Plan: | Bestemmingsplan Archeologie |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0221.BPL09003HBY-OH01 |
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische verwachting en de archeologische waarden;
Indien geen aanduiding is opgenomen geldt dat het is verboden om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders voor bodemingrepen groter dan 10,000 m2 en dieper dan 0,5m; zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.
Ter plaatse van de volgende aanduidingen geldt dat het is verboden om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
De aanlegvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 3.2.1 en artikel 3.2.2genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal danwel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd;
Om de aanvraag voor een aanlegvergunning goed te kunnen beoordelen kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
Aan de aanlegvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
Opmerking:
De Monumentenwet 1988 verplicht degene die de ingreep in de bodem verricht om bij elke mogelijke archeologische waarde die gevonden wordt terwijl dat niet verwacht werd, al dan niet door vooraf uitgevoerd onderzoek en al dan niet buiten de voorwaarden van een mogelijk verkregen aanlegvergunning om, dit te melden bij de minister. Als bij de vondst de vinder redelijkerwijs vermoedt / moet vermoeden dat het om een monument gaat dan dient op basis van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 het monument gedurende 6 maanden beschikbaar te zijn voor wetenschappelijk onderzoek.
De Monumentenwet bepaalt dat als (mogelijke) archeologische vondsten worden gedaan die beschermd zijn en dat de roerder (de uitvoerder van de werkzaamheden) het werk dient te staken en contact moet zoeken met de gemeente. Dat geldt óók als een aanlegvergunning is verkregen en dat geldt óók als geen aanlegvergunning nodig is.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door: