direct naar inhoud van Regels
Plan: Watertorenkwartier Culemborg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0216.BPWATERTOREN-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Watertorenkwartier Culemborg met identificatienummer NL.IMRO.0216.BPWATERTOREN-ON01 van de gemeente Culemborg;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwd

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de bouwperceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse bouwperceelsgrens hoeft te worden gebouwd;

1.6 aan-huis-verbonden beroep

de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.10 bestaande situatie
  • 1. ten aanzien van bebouwing:
    bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • 2. ten aanzien van gebruik:
    het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijgebouw

een vergroting van de begane grondlaag, bestaande uit één bouwlaag, welke al dan niet aan een woning gebouwd is of wordt en geen directe verbinding heeft met de woning;

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 detailhandel

verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.21 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 gemeenschapsruimte

een in een gebouw aanwezig zijnde ruimte die beschikbaar is voor een maatschappelijke functie;

1.24 halfvrijstaande bebouwing

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse bouwperceelsgrens zijn gebouwd en aan de andere zijde niet;

1.25 hoofdgebouw

een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.26 mantelzorg

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan één of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is/zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;

1.27 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

1.28 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;

1.29 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de

prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;

1.30 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.31 straatprostitutie

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

1.32 stedenbouwkundig beeld

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);

1.33 twee-aaneen

bebouwing van halfvrijstaande hoofdgebouwen;

1.34 verbeelding

de als zodanig gewaarmerkte kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit één blad, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden zijn aangegeven;

1.35 vrijstaand(e bebouwing)

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet zijn gebouwd in de bouwperceelsgrens;

1.36 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

2.7 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken langs) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren)

2.8 de ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de onderkant van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk, inclusief bijbehorende grond- en funderingswerkzaamheden

2.9 het peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de maaiveldhoogte ter plaatse van het pompgebouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. tuinen, erven en verharding;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschapswaarden': de instandhouding en ontwikkeling van landschappelijke waarden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1': een gemeenschapsruimte;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1': een bed & breakfastvoorziening;
  • g. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • c. Het aantal gebouwen dat gekoppeld mag worden aan de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - toren' mag niet meer bedragen dan 1;
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 75 m², waarbij de uitvoering van een gekoppelde uitbreiding wordt uitgevoerd met aandacht voor de visuele scheiding van de toren, dit dient ter goedkeuring voorgelegd te worden aan het kwaliteitsteam;
    • 2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 2 mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - toren' de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan 41,5 + 10% overschrijding ter beoordeling van het kwaliteitsteam;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder 3 mag tot 3 meter van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - toren' de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan 4,5 meter;
    • 5. de gebouwdelen hoger dan 4 meter, buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - toren', mogen gezamenlijk niet meer bedragen dan 50 m²;
    • 6. de gebouwen dienen afgedekt te worden met een plat dak.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 11 meter;
    • 3. het gebouw wordt afgedekt met een kap met een dakhelling van niet minder dan 40° en niet meer dan 50°.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m²;
    • 2. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
    • 3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 9 meter;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte van de delen van het gebouw hoger dan 2,5 meter mag niet meer bedragen dan 50 m²;
    • 5. maximaal 60 m² van de onder 1 bedoelde delen van de gebouwen worden afgedekt met platte daken; de overige delen worden afgedekt met een kap met een dakhelling van niet minder dan 40° en niet meer dan 50°;
    • 6. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 600 m³.
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 240 m²;
    • 2. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 7 meter;
    • 3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte van de delen van de gebouwen hoger dan 2,5 meter mag niet meer bedragen dan 150 m²;
    • 5. maximaal 60 m² van de onder 4 bedoelde delen van de gebouwen worden afgedekt met platte daken; de overige delen worden afgedekt met een kap met een dakhelling van niet minder dan 40° en niet meer dan 50°;
    • 6. bij twee woningen mag de inhoud van elke woning niet meer bedragen dan 750 m³.
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5' geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschapswaarden' zijn geen bouwwerken toegestaan.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschapswaarden' mag niet meer bedragen dan 4 meter.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' is een glijbaan met een hoogte van maximaal 11 meter toegestaan, waarbij de uitvoering voldoende ondergeschikt is aan de karakteristiek van de watertoren en in afstemming is met het kwaliteitsteam waarin de ontwikkeling van de hieromheen gelegen kavels worden meegenomen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken erf- en terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de in 3.1 onder d bedoelde landschappelijke waarden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Aan-huis-verbonden beroep

De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep.
  • d. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  • e. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
3.4.2 Bed & breakfast

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' is de uitoefening van een bed & breakfastvoorziening, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. ten behoeve van de bed & breakfastvoorziening mogen maximaal 4 slaapplaatsen worden gerealiseerd in maximaal 2 kamers;
  • b. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte.
3.4.3 Gemeenschapsruimte

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' is de uitoefening van een gemeenschapsruimte toegestaan, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:

  • a. de oppervlakte van de gemeenschapsruimte mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  • b. het gebruik van de gemeenschapsruimte is gerelateerd aan de wijk 'Lanxmeer';
  • c. commerciële uitbating is niet toegestaan.
3.4.4 Verplichting parkeervoorzieningen

Tot een strijdig gebruik met deze bestemming wordt gerekend het gebruik van de in 3.1 bedoelde functies, zonder aanleg en instandhouding van ten minste zeven parkeerplaatsen binnen deze bestemming.

3.4.5 Voorwaardelijke verplichting geluid

Tot een strijdig gebruik met deze bestemming wordt gerekend het in gebruik nemen van de in 3.1 bedoelde functies, zonder het overleggen van een akoestisch onderzoek industrielawaai waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de eisen van een 'rustige woonwijk' (VNG-publicatie).

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.4 onder a sub 1 voor het gebruik van de woning voor een aan-huis-verbonden beroep tot een oppervlakte van maximaal 90 m², met dien verstande dat:

  • a. de omvang van de activiteit niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing mag bedragen;
  • b. het bepaalde in 3.4 van overeenkomstige toepassing is.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - 1’ een zelfstandige woonbestemming te realiseren naast de woning indien bewoning van de toren niet gerealiseerd wordt met dien verstande dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 meter;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 meter;
  • c. daken boven een bouwhoogte van 4 meter dienen te worden afgedekt met een kap met een dakhelling van niet minder dan 40° en niet meer dan 50°, de kap dient haaks op het pompgebouw, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' geplaatst te worden;
  • d. platte daken onder de bouwhoogte van 4 meter dienen te worden uitgevoerd met een groen en/of sedumdak;
  • e. de oppervlakte per bouwlaag van de delen van de gebouwen hoger dan 2,5 meter mag niet meer bedragen dan 50 m².

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Afwijkende maatvoering

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:

  • a. goot- en bouwhoogte;
  • b. oppervlakte;
  • c. inhoud;
  • d. afstanden;
  • e. afdekking van gebouwen;

zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan.

5.2 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is toegestaan als onderbouw onder gebouwen tot een diepte van maximaal 3 meter onder maaiveld.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • b. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden mede bestemd voor de waterwinning en de bescherming van de kwaliteit van het grondwater.
  • b. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de andere, expliciet aan deze gronden toegekende bestemmingen worden gebouwd.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  • a. van de in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages en oppervlakken tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen, percentages en oppervlakken;
  • b. van de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. van de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter zal bedragen;
  • d. van bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
8.2 Voorwaarden
  • a. De in 8.1 bedoelde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien hierdoor de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en de stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig wordt aangetast.
  • b. Er zal sprake zijn van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang indien:
    • 1. de bebouwingskarakteristiek (vrijstaand, twee-aan-een, aaneengebouwd) wordt aangetast;
    • 2. de karakteristiek van de open ruimte wordt aangetast;
    • 3. de historische of stedenbouwkundige betekenis van bebouwing wordt aangetast.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Van toepassing verklaring

De regels deel uitmakende van het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan Archeologie" (NL.IMRO.0216.BPArcheologie-VG01), vastgesteld op 19 december 2019,

zijn mede van toepassing op dit plan en dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Watertorenkwartier Culemborg'