Plan: | Sportclub Doesburg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0221.BPL14001HBI-VA01 |
Sportclub Doesburg heeft het voornemen om de bestaande sportaccommodatie aan de Oranjesingel 22 te Doesburg te vervangen door nieuwbouw. De gronden, gelegen vóór de nieuwe accommodatie aan de Oranjesingel, zullen voor een klein deel worden heringericht voor de aanleg van een pleintje. De geplande nieuwbouw zal ook geschikt zijn om daar sociaal-culturele/maatschappelijke functies in onder te brengen.
Het plangebied omvat niet alleen de geplande nieuwbouw maar ook de sportvelden. Het plangebied ligt aan zuidzijde van de wijk Zuidelijk Molenveld aan de Oranjesingel 22. De zuidzijde van de sportvelden grenzen aan de vestingwerken, de Lage Linie.
Afb. luchtfoto Doesburg met globale ligging plangebied
Voor de gronden van Sportclub Doesburg is het bestemmingsplan Molenveld en De Ooi van kracht. De raad heeft dit bestemmingsplan op 12 december 2007 vastgesteld en is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 7 augustus 2007 en onherroepelijk is geworden door uitspraak van de Raad van State op 15 oktober 2008.
Afb. Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan met ligging plangebied (rood omlijnd)
De gronden zijn bestemd voor buitensportbeoefening, een eetcafé en een cafetaria. Voorts is ook een tribune toegestaan. De goot- en bouwhoogte van de toegelaten gebouwen bedragen maximaal 4 meter. Deze tribune is gebouwd aan de zuidzijde van het meest westelijk gelegen voetbalveld. De geplande nieuwbouw past qua oppervlakte niet binnen het bouwvlak. De hoogte van de nieuwe accommodatie is eveneens in strijd met de regels van dit bestemmingsplan.
Voor het plangebied is tevens het bestemmingsplan Archeologie zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 29 oktober 2009 van kracht.
In hoofdstuk 2 wordt het plan beschreven, in hoofdstuk 3 gevolgd door een beschrijving van het ruimtelijke beleidskader. Hoofdstuk 4 bevat een overzicht van verschillende milieu-/omgevingsaspecten en de resultaten van de verrichte onderzoeken. De plansystematiek is opgenomen in hoofdstuk 5. Ten slotte komen in de hoofdstukken 6 en 7 de uitvoerbaarheid en de eventuele resultaten van inspraak en overleg aan de orde.
Molenveld
De wijk Molenveld is op te delen in Zuidelijk Molenveld en Noordelijk Molenveld, die ruimtelijk en stedenbouwkundig worden gescheiden door de Kraakselaan. Noordelijk Molenveld wordt aan de noordzijde omsloten het natuurgebied de Hoge Linie. De zuidelijke begrenzing wordt gevormd door het groengebied de Lage Linie, die ook bijzondere natuurwaarde herbergt. Beide gebieden komen voort uit de in de rond 1697 aangebrachte omwalling rondom de stad.
Zuidelijk Molenveld
Zuidelijk Molenveld, waar het plangebied deel van uitmaakt, is een woongebied met een geheel eigen karakter en is de eerste naoorlogse woonwijk van Doesburg. Alleen aan de randen, langs de Kraakselaan aan de noordzijde en de Oranjesingel aan de zuidzijde, zijn andere functies dan wonen gelegen.
In de jaren ’90 van de vorige eeuw is er langs de Oranjesingel de eerste stadsvernieuwing toegepast. Dit heeft geresulteerd in nieuwbouw, bestaande uit woningen met twee lagen en een kap. Daar waar het Prins Bernhardplein een aansluiting maakt met de Oranjesingel is als poortconstructie een tweetal appartementencomplexen gerealiseerd.
Men is voornemens de overige delen van Zuidelijk Molenveld in de toekomst te herstructureren. Hierbij worden met name verouderde duplexwoningen gesloopt. Vervangende nieuwbouw dient daarbij de huidige karakteristiek van de buurt te respecteren en waar mogelijk te versterken. Ook het ‘bouwen voor de buurt’ is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Dit houdt in dat men binnen de eigen woonwijk de wooncarrière kan vervolgen.
Sportclub Doesburg - met circa 400 leden - beschikt over twee locaties waar de sportactiviteiten worden ondernomen: Sportpark Oranjesingel en Sportpark Looiersweg. De accommodaties van beide locaties voldoen niet meer aan redelijke kwaliteitseisen. De velden hebben een matige tot slechte kwaliteit. Het spelen op meerdere locaties is een organisatorisch probleem en draagt niet bij aan de verbetering van het clubgevoel en binding en samenhang binnen de club. Op basis van een locatieonderzoek is besloten om te kiezen voor één accommodatie met voldoende capaciteit voor spelers en bezoekers, die voldoet aan de eisen en wensen van deze tijd en waarvan het beheer en de exploitatielasten draaglijk zijn. Het onderzoek is als bijlage bij deze toelichting opgenomen
afb. voetbalveld Sportclub Doesburg tegen de Lage Linie
Bestaande situatie
Sportpark Oranjesingel biedt plaats aan één sportvereniging: Sportclub Doesburg. Het sportpark bestaat uit twee voetbalvelden (gras), een kantine, een bestuurskamer, vier kleedlokalen, een overdekte tribune, een spelershome, een materialenhok en twee kleedruimten voor de scheidsrechters. De aanwezige bebouwing heeft Sportclub Doesburg. De staat van onderhoud van de gebouwen is slecht te noemen. Tevens is er een cafetaria/snackbar/afhaalcentrum gevestigd.
afb. kantine en bestuurskamer
Het parkeren van de auto's van bezoekers en spelers vindt plaats aan de Oranjesingel waar ook aanwonenden gebruik van maken. Aan de Oranjesingel zijn aan de zijde van de sportvelden 2 parkeerstroken aangelegd voor 25 en 18 parkeerplaatsen.
Uitgangspunten
De omgeving van de Oranjesingel kent bijzondere landschappelijke kwaliteiten, zoals de verhoogde contouren van de vestingwallen De Lage Linie en de openheid van het gebied. Bij de ontwikkeling van het concept dient hiermee rekening te worden gehouden. Voor de ontwikkeling van het concept zijn daarom de volgende uitgangspunten gehanteerd.
Op termijn wil SCD de grasvelden vervangen door kunstgrasvelden.
afb. huidige parkeersituatie aan de Oranjesingel
Het plan
Het ontwerp van de nieuwbouw is gebaseerd op de bestaande volumes die aan deze rand van Doesburg en de Lage Linie voorkomen. Het nieuwe clubgebouw is vormgegeven als een lang en slank object in 2 bouwlagen, die ten opzichte van elkaar verschuiven. De bovenverdieping schuift voor een deel over de benedenverdieping en steunt daarbij op het entreevolume.
Op de volgende bladzijde is een aantal impressietekening opgenomen van de geplande nieuwbouw.
afb. vogelvluchtperspectief vanuit noordwesten
afb. vogelvluchtperspectief vanuit noordoosten
Afb. vanuit voetbalveld Zuid
Door de onderdoorgang die hierdoor wordt gecreëerd ontstaat een directe relatie vanaf de straat met de velden en blijven de zichtlijnen in tact. Door een plein te situeren op de kruising met het Prins Bernardplein ontstaat een 2e zichtlijn op de sportvelden. Het plein krijgt de functie van ontmoetingsplek en legt een verbinding met de nieuwe sportaccommodatie. Zie onderstaande afbeelding.
De huidige locatie van de tribune blijft voorlopig gehandhaafd. De nieuwe tribune is geïntegreerd in het ontwerp. Zie voor situering tribune onderstaande situatietekening
afb. situatietekening bestaande bebouwing en nieuwe bebouwing
Mobiliteit en Parkeren
Het huidige sportcomplex ligt aan de zuidelijke rand van de Molenvelden en is gezien deze ligging goed bereikbaar voor alle sporters uit Doesburg. Het sportcomplex grenst aan de Oranjesingel. De parkeerdruk is tijdens wedstrijden redelijk hoog. Veel - jonge - clubleden en toeschouwers (uit Doesburg) komen overigens met de fiets naar de sportclub. Aan de noordoostzijde van de accommodatie is ruimte gereserveerd voor de mogelijke bouw/aanleg van een (afsluitbare) fietsenstalling.
De verkeersbewegingen tengevolge van de sportactiviteiten vinden echter voornamelijk plaats in de (vroege) avonduren en in de weekenden. Dat zijn ook de periodes dat de parkeerdruk het hoogst is aan de Oranjesingel. Aanwonenden en sporters zoeken op die tijden een parkeerplaats aan de Oranjesingel. Het toelaten van andere functies dan sport leidt tot extra verkeersbewegingen en extra parkeerdruk op de Oranjesingel en in de directe omgeving. De extra verkeersbewegingen van de andere functies die toegelaten worden vinden vooral plaats tijdens kantooruren. Tijdens kantooruren is er aan de Oranjesingel voldoende ruimte om in deze extra parkeerbehoefte te voorzien omdat er niet wordt gesport en veel aanwonenden hun werk elders uitoefenen.
Samenvattend wordt gesteld dat de sporttijden en de kantoortijden niet samen vallen. Er zal een toename zijn van extra verkeersbewegingen tijdens kantooruren, maar deze extra verkeersbewegingen kunnen eenvoudig worden opgevangen binnen de huidige verkeersstroom. De gemiddelde bezetting van een parkeerplaats aan de Oranjesingel neemt weliswaar toe, maar zal niet leiden tot parkeerproblemen omdat tijdens kantooruren weinig parkeerplaatsen aan de Oranjesingel gebruikt worden.
Duurzaamheid
De initiatiefnemers hanteren voor de nieuwbouw de Gemeentelijke Praktijk Richtlijn (GPR) voor duurzaam bouwen. Met behulp van deze richtlijn kan het duurzaamheidsniveau van de nieuwbouw op de aspecten energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde worden berekend. Hieronder wordt in het kort ingegaan op deze aspecten en enkele mogelijke maatregelen waaraan gedacht wordt.
Energie
Energie wordt duurder waardoor woonlasten stijgen. Doel is klimaatverandering tegengaan en tegelijkertijd energiegebruik betaalbaar houden. De gebruiker krijgt inzicht in de mogelijkheden om de energieprestatie te verbeteren.
Maatregelen: In het gebouw zal minder energie worden gebruikt door hoogwaardige isolatie en het gebruik van zonnecollectoren (32 m2) voor het opwarmen van de zonneboiler. Zonnepanelen (140 m2) leveren stroom.
Energiebesparing, minder waterafvoer, meer zuurstof door sedumdak.
Milieu.
Grondstoffen worden schaarser én duurder. De gebouwde omgeving verbruikt ruim 30% van de grondstoffen en veroorzaakt tal van schadelijke emissies. Door bestaande gebouwen te renoveren of juist te slopen, indien renovatie niet zinvol meer is, worden schadelijke emissies en uitputting van grondstoffen als gevolg van de productie van bouwmaterialen beperkt. De milieubelasting van gebouwen of een ontwerp kan in beeld worden gebracht waardoor de gebruiker in staat ontwerpkeuzes te maken of prestaties te toetsen.
Maatregelen: Toepassing van vloerverwarming, waterbesparende toiletreservoirs, waterkranen en douchekoppen, automatische lichtschakelaars met bewegingscensoren. De aanleg van een gescheiden rioleringssysteem.
Gebruik van aluminium en hout voor raam- en deurkozijnen, HR++ glas.
Gezondheid.
Mensen brengen een groot deel van de dag door in hun woning, kantoor of school, maar het binnenmilieu is vaak ongezond. Doel van dit thema is dus de realisatie van gezonde gebouwen om in te wonen en werken. Denk hierbij aan het beperken van geluidsoverlast, voldoende frisse lucht, comfortabele ventilatie en voldoende daglicht.
Maatregelen: Toepassing luchtventilatiesysteem waarmee warmte van de lucht met behulp van een warmtewisselaar wordt teruggegeven aan de verse ingevoerde lucht.
Gebruikskwaliteit
De Nederlandse samenleving vergrijst. Zorg en wonen moeten steeds meer worden gecombineerd. Andere doelgroepen hebben juist weer andere behoeften, zoals jonge mensen, gezinnen met kinderen, gehandicapten, etc. Tegelijkertijd willen mensen een veilige woonomgeving. Het doel is om gebouwen goed, toegankelijk en functioneel te maken; van een goede technische kwaliteit en in een veilige woonomgeving.
Maatregelen: Er wordt aandacht besteed aan toegankelijkheid van het gebouw en tribune. Het plaatsen van ruime mindervalide toilet. Stenen binnenmuren en tegelwerk zijn water- en hufterproof waardoor het onderhoud beperkt blijft.
Toekomstwaarde
Jaarlijks wordt hooguit 1% van de Nederlandse woningvoorraad vernieuwd. Er zijn woonwijken waar mensen liever niet willen wonen en woonwijken die heel populair zijn: als de omgeving mensen dierbaar is, neemt de waarde van het vastgoed toe. Leegstaande kantoorgebouwen zijn een maatschappelijk en financieel probleem, ze zijn destijds niet toekomstbestendig gerealiseerd. Bij de bouw of renovatie van gebouwen moet rekening worden gehouden met toekomstige functieverandering en belevingswaarde van de omgeving. Bij een goede score op dit thema is een gebouw zonder hoge kosten of veel materiaalverspilling aan te passen aan veranderende gebruikerseisen of wet- en regelgeving.
Maatregelen: Verbreding van de (voetbal)sport waarbij de club zich ook richt op nieuwe doelgroepen waardoor de nieuwbouw frequenter en efficiënter kan worden gebruikt.
Bij het ontwerp van het bouwplan wordt ingezet om de score van minimaal 6,5 te behalen.
Multifunctioneel gebruik
Sportclub Doesburg als één van de belangrijkste gebruikers van de nieuwe accommodatie heeft zich als doel gesteld verbreding van het aanbod van (voetbal)sport in Doesburg. Op het complex kunnen onderwijsinstellingen, welzijnsinstellingen, kinderdagopvang en buitenschoolse dagopvang (sport)activiteiten ondernemen. Ook kunnen individuele sporters of kleine recreatieve groepjes sporten en bewegen. Deze instellingen en groepen kunnen gebruik maken van de faciliteiten op het terrein. Voorts wil Sportclub Doesburg nieuwe sportdoelgroepen aanboren als vrouwen-/meisjesvoetbal en gehandicaptenvoetbal waardoor de continuïteit van en de toekomst van Sportclub Doesburg alsmede van de accommodatie ook voor langere tijd gewaarborgd kan worden.
Zoals hierboven als is aangegeven kunnen ook andere groepen, niet-leden van Sportclub Doesburg, gebruik maken van de (sport)faciliteiten van de accommodatie. Eén van de randvoorwaarden voor het opstellen van het ontwerp van de nieuwbouw is dat de ruimten zodanig worden ontworpen dat alle ruimten multifunctioneel kunnen worden gebruikt en voor iedereen toegankelijk zijn.
Het multifunctioneel gebruik van de accommodatie kan een relatie hebben met sport, maar het is ook de bedoeling dat andere partijen gebruiken kunnen maken van de ruimten en de bijbehorende voorzieningen van de accommodatie voor vergaderingen, het geven van onderwijs/cursussen, buitenschoolse dagopvang, etc.
Het complex met bijbehorende sportvelden zullen in de toekomst mogelijk ook gebruikt gaan worden voor het houden van (jaarlijks terugkerende) één of meerdaagse evenementen/festiviteiten.
Toekomst Sportclub Doesburg
Sportclub Doesburg bereidt een beleidsnota voor die een toekomstbeeld schetst van de sportclub, die een belangrijk onderdeel uit kan maken van de totale maatschappelijke setting in de Doesburg. Uit het concept van deze nota 'sc Doesburg Vitaal in Beweging' zijn hieronder enkele belangrijke uitgangspunten verwoord.
Voetbalvereniging sc Doesburg heeft als missie een maatschappelijke bijdrage te leveren, en een impuls te geven aan de sport en beweeg cultuur van de stad en haar lokale omgeving. Tevens wil sc Doesburg een bijdrage leveren en/of ondersteuning bieden aan tal van activiteiten op het gebied van sport, cultuur, welzijn, gezondheid, onderwijs en leefstijl in de gemeente Doesburg.
Het motto van de voetbalvereniging sc Doesburg is “dat er meer is dan voetbal alleen”. Men heeft oog voor de sport beleving en haar omgeving van morgen. Alle inwoners van de gemeente en andere partners uit de lokale omgeving mogen de vereniging sc Doesburg ervaren als een plek waar het fijn toeven is en waar je met veel plezier kunt sporten en bewegen.
Visie
De voetbalclub wordt gezien in samenhang met: andere verenigingen, de gemeente, gezondheidszorg, cultuur en welzijn, onderwijs, ouderen organisaties en het bedrijfsleven duurzaam en maatschappelijk ondernemen door deze slimme verbindingen te leggen. Tevens willen men mede de sociale cohesie bevorderen van de ouderen in de lokale omgeving en/of gemeente. Dit alles in de context van de vergrijzing met de problemen van de ontvolking van het platteland. De vereniging wordt gezien als een toegevoegde waarde die de aantrekkelijkheid vergroot om te (blijven) wonen, te werken en te leven in onze mooie gemeente.
In dit kader wordt de vereniging gezien als een verlengstuk van gezondheidszorg en welzijn in de gemeente Doesburg. Sport op welk niveau dan ook voorkomt en vermindert gezondheidsklachten en bevordert het welbevinden. Het gaat hierbij om zowel leden als niet-leden, kaderleden als geen kaderleden, supporters en volgers van jong tot oud. Sportclub Doesburg wil daarbij letterlijk en figuurlijk het bruisende sportieve middelpunt zijn voor de gemeente Doesburg. Sc Doesburg wil een verlengstuk zijn van scholen, verenigingen, de non profit sector en het bedrijfsleven. Verenigen doet verbinden.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR schetst een beeld hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. In totaal zijn er zijn 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is op 30 december 2011 grotendeels in werking getreden.
De volgende nationale belangen hebben een uitwerking gekregen in het Barro:
In het Barro worden regels gesteld omtrent de planologische bescherming van de EHS. Het plangebied ligt in de nabijheid van de EHS. De realisering van de EHS is in handen van de provincies gesteld.
Er zijn geen nationale belangen in het geding bij de uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan.
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland tot 2015 is vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
De Structuurvisie 2005 (kansen voor de Regio's) bevat per thema en gebiedsgericht het provinciale ruimtelijk beleid voor de komende 10 jaren. Sterker dan voorheen zet de provincie in op regionale afstemming in ruimtelijke ontwikkeling. Een aantal regionale vraagstukken is/wordt daarom in regionaal verband nader uitgewerkt.
De provincie hanteert een tweeledige provinciale hoofdstructuur waarbij Gelderland enerzijds ‘hoog dynamische’ functies met een intensieve vorm van ruimtegebruik kent, zoals stedelijke functies en intensieve vormen van recreatie/leisure. Anderzijds kent de provincie ‘laag dynamische’ functies. Deze gebieden zijn kwetsbaar voor intensieve vormen van ruimtegebruik, zoals de ecologische hoofdstructuur (EHS), waardevolle open gebieden en gebieden waar ruimte voor water moet worden gecreëerd. Het provinciaal planologisch beleid is er op gericht deze gebieden te vrijwaren van intensieve gebruiksvormen en wordt ook het groenblauwe raamwerk genoemd.
Het gebied ligt volgens het Streekplan 2005 in "Multifunctioneel gebied - Bebouwd gebied 2000". Het multifunctioneel gebied beslaat het grootste deel van de provincie. Dit gebied omvat de steden, dorpen, buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland. De provincie zet in op ruimte voor meervoudig ruimtegebruik (verweven functies) in dorpen, steden en landelijk gebied.
Zoals opgemerkt in paragraaf 3.1.2 grenst het plangebied aan de EHS. De EHS heeft geen externe werking zodat de uitvoering van het plan hiervan geen belemmeringen ondervindt.
Om in het beleid flexibeler in te kunnen spelen op de veranderende behoeften en de regionale verschillen wil de provincie Gelderland de nieuwe integrale structuurvisie, ter vervanging van de Structuurvisie Gelderland 2005, op een andere manier vorm en inhoud geven. Samen met onder meer gemeenten, Prorail, Kamers van Koophandel, waterschappen, maatschappelijke organisaties en ondernemers wil de provincie hier uitvoering aan geven. Dit proces om in 2013 via cocreatie een nieuwe structuurvisie klaar te hebben, ging op 15 februari 2012 van start met een bijeenkomst van genodigden uit alle Gelderse regio’s.
Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. De Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening integreren en verbinden het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan, het Streekplan (Structuurvisie), het Milieuplan en de Reconstructieplannen tot één plan en één verordening. Omgevingsvisie en Omgevingsverordening bevatten de hoofdlijnen voor de volgende maatschappelijke opgaven in Gelderland: opgaven voor water, natuur en landschap, cultuur en erfgoed, milieu, energietransitie, landbouw, verkeer en vervoer en ruimtelijke ordening. Naar verwachting zullen Provinciale Staten de Omgevingsvisie in hun vergadering van 9 juli 2014 vaststellen en de Omgevingsverordening in die van 1 oktober.
Het plangebied maakt in Omgevingsvisie Gelderland geen onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk of Groene Ontwikkelingszone (voorheen EHS genoemd).
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kunnen middels een provinciale verordening regels gesteld worden omtrent de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen, voor zover provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland heeft op 25 november 2008 besloten voor een aantal onderwerpen de Ruimtelijke Verordening Gelderland (vastgesteld 15 december 2010) op te stellen. Deze onderwerpen zijn o.a. verstedelijking, wonen, recreatieparken, detailhandel, waterwingebied, ecologische hoofdstructuur (EHS), nationaal landschap, niet-agrarische bedrijven in het buitengebied, bedrijventerreinen, molenbiotopen en glastuinbouwgebieden.
Op 27 juni 2012 stelden Gedeputeerde Staten de eerste herziening van de Ruimtelijke Verordening Gelderland vast. Dat was nodig omdat provinciale ruimtelijke verordeningen alleen nog ontheffingsbepalingen voor onverwachte situaties mogen bevatten. Dat is een gevolg van de Spoedwet ruimtelijke ordening (Wro). Deze herziening werd ook benut om enkele nieuwe regels in de Verordening op te nemen over molenbiotopen en glastuinbouwgebieden.
De realisering van de EHS is een taak van de provincie. Het plangebied ligt niet in de EHS of in Natura 2000-gebied Veluwe. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich de EHS (natuur) en op grotere afstand een aantal Natura 2000-gebieden. De EHS (natuur) heeft betrekking op de gronden van de Lage Linie waaraan de voetbalvelden grenzen.
Het vervangen van de bestaande accommodatie door nieuwbouw heeft een neutraal effect op de instandhoudingsdoelstelling van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel en op de aanwezige natuurwaarden in de EHS.
Afbeelding: Ligging van het plangebied (rode contour) buiten de Ecologische Hoofdstructuur
De provincie Gelderland heeft zichzelf ten doel gesteld om, in het spoor van het Olympisch Plan 2028 en Nederland Sportland 2016, de komende vier jaar van Gelderland in de volle breedte een 'sportland' te maken. Met het programma Gelderland Sport! zet zij door middel van sport in op een gezond, vitaal en aantrekkelijk Gelderland. Door op integrale wijze zowel de breedtesport als de talenten- en de topsport te versterken, wil ze drie doelen dienen: een vitalere Gelderse samenleving, meer excellente prestaties en een grotere economische impact. Onder het motto: 'met sport halen we het beste uit Gelderland!' wil de provincie gezamenlijk met al haar Gelderse partners op het terrein van de sport deze ambitie vorm gaan geven.
Subsidieregeling Gelderland Sport!
Vanaf 1 augustus 2012 kunnen bedrijven, gemeenten, sportbonden en (sport)organisaties gebruik maken van de nieuwe subsidieregeling Gelderland Sport! De provincie stelt voor sport- en beweging gerelateerde activiteiten een subsidie beschikbaar (waarbij 50% cofinanciering een vereiste is) ter bevordering van sportieve bewegingsruimten, actieve senioren, het stimuleren van mensen met een lage SES en mensen met een beperking tot bewegen, sport en gezondheid bij jeugd, talentontwikkeling, sportevenementen in de kernsporten, vitale werknemers en kennis en innovatie. Ook wordt er subsidie beschikbaar gesteld voor de realisatie van sportaccommodaties.
Het kader waar binnen subsidie kan worden aangevraagd is Gelderland Sport!: het programma 2010-2016. De activiteiten moeten passen binnen hun drie inhoudelijke hoofdthema's: Vitale samenleving, Excellente prestaties en Economische impact. Binnen deze hoofdthema's worden deelthema's onderscheiden, die nader uitgewerkt worden.
De Sportagenda (sept. 2013) is opgesteld door de 11 regiogemeenten van de regio Arnhem, dit zijn: Arnhem, Doesburg, Duiven, Lingewaard, Renkum, Rheden, Rozendaal, Rijnwaarden, Overbetuwe, Westervoort, Zevenaar. Om te komen tot een regionale Sportagenda ligt de focus op de samenwerking tussen de gemeenten in de regio Arnhem betreffende sport en bewegen.
In deze Sportagenda Regio Arnhem staan de gezamenlijke ambities op het terrein van sport & bewegen centraal beschreven. Het kernwoord is meerwaarde; samenwerking moet voor gemeenten een duidelijke tastbare meerwaarde hebben. De overtuiging is dat het ontwikkelen van een regionale sportagenda voortkomt uit van elkaar leren, elkaar inspireren en dat het geheel meer is dan de som der delen. Dit geldt niet alleen naar de eigen inwoners van de regio om (nog) vitaler te worden, maar ook voor vele bezoekers van buiten de regio met een grote betekenis voor de regionale economie.
De 'Sportagenda Regio Arnhem Sport 2013 – 2016' is tot stand gekomen in overleg met de bestuurders en beleidsmedewerkers die sport en bewegen in hun portefeuille hebben.
In deze Structuurvisie was aangegeven dat er mogelijk een multifunctioneel sportcomplex grenzend aan de Rivierenweg (N338) een aansluitend op de nieuwbouw van Beinum II ontwikkeld zou kunnen worden. Meerdere sportverenigingen zouden hier een nieuw onderkomen kunnen vinden. Afgelopen jaren is duidelijk geworden dat een aantal sportverenigingen gekozen heeft voor behoud en/of uitbreiding van bestaande sportlocaties. Dit geldt ook voor Sportclub Doesburg.
De gemeente bereidt op dit moment een nieuwe structuurvisie voor. Zie verder hieronder.
In december 2013 is gestart met het opstellen van een nieuwe ruimtelijke structuurvisie. Inwoners kunnen meedenken over de ruimtelijke koers die de gemeente de komende 10-20 jaar moet gaan varen. De structuurvisie bevat een streefbeeld op hoofdlijnen over het ruimtegebruik binnen de gemeente. Het plan zet de koers uit voor ruimtelijke ontwikkelingen en doet ook uitspraken over de identiteit van de stad. In deze gemeentelijke visie wordt vooruitgekeken op de ontwikkelingen in de gemeente tot 2030. De toekomstige identiteit en de visie op het landelijk gebied worden hierin beschreven waarbij wordt ingezet op het behouden van de kwaliteiten. De gemeente wil daarbij inzetten op inbreiding. Nieuwbouw in het buitengebied is alleen mogelijk in een zoekzone landschappelijke versterking of wanneer een locatie betrokken is bij functieverandering.
Het onderhavige plan sluit dus aan bij de eerste geformuleerde gedachten en uitgangspunten over inbreiding in de op te stellen Structuurvisie.
De gemeente Doesburg geeft uitvoering aan het provinciaal en regionaal vastgestelde beleid. De eerste stap daartoe was het sluiten van een overeenkomst met de Stichting De Onderwijsspecialisten. Zowel de gemeente als de Stichting zetten in op sportparticipatie en sport- en beweegaanbod voor mensen met een beperking en/of chronische aandoening zoals beschreven in het projectplan “op weg naar een Sportservicepunt aangepast sporten” (december 2010). Het Sportservicepunt aangepast sporten regio Arnhem is opgericht met als naam “Uniek Sporten”. De gemeente Doesburg heeft aangegeven hier aan te willen deelnemen.
Het initiatief van de Sportclub Doesburg om de bestaande bebouwing te vervangen en de continuïteit van Sportclub Doesburg voor langere termijn zeker te stellen wordt door het gemeentebestuur ondersteund.
Nota Ruimtelijke Kwaliteit
De Nota Ruimtelijke Kwaliteit Doesburg 2011 (inwerkingtreding 20 januari 2011) vormt de basis voor het kwaliteitsbeleid van de gemeente voor de publieke ruimte. Ambities voor verschillende beleidsterreinen worden in deze nota op een eenduidige en samenhangende wijze weergegeven, zoals voor:
Verschillende beleidsonderdelen kunnen in de toekomst verder worden uitgewerkt in aparte beleidsnota’s op basis van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
De Nota Ruimtelijke Kwaliteit Doesburg 2011 komt in de plaats van bestaande beleidsstukken zoals het Beeldkwaliteitplan Doesburg Oude Stad 1999 (deel 1 en deel 2) en de Welstandsnota Doesburg 2004.
Ook de Cultuurhistorische Waardenkaart voor de binnenstad is opgenomen in deze nota. Beeldkwaliteitsplannen en ruimtelijke onderbouwingen, die zijn vastgesteld voor verschillende ontwikkelingsgebieden, blijven van kracht (zie paragraaf doel en status).
Met deze integrale aanpak sluit de gemeente aan bij de integratie van ruimtelijke regelgeving (Wabo), de modernisering van het monumentenbeleid (MoMo) en de verbetering van toegang tot het beleid (Omgevingsloket). Deze nota is daarom zo opgezet dat ze via het internet kan worden geraadpleegd.
Ruimtelijke kwaliteit
De Lage Linie en de vestingwerken compenseren het gebrek aan groen elders in Zuidelijk Molenveld. Bebouwing en privégebruik van de grond tussen de wijk en Linie/ vestinggordel wordt zo mogelijk beperkt. Waar zich kansen voordoen wordt het doorzicht vanuit de wijk naar de Linie/vestinggordel geoptimaliseerd.
Eén van de ambities voor de Molenvelden is het optimaal beleefbaar en toegankelijk maken van de Linie vanuit de wijk. Sportclub Doesburg is al decennialang gevestigd aan de Oranjesingel. Met de uitvoering van het bouwplan voor de nieuwe sportaccommodatie worden nieuwe zichtlijnen gecreëerd vanuit de wijk richting De Lage Linie. Door het slopen van de bestaande tribune wordt het zicht op de Lage Linie eveneens verbeterd.
Duurzaamheid
Duurzaamheid is de balans tussen ecologische, economische en sociale belangen voor het heden en de toekomst. Duurzaamheid bij gebouwen wordt veelal verbonden met technische en/of goed meetbare aspecten. Zo kan de nadruk liggen op het gebruik van duurzame materialen, of op een hoge energiebewustheid (energieneutraal gebouw). Los van deze technische aspecten kan duurzaamheid ook vanuit een kwalitatief architectonisch en cultuurhistorisch gezichtspunt worden bekeken.
Naast behoud en hergebruik van bestaande panden kan duurzaamheid ook bij volledige nieuwbouw een belangrijk architectonisch uitgangspunt zijn. Een gebouw dat ontworpen is om de tand des tijds goed te doorstaan is duurzaam. Zo'n gebouw is eenvoudigweg goed ontworpen waarbij de belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde naadloos samengaan.
Belevingswaarde: Een duurzaam gebouw is een gebouw, dat een tijdloos karakter heeft dat uitstijgt boven 'de waan van de dag', met een uitstraling die min of meer vanzelf volgt uit de functie en plaats.
Gebruikswaarde: Een duurzaam gebouw is een gebouw dat 'als een jas' past om haar gebruiker en voortkomt uit een grondige analyse van het programma en de levensstijl van de gebruiker in combinatie met de plaatsing op de kavel.
Toekomstwaarde: Een duurzaam gebouw is een gebouw dat toekomstbestendig is. Een flexibel ontworpen gebouw dat op eenvoudige wijze aanpasbaar is aan de verschillende levensloopfases van haar gebruikers, zodat ingrijpende verbouwingen eenvoudig kunnen worden voorkomen.
In het kader van duurzaamheid worden door de Rijksoverheid de navolgende tips meegegeven.
Bij de verdere uitwerking van het bouwplan zullen de verschillende duurzaamheidsaspecten worden betrokken.
Rijksbeleid
Het Rijksbeleid bevat geen essentiële beleidsuitspraken over kleinschalige ontwikkelingen, zoals in het voorliggende bestemmingsplan wordt beoogd.
Provinciaal beleid
Ten zuidoosten van het plangebied bevindt zich een onderdeel van de EHS. De EHS zal niet worden aangetast door de geplande nieuwbouw van de locatie. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel) is niet aan de orde (zie ook par.4.3 Ecologie). Het provinciaal beleid vormt daarom een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Gemeentelijk beleid
Het initiatief van Sportclub Doesburg is in overeenstemming met de uitgangspunten van de op te stellen gemeentelijk structuurvisie en past binnen het sportbeleid van de gemeente en hogere overheden.
Ingevolge artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de verrichte onderzoeken en naar relevante feiten en af te wegen belangen.
Voor de vaststelling van een bestemmingsplan dient in verband met de uitvoering een reëel beeld aanwezig te zijn van de bodemkwaliteit voor de gronden waaraan een nieuwe bestemming wordt gegeven. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde functie.
De informatie over de locatie is gebaseerd op de bij de gemeente Doesburg aanwezige bronnen en informatie verkregen van de initiatiefnemers. Op de locatie hebben zich geen bodembedreigende activiteiten voorgedaan. De nieuwbouw wordt bovendien grotendeels binnen de bestaande bouwcontour van de huidige accommodatie gerealiseerd.
Gelet op het bovenvermelde bestaat er géén reden voor een onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de nieuwbouw op de locatie, alsmede de voorliggende bestemmingsplanwijziging.
Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.
Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg 2007 welke een onderdeel vormt van de Monumentenwet.
Doesburg heeft een rijke historie en kent mede daarom een rijke archeologische historie. Vanuit het voornoemd Verdrag en vanuit de Monumentenwet heeft Doesburg archeologisch beleid gemaakt. Dit is uitgewerkt in de notitie "De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Doesburg". Deze beleidsnotitie vormde de basis voor het Bestemmingsplan Archeologie
Archeologie
Op basis van het Verdrag van Malta en de Wet op de archeologische monumentenzorg is het verplicht om de archeologische waarden bij ruimtelijke planvorming te betrekken, vooral bij plannen waarbij bodemwerkzaamheden uitgevoerd worden. Het gaat hierbij om het bekende en nog niet bekende bodemarchief. Uitgangspunt hierbij is dat de archeologische waarden zoveel mogelijk behouden blijven en niet aangetast worden.
Op onderstaande afbeelding zijn de gronden van het plangebied aangeduid met 'specifieke vorm van waarde - archeologische verwachtingswaarde middelhoog'. De gronden van het plangebied hebben een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Dat wil zeggen dat bodemingrepen met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en dieper dan 0,5m een omgevingsvergunning nodig is.
Afb. Uitsnede archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart met ligging plangebied
De gronden van de bestaande bebouwingscontour zijn in het verleden al geroerd bij de bouw van het huidige clubgebouw. De bebouwingscontour van deze bestaande bebouwing (719 m2) wordt overschreden door de nieuwbouw (950 m2), maar de overschrijding van de nieuwbouw bedraagt 231 m2 en blijft daarmee ruimschoots onder de norm van 500 m2 en de diepte van 0,5 meter.
Cultuurhistorie
De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.
Kadernota Cultuurhistorie 'De toekomst van ons verleden'
In november 2006 is Kadernota Cultuurhistorie Gemeente Doesburg met de titel door de raad vastgesteld. De gemeente Doesburg is één van de bekende monumentensteden in de provincie Gelderland en heeft ook één van de oudere beschermde stadsgezichten. In de hoogtijdagen van de stadsvernieuwing is er veel in de stad gerehabiliteerd en gerestaureerd, niet in de laatste plaats dankzij de grote groep actieve en enthousiaste monumenteneigenaren en de Stichting Stadsherstel. Reden waarom de meeste gebouwen in de stad nu in een behoorlijke tot goede bouwkundige staat verkeren.
Niet alleen de staat van de gebouwde omgeving, de monumenten, werd van groot belang geacht, ook het landschap en de structuur van de gemeente zijn opgenomen in allerlei ruimtelijke visies, nota’s en rapporten. Het beeldkwaliteitsplan, de structuurvisie, het IJsselkade-project, het bestemmingsplan, alle gaan ze uit van de hoge cultuurhistorische waarden in deze gemeente.
De goed bewaard gebleven vestingwallen rondom Doesburg. De vanwege hun natuurhistorische waarde niet toegankelijk en gesloten voor het publiek gelegen vestingwallen aan de noordoostzijde (de Hoge Linie) en de deels toegankelijke vestingwallen aan de zuidoostzijde (de Lage Linie). De vestingwerken versterken de indruk dat men een historische stad binnenkomt en dragen op deze wijze bij aan de aard van de oude kern.
Het sportcomplex heeft op zich geen cultuurhistorische waarden, maar wel door de ligging nabij de Lage Linie. Echter, de daadwerkelijke ingreep vindt plaats aan de Oranjesingel waar het bestaande clubgebouw wordt vervangen door een nieuwe accommodatie. De sloop van de bestaande tribune aan de zuidzijde van de voetbalveld betekent een verbetering van het zicht op de Lage Linie.
Conclusie
De uitvoering van het bestemmingsplan levert geen inbreuk op de aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden.
Om de natuurwaarden van het plangebied te kunnen beoordelen, moet er getoetst worden aan hetgeen beschreven staat in de natuurwetgeving. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden en met rust laten van de planten en diersoorten die in het wild voorkomen. Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden activiteiten te verrichten die leiden tot aantasting van te beschermen soorten en van hun voortplantingsplaats, vaste rustplaats of vaste verblijfsplaats. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van soorten en natuurgebieden die als staats- of beschermd natuurmonument zijn aangewezen.
In april 2014 is een quickscan Flora en fauna verricht. Het onderzoek is uitgevoerd middels het verrichten van een bureauonderzoek en een veldbezoek Het veldbezoek is afgelegd op 9 april 2014. Tijdens dit veldbezoek is de bouwlocatie, alsmede de directe omgeving onderzocht. Gedurende het veldbezoek is gelet op de mogelijke aanwezigheid van beschermde en bedreigde soorten op basis van het aanwezige habitat.
Dit onderzoek is opgenomen in de bijlagen van dit bestemmingsplan. De onderzoeksresultaten zijn hieronder verwoord.
Voorgenomen ingreep
De initiatiefnemers zijn voornemens binnen de onderzoekslocatie gebouwen te slopen en een nieuwe sportaccommodatie terug te bouwen en het parkeererf her in te richten voor de aanleg van een pleintje.
Soortenbescherming
De Europese natuurwetgeving is in Nederland op het gebied van de soortbescherming uitgewerkt in de Flora- en faunawet. Deze wet heeft tot doel alle in Nederland in het wild voorkomende planten- en diersoorten te beschermen en in stand te houden.
Gebiedsbescherming
Aangezien de onderzoekslocatie niet is gelegen in of grenst aan een onderdeel dat behoort tot de EHS, is aantasting van de natuurwaarden niet aan de orde. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden, zoals het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel is, gelet op afstand tot de onderzoekslocatie en de aard van de ingreep niet aan de orde.
Verblijfplaatsen buiten de onderzoekslocatie
Circa 85 meter ten noordoosten van de onderzoekslocatie is in oktober 2011 door Econsultancy een kolonie van minimaal 40 gewone dwergvleermuizen in een woning aan de Beatrixstraat vastgesteld (rapport: DSB.WSI.ECO2 11025211). Deze vleermuizenkolonie zal door de onderlinge afstand tot de onderzoekslocatie geen negatieve invloed ondervinden van de voorgenomen werkzaamheden.
Samenvatting en conclusie
De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in onderstaande tabel. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is verkort weergegeven welke maatregelen te treffen zijn om overtreding van de Flora- en faunawet voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.
Algemene zorgplicht
Voor algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën geldt de algemene zorgplicht, die er ondermeer in voorziet dat al het redelijkerwijs mogelijke dient te worden gedaan om het doden van individuen te voorkomen. Er zijn in het kader van de algemene zorgplicht geen speciale maatregelen nodig.
Noodzaak tot nader onderzoek
Nader onderzoek naar het voorkomen van verschillende soortgroepen wordt niet noodzakelijk geacht.
In het kader van de ruimtelijke ordening dienen de effecten van mogelijk aanwezige bedrijven/instellingen op hun omgeving in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. Omgekeerd dient ook te worden beoordeeld of nieuwe functies effecten kunnen hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande bedrijven/instellingen in de omgeving.
In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.
Bij deze schalen horen verschillende afstanden (milieuzones) die in acht moeten worden genomen tussen milieubelastende functies aan de ene kant en woningen alsmede andere hindergevoelige functie in de omgeving aan de andere kant om de kans op hinder en andere milieuoverlast te minimaliseren.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt het mogelijk het oude clubgebouw te vervangen door een nieuwe sportaccommodatie op dezelfde locatie aan de Oranjesingel. Een deel van de bebouwing bestaat uit 2 bouwlagen. Dit in tegenstelling tot het bestaande clubgebouw dat uit één bouwlaag bestaat. De belangrijkste reden voor het vervangen van het clubgebouw is dat het huidige gebouw niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd. De mogelijke hindereffecten zullen hierdoor niet noemenswaardig wijzigen. Het nieuwe langwerpig gebouw schermt de woningen aan de Oranjesingel af van het geluid van het publiek en de voetballers. De situering van de tribune met de achterzijde gericht naar de Oranjesingel richting betekent ook een vermindering van mogelijke geluidsoverlast voor bewoners aan de Oranjesingel.
De ligging van voetbalvelden en de situering van de verlichting blijven ongewijzigd.
Naast de sportfaciliteiten worden ook andere functies toegestaan zoals horeca en maatschappelijke voorzieningen.
functie | feitelijke afstand | indicatieve afstand | |
eetcafe | 23 | 10 | |
cafe | 23 | 10 | |
maatschappelijke voorzieningen bijv. BSO | 23 | 30 |
De indicatieve afstand van 30 m bij buitenschoolse opvang is gebaseerd op het hinderaspect 'geluid'. Dit geluidaspect betreft met name het geluid van spelende kinderen op een speelplaats. Indien een BSO in het pand gevestigd wordt, wordt het speelterrein aangelegd aan de zijde van de speelvelden waardoor volstaan kan worden met een kleinere afstand tot de woningen aan de Oranjesingel.
De horecafuncties voldoen voldoen aan de indicatieve afstanden. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat deze functies al vele jaren aanwezig zijn op deze locatie.
Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het nieuwe clubgebouw en de andere toegelaten functies minstens een neutraal effect hebben op mogelijke hinder voor omwonenden.
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van diegenen die niet betrokken zijn bij risicovolle activiteiten, maar die als gevolg van die activiteiten wel risico lopen. Om deze reden dient er in het plangebied rekening gehouden te worden met het aspect externe veiligheid. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is een normering opgenomen voor de externe veiligheid voor bedrijven met gevaarlijke stoffen. Daarnaast bestaan er richtlijnen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en aangaande de aanwezigheid van buisleidingen. Er dient voldoende veiligheidsafstand in acht genomen te worden tussen risicovolle bedrijven of routes voor gevaarlijke stoffen (via de weg/het spoor of via buisleidingen) én (beperkt) kwetsbare objecten.
In en om het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder het BEVI. De wegen rondom het plangebied worden niet gebruikt voor vervoer van gevaarlijke stoffen. In of bij het plangebied bevinden zich geen buisleidingen van de Gasunie met een risicocontour.
Een nader onderzoek naar externe veiligheid is derhalve niet noodzakelijk. Ten aanzien van externe veiligheid zijn er daarom geen belemmeringen voor de voorgenomen initiatieven.
Zie verder onder paragraaf 4.4 Bedrijven en milieuzonering
Het Besluit Luchtkwaliteit is in november 2007 ingetrokken en vervangen door een nieuwe regeling in de Wet Milieubeheer, bekend onder de naam Wet Luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. In de nieuwe wet en de daarop gebaseerde regelingen – Besluit NIBM en Regeling NIBM (luchtkwaliteitseisen) – is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten "niet in betekende mate" bijdragen aan de luchtverontreiniging.
Projecten die “niet in betekenende mate” leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst op de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. Sinds augustus 2009 ligt de grens van “niet in betekenende mate” volgens de gelijknamige AMvB bij 3% van de gewenste grenswaarde van een stof. Deze grens zal pas bereikt worden bij woningbouwprojecten die aanmerkelijk groter zijn dan 1500 woningen (is de grens bij 3%).
Het onderhavige plan - waarbij een nieuwe sportaccommodatie wordt gebouwd ter vervanging van het oude clubgebouw - voldoet ruim aan de NIBM grens en draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het project is volgens het Besluit NIBM niet noodzakelijk.
Met het doel om wateroverlast te voorkomen dienen gemeenten, ontwikkelaars en waterschap vroegtijdig met elkaar de wettelijk verplichte watertoetsdialoog aan te gaan. Het doel van de watertoets is de negatieve effecten van besluiten op de waterhuishouding te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem benutten. De watertoets is een procesinstrument om in een vroeg stadium van de planvorming het aspect water te betrekken. Dit houdt in dat het waterschap in een vroeg stadium wordt betrokken om een wateradvies te geven over de omgang met water binnen het plangebied.
Het bestaande clubgebouw met een oppervlakte van circa 719 m2 wordt vervangen door een nieuwe accommodatie van 950 m2. Het afvalwater en het hemelwaterafvoer worden afgevoerd naar het gemengd rioolstelsel. De mogelijkheden tot afkoppeling van het hemelwaterafvoer van de bestaande bebouwing en verharding wordt in overleg met de gemeente nader onderzocht.
Het bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid om de bestaande situatie ingrijpend te wijzigen. De bestaande waterhuishouding verandert niet in de komende planperiode.
Deze waterparagraaf zal in het kader van vooroverleg worden voorgelegd aan het waterschap Rijn en IJssel.
Inleiding
De watertoets is verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets houdt in dat in het proces van het ruimtelijke plan/besluit de waterbeheerder in de gelegenheid wordt gesteld waterhuishoudkundige aspecten in te brengen die de initiatiefnemer moet meewegen bij de vaststelling.
Waterparagraaf
Het plangebied ligt aan de Oranjesingel 22 te Doesburg. Het bestaande clubgebouw wordt vervangen door een nieuwe accommodatie. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen de zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in de Structuurvisie van de provincie Gelderland. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.
Watertoetstabel
Thema | Toetsvraag | Relevant |
Veiligheid |
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlakte water) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Ja Nee |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? 4. Beoogt het plan aanleg van drainage? |
Nee Nee Nee Nee |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Ja Nee |
Volksgezondheid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? |
Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Procedures
Het plan is in het kader van het vooroverleg/watertoetsadviesoverleg aan het waterschap Rijn en IJssel voorgelegd. Op basis van de ingediende watertoets stelt het waterschap vast dat in het plangebied geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A-watergangen), waterkeringen liggen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Het waterschap geeft daarom een positief wateradvies. De watertoets is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.
Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.
Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Er zijn drie onafhankelijke sporen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht:
Toets planMER-plicht
Het bestemmingsplan biedt een juridisch-planologische regeling voor het vervangen van een bestaand clubgebouw door een nieuw clubgebouw. Deze activiteit wordt niet genoemd in het Besluit. Dit betekent dat in dit kader geen m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling zal blijken of niet alsnog een m.e.r.-procedure op grond van het Besluit m.e.r. moet worden doorlopen. In de volgende paragraaf is de 'vorm vrije m.e.r.-beoordeling' behandeld.
De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Uiterwaarden IJssel) bedraagt minimaal 950 meter. Op basis van de aard van de bebouwing en de afstand tot aan het Natura 2000-gebied wordt uitgesloten dat er significante negatieve effecten optreden op het Natura 2000-gebied. Dit betekent dat er geen 'passende beoordeling' op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 voor dit plan verplicht is en er derhalve, via dit spoor, ook geen sprake is van een planMER-plicht.
De Provinciale Staten van Gelderland hebben momenteel geen activiteiten aangewezen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht. Derhalve is er via dit spoor ook geen sprake van een planMER-plicht voor dit bestemmingsplan.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Zoals in de vorige paragraaf is aangegeven, is een vormvrije m.e.r.-beoordeling altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst en die onder de drempelwaarden liggen. Dit is niet het geval bij dit bestemmingsplan.
Conclusie t.a.v. MER
Dit bestemmingsplan maakt geen activiteiten mogelijk die grote nadelige gevolgen hebben voor het milieu. Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is dan ook niet verplicht. Er is daarom geen MER opgesteld.
Een ruimtelijke ontwikkeling mag niet leiden tot problemen bij de verkeersafwikkeling of tot parkeeroverlast.
De verkeersbewegingen tengevolge van de sportactiviteiten vinden voornamelijk plaats in de (vroege) avonduren en in de weekenden. Gedurende deze periodes is de parkeerdruk het hoogst is aan de Oranjesingel. Aanwonenden en sporters zoeken op die tijden een parkeerplaats aan de Oranjesingel.
Het toelaten van andere functies dan sport leidt weliswaar tot extra verkeersbewegingen en extra parkeerdruk op de Oranjesingel en in de directe omgeving. Echter,de extra verkeersbewegingen van de andere functies die toegelaten worden vinden vooral plaats tijdens kantooruren. Tijdens kantooruren is er aan de Oranjesingel voldoende ruimte om in deze extra parkeerbehoefte te voorzien omdat er niet wordt gesport en veel aanwonenden hun werk elders uitoefenen.
Het parkeren en het verkeer veroorzaken geen problemen in het plangebied en de omgeving door het toelaten van andere functies dan sport. Zie ook onder paragraaf 2.2. Mobiliteit en Parkeren
Er zijn geen belemmeringen voor de realisatie van het plan.
Met het onderhavige bestemmingsplan wordt beoogd een planologische regeling te bieden voor de in Hoofdstuk 2 beschreven gewenste situatie. Het plan is opgesteld overeenkomstig de door de gemeente gehanteerde standaarden, welke kunnen worden beschouwd als een uitwerking van de landelijke RO standaarden, waaraan alle ruimtelijke plannen dienen te voldoen. Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en verbeelding. Bij de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan is aangesloten bij de bestemmingsplanregeling van het bestemmingsplan Molenveld en De Ooi.
De regels zijn als volgt ingedeeld:
Het bestemmingsplan bevat twee bestemmingsartikelen, te weten: Sport en Verkeer. Naast sport zijn er ook maatschappelijke functies toegestaan met het oog op een meer multifunctioneel gebruik van gronden en gebouwen van het sportcomplex. Binnen deze bestemming is een bouwvlak opgenomen met aanduidingen voor de toegestane maximale bouwhoogten van de gebouwen. Het gebruik van de gebouwen voor het cafetaria en het eetcafé mag niet meer bedragen dan 75 m2.
De gebruikelijke bouwwerken bij een sportterrein zoals een kantine, kleedkamers, tribunes, lichtmasten en ballenvangnetten zijn ook toegestaan.
Binnen de bestemming 'Verkeer' (artikel 4) mag de aanleg van een pleintje worden gerealiseerd. Op het pleintje wordt een terras toegestaan (gelieerd aan het hoofdfunctie 'sport') en een standplaats voor ambulante handel zoals een marktkraam of verkoopwagen. Er kunnen geen gebouwen worden gebouwd, maar uitsluitend andere bouwwerken zoals bijvoorbeeld lichtmasten.
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen die een meer algemene gelding hebben.
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangsregels en slotregel. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
Sinds 1 januari 2003 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht met het daarbij behorende Besluit omgevingsrecht in werking getreden. Hierin is een lijst opgenomen met bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist. Dit betekent dat een grote categorie bouwwerken, zoals garages, serres en dergelijke binnen nader gestelde maximale afmetingen, vergunningsvrij gerealiseerd kan worden. Het bouwen van deze bouwwerken wordt niet aan het bestemmingsplan getoetst.
Uit de jurisprudentie zoals die door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is gevormd, blijkt dat de gemeente haar handhavingstaak serieus moet nemen. Handhaving is een verplichting, waarvan alleen mag worden afgezien als er concreet zicht is op legalisatie van de overtreding, dan wel als handhaving zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
In de gemeentelijke beleidsnota neemt naleving van bestemmingsplannen een belangrijke plaats in. Handhaving is voor de gemeente meer dan alleen met bestuurlijke sancties optreden tegen overtredingen. Er wordt ook grote waarde gehecht aan preventie door middel van communicatie en voorlichting naar burgers en bedrijven, advisering, stimulering, toezicht en zichtbaar optreden. Daar waar overtredingen worden geconstateerd, treedt de gemeente zo vroeg mogelijk op. Als de overtreder de overtreding niet vrijwillig beëindigt, dan maakt de gemeente gebruik van de haar ter beschikking staande handhavingsinstrumenten. Van handhaving kan alleen worden afgezien in situaties waarin dit op grond van de jurisprudentie is toegelaten. Blijkens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met een bestemmingsplan. Een overtreding hiervan is een strafbaar feit. Strafrechtelijk optreden is complementair op bestuursrechtelijke handhaving en kan met name ingezet worden bij overtredingen waarvan de gevolgen niet ongedaan gemaakt kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is het kappen van houtwallen. Ook bij overtredingen die zich telkens weer herhalen en bij kortdurende overtredingen is deze aanpak wenselijk.
Op basis van de voorgaande hoofdstukken kan worden geconcludeerd dat de beoogde functiewijziging, gelet op het planologisch beleid, de omgevingssituatie ter plaatse uitvoerbaar kan worden geacht. Geconcludeerd kan worden dat voor de gewenste ontwikkeling sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken, planschade en kosten voor het opstellen van een bestemmingsplan. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vast te stellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten anderszins verzekerd zijn.
De ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt worden gerealiseerd in opdracht van de initiatiefnemer. De kosten worden gedragen door de provincie Gelderland, de gemeente Doesburg en Sportclub Doesburg en zijn gebaseerd op de volgende uitgangspunten.
De provincie Gelderland verleent een subsidie ter grootte van € 460.000 in het kader van de subsidieregeling Kleine Stedenbeleid. De gemeente verstrekt een lening van €140.000. Sportclub Doesburg werft fondsen en sponsoring ten bedrage van € 140.000. De definitieve besluitvorming over de financiële aspecten van de uitvoering van het bestemmingsplan zullen plaatsvinden in de raadsvergadering van de gemeente Doesburg.
De gemeenteraad moet bij het vaststellen van het bestemmingsplan expliciet het besluit nemen om geen exploitatieplan vast te stellen (artikel 6.12, tweede lid, Wro).
De economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan is niet in het geding.
De procedures voor de vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Met betrekking tot de inspraak bevat de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geen procedureregels en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld.
Het ontwerpbestemmingsplan (bestaande uit een toelichting, regels (voorschriften) en een verbeelding (plankaart) en bijlagen) heeft met ingang van 25 september 2014 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage op het Publieksbureau, Philippus Gastelaarsstraat 2 te Doesburg.
Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid geweest zijn of haar zienswijze omtrent het ontwerpbestemmingsplan schriftelijk kenbaar maken bij de gemeenteraad. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan is overleg gevoerd met het Waterschap Rijn en IJssel. Het Waterschap heeft ingestemd met de in het plan opgenomen waterparagraaf.