Plan: | Herstructurering De Ooi |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0221.BPL18010HMO-VA01 |
In de wijk De Ooi zijn 95 grondgebonden rijwoningen gelegen. Omdat de bebouwing niet meer voldoet aan de eisen van de huidige tijd, heeft de eigenaar en beheerder van de woningen, Woonservice IJsselland, het voornemen om dit deel van de wijk te herontwikkelen. De herontwikkeling voorziet in de sloop van 95 bestaande grondgebonden woningen en realisatie van maximaal 95 nieuwe woningen. Daarnaast biedt de herontwikkeling de kans om de openbare ruimte her in te delen.
De nieuwbouw en een deel van de herinrichting van de openbare ruimte is op grond van het vigerende bestemmingsplan 'Molenveld en De Ooi' niet mogelijk. Om de herontwikkeling mogelijk te maken, is het noodzakelijk om een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.
Het plangebied ligt in de wijk de Ooi, circa 1 kilometer ten zuidoosten van de kern van Doesburg. Het plangebied betreft woonpercelen en omliggende openbare ruimte aan de Koppelweg, Begoniastraat, Magnolialaan, Chrysantenstraat, Asterstraat en Vuurdoornstraat. Op circa 70 m ten zuidwesten van het plangebied ligt de Oude IJssel.
Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.
Globale ligging plangebied
Globale begrenzing plangebied
Zoals reeds aangegeven vallen de gronden van het plangebied onder de werking van het bestemmingsplan 'Molenveld en De Ooi', vastgesteld op 30 maart 2017 door de gemeenteraad van de gemeente Doesburg.
Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan weergegeven. Het plangebied is daarop met een blauwe omlijning weergegeven.
Uitsnede geldend bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied
Het geldende bestemmingsplan kent ter plaatse van het plangebied de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer' en 'Wonen'. De nieuwe ontwikkeling is op basis van het bestemmingsplan functioneel wel toegestaan, maar vanwege de nieuwe stedenbouwkundige structuur worden op een aantal punten de bestemmingsvlakken en bouwvlakken overschreden.
Naast het bestemmingsplan 'Molenveld en De Ooi' zijn ook de bestemmingsplannen 'Archeologie Doesburg 2009' en 'Parapluplan parkeren' van toepassing. Beide bestemmingsplannen zijn op respectievelijk 29 oktober 2009 en 28 juni 2018 vastgesteld door de gemeenteraad van Doesburg. In paragrafen 3.3.8 en 3.3.10 wordt nader ingegaan op deze bestemmingsplannen.
De realisatie van maximaal 95 woningen binnen het plangebied is op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Molenveld en De Ooi' niet mogelijk. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.
De toelichting bestaat uit vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie en de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het ruimtelijke beleidskader en de milieu- en de omgevingsaspecten van het plan. In hoofdstuk 4 volgen de juridische planaspecten. Het vijfde en laatste hoofdstuk is gewijd aan de gevolgde procedure.
In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling omschreven. Hierbij wordt als eerste ingegaan op de bestaande situatie in het plangebied, waarna de beoogde ontwikkeling nader toegelicht wordt.
Het plangebied ligt in de wijk De Ooi, een wijk die gebouwd is in de jaren '60 en '70. Deze periode staat bekend als de wederopbouwperiode. De wijk laat vele kenmerken zien die typisch zijn voor deze periode, zoals de groenstructuren, de ruime opzet van de openbare ruimte, de stempelverkavelingen en het wijkhart.
Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit 95 grondgebonden woningen met bijbehorende tuinen. Een deel van het plangebied is verder ingericht als open ruimte in de vorm van wegen en openbaar groen. De woningen zijn alle in het bezit van Woonservice IJsselland.
De navolgende afbeeldingen geven een impressie van de huidige bebouwing en inrichting van de openbare ruimte in het plangebied.
Impressie huidige situatie plangebied
De huidige woningen in het plangebied voldoen niet meer aan de eisen van de huidige tijd. Om die reden worden de bestaande 95 woningen in het plangebied gesloopt. Hiervoor in de plaats worden in beginsel 93 nieuwe woningen teruggebouwd.
Voor de ontwikkeling is een nieuw stedenbouwkundig plan opgesteld. Dit stedenbouwkundig plan volgt grotendeels de bestaande structuur in het plangebied. Het stempelpatroon is hierbij het uitgangspunt. De nieuwe stempels zijn krachtig, uniform en herkenbaar maar hebben ook de nodige variatie in zich en zorgen voor veel groen in de straat.
Op de navolgende afbeelding wordt het stedenbouwkundig plan voor het plangebied weergegeven.
Stedenbouwkundig plan toekomstige situatie
Ter hoogte van de Begoniastraat wordt de parallelweg van de Koppelweg weggehaald. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om de stempel tussen Asterstraat en Begoniastraat groter te maken. Daarnaast zorgt deze aanpassing voor een toevoeging van groen en een vermindering van het aandeel verharding.
Uitsnede stedenbouwkundig plan ter plaatse van de Begoniastraat en de (te verwijderen) parallelweg van de Koppelweg
Ook voor de woonblokken die aan de Koppelweg zijn gelegen, tussen de Magnolialaan en Chrysantenstraat, wordt een aanpassing doorgevoerd. In de huidige situatie zitten er in de stempels van deze woonblokken een hoekverdraaiing. Deze hoekverdraaiing wordt eruitgehaald, zodat alle woningen aan de Koppelweg in dezelfde hoek komen te staan. Hierdoor ontstaat een gelijkmatig verspringend patroon van woningen met daarvoor een groenzone. Door deze ingreep worden de stempels sterker en beter herkenbaar.
Uitsnede stedenbouwkundig plan ter plaatse van de Koppelweg (tussen de Magnolialaan en Chrysantenstraat)
Door deze aanpassingen in de stedenbouwkundige structuur verdwijnen ook de overhoeken uit de stempel, waardoor men in de toekomstige situatie alleen nog tegen voor-en zijtuinen aankijkt en niet langer tegen achtertuinen. Dit zorgt voor een betere beheersbaarheid van de ruimtelijke kwaliteit.
In de toekomstige situatie verspringen de woonblokken die zijn gericht op de Koppelweg. Hierdoor ontstaat er een verbijzondering en markering van de entree van de straat. De kopgevel van de verspringende rij is architectonisch verbijzonderd en ook is er ruimte voor openbaar groen op deze hoek. Het groen van de dijkzone wordt de straat ingehaald. In de straatprofielen worden openbare groenstroken met bomen toegevoegd. De toevoeging van groen zorgt voor een afname van verhard oppervlak.
Het parkeren zal in de toekomst, net als in de huidige situatie, op straat plaatsvinden. Daarnaast worden enkele parkeerkoffers gerealiseerd aan de westzijde van elk woonblok aan de Koppelweg.
De woningen krijgen moderne afmetingen (dieper en breder dan de huidige woningen) en bouwhoogten. De goot- en bouwhoogte worden respectievelijk maximaal 6 m en 10 m. Het voornemen bestaat om drie type woningen te realiseren, te weten eengezinswoningen, levensloopbestendige woningen en woningen op basis van een tussenvariant. Vanwege de verschillende woningtypes zullen de bouwhoogten en gevels variëren.
De navolgende afbeelding betreft een vogelvluchtimpressie van de mogelijke nieuwe inrichting, die op basis van het bestemmingsplan mogelijk wordt.
Vogelvluchtimpressie mogelijke nieuwe inrichting plangebied
Ten behoeve van de planologische procedure moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuwe ontwikkeling ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet worden gedacht aan onder meer het ruimtelijke beleid van de hogere overheden en de gemeente zelf, milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven, water, externe veiligheid, archeologie en economische haalbaarheid. De beoogde ontwikkeling is op deze aspecten getoetst. In dit hoofdstuk is aangegeven wat hiervan de resultaten zijn.
In deze paragraaf wordt een analyse gegeven van het relevante beleidskader. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggend bestemmingsplan, worden in deze paragraaf behandeld. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied is het relevante beleid op Europees niveau buiten beschouwing gelaten en op Rijksniveau beperkt gehouden. Per bestuurslaag is een korte samenvatting gegeven van de meest relevante aspecten uit de verschillende beleidsnota's, alsmede de consequenties voor het voorliggende plan.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
(Barro)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Toetsing
Het voorgenomen plan raakt geen van de nationale belangen en is niet in strijd met het rijksbeleid.
Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 tweede lid)
Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek is opgenomen. In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goed systeem van ruimtelijke ordening. Met de ladder worden eisen gesteld aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien die ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing
Met het plan is sprake van herstructurering binnen bestaand stedelijk gebied. Het aantal woningen binnen het plangebied zal per saldo afnemen of gelijk blijven. Om die reden is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De nieuwe woningen zijn afgestemd op de huidige en toekomstige woningbehoefte (zie hiervoor paragraaf 3.2.4 en 3.2.5).
Het initiatief voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie richt zich formeel op de komende tien jaar, maar wil ook een doorkijk bieden aan Gelderland op een langere termijn. Veel maatschappelijke vraagstukken zijn zo complex dat alleen een gezamenlijke inzet succesvol kan zijn. In de omgevingsvisie zijn de opgaven voor Gelderland daarom in nauwe samenwerking met partners uitgedacht. Daarbij kijken de provincie en partners vanuit een integraal en internationaal perspectief naar Gelderland. Met deze bestuurlijke strategie kunnen voor Gelderland toekomstbestendige keuzes gemaakt worden. De provincie heeft in de Omgevingsvisie twee doelen gedefinieerd. Het zijn doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken.
Om deze doelen in beleid te vertalen, hanteert de provincie drie aandachtsgebieden: Dynamisch, Mooi en Divers Gelderland. Ontwikkelingen in Gelderland wil de provincie benaderen vanuit elk van deze drie perspectieven, die elkaar aanvullen:
Toetsing
Met het plan is sprake van herstructurering binnen bestaand stedelijk gebied. De bestaande 95 woningen in het plangebied worden gesloopt en hiervoor in de plaats worden maximaal 95 nieuwe duurzame woningen teruggebouwd. Samen met een goede stedenbouwkundige inpassing zorgt het initiatief voor kwaliteitsverbetering en verduurzaming van de woningvoorraad en de kwaliteit van de leefomgeving in de wijk De Ooi. Het plan is daarmee in overeenstemming met de provinciale Omgevingsvisie.
Omgevingsverordening
De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
Ten aanzien van voorliggend bestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van het onderwerp 'wonen' relevant. In de verordening wordt aangegeven dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts zijn toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma, successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
Toetsing
Met het plan is sprake van herstructurering binnen bestaand stedelijk gebied. Het aantal woningen binnen het plangebied zal per saldo afnemen of gelijk blijven. De bouw van de nieuwe woningen zorgt voor kwaliteitsverbetering en verduurzaming van de woningvoorraad in de gemeente Doesburg. Het plan is overeenstemming met de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Liemerse Woonagenda 2017 – 2027 (zie paragraaf 3.2.4) en daarmee ook met de provinciale Omgevingsverordening.
Liemerse Woonagenda 2017-2027
De wethouders Wonen van de Liemerse gemeenten Duiven, Doesburg, Montferland, Rijnwaarden, Westervoort en Zevenaar hebben samen de Liemerse Woonagenda voor de periode 2017-2027 ondertekend. Op 14 november 2017 heeft Gedeputeerde Staten (GS) de woonagenda Liemers 2017 – 2027 vastgesteld, waarmee de agenda nu ook onderdeel is geworden van het provinciaal beleid.
De regionale woningbouwafspraken zijn tot stand gekomen op basis van recent uitgevoerd onderzoek naar de toekomstige woonbehoeftes in de Liemers en doorvertaald naar de verschillende gemeenten. Daarbij is gewerkt met twee varianten; een basisvariant en een plusvariant. De basisvariant gaat voor de gemeente Doesburg uit van een woningbehoefte van 99 nieuwbouwwoningen in de periode 2017 – 2027. In de plusvariant wordt een woningbehoefte voor de gemeente Doesburg verondersteld in de periode 2017 – 2027 van 142 woningen. De toevoeging van woningen (en uitbreiding van de woningvoorraad) is noodzakelijk om de woningvraag als gevolg van de toename van het aantal huishoudens te kunnen faciliteren.
Zolang de behoefte in de periode 2017 - 2027 lager is dan de voorraad harde plancapaciteit hebben gemeenten op grond van de Liemerse woonagenda de vrijheid om naar eigen inzicht, maar met de uitgangspunten uit het kwalitatieve deel, plannen te ontwikkelen. Uitgaande van een harde plancapaciteit van circa 68 woningen op 1 januari 2017 in de gemeente Doesburg, betekent dit dat er ruimte is om tot 31 woningen aan nieuwe plannen toe te voegen in de periode tot 2027.
Toetsing
Het aantal woningen binnen het plangebied zal per saldo niet toenemen. Het plan past daarmee binnen de kaders van de woningbouwafspraken binnen de regio Liemers. De woningen worden duurzaam gebouwd (energieneutraal en gasloos) en hebben toekomstwaarde. Er is sprake van kwaliteitsverbetering en verduurzaming van de woningvoorraad binnen de gemeente Doesburg en een kwaliteitsimpuls voor de omgeving.
Ruimtelijke Structuurvisie Doesburg 2030
De voorgaande structuurvisie van Doesburg stamt uit 1997. Mede aan de hand daarvan heeft de stad en de ruimtelijke hoofdstructuur zich uitgekristalliseerd. Historie, groen, water, regionale ligging en het Doesburgse stads- en buitenleven zijn voor velen kernwaarden om in Doesburg te wonen, werken en te recreëren.
Aangezien de ruimtelijke hoofdstructuren binnen de gemeente Doesburg reeds zijn uitgekristalliseerd, zullen hierin tot 2030 geen grote wijzigingen plaatsvinden. Binnen de hoofdstructuur liggen echter nog diverse mogelijkheden en opgaven voor verbetering en verduurzaming. Kern van de structuurvisie is dan ook het verbeteren en verduurzamen van locaties in en om de stad Doesburg rond de thema's wonen, werken, voorzieningen en recreëren. In de Ruimtelijke Structuurvisie zijn de koersen en kansen voor tien locaties binnen de gemeente uitgewerkt.
Toetsing
Het plangebied maakt geen deel uit van een locatie die is genoemd in de Ruimtelijke Structuurvisie Doesburg 2030. Wel draagt de ontwikkeling bij aan de verbetering en verduurzaming van de woningvoorraad en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse van het plangebied.
Woonvisie 2017-2022
Op 22 februari 2018 heeft de gemeenteraad van Doesburg de Woonvisie 2017-2022 vastgesteld. De woonvisie geeft richting aan het te voeren woonbeleid op de thema’s beschikbaarheid en betaalbaarheid, wonen en zorg en duurzaamheid. In de visie worden ook de kansen benoemd, die er liggen voor het bedienen van de regionale woningmarkt. Doesburg heeft een aantrekkelijke woonmilieu, een kwaliteit die door marktpartijen méér en méér wordt onderkend. De woonvisie is mede in samenspraak met Woonservice IJsselland tot stand gekomen.
In de woonvisie wordt aangegeven dat de bevolking van Doesburg vergrijst en ontgroent (meer ouderen en minder jongeren). Hierdoor verandert de huishoudenssamenstelling; er komen meer één- en tweepersoonshuishoudens. Tevens verandert de samenstelling van de kwalitatieve vraag. In 2017 was al 68% van de huishoudens een één- of tweepersoonshuishouden. Met de doorgaande vergrijzing zal dit aandeel toenemen, veranderen de woonvoorkeuren en zal de toegankelijkheid van de woningvoorraad meer van belang worden.
Toetsing
Met het plan is sprake van herstructurering binnen een bestaande woonwijk. De huidige woningen voldoen niet meer aan de eisen van de huidige tijd. Deze worden gesloopt en hiervoor in de plaats worden nieuwe woningen gebouwd. Het voornemen bestaat om drie type woningen te realiseren, te weten eengezinswoningen, levensloopbestendige woningen en woningen op basis van een tussenvariant. Hiermee wordt aangesloten op het uitgangspunt uit de woonvisie om bij nieuwbouwprojecten ook levensloopbestendige woningen te realiseren. De woningen worden duurzaam gebouwd en hebben toekomstwaarde. Er is sprake van een kwaliteitsverbetering van de woningvoorraad en een kwaliteitsimpuls voor de omgeving. Het initiatief is in overeenstemming met de Woonvisie 201-2022.
Groenstructuurplan 2012
Het groenstructuurplan vormt in het algemeen het gemeentelijk beleidskader ten aanzien van stedelijk groen en geeft richting aan het na te streven eindbeeld. Met betrekking tot het vastleggen van een duurzame en beheerbare groenstructuur wordt uitgegaan van de volgende punten:
Zowel het functionele, het ecologische als het visueel ruimtelijke aspect is hierbij van belang. Voor wat betreft de visie is onderscheid gemaakt in de hoofdgroenstructuur en de groenstructuur op wijkniveau.
Het streefbeeld voor de wijk De Ooi wordt door de inklemming tussen Oude IJssel en Gekanaliseerde Oude IJssel sterk bepaald door landschappelijk groen. Naast de meer besloten traditionele woonstraten is hier namelijk ook sprake van een zeer transparante stedebouwkundige opzet (middel-hoogbouw en bijzondere gebouwcomplexen). Het landschap dringt zo ver de wijk in. De interne openheid blijft in de vorm van bloemrijk gras, losse boomgroepen en water behouden.
Er moet worden geprobeerd de openheid naar de watergangen te waarborgen, om de beleefbaarheid te bevorderen. Daar waar opgaande heesters staan tussen weg en oever, moeten meer lagere heesters worden toegepast. Opgaande heesters mogen geen concurrentie vormen voor de aanwezige laan- of straatbomen. Binnen de kroonprojectie moet dit worden geweerd.
Toetsing
Met de herontwikkeling wordt de openheid richting de watergangen niet aangetast. Ter plaatse van de groenstroken aan de Koppelweg worden paden aangelegd die vanuit de straten die haaks op de Koppelweg staat een directe verbinding vormen naar de dijkzone. Daarnaast zorgt de herontwikkeling en herinrichting van de openbare ruimte voor een verbetering van de groenstructuur ter plaatse. Het plan past hiermee binnen het beleid uit het Groenstructuurplan van de gemeente Doesburg.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende milieu- en omgevingsaspecten waar rekening mee moet worden gehouden. Om de haalbaarheid van het bestemmingsplan aan te tonen, is voor een deel van deze aspecten onderzoek verricht. In de betreffende paragrafen worden de bevindingen uit de onderzoeken nader toegelicht.
Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit ter plaatse van het plangebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik.
Toetsing
Door Econsultancy is in februari 2018 een verkennend bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest in bodem uitgevoerd1. Het onderzoek is als Bijlage 1 bij dit bestemmingsplan gevoegd. De conclusies uit het onderzoek worden hierna kort behandeld.
De bodem heeft een heterogene opbouw met afwisselend zwak tot matig zandige klei en zwak siltig, matig fijn tot matig grof zand. Onder deze heterogene toplaag bevind zich een grofzandige laag overwegend beginnend vanaf 2,5 m -mv. Plaatselijk loopt de kleilaag dieper door.
In het kader van het verkennend bodemonderzoek is in de zwak puin-, en kolengruishoudende bovengrond een lichte verontreiniging met zink, cadmium en minerale olie aangetoond. De zintuiglijk schone bovengrond, opgenomen in drie grondmengmonsters is licht verontreinigd met barium, cadmium, kwik, nikkel, lood en/of zink. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd.
Het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd met barium. Deze metaalverontreiniging is hoogstwaarschijnlijk te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentratie van metalen in het grondwater.
Visueel en analytisch is zowel op het maaiveld als in de bodem geen asbest in in de fractie > en < 20 mm aangetoond.
De vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt op basis van de resultaten van het bodemonderzoek geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Algemeen
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en gezoneerde industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.
Toetsing
Voor het initiatief is door Buro Ontwerp & Omgeving in september 2018 een akoestisch onderzoek uitgevoerd2. Het onderzoek is als Bijlage 2 bijgevoegd.
De woningen in het plangebied zijn alleen gelegen binnen de onderzoekszones van wegen. Om die reden is geen onderzoek gedaan naar geluid afkomstig van spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Het akoestisch onderzoek richt zich op de geluidhinder afkomstig van de Provinciale Weg (N338) en Parallelweg Den Helder en de 30 km-wegen Magnolialaan, de Koppelweg en de Goudenregenstraat. De verkeersintensiteiten op de overige omliggende wegen, zoals de Asterstraat, de Vuurdoornstraat, de Chrysantenstraat, de Dahliastraat, de Seringenlaan, zijn dusdanig beperkt dat er geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is te verwachten bij de woningen.
Provinciale Weg (N338)
De hoogste geluidsbelasting afkomstig van de Provinciale Weg (N338) bedraagt 48 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. Bij de nieuwe woningen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh.
Parallelweg Den Helder
De hoogste geluidsbelasting afkomstig van de Parallelweg Den Helder bedraagt 39 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. Bij de nieuwe woningen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh.
Omliggende 30 km-wegen
De omliggende 30 km-wegen hebben op basis van de Wgh geen zone. Formeel gelden de normen uit de Wgh dan ook niet voor 30 km-wegen. Echter, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, zijn bij de beoordeling van de geluidsbelastingen zijn de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en de hoogste toelaatbare geluidsbelastingen van 63 dB gebruikt. Deze normen gelden voor een vergelijkbare weg met een 50 km-regime.
De hoogste geluidsbelasting afkomstig van de omliggende 30 km-wegen bedraagt 47 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. Bij de nieuwe woningen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect geluid geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.
Algemeen
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 øg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.
Toetsing
Met het plan worden 95 woningen gesloopt. Hiervoor in de plaats worden maximaal 95 nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Het aantal woningen neemt daarmee niet toe. Volgens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan met minder dan 1.500 nieuwe woningen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk.
In het plangebied worden geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool3 uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. De monitoringstool geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in het plangebied tussen 2016 en 2030. De monitoringstool kent scenario's zonder en met lokale maatregelen die er voor moeten zorgen dat op termijn overal aan de grenswaarden wordt voldaan. Beide typen scenario's laten in de toekomst een afname van de concentraties zien. Dit komt doordat bedrijven en het verkeer steeds schoner worden door technologische verbeteringen. De monitoringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2016, 2020 en 2030 in het plangebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Algemeen
Bepaalde maatschappelijke en bedrijfsmatige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten.
De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.
Groepsrisico
Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.
Toetsing
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de sloop van 95 bestaande grondgebonden woningen en de realisatie van maximaal 95 nieuwe woningen. Er is daarmee sprake geen sprake van een toename van het aantal kwetsbare objecten in het plangebied.
De navolgende afbeelding bevat een fragment van de risicokaart Nederland. De globale ligging van het plangebied is aangeduid met een blauw kader.
Uitsnede risicokaart Nederland
In de omgeving van het plangebied zijn geen stationaire en/of mobiele risicobronnen aanwezig. Daarnaast geldt dat het aantal personen in de dag- en nachtperiode in het plangebied, ten opzichte van de geldende planologische mogelijkheden, afneemt.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies of milieuhinderveroorzakende functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu binnen en buiten het plangebied mogelijk is. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van nieuwe gevoelige functies.
Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies is de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningen, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de aanbevolen richtafstanden met één stap worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf de grens van de locatie van de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies.
Toetsing
De woningen aan de oostzijde van het plangebied maken deel uit van een 'rustige woonwijk'. Aan de westzijde van het plangebied is naast een woonfunctie sprake van andere functies die aan de woonfunctie zijn gekoppeld. Het gaat hierbij om een gymzaal, sportschool, supermarkt, café, cafetaria en een basisschool. Om die reden maakt dit deel van het plangebied deel uit van een 'gemengd gebied'.
Hinderveroorzakende functies in het plangebied
Binnen het plangebied worden geen functies gerealiseerd die milieuhinder veroorzaken. De woningen kunnen worden aangeduid als milieuhindergevoelig.
Hinderveroorzakende functies in de omgeving van het plangebied
Naast voorgenoemde toetsing moet onderzocht worden of de functies in het plangebied hinder ondervinden van hinderveroorzakende functies in de omgeving van het plangebied.
Zoals aangegeven komen er aan de westzijde van het plangebied functies voor die aan een woonfunctie zijn gekoppeld. De grootste richtafstand voor deze functies bedraagt 30 m.
De dichtstbijzijnde hinderveroorzakende functie ten opzichte van het plangebied, is gelegen aan de Wilgenstraat 4 en betreft een sportschool en fysiotherapiepraktijk. De dichtstbijzijnde woningen in het plangebied (gelegen aan de Vuurdoornstraat) liggen op een afstand van 15 m ten opzichte van deze functie. Omdat dit deel van het plangebied in een 'gemengd gebied' ligt, kan de richtafstand van 30 m met één stap worden verminderd. De richtafstand bedraagt daarmee 10 m. De afstand tussen de hindergevoelige functie en de hinderveroorzakende functies is daarmee voldoende groot.
Ten zuidwesten van het plangebied, aan de overzijde van de Oude IJssel, ligt het bedrijventerrein Verhuellweg. Op grond van het bestemmingsplan is op dit bedrijventerrein de vestiging van bedrijven met een maximale milieucategorie 3 mogelijk. Bij dergelijke bedrijven hoort een richtafstand van 100 meter. Het plangebied ligt op 400 meter van het bedrijventerrein. Er wordt dan ook ruim voldaan aan de richtafstand van 100 meter voor de bedrijven die zijn gevestigd op het bedrijventerrein.
Ten zuidwesten van het plangebied ligt de Oude IJssel. Voor geluidshinder van scheepvaart zijn geen zones of geluidsnormen vastgelegd in wetgeving. Echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening kan het geluid van langsvarende schepen worden beoordeeld. Echter, gezien het beperkte aantal schepen dat op de Oude IJssel vaart en de afstand tot de nieuwe woningen is het niet te verwachten dat er sprake van geluidshinder is bij de nieuwe woningen in het plangebied.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Beleid
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel laat het waterschap zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten zij in de samenwerking met haar partners willen leggen. Vanuit die omgevingsverkenning is vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor primaire taakgebieden van het waterschap:
Situatie plangebied
Door Econsultancy is in maart 2018 een wateradvies opgesteld4. Dit advies is Bijlage 3 bijgevoegd. Hierna wordt ingegaan op de conclusies uit dit advies.
De planlocatie is bebouwd met woonclusters (± 5.000 m²) en bijgebouwen (± 2.500 m²). Het overige terrein is grotendeels in gebruik als siertuin, behorend bij de woningen. Gemiddeld genomen is 60 % van de huidige siertuin verhard (± 5.700). De ontwikkeling voorziet in de sloop van de bestaande woningen en de nieuwbouw van woningen met een vergelijkbare oppervlakte.
Het beleid van de gemeente Doesburg is om te streven om het verhard oppervlakte af te koppelen. Om dit mogelijk te maken is een compenserende berging (85 mm) benodigd van circa 1.120 m3 (13.200 m2 x 0,085 m).
In de toekomstige situatie zal het schone hemelwater (zogenaamde hemelwaterafvoer) niet direct op het vuilwater (zogenaamde droogweerafvoer) worden aangesloten maar separaat binnen de planlocatie worden verwerkt. Dit betekent dat bij de verdere planuitwerking water expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing wordt genomen en dat hemelwater op een duurzame wijze wordt verwerkt. De ontwikkeling zal daarmee hydrologisch neutraal zijn. De wateropgave ten aanzien van het plan bedraagt 1.120 m3.
De matige doorlatendheid van de toplaag lijdt tot beperkte infiltratiemogelijkheden van de toplaag. Om die reden zal hemelwater zoveel mogelijk richting de groenstroken aan de Koppelweg worden afgevoerd. Indien mogelijk worden hier wadi's gerealiseerd. Er zal een overloop worden gemaakt richting de kwelsloot de Ooy. In een later stadium zullen de mogelijkheden voor het vertraagd afvoeren van het hemelwater verder worden uitgewerkt.
Het vuilwater zal in de toekomstige situatie worden aangesloten op het bestaande rioleringsstelsel in de omgeving.
Op basis van de randvoorwaarden en uitgangspunten wordt de waterhuishoudkundige situatie, ten opzichte van de bestaande situatie, verbeterd.
Watertoets
Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.
De intensiteit van het watertoetsproces is afhankelijk van de antwoorden op de vragen. Als erop een categorie 2 vraag een 'ja' is geantwoord, is een uitgebreide watertoets noodzakelijk. Is er op geen van de categorie 2 vragen een 'ja' geantwoord, dan kan een verkorte watertoets doorlopen worden. Als er alleen met 'nee' is geantwoord, dan is het RO-plan waterhuishoudkundig niet van belang en hoeft er geen wateradvies bij het waterschap gevraagd te worden.
Navolgend is de watertoetstabel opgenomen. De relevante waterthema's voor de ontwikkeling worden door middel van de watertoetstabel geselecteerd en vervolgens beschreven (wanneer de toetsvraag met 'ja' is beantwoord).
Thema | Toetsvraag | Relevant | Intensiteit | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Ja Nee |
2 2 |
||
Riolering en Afvalwater- keten |
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
2 1 1 |
||
Wateroverlast (oppervlakte- water) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Ja Ja |
2 1 1 1 |
||
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee |
1 |
||
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? 4. Beoogt het plan aanleg van drainage? |
Nee Nee Nee Nee |
1 1 1 1 |
||
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? |
Nee |
1 |
||
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Ja Nee |
1 2 |
||
Volksgezond- heid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
1 1 |
||
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
2 2 1 1 |
||
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? |
Nee |
2 |
||
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? |
Nee |
1 |
Wateroverlast (oppervlaktewater)
In de voorgaande paragraaf is ingegaan op het afkoppelen van verhard oppervlak. Met de afkoppeling van het verhard oppervlak is er, ten opzichte van de huidige situatie, sprake van een verbetering van de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse van het plangebied.
Veiligheid en Inrichting en beheer
Op de leggerkaart van waterschap Rijn en IJssel zijn de in de directe omgeving van de planlocatie gelegen oppervlaktewateren weergegeven (zie navolgende afbeelding). In de nabijheid van de planlocatie is ten noorden de Oude Loop Oude IJssel gelegen, hiervoor is een vast waterpeil van 8,4 m +NAP vastgesteld. Ten zuiden is de Oude IJssel gelegen, hier wordt een vast waterpeil gehanteerd van 10,0 m +NAP. Aan de koppelweg grenzend, is kwelsloot de Ooy gelegen (OIJ34.010) deze staat in open verbinding met de Oude Loop Oude IJssel, hier geldt eveneens een vast waterpeil van 8,4 m +NAP.
Ligging oppervlaktewater
Het plangebied is gelegen in de buitenbeschermingszone van de Oude IJssel. In deze zone gelden verboden voor handelingen die de stabiliteit van de waterkeringen kunnen aantasten. Het gaat hierbij om explosiegevaarlijke materialen/inrichtingen en werken met overdruk en dergelijke. Met de ontwikkeling is hiervan geen sprake.
Overleg Waterschap Rijn en IJssel
Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg aan het Waterschap Rijn en IJssel gestuurd. In een reactie heeft het waterschap aangegeven dat de opzet van het bestemmingsplan aan de doelstellingen van het huidig en toekomstig waterbeleid voldoet. Wel zullen de mogelijkheden voor het vertraagd afvoeren van het hemelwater nog verder moeten worden uitgewerkt. Voor het afvoeren van water naar de kwelsloot de Ooy zal een vergunning moeten worden aangevraagd.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Bro moet in een toelichting van een bestemmingsplan bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van archeologische waarden is verankerd in de Erfgoedwet. Het belangrijkste doel van deze wet is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.
Toetsing
Archeologie
Het archeologiebeleid van de gemeente Doesburg is juridisch-planologisch vastgelegd in het bestemmingsplan 'Archeologie Doesburg 2009'. Dit plan is op 29 oktober 2009 vastgesteld door de gemeenteraad van Doesburg. Op basis van dit bestemmingsplan is het hele plangebied aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - archeologische verwachtingswaarde historische ijssellopen'. Het noordelijke deel van het plangebied is verder aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - archeologische verwachtingswaarde middelhoog'. Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen. de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - archeologische verwachtingswaarde middelhoog' zijn daarbij met een rode kleur weergegeven.
Uitsnede bestemmingsplan 'Archeologie Doesburg 2009'
Voor gronden die zijn aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - archeologische verwachtingswaarde historische ijssellopen' geldt dat bij bodemingrepen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 7,5 m +NAP archeologisch onderzoek benodigd is. Voor de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologische verwachtingswaarde middelhoog' is archeologisch onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen die groter zijn dan 500 m2 en dieper dan 0,5 m.
Met de ontwikkeling is sprake van herstructurering binnen een bestaande woonwijk. De bestaande woningen worden gesloopt en hiervoor in de plaats worden nieuwe woningen gerealiseerd.
Zoals aangegeven is heel het plangebied aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - archeologische verwachtingswaarde historische ijssellopen'. Het maaiveld ter plaatse van het plangebied bevindt zich op circa 10 m +NAP. Ten behoeve van de woningen zullen funderingen worden aangelegd. Deze funderingen zullen echter niet dieper reiken dan 2,5 m -mv (7,5 m +NAP). Ten behoeve van de woningen zullen ook heipalen worden geplaatst. De oppervlakte van van heipalen zal echter beperkt zijn en in totaal ruim lager zijn dan de ondergrens van 500 m2. Om die reden is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
De nieuwe woningen die vallen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologische verwachtingswaarde middelhoog' worden grotendeels op dezelfde plek teruggebouwd. De gronden ter plaatse van de bestaande woningen zijn tijdens de bouw van deze bebouwing reeds geroerd. Eventuele archeologische resten zullen daarbij reeds verloren zijn gegaan, waardoor het uitvoeren van archeologisch onderzoek geen waardevolle informatie meer zal opleveren. Een archeologisch onderzoek is om die reden niet noodzakelijk.
Cultuurhistorie
In en rond het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorisch waardevolle lijnen of elementen. Het initiatief heeft geen negatieve gevolgen voor het aspect cultuurhistorie.
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet, in het kader van de Wet natuurbescherming, in beeld worden gebracht of er sprake is van invloeden op natuurwaarden en beschermde soorten.
Toetsing
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in een gebied dat is aangewezen als Natura 2000. Directe negatieve effecten als oppervlakteverlies en versnippering op deze gebieden zijn daarmee uit te sluiten. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op ruim 1.000 m en betreft het gebied Rijntakken (deelgebied Uiterwaarden IJssel). Gezien de afstand tot dit gebied, de aard van de ontwikkeling (herstructuring, waarbij het aantal woningen niet toeneemt), tussengelegen reeds verstorende elementen, zoals wegen en bebouwing, zijn ook indirecte negatieve effecten niet te verwachten.
Ten zuiden en oosten van het plangebied ligt het Gelders natuurnetwerk (GNN) en de Groene ontwikkelingszone (GO). De afstand tot deze gebieden is minimaal 50 m. Directe negatieve effecten als oppervlakteverlies en versnippering op deze gebieden zijn daarmee uit te sluiten. Het GNN of de GO kent geen externe werking. Een toetsing van indirecte negatieve effecten van de ontwikkeling op het GNN of de GO is daarmee niet noodzakelijk.
Soortenbescherming
Door Econsultancy is in februari 2018 een projectplan in het kader de Wet natuurbescherming opgesteld5. De rapportage van dit projectplan is als Bijlage 4 bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Uit een geschiktheidsbeoordeling is gebleken dat de bebouwing potentieel geschikt is als rust- of voortplantingsverblijfplaats van huismussen, gierzwaluwen en gebouwbewonende vleermuissoorten (gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger). Uit veldonderzoek, uitgevoerd in 2017 is gebleken dat in de te slopen bebouwing nestlocaties van huismus en gierzwaluw, alsmede verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. De geplande werkzaamheden zijn potentieel verstorend de aangetroffen jaarrond beschermde soorten.
Om negatieve effecten zoveel mogelijk te voorkomen worden maatregelen getroffen die bestaan uit het vooraf aanbieden van alternatieve verblijfplaatsen, het zorgvuldig handelen bij de sloopwerkzaamheden en het aanbrengen van faunavoorzieningen in de nieuwbouw. De werkzaamheden worden gefaseerd uitgevoerd. De maatregelen zijn nader beschreven in het projectplan.
Voor de genoemde soorten is ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming verleend.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.
Toetsing
Verkeer
Als gevolg van het plan zal het aantal woningen gelijkblijven of beperkt afnemen. Het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de ontwikkeling zal daarmee niet toenemen.
De woningen zullen via de bestaande wegen worden ontsloten. Met het plan vindt een aanpassing in de verkeersstructuur plaats. Ter hoogte van de Begoniastraat wordt de parallelweg van de Koppelweg weggehaald. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om de stempel tussen Asterstraat en Begoniastraat groter te maken. Daarnaast zorgt deze aanpassing voor een toevoeging van groen en een vermindering van het aandeel verharding. De parallelweg van de Koppelweg betreft een weg zonder functie voor doorgaand verkeer.
Negatieve gevolgen voor de verkeersafwikkeling in en in de omgeving van het plangebied zijn op basis van het voorgaande niet te verwachten.
Parkeren
De bestaande woningen in het plangebied kunnen op basis van het 'Parapluplan parkeren' worden aangemerkt als woningen in de categorie 'Huurhuis, sociale huur' in het gebied 'rest bebouwde kom'. Voor deze woningen geldt een parkeernorm van 1,6 parkeerplaatsen per woning.
Het aantal woningen in het plangebied blijft gelijk of zal beperkt afnemen. De nieuwe woningen kunnen eveneens worden aangemerkt als woningen in de categorie 'Huurhuis, sociale huur'. De parkeerbehoefte zal daarmee gelijk blijven.
Parkeren vindt in de huidige situatie plaats binnen en het buiten het plangebied. In het plangebied en haar omgeving wordt op straat geparkeerd en in parkeerkoffers. In de huidige situatie wordt door bewoners geen parkeeroverlast ervaren.
Als gevolg van de ontwikkeling zal de parkeerkoffer aan parallelweg van de Koppelweg, ter hoogte van de Begoniastraat verwijderen. Het plan voorziet echter in drie nieuwe parkeerkoffers aan de zuidzijde van de Begoniastraat, Chrysantenstraat en Dahliastraat. Het aantal parkeerplaatsen neemt daarmee in de toekomstige situatie toe. Het plan zorgt daarmee voor een verbetering van de parkeersituatie ter plaatse.
Conclusie
De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Algemeen
Duurzaamheid is de balans tussen ecologische, economische en sociale belangen voor het heden en de toekomst. Duurzaamheid bij gebouwen wordt vooral verbonden met technische en/of goed meetbare aspecten. Zo kan de nadruk liggen op het gebruik van duurzame materialen, of op een hoge energiebewustheid (energieneutraal gebouw). Los van deze technische aspecten kan duurzaamheid ook vanuit een kwalitatief architectonisch en cultuurhistorisch gezichtspunt worden bekeken. De gemeente Doesburg wil bewoners en initiatiefnemers graag stimuleren om een bijdrage te leveren aan het duurzame karakter van de stad.
Toetsing
Met het plan is sprake van herstructurering binnen een bestaande woonwijk. De huidige woningen voldoen niet meer aan de eisen van de huidige tijd. Deze worden gesloopt en hiervoor in de plaats worden nieuwe woningen gebouwd.
De woningen worden duurzaam gebouwd (energieneutraal en gasloos) en hebben toekomstwaarde. Het voornemen bestaat om drie type woningen te realiseren, te weten eengezinswoningen, levensloopbestendige woningen en woningen op basis van een tussenvariant.
Uit het oogpunt van klimaatadaptatie wordt, ten op zichte van de huidige situatie, meer groen in het plangebied toegevoegd. Zo wordt onder meer de parallelweg van de Koppelweg, ter hoogte van de Begoniastraat, weggehaald en worden in de straatprofielen openbare groenstroken met bomen toegevoegd. De herstructurering biedt ook een kans om op een duurzame manier om te gaan met het hemelwater. Hemelwater zal zoveel mogelijk richting de groenstroken aan de Koppelweg worden afgevoerd. Indien mogelijk worden hier wadi's gerealiseerd. Er zal een overloop worden gemaakt richting de kwelsloot de Ooy. In een later stadium zullen de mogelijkheden voor het vertraagd afvoeren van het hemelwater verder worden uitgewerkt. Met de afkoppeling van het verhard oppervlak is er, ten opzichte van de huidige situatie, sprake van een verbetering van de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse van het plangebied.
Conclusie
Het aspect duurzaamheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Algemeen
Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In verband daarmee is eerst onderzocht of voor het onderhavige bestemmingsplan op grond van artikel 6.12, eerste lid Wro de verplichting bestaat om één of meer exploitatieplannen vast te stellen.
Op grond van artikel 6.12, lid 1 van de Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een in het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Dit zijn de volgende bouwplannen:
Op grond van artikel 6.12, lid 2 Wro kan van deze verplichting worden afgezien, indien (globaal) sprake is van de volgende factoren:
Voor de beoordeling van de vraag of het kostenverhaal anderszins verzekerd is, is de eigendomsituatie van belang. In het geval dat alle gronden binnen een exploitatiegebied eigendom zijn van de gemeente, kan de gemeente de kosten van de grondexploitatie verrekenen in de prijs van de uit te geven bouwrijpe kavels. In dat geval is het kostenverhaal afdoende anderszins verzekerd en is het vaststellen van een exploitatieplan niet verplicht. Een andere mogelijkheid is dat de gemeente in een overeenkomst met de ontwikkelaar heeft vastgelegd hoe de kosten van de grondexploitatie worden verrekend. Ook in dat geval is het vaststellen van een exploitatieplan niet verplicht.
Toetsing
De realisatie van maximaal 95 woningen gebeurt op initiatief en voor rekening van Woonservice IJsseland, de eigenaar van de huidige woningen in het plangebied. Voor de kosten van de voorgenomen herontwikkeling heeft Woonservice IJsselland een reservering getroffen. Op termijn worden de kosten van herontwikkeling grotendeels gecompenseerd door inkomsten uit huurpenningen.
Door middel van een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en Woonservice IJsselland is vastgelegd dat de gemeentelijke kosten, die verband houden met de ruimtelijke procedure en mogelijke planschade, op Woonservice IJsselland worden verhaald. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarmee niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect economische uitvoerbaarheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het initiatief.
Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).
Een bestemmingsplan regelt derhalve het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen) en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Erfgoedwet, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijhorende regel worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
In dit bestemmingsplan zijn de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer' en 'Wonen' opgenomen. Hieronder volgt een korte toelichting op de genoemde bestemmingen.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor plantsoenen, groenstroken, (fiets-)paden, uitritten, bermen met beplanting, water(partijen), speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, en onbebouwde gronden.
Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Wel zijn bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals lichtmasten en sport- en speeltoestellen toegestaan. In de bouwregels van deze bestemming zijn de maatvoeringseisen voor de bouw van deze bouwwerken opgenomen.
Tussen beoogde woningen en de openbare ruimte zoals de wegen en groenstroken zijn de gronden grotendeels bestemd als 'Tuin'. Op deze gronden is, naast het gebruik als tuinen, ook het gebruik ten behoeve van verkeersdoeleinden in de vorm van erfontsluitingswegen en parkeervoorzieningen toegestaan.
Binnen deze bestemming zijn eveneens geen gebouwen toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn, onder voorwaarden, wel toegestaan.
De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor een rotonde, rijbanen, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen, ondergrondse afvalcontainers en nutsvoorzieningen.
Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouw. Deze bouwwerken mogen maximaal 2,5 hoog zijn. Voor lichtmasten geldt een afwijkende toegestane bouwhoogte van 10 m.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor maximaal 95 woningen. Deze woningen mogen alleen in aaneengebouwde vorm worden gebouwd. De gronden zijn eveneens bestemd voor aan huis gebonden beroepen, tuinen, erven en parkeervoorzieningen.
Binnen de bestemming mogen hoofdgebouwen (woningen), bijbehorende bouwwerken in de vorm van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Binnen de bestemming zijn bouwvlakken opgenomen. De woningen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maximale goot- en bouwhoogte van de woningen bedraagt respectievelijk 6 m en 10 m.
Voor de bijbehorende bouwwerken geldt dat deze zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd mogen worden. De maatvoeringseisen van deze bouwwerken zijn opgenomen in de bouwregels.
Voor de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (bijvoorbeeld schuttingen) geldt dat de bouwhoogte voor de voorgevel van woningen niet hoger mag zijn dan 1 m en achter de voorgevel van de woningen niet hoger dan 2,7 m.
In de regels van de bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het toestaan van een aan huis gebonden bedrijf. Voor de afwijking gelden aanvullende voorwaarden voordat deze kan worden verleend.
Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.
Op 10 juli 2018 is een informatiebijeenkomst gepland voor belanghebbenden en geïnteresseerden. Tijdens deze de informatiebijeenkomst wordt het initiatief gepresenteerd en kan worden gesproken over de ontwikkeling.
Het concept van het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg aan het Waterschap Rijn en IJssel gestuurd. In een reactie heeft het waterschap aangegeven dat de opzet van het bestemmingsplan aan de doelstellingen van het huidig en toekomstig waterbeleid voldoet. Wel zullen de mogelijkheden voor het vertraagd afvoeren van het hemelwater nog verder moeten worden uitgewerkt. Voor het afvoeren van water naar de kwelsloot de Ooy zal een vergunning moeten worden aangevraagd.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 20 september 2018 gedurende zes weken ter visie gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan is binnen de daarvoor gestelde termijn één zienswijze naar voren gebracht. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing aan het bestemmingsplan.