direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oranjesingel 2-4-6-8
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0221.BPL19001HMO-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het geldende bestemmingsplan 'Molenveld en De Ooi' op 30 maart 2017 hebben de percelen aan de Oranjesingel 2,4,6 en 8 te Doesburg de bestemming 'Kantoor' waarbij bedrijfswoningen zijn toegestaan.


Het is niet uitgesloten dat de bestaande kantoren zullen wijzigen en gezien het feit dat het gaat om bedrijfswoningen, is het wenselijk de bestaande kantoorbestemming met daaraan ondergeschikt wonen te wijzigen in een woonbestemming met daaraan ondergeschikt de kantoorfunctie.


Met voorliggend plan zal deze bestemming worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen' met behoud van de huidige kantoorfunctie. Deze toelichting geeft een beeld van het plan en toetst de wijziging aan de stedenbouwkundige inpassing en aan geldende beleid, wet- en regelgeving.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied bestaat uit de percelen met onroerende zaken, staande en gelegen aan de Oranjesingel 2, 4, 6 en 8 te Doesburg, kadastraal bekend gemeente Doesburg, sectie B, nummers 3091, 3092 en 3342. In een deel van de bebouwing op de percelen zijn in de huidige situatie een aantal kantoren gevestigd. Daarnaast bestaat de bebouwing uit twee bedrijfswoningen ten dienste van de kantoorfunctie. De bebouwing grenst aan de (naoorlogse) woonwijk Molenveld. Deze wijk heeft een overwegende woonfunctie. Alleen aan randen, waaronder de Oranjesingel, zijn enkele andere functies dan wonen.


In figuur 1 hieronder is de globale ligging van het plangebied weergegeven. Voor de begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding, behorende bij dit bestemmingsplan.


afbeelding "i_NL.IMRO.0221.BPL19001HMO-VA01_0001.png"

Figuur 1: ligging plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

Aan de percelen Oranjesingel 2, 4, 6 en 8 is in het geldende bestemmingsplan Molenveld en De Ooi, vastgesteld op 30 maart 2017, de bestemming 'Kantoor' toegekend. Volgens artikel 9 van de planregels zijn de gronden bestemd voor kantoren en twee bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor- bedrijfswoning toegestaan'. Een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden e.d.


Figuur 2 hierna bevat een fragment van de plankaart en legenda van het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0221.BPL19001HMO-VA01_0002.png"  afbeelding "i_NL.IMRO.0221.BPL19001HMO-VA01_0003.png"


Figuur 2: Geldend bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Voorliggend plan voorziet in een wijziging van de bestemming naar wonen waarbij het gebruik als kantoor blijft toegestaan (afzonderlijk maximaal 150 m²).

1.4 Leeswijzer

Voorliggend plan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het plan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.


De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Het volgende hoofdstuk ('Hoofdstuk 2') beschrijft de bestaande en toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het ruimtelijke beleidskader van de verschillende overheden waaraan het plan moet voldoen. Hoofdstuk 4 bevat de milieu- en de omgevingsaspecten van het plan. In hoofdstuk 5 volgen de juridische aspecten. De toelichting besluit in Hoofdstuk 6 met de resultaten van het gevoerde overleg, inspraak en (reactie op de) zienswijzen.


Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied heeft betrekking op Oranjesingel 2, 4, 6 en 8 te Doesburg. De percelen zijn thans in gebruik voor kantoorruimten, bedrijfswoningen, parkeergelegenheid en tuin.


De percelen met huisnummers 2 en 6 worden op dit moment bedrijfsmatig bewoond. De kantoorruimte is gevestigd op Oranjesingel 4 en 8. Op deze percelen is in de huidige situatie onder meer een advocatenkantoor en een belastingadvieskantoor gevestigd. Het plangebied grenst aan de zogeheten vestinggordel van Doesburg.

2.2 Toekomstige situatie

Voorliggend plan voorziet in het juridisch - planologisch faciliteren dat op de percelen Oranjesingel 2 en 4 samen één woning is toegestaan en per perceel 150 m² kantoor. Hetzelfde geldt voor de percelen Oranjesingel 6 en 8. Ook hier is op de twee percelen één woning toegestaan en per perceel maximaal 150 m² kantoor. Alsdan wordt mogelijk gemaakt dat de huidige bewoners ter plaatse kunnen blijven wonen als de kantoren de bebouwing verlaten. Omdat het een reëel scenario is dat de huidige bewoners hun bedrijvigheid in de toekomst zullen overdragen of beëindigen, maar toch in de bebouwing willen blijven wonen, is het wenselijk de bestaande kantoorbestemming met daaraan ondergeschikt bedrijfsmatig wonen te wijzigen in een woonbestemming met kantoor.


Voor het plangebied is van belang dat de bestaande woningen binnen de bestaande bebouwing c.q. bouwvlak zijn gesitueerd en kantoorruimte daarnaast toegestaan blijft. Door deze ontwikkeling wordt het toekomstig beheer en onderhoud van de percelen geborgd en (langdurige) leegstand tegen gegaan.


Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In het geldende bestemmingsplan 'Molenveld en De Ooi' zijn uitgebreid de beleidskaders uiteengezet. Dit bestemmingsplan is inmiddels onherroepelijk vastgesteld en voldoet aan deze kaders. Hoewel ten behoeve van de planologische procedure moet de uitvoerbaarheid van het plan niet opnieuw hoeft te worden aangetoond, wordt in dit hoofdstuk toch een analyse gegeven van het relevante beleidskaders. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggend plan, worden in deze paragraaf behandeld. Gezien de geringe aard en de schaal van de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied is het relevante beleid op Europees, Rijks, en provinciaal niveau buiten beschouwing gelaten. Er is een korte samenvatting gegeven van de meest relevante aspecten uit verschillende gemeentelijke beleidsnota's, alsmede de consequenties voor het voorliggende plan.

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Structuurvisie

De gemeenteraad heeft in haar vergadering van 26 mei 2016 de 'Ruimtelijke Structuurvisie Doesburg 2030' vastgesteld. Kern van de structuurvisie is het verbeteren en verduurzamen van locaties in en om de stad Doesburg rond de thema's wonen, werken, voorzieningen en recreëren. Het doel van de structuurvisie is dan ook om vanuit de gemeente sturing te geven aan de claims die vanuit de diverse sectoren (o.a. wonen, werken en groen) worden gelegd op het Doesburgs grondgebied. De structuurvisie vormt dan ook het kader waarbinnen alle ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente worden beoordeeld en op elkaar worden afgestemd. Op termijn geldt deze als gemeentelijke Omgevingsvisie, onder het regime van de Omgevingswet.

De percelen aan de Oranjesingel 2, 4, 6 en 8 worden in de structuurvisie niet expliciet genoemd. Aangezien de locatie is gelegen binnen het bestaande woongebied, is een nadere toetsing aan het gemeentelijke beleid niet noodzakelijk.

3.2.2 Nota ruimtelijke kwaliteit

De Nota Ruimtelijke Kwaliteit Doesburg 2017 ('NRK') vormt de basis voor het kwaliteitsbeleid van de gemeente voor de publieke ruimte. Onder het regime van de Omgevingswet (na 2019) zal de NRK onderdeel uitmaken van een nog op te stellen Omgevingsplan. De NRK bevat dan de zogenaamde 'wetsinterpreterende' beleidsregels ter uitwerking van algemene normen voor uiterlijke kwaliteit, zoals opgenomen in het Omgevingsplan


Ambities voor verschillende beleidsterreinen worden in deze nota op een eenduidige en samenhangende wijze weergegeven, zoals voor:

  • welstand en architectuur;
  • monumenten, archeologie en bouwhistorie;
  • inrichting en beheer openbare ruimte;
  • landschap en stedenbouw;
  • nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.


Tegelijk met de integratie van het beleid gaat de gemeente ook de advisering over ruimtelijke kwaliteit integraal vormgeven. De gemeente benoemt één integrale Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, die welstandsadviezen uitbrengt en adviezen over wijzigingsplannen van monumenten en andere cultuurhistorisch waardevolle objecten. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit adviseert het college ook over plannen op gebied van stedenbouw, landschap, architectuur, openbare ruimte, bestemmingsplannen, ruimtelijke onderbouwingen etc. De NRK vormt het kader voor de adviezen van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.


Inrichtingsprincipes zijn per deelgebied vastgelegd. Figuur 3 geeft deze deelgebieden en de bijbehorende legenda weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0221.BPL19001HMO-VA01_0004.png"  afbeelding "i_NL.IMRO.0221.BPL19001HMO-VA01_0005.png"

Figuur 3: Deelgebieden NRK (links) en legenda (rechts) (bron: NRK)

De percelen zijn gelegen in het deelgebied 2 'Molenvelden' (blauw kader). Molenvelden is volgens de NRK de eerste grote uitbreidingswijk van Doesburg. Voor wat betreft de bestaande bebouwing is kenmerkend het stratenpatroon van Zuidelijk Molenveld dat een traditionele steden- bouwkundige opzet heeft. Korte straatjes, die samenkomen op kleine pleintjes of plantsoenen vormen de basis. De kleine schaal en het detail verdienen aandacht bij veranderingen in de bebouwing en de openbare ruimte, want het beeld is ook kwetsbaar. Uitgangspunten hierbij zijn:

  • Pleintjes en plantsoenen ontwikkelen tot pareltjes van de buurt.
  • Aandacht voor groen karakter en verblijfskwaliteit openbare ruimte.
  • Bebouwing ondersteunt het groene beeld.
  • Hagen langs voortuinen en zijtuinen.
  • Behoud karakteristieke oude woningen begin Julianastraat - Behoud eenheid in architectuur met rode bakstenen gevels.
  • Beeld van de kappen met schoorstenen en dakkapellen.
  • Samenhang bebouwingswand langs Oranjesingel


Voorliggend wijzigingsplan doet geen afbreuk aan de waarde uit de NRK. Het wijzigingsplan voorziet in het juridisch-planologisch mogelijk maken van wonen in de bestaande bebouwing. In die zin vindt er geen aanpassingen aan de buitenzijde plaats, dan wel in de openbare ruimte. Het wijzigingsplan is daarmee in overeenstemming met de NRK.

3.2.3 Cultuurhistorie

In 2006 is de kadernota 'De toekomst van ons verleden' vastgesteld. In deze nota staat de visie van de gemeente op de cultuurhistorische waarden binnen de gemeentegrenzen centraal.


Monumenten, potentiële monumenten, beeldbepalende panden en anderszins waardevolle objecten binnen het beschermd stadsgezicht zijn alle aangegeven op de Cultuurhistorische Waardenkaart die sinds september 2011 gereed is. De waarden worden aangegeven door middel van verschillende kleuren (bepaalde waarde, bepaalde kleur). Het plangebied (de bestaande bebouwing) heeft geen monumentale status.


Naast de objecten zijn ook de structuren gewaardeerd. Dit levert een waarderingskaart die in figuur 4 is weergegeven. Het plangebied ligt buiten de grenzen van de waarderingskaart, hetgeen betekent dat er, qua structuren, naar verwachting geen waarde aanwezig is. Ook vinden er geen ingrepen plaats in de openbare ruimte.


afbeelding "i_NL.IMRO.0221.BPL19001HMO-VA01_0006.png"

Figuur 4: Cultuurhistorische Waardenkaart

Uit deze afbeelding blijkt dat het plangebied grenst wel aan de bestaande waardevolle structuur van de vestingwerken en de Lage Linie.


Het gaat hier slechts om een geringe planologisch- juridische wijziging, de functies veranderen niet en er worden geen ruimtelijke ingrepen gedaan. Er zijn geen belemmeringen ten aanzien van de gewenste ontwikkelingen in het plangebied.


Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan onder meer de milieu- en omgevingsaspecten zoals geluid, bodem en hinder van bedrijven, water, externe veiligheid, archeologie en cultuurhistorie en wordt aangegeven wat hiervan de resultaten zijn.

4.2 Bodem

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (2008) dient bij elke ruimtelijke ontwikkeling aangetoond te worden dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Hiertoe is het uitvoeren van een verkennend milieukundig bodem- en grondwateronderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek moet uitwijzen of de locatie mag worden aangewend voor de gewenste ontwikkeling.


Toetsing

Voor het plangebied is van belang dat de woningen en kantoren binnen de bestaande bebouwing zijn gesitueerd en het bewoning en het gebruik als kantoor onder het huidige planologische regime reeds is toegestaan. Er worden geen nieuwe woningen toegevoegd. Het gebruik wijzigt niet en er vinden geen bodemingrepen plaats. Omdat er op het perceel ook geen verdachte activiteiten hebben gespeeld in het verleden is een bodemonderzoek niet noodzakelijk.


Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect bodem geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.

4.3 Geluid

De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat de geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de wet worden geregeld zijn industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen, geluidbelastingkaarten en actieplannen.

4.4 Milieuzonering

Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het projectgebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt. Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies, zoals wonen, is de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor het omgevingstype 'gemengd gebied' als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' aanbevolen.


In voorliggende situatie wordt geen nieuwe milieuhindergevoelige functie toegestaan. Voor het plangebied is van belang dat de woningen binnen de bestaande bebouwing zijn gesitueerd en bewoning en de kantoorfunctie onder het huidige planologische regime reeds zijn toegestaan. Geconcludeerd mag worden dat voldaan wordt aan het aspect milieuzonering.

4.5 Luchtkwaliteit

Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.


Toetsing

Voor het plangebied is van belang dat de woonbestemming binnen de bestaande bebouwing wordt gesitueerd en bewoning onder het huidige planologische regime reeds is toegestaan. De beoogde wijziging draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.


Conclusie

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied aanvaardbaar. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.6 Externe veiligheid

De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. De gemeente Doesburg beschikt over een eigen beleidsvisie externe veiligheid. Deze beleidsvisie externe veiligheid is vastgesteld op 16 augustus 2011. De gemeente streeft ernaar risicobronnen en (beperkt) kwetsbare bestemmingen zoveel mogelijk te scheiden. In de hele gemeente worden geen nieuwe risicobronnen geïntroduceerd. De komst van inrichtingen met beperkte risicobelasting op de omgeving (zogenaamde drempelwaardenlijstbedrijven) is onder voorwaarden mogelijk. In gevallen waarin de gemeente niet het bevoegd gezag is, zal zij zich inspannen om de externe veiligheidsrisico's zo beperkt mogelijk te houden. Daartoe treedt zij in overleg met de initiatiefnemer en eventueel het bevoegd gezag om dit standpunt uit te dragen.


Waar zich externe veiligheidsknelpunten voor (kunnen) doen, hebben maatregelen, die de kans op een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen verlagen, de voorkeur boven maatregelen, die het effect daarvan beperken. Verder hanteert de gemeente het principe "de veroorzaker betaalt". Dit betekent dat degene die de externe veiligheidssituatie verandert, ook betaalt en zorgt voor een veilige omgeving.


Toetsing

In onderstaande figuur 5 is een fragment van de risicokaart van de provincie Gelderland weergegeven. Hier is te zien dat zich in de omgeving van het plangebied (rood kader) geen stationaire dan wel mobiele bronnen bevinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0221.BPL19001HMO-VA01_0007.png"

Figuur 5: Fragment risicokaart Gelderland (bron: www.risicokaart.nl)

Transport gevaarlijke stoffen

Naast de beoordeling van externe veiligheid van inrichtingen, dient eveneens het transport van gevaarlijke stoffen te worden beoordeeld. De IJssel is aangewezen als zwarte vaarweg. Dit zijn binnenvaart routes waar frequent vervoer gevaarlijke stoffen over plaats vindt. In figuur 6 staan de relevante risicoparameters aangegeven.


afbeelding "i_NL.IMRO.0221.BPL19001HMO-VA01_0008.png"

Figuur 6: Risicoparameters externe veiligheid

Voor de IJssel ligt de maximale 10-6/jr contour op de oeverlijn. Wel is er sprake van een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 25 meter. Gemeenten langs rode en zwarte vaarwegen moeten rekening houden met de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen. Bij een ongeluk met een schip met brandbare vloeistoffen kan zo'n stof uitstromen en in brand vliegen (plasbrand). Dat kan in een gebied van 25 tot 40 meter langs de vaarweg tot slachtoffers leiden. Daarom zijn er langs de rode en zwarte vaarwegen zogenaamde plasbrandaandachtsgebieden (PAG) van 40 respectievelijk 25 meter vanaf de oeverlijn gedefinieerd.


De gemeente moet bij bouwplannen in die gebieden beargumenteren waarom op deze locatie wordt gebouwd. Bouwen binnen een plasbrandaandachtsgebied behoeft dus een afweging die door de gemeente wordt gemaakt op basis van de lokale situatie. Het plasbrandaandachtsgebied wordt gerekend vanaf de oeverlijn. Omdat de gehele uiterwaard kan onderlopen, geldt deze in zijn geheel als plasbrandaandachtsgebied.


Aangezien er geen sprake is van het toestaan van een nieuwe gevoelige functie en het aantal aanwezige personen niet wordt verhoogd, kan worden gesteld dat een nadere verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk is. Daarnaast is het plangebied gelegen ruim buiten het plasbrandaandachtsgebied. De Ijssel ligt dermate ver weg dat er geen veiligheidsrisico is.


N317

Bij een ongeval op de N317 kan er sprake zijn van een maximaal invloedsgebied van 230 meter. Het plangebied grenst niet direct aan het plangebied. Functioneel worden in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Risico's verbonden aan transport over weg en water vormen dan ook geen belemmering voor realisering van onderhavig plan.


Conclusie

Geconcludeerd wordt dat voor wat betreft externe veiligheid binnen het plangebied geen knelpunten aanwezig zijn. De IJssel ligt dermate ver weg, dat er geen veiligheidsrisico's zijn. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor het plan.

4.7 Water

4.7.1 Algemeen

In de Waterwet is de zorg van de waterschappen voor schoon grond- en oppervlaktewater vastgelegd. Een belangrijke richtlijn hiervoor, de Europese Kaderrichtlijn Water is door het Rijk geïmplementeerd in de Waterwet. De Waterwet wordt geïntegreerd in de Omgevingswet.


Per 1 november 2003 is het verplicht om bij ruimtelijke ingrepen de watertoets toe te passen. Deze verplichting is wettelijk geregeld in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In deze watertoets moet inzicht worden geboden in de effecten van het initiatief op de waterhuishouding. In het kader van de watertoets dient de gemeente voorafgaand aan de procedure het voornemen van de ruimtelijke ingreep aan het waterschap te verzenden. De gemeente en het waterschap kunnen afspraken maken over de wijze waarop het aspect water in het ruimtelijk plan is opgenomen. In deze waterparagraaf komen de volgende onderdelen aan bod:

  • beschrijving waterrelevant beleid;
  • bestaande waterhuishoudkundige situatie;
  • beoogde waterhuishoudkundige situatie.
4.7.2 Waterbeleid

In 2012 heeft het waterschap Rijn en IJssel de 'Watervisie 2030' opgesteld. Vanuit deze visie vult het waterschap het beleid voor de periode 2016-2021 verder in. Verbinden en samenwerken, ieder vanuit eigen verantwoordelijkheid, staat in die visie centraal. De visie is uitgewerkt in het 'Waterbeheerplan 2016-2021'.


Uit het beheerplan volgen een aantal hoofdthema's. Voor het thema 'Waterveiligheid' is bescherming tegen hoog water op de rivieren een speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema 'Voldoende water' is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "sparen -aanvoeren- adapteren". Voor de waterkwaliteit worden doelstellingen geformuleerd ter verbetering van de ecologische kwaliteit en er wordt gestreefd naar een goede specifiek benoemde kwaliteit voor een aantal categorieën water, zoals grondwater, stedelijk water en zwemwater.


De drieslag 'vasthouden, bergen en afvoeren' is gericht op het opvangen van neerslagpieken in het watersysteem. Het uitwerken van deze drieslag is maatwerk voor gebieden met een complexe verweving van natuur- en landbouwgebruik. Voor minder complexe gebieden geldt de drieslag ook, maar wordt een eenvoudige aanpak en afweging gehanteerd.


Waterschap Rijn en IJssel

Ten behoeve van de watertoets worden de ruimtelijke ontwikkelingen getoetst door Waterschap Rijn en IJssel. Deze toetsing vindt plaats aan de hand van een twaalftal thema's die van belang worden geacht voor het borgen van een gunstige waterhuishoudkundige situatie in de toekomst. Hieronder worden deze thema's behandeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0221.BPL19001HMO-VA01_0009.jpg"

Conclusie

Het gaat om een geringe planologische- juridische wijziging. Functies veranderen niet en er worden geen ruimtelijke ingrepen gedaan, zodat er vanuit het aspect water geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de gewenste ontwikkelingen in het plangebied.

4.8 Archeologie en cultuurhistorie

4.8.1 Archeologie

Algemeen

Door ondertekening van het verdrag van Malta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet-zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden.


In de Erfgoedwet is geregeld hoe met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij het plan te betrekken. Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast.


Doesburg

De gemeente Doesburg kent een rijk archeologisch bodemarchief. In en langs het dal van de IJssel vormen de rivierduinen op veel plaatsen de hoogste en oudste landschappen. Ze vormen reeds gedurende vele duizenden jaren hooggelegen locaties die in alle archeologische perioden voor de mens zeer aantrekkelijk waren als vestigingslocatie. De oudste bewoningsresten zijn bekend van de rivierduinen van Beinum en Doesburg en op de laatste is uiteindelijk ook de middeleeuwse stad ontstaan.


Door de lange ontstaansgeschiedenis moet zeker de binnenstad van Doesburg (dat wil zeggen de oude stadskern en de aangrenzende 16e en 17e-eeuwse vestingwerken) vanwege de rijkdom aan archeologische resten beschouwd worden als één grote archeologische vindplaats. Het gehele gebied bevat archeologische resten vanaf (mogelijk) het Laat Paleolithicum, die unieke informatie over de geschiedenis en de historisch-geografische ontwikkeling van de stad en vesting Doesburg bevatten.


Bestemmingsplan "Archeologie Doesburg 2009"

De bescherming van de archeologische waarden van het plangebied volgt uit het bestemmingsplan "Archeologie Doesburg 2009'. De bescherming van de archeologische waarden geschiedt door middel van een dubbelbestemming in het bestemmingsplan.


In figuur 7 is een fragment van het bestemmingsplan "Archeologie Doesburg 2009" opgenomen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0221.BPL19001HMO-VA01_0010.png"

Figuur 7: Bestemmingsplan Archeologie Doesburg

Het plangebied heeft hierin de bestemming "Waarde - archeologie" met als specifieke aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologisch verwachtingswaarde middelhoog'. Volgens artikel 3 van de planregels zijn de aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische verwachting en de archeologische waarden. Voor bodemingrepen groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m is een aanlegvergunning verplicht gesteld.


Toetsing

Voor het plangebied is van belang dat de woningen binnen de bestaande bebouwing wordt gesitueerd en het (bedrijfsmatig) wonen onder het huidige planologische regime reeds is toegestaan. De ontwikkeling voorziet niet in bodemingrepen, waarmee eventuele archeologische waarden verloren zouden kunnen gaan. Om die reden kan een onderzoek achterwege blijven.

4.9 Flora en fauna

Algemeen

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de haalbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, vooral de Wet natuurbescherming. Deze vormt vormen tevens de implementatie van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn op nationaal niveau. Er mogen geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, waarvan op voorhand duidelijk is dat deze op bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden of op streng beschermde planten of dieren.


Gebiedsbescherming

In de Wet natuurbescherming is de gebiedsbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet biedt een beschermingskader voor natuurwaarden (leefgebieden en soorten) in Natura 2000-gebieden en bepaalt dat projecten en andere handelingen in en nabij beschermde gebieden dienen te worden getoetst op (mogelijke) negatieve effecten op deze waarden.


Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is De IJssel met haar uiterwaarden. De bebouwde kom van Doesburg wordt grotendeels ingesloten door de begrensde delen van de IJssel. Er zijn geen werkzaamheden gepland. De verruimde gebruiksmogelijkheden zullen geen toename van verstorende invloeden hebben op Natura 2000-gebieden aangezien het plangebied niet ligt binnen de grenzen van voornoemde gebieden (Natura 2000) of invloedssfeer (Natura 2000) en er is evenmin sprake van negatieve gevolgen op de beschreven gebieden. Verdere toetsing aan deze gebieden is hierdoor niet noodzakelijk.


Beschermde soorten

Voor het plangebied is van belang dat de woning binnen de bestaande bebouwing is gesitueerd en het (bedrijfsmatig) wonen onder het huidige planologische regime reeds is toegestaan. Er vinden geen sloopwerkzaamheden plaats, anders dan mogelijke kleine interne sloopwerkzaamheden. Met het gebruik van de begane grond van het pand ten behoeve van kantoor mag verondersteld worden dat er geen beschermde planten- of diersoorten worden aangetast. Een onderzoek naar het aspect flora en fauna is dan ook niet nodig.


Conclusie

Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect flora en fauna er nu geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de gewenste ontwikkelingen in het plangebied.

4.10 Verkeer en parkeren

Verkeer

Het plangebied wordt voor autoverkeer ontsloten via de Oranjesingel. De reeds toegestane verkeersbewegingen zullen niet wijzigen omdat zowel wonen als kantoor reeds is toegestaan.

Parkeren

De percelen vallen binnen het aanvullende parapluplan 'Parkeren' dat op 28 juni 2018 is vastgesteld. Volgens de planregel van artikel 3b lid 1 sub b wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik pas verleend als is verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen zoals deze zijn opgenomen in de meest recente richtlijnen van het CROW. Hierbij geldt de in Bijlage 1 opgenomen tabel.


Het toegestane gebruik wijzigt niet en er wordt geen nieuwe bebouwing toegevoegd. Nabij het plangebied en op eigen terrein zijn reeds voldoende parkeerplaatsen aanwezig.


Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het plan.

4.11 Kabels en leidingen

In en nabij het plangebied zijn geen kabels en leidingen gelegen, die een juridisch- planologische bescherming genieten. Geconcludeerd kan worden dat vanuit het aspect kabels en leidingen geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de gewenste ontwikkeling in het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

Het plan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ('Wabo') en de standaard bestemmingsplansystematiek voor Molenstad en De Ooi. Voor het bouwen is verder het Besluit omgevingsrecht ('Bor') van belang. In het Bor zijn onder andere regels voor bouwvergunningvrije bouwwerken opgenomen.


Hieronder wordt de opbouw en dergelijke van de regels kort toegelicht.

5.2 Inleidende regels

5.2.1 Begrippen

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het plan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

5.2.2 Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

5.3 Bestemmingsregels

In het tweede hoofdstuk komen de bestemmingen aan de orde.

5.3.1 Opbouw bestemmingen

Bestemmingsomschrijving

Bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals bedrijven, wonen, centrum etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.


Bouwregels

In de bouwregels worden voor alle hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.


Specifieke gebruiksregels

In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Het is niet de bedoeling alle mogelijke strijdig gebruiksvormen te noemen, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de bestemmingsomschrijving.


Afwijken van de gebruiksregels

Een omgevingsvergunning om af te wijken van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen, dat afwijken wel kan worden toegestaan ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via de omgevingsvergunning kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de regeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen.

5.3.2 Algemene regels

Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.


Algemene bouwregels

Deze bepaling bevat algemene regels omtrent ondergronds bouwen en ondergeschikte bouwdelen.

5.3.3 Overgangs- en slotregels


Overgangsrecht

Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.


Slotregel

Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

5.4 Bestemmingsplan

Het plan kent de bestemming 'Tuin' en 'Wonen'. Hieronder volgt in het kort een beschrijving van deze bestemming. Verder blijven de bepalingen van het bestemmingsplan Archeologie Doesburg 2009, het Parapluplan parkeren en de beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden o.g.v. artikel 4 van bijlage II Bor, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 9 september 2014 van toepassing.

5.4.1 Tuin

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan

5.4.2 Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor bestaande woningen, aaneen gebouwde woningen, twee-aaneen woningen en vrijstaande woningen. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn naast hoofdgebouwen (woningen) ook bijbehorende bouwwerken toegestaan. Het bouwperceel mag niet voor meer dan 50 procent bebouwd worden.

Voor de percelen Oranjesingel 2 - 4 geldt dat in totaal één woning is toegelaten. Dit geldt ook voor de percelen Oranjesingel 6 - 8.

Naast de woonfunctie zijn binnen deze bestemming ook de volgende activiteiten mogelijk:

  • Aan huis gebonden beroepen: Een definitie van het aan huis gebonden beroep is opgenomen in de begrippenlijst. Voor de aan huis gebonden bedrijven is een afwijkingsregeling opgenomen.
  • Kantoren, uitsluitende ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - kantoor1, kantoor2, kantoor3 en kantoor 4. Uitsluitend ter plaatse van deze aanduidingen zijn kantoorfuncties toegestaan met een maximum van 150 m² per perceel.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is als uitgangspunt gehanteerd dat deze in principe op het gehele bouwperceel zijn toegestaan. De maximale bouwhoogte bedraagt 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en daarachter maximaal 2,7 m.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inleiding

Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een plan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het erom hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan voor bepaalde

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling van voorliggend plan betreft een particulier initiatief dat op particulier grondeigendom plaatsvindt. De kosten voor het opstellen van voorliggend plan zijn voor rekening van initiatiefnemers. Hiervoor is een overeenkomst worden afgesloten, waarin ook de afwikkeling van eventuele verzoeken tot tegemoetkoming in planschade is geregeld. Gezien de ontwikkeling is het niet aannemelijk dat sprake is van planschade.


Er is geen noodzaak voor het opstellen van een exploitatieplan. De economische haalbaarheid voor de gemeente is verzekerd.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.3.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Per 1 juli 2005 is de Wet Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Wet UOV) in werking getreden. Artikel 6a van de Wet ruimtelijke ordening is daarmee vervallen en daarmee ook de inspraakverplichting. Dat betekent dat ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen) worden voorbereid met toepassing van de UOV (Awb). Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.


Gelet op het beperkte karakter van het plan is het niet nodig om inspraak te houden over het plan. Het plan wordt voor vooroverleg opgestuurd naar de overlegpartners.

6.3.2 Zienswijzen

Tegen dit plan kunnen de gebruikelijke rechtsmiddelen worden aangewend (zienswijzen tegen het ontwerp en beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen het vastgesteld plan). Overeenkomstig artikel 3.9 a van de Wet ruimtelijke ordening is uitvoering gegeven aan de eis het ontwerpplan gedurende 6 weken ter inzage te leggen. Het ontwerpplan heeft van 28 januari 2019 tot 9 januari 2020 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.

Bijlagen

Bijlage 1 Beroep en bedrijf aan huis

Beroep aan huis:

  • advocaat
  • accountant-administratieconsulent
  • alternatieve genezer
  • belastingconsulent
  • bouwkundig architect
  • dierenarts
  • fysiotherapeut
  • gerechtsdeurwaarder
  • huidtherapeut
  • huisarts
  • interieurarchitect
  • juridisch adviseur
  • kunstenaar
  • logopedist
  • medisch specialist
  • notaris
  • oefentherapeut Cesar/Mensendieck
  • organisatieadviseur
  • orthopedagoog
  • psycholoog
  • raadgevend adviseur
  • redacteur
  • registeraccountant
  • stedenbouwkundige
  • tandarts
  • tandarts-specialist
  • (al dan niet beëdigd) tolkvertaler
  • tuin- en landschapsarchitect
  • verloskundige


Bedrijf aan huis:

  • autorijschool (ook theorie)
  • bloemschikker
  • computerservice (o.a. systeembouw/-analyse)
  • decorateur
  • fietsenreparateur
  • fitness-studio
  • fotograaf
  • goud- en zilversmid
  • glazenwasser
  • hoedenmaker
  • hondentrimmer
  • instrumentenmaker
  • kaarsenmaker
  • kapper
  • klompenmaker
  • koeriersdienst
  • leraar
  • lijstenmaker
  • loodgieter
  • meubelmaker
  • muziekinstrumentenmaker
  • nagelstudio/pedicure
  • pottenbakker
  • prothesemaker
  • reisorganisatie (kleinschalig)
  • reparatie van kleine consumentenartikelen (antiek/radio's-tv's/horloges etc.)
  • schoonheidsspecialist
  • traiteur
  • tv/radio reparateur
  • zadelmaker