamperen plaats (zie afbeelding 8). Het gebruik van Natuurcampingveld 1 en 2 als camping wordt gestopt. Deze 2 deelgebieden worden ingezet ten behoeve van de realisatie van de natuurbegraafplaats. Natuurcampingveld 3 blijft behouden, hier vinden geen wijzigingen plaats ten opzichte van het huidige gebruik.
Afbeelding 8 Overzichtskaart functiewijzigingen en maatregelen
De realisatie van de natuurbegraafplaats past niet binnen de geldende beheersverordening. Hiertoe is een aparte bestemmingsplanprocedure noodzakelijk, om planologische medewerking te kunnen verlenen. De begrenzing van het plangebied van de herziening is weergegeven in figuur 3. De herziening heeft enkel betrekking op de deelgebieden die door de realisatie van de natuurbegraafplaats wijzigen van gebruik. Concreet zijn dit de natuurcampingvelden 1 en 2, de drie deelgebieden van gezamenlijk 5,5 hectare waar begraven zal worden en een aantal deelgebieden die worden omgevormd van agrarisch naar natuur.
Afbeelding 9 Ontwerp natuurbegraafplaats (bron: Inrichtingsplan Natuurbegraafplaats Het Jagershuis)
Afbeelding 10 Ontwerp natuurversterkingsplan (bron: Inrichtingsplan Natuurbegraafplaats Het Jagershuis)
Voor een uitgebreide toelichting van de toekomstige situatie wordt verwezen naar paragraaf 2.2 van de ruimtelijke onderbouwing (Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Natuurbegraafplaats Het Jagershuis) en het bijbehorende Inrichtingsplan (Bijlage 3 ROB bijlage 2 - Inrichtingsplan Natuurbegraafplaats Het Jagershuis).
De voorgenomen ontwikkeling is getoetst aan de relevante beleidstukken op rijks-, provinciaal-, regionaal-, en gemeentelijk niveau, zie hoofdstuk 4 van de ruimtelijke onderbouwing (Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Natuurbegraafplaats Het Jagershuis).
In de ruimtelijke onderbouwing is de haalbaarheid van de beoogde ontwikkeling van het plangebied onderbouwd. Verwezen wordt naar hoofdstuk 5 Haalbaarheid van de ruimtelijke onderbouwing (Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Natuurbegraafplaats Het Jagershuis). In dit hoofdstuk zijn ook de uitkomsten en conclusies terug te vinden van de diverse onderzoeken die zijn uitgevoerd (bijlage 4 ROB bijlage 3 - Bureauonderzoek en verkennend Booronderzoek Archeologie, bijlage 5 ROB bijlage 4 - Grondwateronderzoek, bijlage 6 ROB bijlage 5 - Quickscan Wnb, bijlage 7 ROB bijlage 6 - Stikstofberekening, bijlage 8 ROB bijlage 7 - Planschaderisicoanalyse).
De stikstofdepositie voor de aanlegfase is berekend op basis van de AERIUS Calculator met rekenjaar 2022. Er zijn geen rekenresultaten berekend die hoger zijn dan 0,00 mol per hectare per jaar. Bij de vaststelling van het plan zal een geactualiseerd AERIUS berekening worden toegevoegd.
Met de voorgenomen ontwikkeling worden de aanwezige waarden in en om het plangebied niet aangetast. De ontwikkeling van de natuurbegraafplaats is dan ook uitvoerbaar ten aanzien van de bestaande waarden in en om het plangebied. Ook brengt de voorgenomen ontwikkeling geen milieubelemmeringen met zich mee.
Dit bestemmingsplan is een nieuwe ontwikkeling waarin de ontwikkeling van een natuurbegraafplaats mogelijk wordt gemaakt. Hiertoe wordt op een aantal plekken de bestemming 'Agrarisch met waarden' en de bestemming 'Agrarisch' herzien in de bestemming 'Natuur'. De aanduiding 'kampeerterrein' wordt verwijderd en de aanduiding 'natuurbegraafplaats' wordt toegevoegd. Daarnaast wordt parkeren en een ontvangstgebouw mogelijk gemaakt. Duidelijk is voor welke doeleinden de gronden mogen worden gebruikt en wat er in nieuwe bebouwing wordt toegestaan. Dit biedt rechtszekerheid aan de burger. Het plan is daarom opgezet als een gedetailleerd bestemmingsplan.
De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). Hiemee is planspecifiek vastgelegd wat bedoeld wordt en hoe gemeten moet worden. Als een begrip niet omschreven is, dan geldt de algemeen gangbare uitleg van het begrip.
In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, in overeenstemming met de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2012), in beginsel opgebouwd uit:
De bossen in het landelijk gebied, waar de natuurwaarden minder hoog zijn dan in andere bosgebieden, zijn voorzien van de bestemming Bos. Natuurlijk is er hier ook sprake van bos-, natuur- en landschapswaarden. Het verschil met de bestemming Natuur is, dat hier ook 'bosbouw' plaats kan vinden.
Aanwezige, afwijkende activiteiten zijn met aanduidingen verankerd in het plan. Met een afwijking van de bouwregels zijn enkele bouwwerken toegelaten.
De bestemming "Natuur" is toegekend aan die gebieden waar nieuwe natuur wordt ontwikkeld. Binnen de bestemming "Natuur" mag niet worden gebouwd (uitgezonderd openbare nutsgebouwtjes) en mogen geen verharde wegen en paden worden aangelegd. De gronden mogen worden gebruikt als wandel- en fietsgebied.
De bestemming 'Waarde - archeologische verwachting' is opgenomen in overeenstemming met het gemeentelijke archeologiebeleid en met name de herziene archeologische beleidskaart. Daarop zijn de archeologische waardevolle gebieden en archeologische verwachtingszones aangegeven. Afhankelijk van de (verwachtings)waarde in een (deel)gebied is het beschermingsregime meer of minder streng. De bescherming van de archeologische waarden is in dit bestemmingsplan vertaald in verschillende archeologische dubbelbestemmingen. In het plangebied komen de volgende archeologische dubbelbestemmingen voor:
Uitgaan van waarde die past bij onderliggende verwachtingszone
Met de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone wordt bedoeld, dat de verwachtingszone bepaalt wanneer er een archeologische onderzoekverplichting geldt:
Dus als de ene helft van het bouwperceel in een hoge verwachtingszone ligt en de andere helft in een zone met een lage verwachting, dan moet apart bekeken en beoordeeld worden of er een onderzoekverplichting geldt voor het bouwperceel. En dat kan anders uitpakken dan wanneer voor het hele bouwperceel de meest strenge regel geldt.
Als voorbeeld: als slechts 150 m2 van het bouwplan in de hoge zone ligt, en 500 m2 in de lage zone, dan hoeft er geen onderzoek te worden uitgevoerd. Het bouwplan in zijn geheel beslaat echter 650 m2 en als je hierbij de meest strenge regel toepast (= de regel uit de hoge verwachtingszone) dan moet je wel onderzoek uitvoeren.
Deze standaardbepaling heeft als doel te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.
In de algemene bouwregels is onder andere omschreven wanneer er geen verbod geldt voor het overschrijden van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen voor bepaalde bouwdelen. Ook is omschreven wanneer het bevoegd gezag kan afwijken van bouw- en/of bestemmingsgrenzen.
De regeling voor bestaande maten is bedoeld voor legale bouwwerken die afwijken van de vastgestelde situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud van de bouwregels in dit plan. De bestaande afwijking is daarmee toegestaan.
De opgenomen bouwregels zijn bedoeld voor bouwwerken boven de grond.
De algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Hierbij zijn een aantal gebruiksvormen specifiek benoemd. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten.
Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpasssing
Als algemene gebruiksregel is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die voorziet
in de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen die overeenkomstig het
'Inrichtingsplan Natuurbegraafplaats het Jagershuis' zijn opgemomen om tot een goede
landschappelijk inpasssing te komen.
In de algemene aanduidingsregels kunnen zo nodig de regels met betrekking tot één of meer gebiedsaanduidingen een plaats krijgen. De volgende algemene aanduidingsregels komen in dit bestemmingsplan voor:
Deze zones waren ook al opgenomen in de beheersverordening 'Landelijk gebied - 2020, reparatie 2022'. Deze zones zijn in principe 1 op 1 overgenomen en liggen gedeeltelijk over het plangebied.
De algemene afwijkingsregel voorziet in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan. Bijvoorbeeld voor kleine bouwwerken voor nutsvoorzieningen. De in het plan opgenomen algemene wijzigingsbevoegdheden laat meer ingrijpende afwijkingen toe en wordt daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan die voor het verlenen van een afwijking van de bouw- en gebruiksregels.
In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld hoe met deze afwijking wordt omgegaan.
De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijke procedure dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 rust op de gemeente op grond van artikel 6.12 lid 1 van die wet de verplichting tot kostenverhaal bij grondexploitatie. Deze verplichting houdt in dat als de gemeente er bij een ruimtelijke ontwikkeling niet in slaagt met alle particuliere eigenaren in het gebied een overeenkomst te sluiten over grondexploitatie, de gemeente publiekrechtelijk de kosten moet verhalen bij alle eigenaren in het exploitatiegebied waarmee niet is gecontracteerd. Gemaakte kosten (limitatief opgesomd in artikelen 6.2.3 tot en met 6.2.5 van het Bro) zoals plankosten, onderzoekskosten, kosten van inrichting van de openbare ruimte etc. kunnen worden verhaald door middel van een exploitatieplan dat gelijktijdig met het ruimtelijk plan moet worden vastgesteld.
In het voorliggende geval wordt een privaatrechtelijke, zogenaamde ‘anterieure’, overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. Eventuele kosten voor de gemeente (bijv. planschade) zullen middels deze overeenkomst op initiatiefnemer worden verhaald. Van andere kosten die middels de anterieure overeenkomst door de gemeente verhaald kunnen worden is geen sprake. Het plan wordt volledig op eigen grond en voor eigen rekening gerealiseerd. De kosten van grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden zijn hiermee anderszins verzekerd. Het maken van een exploitatieplan is niet nodig. Hiermee is de financiële uitvoerbaarheid ook verzekerd. Ten behoeve van het plan is een planschaderisicoanalyse uitgevoerd, welke is bijgevoegd in Bijlage 8 ROB Bijlage 7 Planschaderisicoanalyse. Deze analyse geeft een indicatie omtrent eventuele vermogensschade die optreedt naar aanleiding van het voorliggende plan. Conclusie van de analyse is dat er geen voor vergoeding in aanmerking komende planschade zal optreden.
Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook wordt het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd met de besturen van waterschap, provincie en Rijk. In dit hoofdstuk worden de resultaten van deze procedure en overleggen behandeld. De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden niet toegevoegd aan dit hoofdstuk. Dit maakt onderdeel uit van het raadsvoorstel en -besluit omtrent de vaststelling.
Het plan is op basis van artikel 3.1.1. Bro overlegd met de volgende instanties:
Vooroverleg met de rijksoverheid is, op basis van de richtlijnen van deze intantie, niet nodig. Er is geen rijksbelang dat hiertoe aanleiding geeft.
De provincie Gelderland heeft op 31 oktober 2023 (ingekomen 2 november 2023) bij brief gereageerd op het bestemmingsplan en geconcludeerd dat de provinciale belangen (Natuur en Klimaatadaptatie) die spelen goed zijn meegewogen in het plan. Het plangebied van de natuurbegraafplaats ligt gedeeltelijk in de Groene Ontwikkelingszone (GO). Het natuurbegraven zelf vindt plaats binnen het GNN en op een locatie Verkenningsgebied voorwaarden natuurbegraven Gelders Natuurnetwerk. De inrichting, realisatie en beheer van de versterkings- en compensatiemaatregelen zijn middels een voorwaardelijke verplichting planologisch vastgelegd.
Het waterschap Rijn en IJssel heeft op 26 oktober 2023 per e-mail gereageerd op het bestemmingsplan en aangegeven in te kunnen stemmen met de waterparagraaf in de ruimtelijke onderbouwing. De wateraspecten zijn goed bekeken. Daarbij is opgemerkt dat er een oude watertoetstabel (pagina 47) is gebruikt. In de vervolgprocedure zal deze worden aangepast conform nieuwe tabel. Verder geeft het waterschap aan dat de grondwaterkwaliteit de aandacht heeft, wat voor het watersysteem van belang is. Ter voorkoming van verslechtering van de waterkwaliteit in het oppervlaktewater, is het van belang dat de activiteiten niet leiden tot verslechtering van de waterkwaliteit in de watergangen die in en langs het plangebied lopen. Bij dit plan wordt rekening gehouden met de regels die gelden voor natuurbegraafplaatsen en heeft daarmee geen significant negatief effect op de grondwaterkwaliteit.