direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Mussenhorstweg 2 - 2022
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0222.BgB003-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Maatschap Steintjes-Scholten heeft een verzoek ingediend om op de locatie Mussenhorstweg 2 twee woningbouwkavels te ontwikkkelen in ruil voor het beëindigen van het agrarisch bedrijf en de sloop van alle agarische bebouwing op de bijbehorende percelen. Tevens omvat het plan het splitsen van de huidige bedrijfswoning in twee woningen. De ontwikkeling is in strijd met de geldende beheersverordening 'Landelijk gebied 2020, reparatie 2022'. Om de omschakeling van agrarisch naar wonen mogelijk te maken is het noodzakelijk om een bestemmingsplan op te stellen. Daarom is het voorligende bestemmingsplan 'Mussenhorstweg 2 - 2022' opgesteld. Vooruitlopend op voorliggend bestemmingsplan is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld (Ruimtelijke onderbouwing Mussenhorstweg 2 Wehl d.d.16 juni 2021, gewijzigd 9 mei 2022) welke als bijlage bij deze toelichting is opgenomen (Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Mussenhorstweg 2 Wehl). Bijlage 2 tot en met 11 zijn bijlagen behorende bij de ruimtelijke onderbouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.BgB003-0002_0001.png"

Luchtfoto locatie Mussenhorstweg 2

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Mussenhorstweg in het landelijk gebied van de gemeente Doetinchem en ligt ten oosten van het dorp Wehl. Het plan heeft betrekking op de kadastrale percelen: Wehl, sectie K en nummers 578, 581 en 582. Onderstaande afbeeldingen laten de betreffende percelen met bijbehorende opstallen zien en de ligging van het plangebied ten opzichte van het dorp Wehl.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.BgB003-0002_0002.png"

Kadastrale percelen Mussenhorstweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.BgB003-0002_0003.png"

Ligging Mussenhorstweg ten opzichte van Wehl

1.3 Geldend ruimtelijk plan

De locatie Mussenhorstweg 2 ligt in het plangebied van de beheersverordening 'Landelijk gebied 2020 - reparatie 2022'. De beheersverordening 'Landelijk gebied 2020 - reparatie 2022' is op 7 juli 2022 vastgesteld door de raad en op 21 juli 2022 in werking getreden. Hierin heeft de locatie Mussenhorstweg 2 de hoofdfunctie 'Agrarisch' met een bouwvlak en de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' (chw) op de voormalige bedrijfswoning. Tevens zijn op de percelen de regels voor 'Waarde - Archeologische verwachting 4' en de functieaanduidingen 'niet grondgebonden' (ng) en 'overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten (oz-nru) van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0222.BgB003-0002_0004.png"

Uitsnede beheersverordeningskaart 'Landelijk gebied - 2020, reparatie 2022'

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in het landelijk gebied van Wehl aan de Mussenhorstweg 2. Voor de omschrijving van het landschap, erf en bebouwing in de bestaande situatie wordt verwezen naar de planbeschrijving (hoofdstuk 2) zoals opgenomen in de 'Ruimtelijke onderbouwing Mussenhorstweg 2 d.d. 16 juni 2021, gewijzigd op 9 mei 2022'. Deze ruimtelijke onderbouwing is als bijlage 1 bij de toelichting opgenomen (Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Mussenhorstweg 2 Wehl).

2.2 Ruimtelijke analyse

De Mussenhorstweg 2 ligt in het landelijk gebied van de gemeente Doetinchem tussen Wehl en Doetinchem. De locatie wijzigt van agrarisch (intensieve veehouderij/varkenshouderij) naar wonen. De woningen passen ruimtelijk goed op deze locatie. Het gebied kenmerkt zich als een gemengde zone met agrarische bedrijvenen en woningen. Voor een volledige beschrijving van de ruimtelijke analyse wordt verwezen naar hoofdstuk 4 van de ruimtelijke onderbouwing (Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Mussenhorstweg 2 Wehl).

2.3 Toekomstige situatie

Zoals in hoofdstuk 2, paragraaf 2.2 van de 'Ruimtelijke onderbouwing Mussenhorstweg 2 Wehl' d.d. 16 juni 2021, gewijzigd op 9 mei 2022' staat beschreven, wordt het agrarische bedrijf aan de Mussenhorstweg 2 beëndigd, waarbij alle varkensstallen worden gesloopt. Ten zuiden van de bestaande woning worden twee nieuwe woningen met inpandige bijgebouwen gebouwd, gelegen aan een gezamenlijk erf. Op dit gezamenlijke erf is ook het bestaande bijgebouw, behorende bij de voormalige bedrijfswoning gelegen. De bestaande (voormalige) bedrijfswoning wordt gesplitst naar twee woningen met elk afzonderlijke bijgebouwen. De nieuwe erfindeling wordt geheel landschappelijk ingepast comform bijgevoegde erfinrichtingsschets/landschappelijk inpassingsplan (Bijlage 10 Landschappelijke inpassing).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In het kader van het bestemmingsplan 'Mussenhorstweg 2' is de voorgenomen ontwikkeling reeds getoetst aan alle relevante beleidsstukken, milieu- en ruimtelijke aspecten. De uitkomsten hiervan zijn opgenomen in Hoofdstuk 5 van de 'Ruimtelijke onderbouwing Mussenhorstweg 2 Wehl'. Kortsheidshalve wordt verwezen naar deze ruimtelijke onderbouwing (Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Mussenhorstweg 2 Wehl). Indien er sprake is van een aanpassing of aanvulling op deze ruimtelijke onderbouwing, is dat opgenomen in deze toelichting.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee moet ingespeeld worden op de grote uitdagingen die te wachten staan. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste op regionaal niveau worden gemaakt.

Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • Sterke en gezonde steden en regio's.
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is om combinaties te maken en win-win situaties te creëren. In sommige gevallen moeten belangen worden afgewogenen en scherper keuzes worden gemaakt. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: in het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte.
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere.
  • Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkhedenen behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Onderzoek en conclusie

Het voorgenomen initaitief voorziet in de sanering van een intensief agrarisch bedrijf (vleesvarkenshouderij) en de ontwikkeling van twee nieuwe woningen. Ook voorziet het plan in het splitsen van de huidige (voormalige) bedrijfswoning in twee woningen, aansluitend bij de aanwezige woningbehoefte. Die ontwikkeling sluit tegelijkertijd aan bij en maakt gebruik van de kenmerken/identiteit van het plangebied, waarmee een goede balans wordt nagestreeft tussen bescherming van de aanwezige kwaliteiten en de ontwikkeling van het plangebied als woongebied. Er bestaat dan ook geen strijdigheid tussen de NOVI en voorliggend bestemmingsplan.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.

Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien geldende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkingtreding van het besluit zijn aangepast.

Bij besluit van 28 augustus 2012 (inwerking getreden op 1 oktober 2012) is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen hoofdinfrastructuur (reserveringen voor hoofdwegen en landelijke spoorwegen en vrijwaring rond Rijksvaarwegen), de elektriciteitsvoorziening, het regime van de herijkte ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid(bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).

Onderzoek en conclusie

Het Barro doet geen specifieke uitspraken over zaken die in voorliggend bestemmingsplan worden geregeld en bevat dan ook geen regels die van toepassing zijn op voorliggend bestemmingsplan.

3.2.3 De ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking (verder: 'de Ladder') is ingericht voor een zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goede ruimtelijke ordening.

Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd aan artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening. De inwerkingtreding was op 1 oktober 2012. Op 1 juli 2017 is de gewijzigde (nieuwe) Ladder inwerking getreden. Artikel 3.1.6 lid twee Bro omschrijft de Ladder als volgt:
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien'.

Bij het bepalen of en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:

  • Is sprake van een stedelijke ontwikkeling?
  • Is de stedelijke ontwikkeling ‘nieuw’?
  • Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
  • Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
  • Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?
  • Zo nee, waarom kan niet binnen bestaand stedelijk gebied in de behoefte worden voorzien?

De toepassing van de Ladder is mede bepaald door uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS). De ABRS heeft in een 'overzichtsuitspraak' op 28 juni 2017 op een rij gezet hoe de Ladder gebruikt moet worden. Hiermee wordt houvast geboden aan de rechtspraktijk.

Onderzoek en conclusie
Met de hiervoor geformuleerde vragen over relevante aspecten van de Ladder is het onderzoek uitgevoerd.

Ad a. Is sprake van een stedelijke ontwikkeling?
De laddertoets geldt alleen voor stedelijke ontwikkelingen. Artikel 1.1.1 onder i van het Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Het voorliggende plan omvat het ontwikkelen van twee woningbouwkavels aan de Mussenhorstweg 2 in ruil voor het beëindigen van het agrarisch bedrijf aan de Mussenhorstweg 2 en de sloop van alle agarische bebouwing en het splitsen van de huidige bedrijfswoning in 2 woningen.

Aan de Mussenhorstweg 2 verdwijnt een groot oppervlakte aan voormalige agrarische bedrijfgebouwen en daarvoor in de plaats wordt nieuwe bebouwing toegevoegd in de vorm van twee woningen met inpandige bijgebouwen. De bebouwde oppervlakte wordt aanzienlijk verkleind en aangezien de woningen in het kader van VAB tot stand komen, wordt dit niet gezien als een stedelijke ontwikkeling. Dus verdere toetsing aan de ladder is niet nodig.

Conclusie
Er is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling, dus verdere toetsing aan de ladder is niet nodig.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Gelderland

De Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' is op 19 december 2018 door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld en in werking getreden op 1 maart 2019. De visie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving in Gelderland. Samen met de Omgevingsverordening heeft de provincie al vooruit gelopen op de Omgevingswet. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in samenspraak met de omgeving. De provincie streeft naar een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Dit wil de provincie bereiken door de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Hiervoor zijn zeven ambities benoemd om richting te geven:

  • 1. Energietransitie;
  • 2. Klimaatdaptatie;
  • 3. Circulaire economie;
  • 4. Biodiversiteit;
  • 5. Bereikbaarheid;
  • 6. Vestigingsklimaat;
  • 7. Woon- en leefklimaat.

Met vier 'spelregels' of 'doe-principes' - doen, laten, zelf en samen - wordt er werking aan gegeven. Dit is het kader waarbinnen de provincie wil werken en afwegingen wil maken.

Energietransitie
Gelderland is in 2050 klimaatneutraal. Dit bereiken we door grootschalige besparing en opwekking uit verschillende duurzame bronnen van energie, zoals wind, zon, waterkracht, biomassa en bodemenergie. Innovatie en het uitrollen van bewezen technieken wordt gestimuleerd. Als tussendoel realiseert Gelderland in 2030 55% broeikasgasreductie.

Klimaatadaptatie
Gelderland is in 2050 klimaatbestendig. We zijn goed voorbereid en toegerust op de gevolgen van klimaatverandering: wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingsgevaar. In 2020 heeft de provincie, samen met partners, de risico's en kansen van het veranderende klimaat in beeld gebracht en strategieën opgesteld die leidraad zijn voor ons handelen.

Circulaire economie
Gelderland wordt de eerste afval-loze provincie in Nederland. Afval bestaat niet meer; er zijn alleen nog grondstoffen die blijvend hun waarde behouden in de schone industrie. Om dit te bereiken is in 2030 het gebruik van primaire grondstoffen in Gelderland met 50% teruggebracht.

Biodiversiteit
In 2050 gaat het goed met de biodiversiteit in Gelderland. Er wordt natuur-inclusief gewerkt. Biodiversiteit wordt overal waar mogelijk versterkt en ingepast, óók buiten de specifiek als natuur aangewezen gebieden. In 2030 is 75% van de Europese doelen van de vogel- en habitatrichtlijn behaald.

Bereikbaarheid
In 2050 is de groei van de mobiliteit op een slimme manier opgevangen en verplaatsen mensen in Gelderland zich veilig, snel, betaalbaar en klimaatneutraal. Snel en veilig internet fungeert daarbij als alternatief voor fysieke verplaatsingen. In 2050 is het netwerk voor goederenvervoer in Gelderland toegankelijk, duurzaam en klimaatneutraal. In 2030 is al ons busvervoer zonder uitstoot en is 35% van het totaal aantal verplaatsingen met de fiets.

Vestigingsklimaat
De concurreerde positie van Gelderland binnen het internationale stedelijke netwerk van Amsterdam, Brussel en Keulen wordt verder versterkt. Om onderscheidend te blijven, halen we in 2050 maximaal profijt uit de unieke combinatie van stedelijke en groene kwaliteiten. In 2050 zijn alle werklocaties in Gelderland duurzaam ingericht qua energie, klimaatbestendigheid en logistieke en productiestromen. Gelderland is hierin koploper van Nederland.

Woon- en leefomgeving
Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. We benutten de bestaande bebouwde omgeving optimaal met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. In 2035 zijn alle (bestaande) wijken van het aardgas. Woningen in Gelderland zijn in 2050 klimaatneutraal.

Themakaarten
Bij de visie zijn een aantal themakaarten aanwezig. Deze hebben betrekking op de volgende hoofdonderwerpen:

  • ruimtelijk beleid;
  • waterbeleid;
  • milieubeleid;
  • natuur- en landschapsbeleid.

Daarmee is voor een aantal onderwerpen specifiek beleid vastgelegd. Op de themakaart milieubeleid staan geen aspecten die betrekking hebben op de gemeente Doetinchem. Bij 'onderzoek en conclusie' is de verdere toetsing aan deze themakaarten verwoord.

Uitvoering beleid
In het kader van de uitvoering van de visie, zijn ook drie beleidsdocumenten vastgesteld:

  • Regionaal waterprogramma;
  • Handreiking plussenbeleid;
  • Beleidslijn windenergie.

Onderzoek en conclusie
De sanering van een intensief agrarisch bedrijf (varkenshouderij) draagt bij aan de doelstellingen van de provincie. De sloop van ruim 2.700 m² voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en de bouw van 2 nieuwe woningen met inpandige bijgebouwen zorgt voor een ruimtelijke verbetering op die locatie. Bij de realisatie van de nieuwe woningen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de energietransitie, circulair bouwen en klimaatadaptatie. De landschappelijke inpassing van het perceel en de sanering van het agrarische bedrijf levert een positieve bijdrage aan de biodiversiteit.

3.3.2 Omgevingsverordening Gelderland

In paragraaf 5.2 van de ruimtelijke onderbouwing staat het beleid van de Provincie verwoord. In paragraaf 5.2.1 staat de Omgevingsverordening Gelderland beschreven. De laatste actualisatie van de Omgevingsverordening is op 15 december 2021 vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland en in werking getreden op 1 februari 2022. Daarin zijn nieuwe regels opgenomen voor natuur, water, zonnevelden, provinciale wegen en glastuinbouw. Voor het voorliggend bestemmingsplan zijn de regels in afdeling 2.1 'Woonlocaties en recreatiewoningen' van de Omgevingsverordening Gelderland van toepassing. Deze regels zijn niet veranderd ten opzichte van de vorige actualisatie, waarnaar verwezen wordt in de ruimtelijke onderbouwing.

Klimaatadaptatie
In de nieuwe omgevingsverordening van de provincie Gelderland zijn regels opgenomen over klimaatadaptatie (artikel 2.65b).

Artikel 2.65b (klimaatadaptie)

  • 1. Voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, bevat de toelichting bij het bestemmingsplan
    • a. een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico’s van klimaatverandering te voorkomen of te
    • b. beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.
  • 2. In de beschrijving worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:
    • a. waterveiligheid;
    • b. wateroverlast;
    • c. droogte; en
    • d. hitte.
  • 3. De beschrijving wordt opgesteld na overleg met in ieder geval het dagelijks bestuur van het waterschap waar de activiteit wordt verricht of de ontwikkeling plaatsvindt.

Onderzoek en conclusie
Het initiatief voorziet in de sanering van een intensief agrarisch bedrijf en de realisatie van twee nieuwe woningen met inpandige bijgebouwen. De bebouwing neemt daardoor aanzienlijk af. Ook wordt het gebruik minder intensief door de sanering van het agrarische bedrijf. De landschappelijke inpassing zorgt voor een versterking van het landschap en tevens voor de gewenste schaduw voor de nieuwe bewoners. De woningen worden gasloos gerealiseerd en dragen daardoor bij aan de energietransitie. De afname van verharding en infiltratie van het hemelwater in de bodem zorgt voor het tegenaan van verdroging. Het plan draagt daarmee op verschillende aspecten bij aan de doelstellingen van de provincie op het gebied van klimaatadaptatie.

Voor het overige staan in de Omgevingsverordening geen specifieke regels die de ontwikkeling beïnvloeden.

3.3.3 Cultuur en Erfgoed 2017-2020 Beleef het mee!

Gelderland is rijk aan cultuur en erfgoed: onder andere musea, theater, dans, festivals, monumenten, archeologie en het historische landschap. Het stimuleren van toegankelijkheid van cultuur en erfgoed voor de inwoners van Gelderland is een belangrijke provinciale kerntaak. Vanuit het programma Cultuur en Erfgoed worden verbindingen gezocht met overige provinciale kerntaken en de gebiedsopgaven. De duidelijkste verbindingen liggen bij de programma's Leefbaarheid, SteenGoed Benutten, Energietransitie, Gebiedsopgaven en Toerisme en Recreatie.

Inwoners en bezoekers van Gelderland moeten de mogelijkheid hebben om cultuur en erfgoed te beleven en ervan te genieten. De provincie faciliteert dat hiertoe in alle regio's initiatieven ontplooid kunnen worden. Versterking van de regionale identiteit door middel van cultuur en erfgoed is hierbij het uitgangspunt. De provincie wil hierbij een verbindende en inspirerende rol vervullen, en investeren in de verdere ontwikkeling van kennis en onderzoek. Ondernemerschap en innovatie van de culturele sector worden gestimuleerd.

Erfgoed ontwikkelen en beleven
Erfgoed is om te beleven en om van te genieten. Toeristen en inwoners genieten van kastelen, historische steden en oude bossen. Erfgoed ontleent zijn bestaansrecht aan de waardering van mensen. Er is een onderscheid tussen materieel en immaterieel erfgoed. Materieel erfgoed bestaat uit historische bebouwing, historisch landschap en archeologie. Immaterieel erfgoed bestaat uit verhalen, tradities, gewoonten en gebruiken. Op het gebied van materieel erfgoed worden drie hoofddoelen onderscheiden.

A. Versterken van de functionaliteit van erfgoed.
Dit doet de provincie door het stimuleren van restauratie en herbestemming van monumenten en het tegengaan van leegstand. Extra aandacht is er voor duurzaamheid van monumenten door het stimuleren van energiebesparende maatregelen, en het ondersteunen van initiatieven die bijdragen aan duurzaam onderhoud van groen erfgoed.

B. Verbeteren van de uitvoeringskwaliteit door samenwerking in het erfgoednetwerk.
Bundeling van kennis en capaciteit bij het uitvoeren van restauraties, het opstellen van uitvoeringsvoorschriften en een kwaliteitsborgingssysteem de zogenaamde Gelderse Voet en de Groene Voet voor erfgoedhoveniers, en voorzetten van het beleid op het gebied van regioarcheologie.

C.Stimulering van innovatie en nieuwe ontwikkelingen.
Samen met de erfgoedsector wordt gewerkt aan de onderwerpen: klimaat en duurzaamheid, kennis en innovatie in de praktijk, nieuwe opgaven (bijv. leegstand van monumentaal vastgoed), toegankelijk maken van cultuurhistorische en archeologische waardenkaarten en een kennisagenda Archeologie van Gelderland.

Onderzoek en conclusie
Het initiatief voorziet in de sanering van een intensief agrasich bedrijf (varkenshouderij), de realisatie van twee nieuwe woningen met inpandige bijgebouwen en het splitsen van de (voormalige) bedrijfswoning in twee woningen. In paragraaf 6.10 van de ruimtelijke onderbouwing wordt nader ingegaan op de aanwezige cultuurhistorie in het ontwikkelingsgebied. De de voormalige bedrijfswoning is geïnventariseerd als cultuurhistorisch waardevol. De ontwikkeling heeft geen invloed op dit cultuurhistorisch waardevolle pand.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionale structuurvisie Achterhoek 2012

Op 26 april 2012 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012 vastgesteld. Dit is een actualisatie van de Regionale structuurvisie uit 2004. Als basis voor ruimtelijk beleid zijn er een aantal speerpunten voor de regio benoemd. Dat zijn:

  • a. omgaan met de krimp;
  • b. externe relaties;
  • c. veranderingen in het landelijk gebied;
  • d. overstap naar duurzame energie.

De kern Doetinchem bevindt zich op basis van deze structuurvisie in de dragerzone, waar naast normale ontwikkelingsruimte ruimte wordt geboden aan ontwikkelingen met grote ruimtelijke effecten (bv. door schaal, omvangof verkeersaantrekkend effect). Doetinchem speelt een belangrijke rol in deze dragerzone. Het stedelijk voorzieningenniveau van de stad kan verder worden uitgebreid ter versterking van de zelfstandigheid van de regio. De kernen en regionale bedrijventerreinen in de 'dragerzone' moeten relatief grootschalige ontwikkelingen opvangen, maar kunnen toch niet onbeperkt groeien. Om ook in de 'dragerzone' de maat en schaal van de Achterhoek te behouden worden deze gebieden begrensd, onder andere op basis van de schaal en de lokale identiteit van de kern en de nabijgelegen kwaliteiten vanuit landschap, natuur en water.

Onderzoek en conclusie
De Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012 is opgesteld vanuit een andere context dan waar op dit moment sprake van is. Daarmee is deze visie deels achterhaald door de tijd en de ontwikkelingen. Van bevolkingskrimp is geen sprake meer, maar er dient gebouwd te worden naar behoefte. De ontwikkeling van 2 nieuwe woningen en het splitsen van de bestaande (voomalige) bedrijfswoning die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, geeft invulling aan die behoefte (zie 3.5.4). Daarnaast is ruim aandacht voor duurzaamheid in de brede zin van het woord (energie, klimaat, biodiversiteit). De voorliggende ontwikkeling is niet strijdig met de regionale structuurvisie Achterhoek.

3.4.2 Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025

Op 25 juni 2015 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025 vastgesteld als opvolger van de Regionale Woonvisie 2010-2020. De Regionale woonagenda schets de kaders en geeft ruimte om de inhoud mede door andere partijen te laten invullen. Daarmee verschuift de rol van de overheid van inhoudelijk bepalend naar procesbegeleidend. Kernbegrippen zijn kaders stellen, faciliteren en ruimte geven.

De in paragraaf 3.4.3 toegelichte notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek', zal de Regionalewoonagenda Achterhoek 2015-2025 voor wat betreft het kwantitatieve deel vervangen. Dit betekent concreet dat passages uit de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025 die (in relatie tot inmiddels verouderde prognoses) betrekking hebben op (de afspraken over) het aantal (netto) toe te voegen woningen tot 2025 (inclusief de in 2015 afgesproken verlaging met 10%) niet meer van toepassing zijn c.q. worden vervangen door de inhoud van de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek'. Daarmee wordt op grond van regionaal beleid ruimte geboden om woningen toe te voegen voorzover die woningen (onder andere) voorzien in een aantoonbare behoefte in plaats van dat de ruimte die er is om woningen toe te voegen een afgeleide is van een afgesproken maximaal aantal woningen (het woningcontingent).

Daarnaast is met het vaststellen van de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' de onwenselijkheid die in de Regionale Woonagenda 2015-2025 is opgenomen t.a.v. het toevoegen van extra woningen in de kleine kernen en het buitengebied, niet meer van toepassing voor nieuwe plannen. De in de Regionale Woonagenda 2015-2025 opgenomen mogelijkheid voor maatwerkoplossingen incidentele gevallen blijft onverkort van toepassing op bestaande en nieuwe plannen die betrekking hebben op het toevoegen van woningen in de kleine kernen en het buitengebied. De provincie Gelderland stelt de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' vast als wijziging van de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025 op de hiervoor genoemde passages.

Plannen die betrekking hebben op het toevoegen van nieuwe woningen in de gemeente Doetinchem en voldoen aan de lokale uitwerking van de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' c.q. de 'Woningbouwstrategie 2019', zijn daarmee ook passend binnen de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025.

3.4.3 Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek

De groei van het aantal huishoudens in de regio Achterhoek houdt langer aan dan eerder voorzien. Dit betekent dat er extra woningen moeten komen om te kunnen voorzien in de kwalitatieve behoefte die er nu en in de toekomst is. Daarom is in regionaal verband vanuit de thematafel Wonen en Vastgoed de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' opgesteld en door alle Achterhoekse gemeenteraden vastgesteld. De gemeenteraad van de gemeente Doetinchem heeft deze notitie op 26 september 2019 vastgesteld. Op basis van deze notitie wordt onder voorwaarden ruimte gegeven aan de bouw van extra woningen in de regio Achterhoek. Daarmee moeten nieuwe plannen voor het toevoegen van woningen in ieder geval worden getoetst aan de volgende drie voorwaarden/kwaliteitscriteria: de behoefte is aangetoond, voorrang voor transformatie van leegstaand vastgoed (verbouw of nieuwbouw na sloop) en inbreiding gaat voor uitbreiding. De notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteriawoningbouw Achterhoek' is door de provincie Gelderland vastgesteld als wijziging op een aantal passages van de Regionale woonagenda Achterhoek 2015-2025. Tegelijkertijd heeft de gemeenteraad van de gemeente Doetinchem, conform en met in achtneming van de inhoud van de notitie, het college van burgermeester en wethouders opdracht gegeven om de notitie 'Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek' nader uit te werken voor de gemeente Doetinchem. Deze nadere uitwerking is noodzakelijk om daadwerkelijk medewerking te kunnen verlenen aan plannen voor het toevoegen van nieuwe woningen in de gemeente Doetinchem. Deze nadere (lokale) uitwerking is vastgelegd in de 'Woningbouwstrategie 2019' (zie 3.5.4).

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Structuurvisie Doetinchem 2035

Op 26 september 2013 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de Structuurvisie Doetinchem 2035 vastgesteld. Deze structuurvisie schetst een beeld van de huidige ruimtelijke situatie en gaat zowel in op de kwaliteiten als op onderdelen waar verbeteringen denkbaar zijn. Er worden ruimtelijke kaders geschetst waarbinnen de gemeente Doetinchem de komende jaren wil werken. Daarbij gelden vier thema's:

  • 1. beherend ontwikkelen van stad en land;
  • 2. kwaliteit en beleving;
  • 3. economische kansen;
  • 4. Doetinchem en haar omgving.

Zie verder paragraaf 5.3.1 van de ruimtelijke onderbouwing.

Onderzoek en conclusie
De Structuurvisie Doetinchem 2035 van de gemeente bevat geen specifieke voorwaarden voor de ontwikkeling van het plangebied. Wel draagt de sanering van een intensief agrarsich bedrijf en de realisatie van twee woningen inclusief de beoogde landschappelijke inpassing bij aan een ruimtelijke verbetering en beleving van het gebied.

3.5.2 Doetinchem Natuurlijk Duurzaam

Op 18 februari 2016 heeft de gemeenteraad het koersdocument 'Doetinchem Natuurlijk Duurzaam' vastgesteld. In het koersdocument staat beschreven wat duurzaamheid voor Doetinchem betekent, welke middelen de gemeente inzet en welke doelen de gemeente heeft om de duurzaamheidsambities te behalen. Duurzaamheid is een heel breed begrip. Voor Doetinchem komt duurzaamheid terug op de beleidsvelden energie, natuur, klimaat, circulaire economie, mobiliteit en duurzame producten en diensten. De gemeente zet zichzelf in als verbinder die andere partijen ondersteunt en enthousiasmeert bij hun duurzame initiatieven.

Met het koersdocument legt de gemeente de focus voornamelijk op het terrein van energie. Op dit terrein kan de gemeente grote 'winsten' behalen. Doetinchem wil, samen met de andere Achterhoekse gemeenten, in 2030 energieneutraal zijn. Dit doet de gemeente door zowel energie te besparen als schone energie op te wekken. De gemeente ziet het als taak om deze energietransitie te faciliteren en te stimuleren. Daarbij wil de gemeente het goede voorbeeld geven en de te banen wegen vrijmaken.Wat betreft de energiebesparing richten de gemeente zich voornamelijk op de bestaande woningvoorraad en het bedrijfsleven. De gemeente informeert en zorgt voor subsidieregelingen of leningen. Wat betreft energieopwekking zijn zon, biomassa en ook wind kansrijke duurzame energiebronnen. In theorie kan elk gebouw voorzien in zijn eigen duurzame energieopwekking. Daar waar dit niet mogelijk is bieden collectieve duurzame energievoorzieningen het alternatief.

Onderzoek en conclusie
In voorliggend bestemmingsplan wordt waar mogelijk rekening gehouden met voornoemde doelstellingen en ambities. Zo is het toegestaan om op de daken van de gebouwen zonnepanelen en - collectoren te plaatsen. Dit kan vergunningvrij als rekening wordt gehouden met de bijbehorende randvoorwaarden. Het plaatsen van zonnepanelen en -collertoren op monumenten is niet vergunningvrij. Het realiseren van zonnepanelen op de grond is alleen toegestaan als er een omgevingsvergunning is aangevraagd. De gedachtegang is dat eerst het dak wordt gebruikt om zonnepanelen te realiseren en dat daarna eventueel nog zonnepanelen tot maximaal 100 m2 op de grond gerealiseerd worden. De hoogte mag maximaal 1,5 meter zijn en de zonnepanelen moeten landschappelijk worden ingepast. Daarnaast worden de nieuw te bouwen woningen 'gasloos' uitgevoerd.

3.5.3 Duurzame energieopwekking in Doetinchem

Op 25 april 2019 heeft de gemeenteraad het beleidskader 'Duurzame energieopwekking in Doetinchem' vastgesteld. Met dit beleidskader is helder hoe de gemeente initiatieven voor duurzame energieopwekking in behandeling wil nemen. Het biedt inwoners de mogelijkheid om mee te doen en mee te beslissen bij projecten voor duurzame energieopwekking in hun buurt. Daarnaast geeft het initiatiefnemers een handelingsperspectief waarmee zij projecten voor duurzame energieopwekking tot ontwikkeling kunnen brengen in Doetinchem.

De doelstelling van het beleidskader is drieledig:
1. Het beleidskader heeft als doel ruimte te bieden voor duurzame energieopwekkingsinitiatieven.
Tot de vaststelling van het beleidskader werden initiatieven voor energieopwekking welke afwijken van het bestemmingsplan, door gebrek aan beleid, niet in behandeling genomen. Het beleidskader heeft hier verandering in gebracht. Door het beleidskader is de gemeente in staat om initiatieven te 'toetsen' op hun inpasbaarheid binnen Doetinchem.

2. De ruimtelijke kwaliteit van het grondgebied waarborgen en waar mogelijk versterken.
Bronnen voor duurzame energieopwekking nemen ruimte in beslag. Afhankelijk van de beschikbare ruimte, het soort bron en de ruimtelijke impact die het heeft, is de benodigde ruimte en impact van het initiatief kleiner of groter. Met het beleidskader worden richtlijnen gegeven voor 'inpassing' van initiatieven met een grote ruimtelijke impact.

3. Ten derde is het doel dat grootschalige initiatieven met een zo groot mogelijke maatschappelijke betrokkenheid tot stand komen.
Initiatiefnemers voor ontwikkeling van bronnen van duurzame energieopwekking beogen over het algemeen een zo groot mogelijk rendement. Deze rendementen keren over het algemeen niet terug in het gebied. De omgeving van zo'n project ervaart daardoor vaak alleen de lasten (als visuele hinder, geluidhinder, enz.) en niet de lusten. Met het beleidskader wordt juist lokaal initiatief en eigenaarschap gestimuleerd. Daarnaast wordt beoogd dat initiatiefnemers van buiten de gemeente aangezet worden tot het betrekken van omwonenden in het totale proces van idee tot exploitatie. Dit alles om de betrokkenheid te vergroten en de omgeving mee te laten profiteren van de voordelen die ook ontstaan.

In het beleidskader staan richtlijnen en randvoorwaarden, waar en onder welke voorwaarden de duurzame energiebronnen in de gemeente tot stand mogen komen. De drie belangrijkste uitgangspunten zijn:

  • Alle bronnen en vormen van duurzame energieopwekking zijn nodig.
  • Initiatieven voor grootschalige duurzame energieopwekking worden samen met de omgeving en belanghebbenden vormgegeven.
  • Initiatieven voor grootschalige duurzame energieopwekking worden landschappelijk ingepast.

Onderzoek en conclusie
Van grootschalige initiatieven gericht op de opwek van duurzame energie is geen sprake en wordt met voorliggend bestemmingsplan dus ook niet mogelijk gemaakt. De nieuwe woningen worden volgens de geldende BENG-normen bijna energie neutraal gerealiseerd. Daarmee draagt het plan bij aan de duurzaamheidsambities van de gemeente.

3.5.4 Woningbouwstrategie 2019

Op 28 november 2019 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de 'Woningbouwstrategie 2019' vastgesteld. De Woningbouwstrategie 2019 biedt ruimte om, onder bepaalde voorwaarden, nieuwe woningen te realiseren die aansluiten bij de vraag om in gemeente Doetinchem te wonen. De afgelopen jaren waren er, vanwege afspraken binnen de Achterhoek, beperkte mogelijkheden om nieuwe woningen te realiseren. Naar aanleiding van recente onderzoeken, en signalen vanuit de samenleving, hebben Achterhoekse gemeenten nu meer ruimte om medewerking te verlenen aan het realiseren van nieuwe woningen die aansluiten bij de behoefte.

In de Woningbouwstrategie 2019 is opgenomen onder welke voorwaarden nieuwe woningen in de gemeente Doetinchem gerealiseerd mogen worden. Ingediende plannen van particulieren, ontwikkelaars en gemeente Doetinchem zelf worden op basis van de Woningbouwstrategie 2019 beoordeeld. In de Woningbouwstrategie 2019 staat (samengevat) dat:

  • de behoefte voor de nieuwe woning(en) moet zijn aangetoond;
  • de nieuwe woning(en) in principe binnen de bebouwde kom wordt gerealiseerd;
  • met het realiseren van de woning(en) de kwaliteit van de omgeving verbetert (bijvoorbeeld doordat een leegstaand en/of vervallen pand wordt omgebouwd naar woningen).

Behoefte woningen in het buitengebied
Aangezien inbreiden voor uitbreiden gaat, kunnen nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied niet zonder meer worden gehonoreerd. Maar ook in het buitengebied kan zich de situatie voordoen, dat de realisatie van één of enkele woningen voordelen op andere gebieden met zich meebrengt, die pleiten voor medewerking. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om het saneren van asbest, het realiseren van milieu- en natuurdoelen, het versterken van landschappelijke of cultuurhistorische waarden en het voorkomen van oneigenlijk gebruik. In alle gevallen is maatwerk nodig en zal met de provincie moeten worden overlegd over het verlaten van het inbreidingsprincipe. Het criterium, dat de behoefte aan de nieuwe woningen moet worden aangetoond, blijft onverkort van kracht. Er is veel interesse in de beoogde woningen. Er is dan ook de verwachting dat de woningen na afronding van de planologische procedure op korte termijn worden verkocht en gerealiseerd. Het initiatief draagt bij aan de gewenste doorstroming op de woningmarkt.

Onderzoek en conclusie
De voorliggende ontwikkeling zorgt voor de sloop van agrarische bebouwing en de realisatie van twee woningen. De woningen worden zorgvuldig landschappelijk ingepast. De kaders voor medewerking aan de realisatie van woningen in het buitengebied zijn vastgelegd in de notitie ‘Wonen landelijk gebied gemeente Doetinchem’ zoals nader beschreven in paragraaf 3.5.6.

3.5.5 Lokale woonagenda gemeente Doetinchem 2016-2025

De lokale woonagenda gemeente Doetinchem is een actuele lokale uitwerking van de Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025. Met de lokale woonagenda gemeente Doetinchem wordt een basis gevormd voor het maken van prestatieafspraken met woningbouwcorporaties. Het biedt een basis voor de beoordeling van initiatieven die raakvlakken kennen met de onderwerpen die in deze lokale woonagenda worden behandeld met de daarbij behorende ambities en doelstellingen. De onderwerpen hebben betrekking op de ontwikkeling van de woningmarkt en woningvoorraad, de nieuwbouw tot 2025, de kwaliteit en energiezuinigheid van de woningvoorraad, de leefbaarheid,wonen met zorg en ouderenhuisvesting en de betaalbaarheid, bereikbaarheid en beschikbaarheid van woningen. De gemeente wil in ieder geval dat iedereen die in de gemeente Doetinchem een woning wil kopen of huren, binnen afzienbare tijd een woning kan vinden die past bij zijn of haar financiële situatie.

Onderzoek en conclusie
De context waarbinnen de lokale woonagenda gemeente Doetinchem 2016-2025 is opgesteld, is sindsdien aan verandering onderheving geweest. Met name de vraag naar woningen en daarmee de druk op de woningmarkt is sterk toegenomen. Dit is ook de reden geweest dat, na het opstellen van de lokale woonagenda, het regionale beleid (kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achtehroek) en gemeentelijk beleid (Woningbouwstrategie 2019) is gewijzigd voor wat betreft het aantal toe te voegen woningen. In kwalitatieve zin sluit het toevoegen van de twee woningen en het splitsen van de bestaande (voormalige) bedrijfswoning bij aan de lokale woonagenda. Er worden duurzame (gasloos), energiezuinige (in ieder geval BENG) woningen toegevoegd.

3.5.6 Notitie Wonen landelijk gebied

De raad van de gemeente Doetinchem heeft op 17 december 2020 de notitie 'Wonen Landelijk gebied gemeente Doetinchem' vastgesteld. In dit beleidskader is o.a. de gemeentelijke visie op sloop/hergebruik/behoud van vrijkomende agrarische bebouwing en de voorwaarden voor woningsplitsing nader uitegwerkt. Zie voor een nadere toelichting paragraaf 5.3.3 van de ruimtelijke onderbouwing (Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Mussenhorstweg 2 Wehl).

3.5.7 Gemeente Rioleringsplan 2016-2020

Het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 vormt de basis voor de omgang met water in het algemeen en het rioleringsstelsel in het bijzonder.

Met betrekking tot de ruimtelijke ordening en het stedelijk gebied zijn de volgende gids principes voor integraal waterbeheer van belang:

  • het toepassen van de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren;
  • water van schoon naar minder schoon laten stromen (geen afwenteling);
  • met water de identiteit van een plek zichtbaar maken;
  • een goede communicatie opzetten (intern en extern);
  • water als mede-ordenend principe toepassen bij ruimtelijke plannen;
  • samenwerken en afstemmen;
  • balans in watersysteem en waterketen.

Door het toepassen van deze principes wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een robuust, veerkrachtig en gezond watersysteem binnen de gemeentegrenzen, gecombineerd met een aantrekkelijke woonomgeving met optimale belevings- en gebruiksmogelijkheden van het water. Er is een goede samenwerking en afstemming tussen alle bij het waterbeheer betrokken partijen, en er vindt geen bestuurlijke, financiële of ruimtelijke afwenteling plaats. Dit is het algemene streefbeeld voor 2030.

In het Gemeentelijk Rioleringsplan wordt het algemene streefbeeld per functie en thema nader uitgewerkt. In paragraaf 6.9 Water van de ruimtelijke onderbouwing (Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Mussenhorstweg 2 Wehl) wordt nader op het aspect water ingegaan. Dit bestemmingsplan sluit aan op het gestelde in het Gemeentelijk Rioleringsplan.

3.5.8 Parkeervisie 2017-2020

Op 8 juni 2017 heeft de gemeenteraad de 'Parkeervisie Gemeente Doetinchem 2017-2020' en de 'Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem' vastgesteld. De gemeente biedt voor haar eigen inwoners enbezoekers een aantrekkelijke binnenstad waarbij bereikbaarheid en parkerenbelangrijke pijlers zijn. Het parkeren biedtin en rond de binnenstad van Doetinchem, in de kernen van Wehl en Gaanderen en in woongebieden en buitengebiedondersteuning aan de daar aanwezige functies (zoals: wonen, winkelen, werken en recreëren). Zie verder 6.11 van de ruimtelijke onderbouwing (Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Mussenhorstweg 2 Wehl).

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

In de ruimtelijke onderbouwing is de haalbaarheid van de beoogde ontwikkeling van het plangebied onderbouwd. Verwezen wordt naar hoofdstuk 6 van de ruimtelijke onderbouwing (Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Mussenhorstweg 2 Wehl). In dit hoofdstuk zijn ook de uitkomsten en conclusies terug te vinden van de diverse onderzoeken die zijn uitgevoerd. Mede op basis daarvan is te concluderen dat de beoogde ontwikkelingen geen belemmering opleveren ten aanzien van de onderzochte milieukundige en ruimtelijke aandachtspunten (milieueffectrapportage, bodem, akoestiek, lucht, externe veiligheid, milieuzonering, flora en fauna, water, archeologie & cultuurhistorie en verkeer & parkeren).

4.1 Waterbeheerprogramma 2022-2027

Het waterschap Rijn en IJssel brengt in het waterbeheerprogramma 2022-2027 (d.d. 13 januari 2022) tot uitdrukking hoe zijn haar rol in de omgeving ziet als doorvertaling van de Watervisie 2030. In het waterbeheerprogramma 2022-2027 zijn de contouren van de ambities van het waterschap Rijn en IJssel opgenomen om daar samen met partners invulling aan te gaan geven. Daarmee wordt duidelijk welke richting en positie het waterschap inneemt om beleidsdoelen na te streven en op welke manier de daadwerkelijke uitvoering plaatsvindt.

De werkzaamheden, bovenop de wettelijke taken van het waterschap, zijn gevat in 4 thema's:

  • Klimaatrobuust gebied: gericht op het jaarrond bereiken van een optimale balans tussen te nat en te droog en tegelijkertijd inwoners, bedrijven en medeoverheden voldoende weerbaar zijn tegen de onvermijdelijke gevolgen van extreem weer.
  • Veilig gebied: gericht op de bescherming tegen hoog water als randvoorwaarde om veilig te kunnen wonen en werken.
  • Circulaire economie en energietransitie: gericht op het zoveel mogelijk bijdragen aan het beperken van klimaatverandering door grondstofbehoefte te beperken en emissie van broeikasgassen te verminderen.
  • Gezonde leefomgeving: gericht op het zorgen voor een schoon en gezond watersysteem voor mens en natuur, waarbij het water geschikt is voor verschillende maatschappelijke functies en geen risico's op levert voor de volksgezondheid.

Onderzoek en conclusie

Het plangebied bevindt zich niet in een gebied waarvoor het waterschap Rijn en IJssel opgaven heeft geformuleerd ter uitvoering in de periode 2022-2027. Daarnaast staan voor het plangebied van voorliggend bestemmingsplan geen specifieke doelstellingen beschreven.

4.2 Watertoets

In H6 van de de ruimtelijke onderbouwing (Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Mussenhorstweg 2 Wehl) is een paragraaf opgenomen over de watertoets (paragraaf 6.9.4). De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. Voor het thema 'Inrichting en beheer' is met betrekking tot dit bestemmingsplan aangegeven dat het plan zich in de nabijheid bevindt van wateren die in eigendom en beheer zijn bij het waterschap. Dit thema is volgens het waterschap Rijn en IJssel onvoldoende uitgewerkt in de watertoets. Deze opmerking is als vooroverlegreactie op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening door het waterschap ingebracht. Als aanvulling hierop is opgenomen dat bij de aanleg en het beheer van de landschappelijke inpassing van het plangebied rekening moet worden gehouden met de beschermingszone van de nabijgelegen watergang. De geplande landschappelijke inpassing is nog op voldoende afstand gelegen van de watergang, maar zou van invloed kunnen zijn op deze watergang.

4.3 Milieueffectrapportage - (vormvrije) m.e.r.-(beoordelings)plicht

Paragraaf 6.2 van de ruimtelijke onderbouwing (Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Mussenhorstweg 2 Wehl) geeft een beschrijving over de noodzaak van het (laten) opstellen van een milieueffectrapportage of (vromvrije) m.e.r.-(beoordelings)plicht. deze paragrafa dient te wordne aangevuld met onderstaande conclusie.

Conclusie
Het plan betreft de realisatie van twee woningen. De activiteit 'woningbouw' valt in het Besluit m.e.r. onder de activiteit stedelijk ontwikkelingsproject van de D-lijst van het Besluit m.e.r. (categorie 11.2) en wordt niet als activiteit genoemd in de C-lijst. De drempelwaarde qua aantallen woningen voor categorie 11.2 wordt niet overschreden (drempelwaarde is een aaneengesloten gebied van 2000 woningen of meer). Ook zijn significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden op voorhand uit te sluiten (op grond waarvan een Passende Beoordeling opgesteld moet worden). Meer informatie hierover is opgenomen in paragraaf 6.8. Een directe m.e.r.-plicht is daarom niet van toepassing.

Er kan worden volstaan met het uitvoeren een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'. In het kader van voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft een beoordeling aan verschillende ruimtelijke thema’s plaatsgevonden en hieruit blijkt dat het project slechts beperkte milieueffecten heeft.

Het bevoegd gezag kan op basis hiervan worden voorgesteld om te besluiten dat een verdere m.e.r.-procedure niet aan de orde is.

Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen

Met dit bestemmingsplan wordt de huidige bestemming 'Agrarisch' omgezet naar de bestemming 'Wonen'. Hiermee wordt de bouw van twee nieuwe woningen en het splitsing van de voormalige bedrijfswoning naar twee woningen mogelijk gemaakt. Duidelijk is voor welke doeleinden de gronden en de gebouwen mogen worden gebruikt en wat er in de nieuwe bebouwing wordt toegestaan. Dit biedt rechtszekerheid aan de burger.

Het plan moet flexibiliteit bieden om op kleine ontwikkelingen in te kunnen spelen. Voor een deel is dat direct mogelijk, voor een deel met de in het plan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Daarmee kunnen (relatief kleinschalige) ontwikkelingen planologisch worden geregeld.

In de volgende paragraven worden de regels toeglicht. De regels bestaan uit de volgende onderdelen:

  • hoofdstuk 1: Inleidende regels;
  • hoofdstuk 2: Bestemmingsregels;
  • hoofdstuk 3: Algemene regels;
  • hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.

5.1 Inleidende regels

De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). Hiermee is planspecifiek vastgelegd wat bedoeld wordt en hoe gemeten moet worden. Als een begrip niet omschreven is, dan geldt de algemeen gangbare uitleg van het begrip.

5.2 Bestemmingsregels

In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, in overeenstemming met de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen(2012), in beginsel opgebouwd uit:

  • een bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en detoegelaten bijbehorende bebouwing;
  • de bouwregels: deze bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.
5.2.1 Agrarisch

De bestemming 'Agrarisch' is toegekend aan de omliggende gronden die buiten het plangebied liggen. Op deze gronden is eenvoudig agrarisch gebruik toegestaan zonder bebouwingsmogelijkheden voor gebouwen. Er is dus geen agrarisch bouwvlak (meer) aanwezig binnen dit bestemmingsvlak. Met de regels is dus het huidige gebruik van deze gronden vastgelegd. Regels die elders in het landelijk gebied van de gemeente ook gelden voor agrarische gronden, zijn ook in dit bestemmingsplan opgenomen. Bijvoorbeeld een afwijking voor terreinafscheiding en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Deze regels staan zowel in de beheersverordening 'Landelijk gebied - 2020, reparatie 2022' (vastgesteld door de raad op 7 juli 2022) als in de beleidsregel 'Planologisch kader voor het landelijk gebied - 2021' (vastgesteld door de raad op 8 juli 2021). De landschappelijke inpassing, die nog gerealiseerd moet worden, ligt deels op deze gronden. Dit past ook in de agrarische bestemming.

5.2.2 Wonen

De bestemming Wonen omvat alle percelen waarop woningen en bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten.

De hoofdgebouwen moet binnen het hoofdfunctievlak worden gebouwd. De inhoud van de woning is 750 m3, tenzij de bestaande inhoud al meer is of op de plankaart de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gesplitst' is opgenomen. Het kan ook zijn, dat de afwijkende inhoud onder de 'bestaande maten-regeling' valt. Woningen die gesplitst zijn, zijn specifiek aangeduid.

Bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan binnen de bestemming 'Wonen' en het daarin gelegen bouwvlak, voor zover aanwezig. Zij moeten op minimaal 1 meter achter de voorgevel van de bestaande woning worden gebouwd. De toegestane oppervlakte bedraagt maximaal 100 m2. Bij de nieuwe woningen mogen bijbehorende bouwwerken alleen in het hoofdgebouw gerealiseerd worden. Dit is op de verbeelding aangegeven met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - inpandige bijgebouwen'. Op het gezamenlijk binnenerf zijn geen bijgebouwen toegestaan, met uitzondering van het bestaande bijgebouw. Deze is ook als zodanig aangeduid.

Het komt ook voor dat de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - inpandige bijgebouwen' aanwezig is. Bij deze woningen zijn de regels zo dat deze bijbehorende bouwwerken zowel op de begane grond als op de verdieping mogen komen en dat deze per bouwlaag meegeteld moeten worden voor de maximaal toegestane oppervlakte bijbehorende bouwwerken. De inhoud van inpandige bijbehorende bouwwerken telt niet mee bij de maximale toegestane inhoud van de woning. In de begrippenlijst is gedefinieerd wat onder 'inpandig bijbehorend bouwwerk' wordt verstaan.

Op gronden met bestemming Wonen is de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf dan wel een vrij beroep toegestaan. Voorwaarde daarvoor is dat de woonfunctie in alle gevallen de hoofdfunctie binnen de hoofdfunctie blijft. In beperkte mate mag bij de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf ook detailhandel plaatsvinden. Overige detailhandel is binnen de bestemming Wonen nadrukkelijk uitgesloten.

Afwijkende regeling voor bepaling oppervlakte bedrijf of beroep aan huis
Uitgangspunt is dat 40% van het vloeroppervlakte van de woning én de bijbehorende bouwwerken van de woning voor een aan huis gebonden bedrijf en/of beroep gebruikt mag worden. In het landelijk gebied komen vaak situaties voor dat bij een woning veel meer bijbehorende bouwwerken staan dan in de basis bij een woning is toegestaan (100 m2). Als we de algemene regel zouden aanhouden dan leidt dit tot ongewenst grote bedrijven 'aan huis' in het landelijk gebied. Het is daarom gewenst om vast te leggen dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning met daarbij maximaal 100 m2 van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken voor een bedrijf gebruikt mag worden. Aanwezige bijbehorende bouwwerken die de grens van 100 m2 overschrijden tellen hierdoor niet mee bij de bepaling van de 40% van de vloeroppervlakte voor het aan huis gebonden bedrijf of beroep. Dit is in lijn met het Planologisch beleid.

In de specifieke gebruiksregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om te verzekeren dat het perceel binnen 1 jaar van het in gebruik nemen van de gronden overeenkomstig de bestemming 'Wonen', de landschappleijke inrichting is gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden overeenkomstig het landschappelijke inpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 7 bij de regels (Bijlage 7 Landschappelijke inpassing Mussenhortsweg 2).

5.2.3 Waarde- Archeologische verwachting 4

Deze dubbelhoofdfuncties ter bescherming van de archeologie zijn opgenomen in overeenstemming met het gemeentelijke archeologiebeleid en met name de herziene archeologische beleidskaart. Daarop zijn de archeologische waardevolle gebieden en archeologische verwachtingszones aangegeven. Afhankelijk van de (verwachtings)waarde in een (deel)gebied is het beschermingsregime meer of minder streng. De bescherming van de archeologische waarden is in de Beheersverordening 'Landelijk gebied - 2020, reparatie 2022' vertaald in verschillende archeologische dubbelhoofdfuncties.

5.2.4 Uitgaan van waarde die past bij onderliggende verwachtingszone

Met de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone wordt bedoeld, dat de verwachtingszone bepaalt wanneer er een archeologische onderzoekverplichting geldt:

  • in een hoge verwachtingszone geldt dat onderzoek moet worden uitgevoerd bij een ingreep dieper dan 30cm – Maaiveld, en een plangebied groter dan 250 m2,
  • bij een middelmatige verwachtingszone moet onderzoek worden uitgevoerd bij 30 cm beneden Maaiveld en een plangebied groter dan 1000 m2,
  • bij een lage verwachtingszone bij 30 cm beneden maaiveld, en een plangebied groter dan 5000 m2.

Dus als de ene helft van het bouwperceel in een hoge verwachtingszone ligt, en de andere helft in een zone met een lage verwachting, dan moet apart bekeken en beoordeeld worden of er een onderzoekverplichting geldt voor het bouwperceel. En dat kan anders uitpakken dan wanneer voor het hele bouwperceel de meest strenge regel geldt.

Als voorbeeld: als slechts 150 m2 van het bouwplan in de hoge zone ligt, en 500 m2 in de lage zone, dan hoeft er geen onderzoek te worden uitgevoerd. Het bouwplan in zijn geheel beslaat echter 650 m2 en als je hierbij de meest strenge regel toepast (= de regel uit de hoge verwachtingszone) dan moet je wel onderzoek uitvoeren. In dit plangebied komt de archeologische dubbelhoofdfunctie 'Waarde - Archeologische verwachting 4' voor, wat betekent dat het ligt in een hoge verwachtingszone en dat een archeologisch onderzoek moet worden gedaan bij een ingreep dieper dan 30 cm - maaiveld en een oppervlakte groter dan 250 m2.

Voor het gebied waar de woningen zijn geprojecteerd is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Er zijn geen archeologische vondsten gedaan, waardoor op dit deel de dubbelhoofdfunctie 'Waarde - Archeologische verwachting 4' is komen te vervallen. Voor het overige deel van het plangebied geldt deze dubbelhoofdfunctie nog wel.

5.2.5 Referentiekader nadere eisen- en afwijkingsbevoegdheden

Een aantal planregels geven burgemeester en wethouders dan wel het bevoegd gezag de bevoegdheid om nadere eisen te stellen respectievelijk een afwijking te verlenen als bedoeld in artikel 3.38, lid 4, van de Wet ruimtelijke ordening.

De nadere eisen kunnen betrekking hebben op de plaats en afmetingen van de bebouwing.

In de planregels wordt een aantal criteria voor de uitoefening van de nadere eisen-bevoegdheid gesteld, te weten:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Nadere eisen stellen is mogelijk met betrekking tot een aantal specifieke bouwregels en regels, die het gebruik in enge zin regelen. Voor zover aangegeven zijn ook hierbij bovengenoemde criteria van toepassing. In het onderstaande wordt nader uiteengezet hoe deze criteria moeten worden gehanteerd.

de woonsituatie
Ten aanzien van de binnen de hoofdfunctie toegelaten gebruiksvormen moet rekening gehouden worden met het in stand houden c.q. tot stand brengen van een redelijke daglichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

het straat- en bebouwingsbeeld
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen moet worden gestreefd naar het in stand houden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

de verkeersveiligheid
Ten aanzien van de binnen de hoofdfunctie toegelaten gebruiksvormen moet rekening worden gehouden met het in stand houden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

de sociale veiligheid
Ten aanzien van de binnen de hoofdfunctie toegelaten gebruiksvormen moet worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

de milieusituatie
Ten aanzien van de binnen een hoofdfunctie toegelaten gebruiksvormen moet rekening worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking.

de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
Ten aanzien van de binnen een hoofdfunctie toegelaten gebruiksvormen moet rekening worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, als deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

5.2.6 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze standaardbepaling heeft als doel te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realiseringvan een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- ofgebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.

Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels is onder andere omschreven wanneer er geen verbod geldt voor het overschrijden van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen voor bepaalde bouwdelen. Ook is omschreven wanneer het bevoegd gezag kan afwijken van bouw- en/of bestemmingsgrenzen.De 'bestaande matenregeling' is bedoeld voor legale bouwwerken die afwijken van de vastgestelde situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud van de bouwregels in dit bestemmingsplan. De bestaande afwijking is daarmee toegestaan. In het artikel 'Ondergronds bouwen' is aangegeven dat de opgenomen bouwregels zijn bedoeld voor bouwwerkenboven de grond.

Algemene gebruiksregels

De algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Hierbij zijn een aantal gebruiksvormen specifiek benoemd. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten. In de algemene gebruiksregels is ook benadrukt welk gebruik sowieso is toegestaan. Namelijk het opwekken van duurzame energie met behulp van zonnepanelen of andere - op grond van de bestemmingsregels geoorloofde -voorzieningen op het dak. De landschappelijke inpassing is in dit artikel vastgelegd. Het niet in stand houden van deze inpassing is hier vastgelegd als een verboden gebruik.

Algemene aanduidingsregels

In de algemene aanduidingsregels kunnen zo nodig de regels met betrekking tot één of meer gebiedsaanduidingeneen plaats krijgen. De volgende algemene aanduidingsregels komen in dit bestemmingsplan voor:Overige zone - nieuwe risicobronnen uitgeslotenIn deze zone is het verboden om nieuwe risicobronnen te vestigen. Met een afwijkingsbevoegdheid is vestiging ondervoorwaarden wel mogelijk. Zie paragraaf 4.6 voor meer informatie.Overige zone - reliëfHet plangebied is gelegen in een groter gebied waar hoogteverschillen in het landschap kenmerkend zijn. Dit is metdeze aanduiding beschermt. Bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zijn in dit artikel voorzienvan een omgevingsvergunning, zodat het reliëf beschermt is.

Algemene afwijkings- en wijzigingsregels

De algemene afwijkingsregel voorziet in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regelsvan het bestemmingsplan. Bijvoorbeeld voor kleine bouwwerken voor nutsvoorzieningen. De in het plan opgenomen algemene wijzigingsbevoegdheden laat meer ingrijpende afwijkingen toe en wordt daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan die voor het verlenen van een afwijking van de bouw- en gebruiksregels. Voor het opwekken van kleinschalige duurzame energie is hier ook een afwijking opgenomen. Hierbij moet gedacht worden aan zonnepanelen op eigen grond. Daarnaast is ook bepaald dat deze grond in gebruik moet zijn als erf. De oppervlakte maat van 100 vierkante meter is extra t.o.v. de standaard oppervlakte van 20 vierkante meter (bouwwerken, geen gebouwen zijnde).

Overige regels

Onder overige regels zijn die regels geplaatst die niet onder een andere regel zijn te vatten.

5.2.7 Overgangs- en slotregels

In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld hoe met deze afwijking acceptabel zijn. De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een planologische wijziging dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszinsverzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°,niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid,onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

In het plan wordt voldaan aan bovenstaande voorwaarden. De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe zal de gemeente voorafgaand aan de planologische procedure met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afsluiten, waarin het kostenverhaal in voldoende mate gewaarborgd is. De kosten voor het volgen van de procedure zullen via de gemeentelijke legesverordening aan initiatiefnemer worden doorberekend.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Voor start van deze procedure zal het plan voor vooroverleg op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordeningvoorgelegd worden aan de bestuurlijke partners. In dit hoofdstuk zullen de resultaten van dit vooroverleg worden behandeld. De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden niet toegevoegd aan dit hoofdstuk. Deze maken onderdeel uit van het raadsvoorstel en -besluit omtrent de vaststelling, niet van het bestemmingsplan zelf.

7.2 Inspraak

Met de omliggende buren is het voorliggende bouwplan besproken en er zijn geen bezwaren geuit. Zie bijlage 3 (Bijlage 3 Overleg buurtbewoners), behorende bij de ruimtelijke onderbouwing. De ruimtelijke onderbouwing is als bijlage 1 bij de Toelichting gevoegd.

7.3 Overleg

Het plan is op basis van artikel 3.1.1. Bro overlegd met de volgende instanties:

  • Provincie Gelderland;
  • Waterschap Rijn en IJssel;
  • TenneT.

Reactie provincie Gelderland
De provincie Gelderland heeft op 8 september 2022 (ingekomen op 9 september 2022) schriftelijk gereageerd op het plan. De provincie geeft aan dat er provinciale belangen een rol spelen in dit bestemmingsplan en dat deze belangen goed zijn meegewogen. Als het plan verder niet wijzigt, hoeft het ontwerpbestemmingsplan niet opnieuw aan de provincie te worden voorgelegd.

Recatie waterschap Rijn en IJssel
Het waterschap Rijn en IJssel heeft op 4 augustus 2022 per e-mail gereageerd op het bestemmingsplan. Daarbij is aangegeven dat ten noorden van het plangebied een watergang ligt die in eigendom en beheer van het waterschap is. Deze watergang ligt buiten het plangebied, maar de landschappelijk inpassing heeft mogelijk wel invloed op de watergang. Dit heeft geleid tot een aanvulling op het thema 'Inrichting en Beheer' uit de watertoetstabel. Dit is opgenomen in hoofdstuk 4 (Haalbaarheid) van deze Toelichting. Het waterschap heeft verder aangegeven betrokken te willen blijven bij het vervolg van het bestemmingsplan.

Reactie TenneT
Tennet heeft op 29 augustus 2022 via een e-mail laten weten dat dit bestemmingsplan geen invloed heeft op het functioneren van de aanwezige hoogspanningsverbinding. Deze ligt buiten de grenzen van het voorliggend plan. Wel dient er wellicht rekening te worden gehouden met de zogenaamde inicatieve zone (voorzorgprincipe).