INHOUDSOPGAVE
Artikel 4 Bedrijf - Tuincentrum
Artikel 9 Verkeer
- Verblijfsgebied
Artikel 17 Waarde - Archeologie 2
Artikel 18 Waarde - Archeologie 3
Artikel 19 Waarde - Archeologie 4
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene bouwregels
Artikel 22 Algemene gebruiksregels
Artikel 23 Algemene afwijkingsregels
Artikel 24 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 overgangs-
en slotregels
Bijlagen:
Bijlage 1: Staat van
bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2: Staat van
bedrijfsactiviteiten - functiemenging
Bijlage 3: Parkeernormen conform Nota
parkeernormen 2011-2012
In deze
planregels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan Parijsch-Zuid van de
gemeente Culemborg.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als
vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0216.BPParijschZuid-VG01 met de bijbehorende
regels en bijlagen.
aanbouw
een aan het hoofdgebouw
gebouwd gebouw, bestaande uit één bouwlaag
-gemeten vanaf het peil-, dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw
en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld
ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aaneengebouwd:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd.
aan-huis-verbonden beroep:
het in een woning en/of de daarbij behorende
bijgebouwen uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig ontwerptechnisch
of daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij de woonfunctie in ruimtelijke en
visuele zin in overwegende mate behouden blijft.
afhankelijke
woonruimte:
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging
een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de
huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is
ondergebracht.
ambulante detailhandel:
detailhandel die niet plaatsvindt in een detailhandelsvestiging maar op of aan de openbare weg. Onder ambulante detailhandel worden mede verstaan (week)markten en standplaatsen buiten de markten.
archeologisch
deskundige:
de provinciaal of gemeentelijk archeoloog
of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen
deskundige op het gebied van archeologie.
archeologisch
monument:
terrein dat op basis van de Monumentenwet
1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.
archeologisch
onderzoek:
onder archeologisch onderzoek wordt verstaan
het verrichten van een archeologische opgraving, in de zin van de KNA. Een
archeologisch onderzoek mag enkel worden verricht door een dienst, bedrijf of
instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK),
beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en
werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
archeologische
verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting
in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
archeologische
waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in
verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen
gebouwen zijnde.
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd,
uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat
is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te
duiden gedeelte van die bestemming.
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient
voor de uitoefening van een bedrijf.
bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
a bebouwing,
zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel mag
worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
b het gebruik van grond en opstallen, zoals
aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding heeft verkregen.
bestemmingsgrens:
de grens van een
bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald
vlak met eenzelfde bestemming.
bijgebouw:
een niet voor bewoning
bestemd, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat zowel bouwkundig als functioneel
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en ten dienste staat van het hoofdgebouw.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwlaag/verdieping:
een doorlopend gedeelte van een
gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of
balklagen is begrensd, zulks met uitzondering van onderbouw en zolder.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop
ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en
bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout,
steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond
is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden,
waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van
goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen.
dienstwoning:
een woning in of
bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van
het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van
personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de
bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt.
geschakeld:
bebouwing waarbij
het hoofdgebouw niet grenst aan een ander hoofdgebouw maar waarbij het
hoofdgebouw door een bijgebouw is geschakeld aan een ander hoofdgebouw.
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn
ligging, constructie, afmetingen en functie dan wel gelet op de bestemming als
het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
horeca:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.
Winkelgebonden
daghoreca (categorie I)
Horecabedrijven die
qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en waar naast kleinere
etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt Bij de
openingstijden wordt aangesloten op de openingstijden van de winkels. Bedrijven
die vallen onder deze categorie zijn: ijssalons, broodjeszaken, lunchrooms,
theekoffiehuizen (geen verkoop van drugs), espressobars cręperies, patisserieën
croissanteries, traiteurs en konditoreien.
Maaltijdverstrekkers (categorie II)
Horecabedrijven
waar bedrijfsmatig overwegend ter plaatse bereide maaltijden worden verstrekt, al
dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende
dranken, en die in het algemeen gedurende de avonduren zijn geopend. Bedrijven
die onder deze categorie vallen zijn: restaurants, petit-restaurants, bistro's,
pizzeria's, snelbuffet en afhaalcentra.
Spijsverstrekkers (categorie IV)
Horecabedrijven
waar in hoofdzaak bedrijfsmatig kleinere etenswaren worden verstrekt en waar
naast de etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Bedrijven
die onder deze categorie vallen zijn: broodjeszaken, automatieken, lunchrooms,
ijssalons, cręperies, patisserieën croissanteries, traiteurs,
pannenkoekenhuizen, shoarmazaken, cafetaria's en konditoreien.
inrichting:
elke
door de mens bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen
bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.
lichte bedrijvigheid:
bedrijvigheid,
opgenomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, welke
naar aard en invloed passend is in een woonomgeving.
maaiveld:
de bovenkant van het aansluitende afgewerkte
terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd
terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.
maatschappelijke
voorzieningen:
educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
mantelzorg:
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een
huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of
sociale vlak.
overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en
voorzien van een gesloten dak, daaronder begrepen een carport.
parkeervoorziening:
een al of niet overdekte, op straat aanwezige dan wel met een straat in
open verbinding staande ruimte, die gelet op de ligging en de ontsluiting
geschikt is om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen
met een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie.
recreatief
medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie
van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals
wandelen, fietsen, varen en zwemmen.
seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer
voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een
daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of
vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor
bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet
in combinatie met elkaar.
terras:
een
voor het publiek toegankelijk onbebouwd, onoverdekt, buitenterrein dat
onderdeel uitmaakt van een (horeca) bedrijf.
tuin:
gronden gelegen tussen
de (voor)gevelrooilijn dan wel bijgebouwenlijn en het openbare gebied bestaande
uit verkeersontsluiting(en), groenvoorzieningen en/of pleinvormige ruimten.
tuincentrum:
detailhandel met
een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop artikelen voor de
inrichting en het onderhoud van tuinen en daarmee rechtstreeks samenhangende
artikelen worden aangeboden.
twee-aaneen:
bebouwing waarbij twee hoofdgebouwen in één zijdelingse bouwperceelsgrens aaneen zijn gebouwd en aan de andere zijde niet. .
uitbouw:
de vergroting van een
bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel
opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm),
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
verkeer:
wegen, straten en
paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, railverkeer, luchtver-keer, voet-
en rijwielpaden, parkeervoorzieningen, bermen en beplanting en/of
straat-meubilair.
voorgevel:
een of meer
gevel(s) van een gebouw die is/zijn gelegen aan de zijde van de weg en die in
ruimtelijk opzicht de voorkant(en) van een gebouw vorm(t)(en).
voorgevelrooilijn:
op de verbeelding
aangegeven naar de weg gekeerde bouwgrens.
vrijstaand(e bebouwing)
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet zijn gebouwd in de perceelsgrens, alsmede hoofdgebouwen die aan één zijde zijn gebouwd in de perceelsgrens en die door middel van een bijgebouw zijn geschakeld aan een ander hoofgebouw.
vrijstaand
bijgebouw:
een bijgebouw, dat in functionele en
bouwkundige zin ondergeschikt is aan en qua constructie en in ruimtelijk
visueel opzicht vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is
door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming.
weg:
een voor het rijverkeer en ander
verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en
duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de
weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.
wet/wettelijke regelingen:
indien en voor zover in deze regels
wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze
regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de
tervisielegging van het ontwerp-projectbesluit, tenzij anders bepaald.
woning:
een complex van ruimten,
uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
woongebouw:
een gebouw of gedeelte van een
gebouw, waarin twee of meerdere woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door
een of meer gemeenschappelijke ruimte(n).
Bij de toepassing van deze regels wordt als
volgt gemeten:
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in
de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel
voorkomende bouwwerk.
bebouwd
oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel
aanwezige bouwwerken tezamen.
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd,
uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat
is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te
duiden gedeelte van die bestemming.
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste
punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering
van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de
aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken
en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de
goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane
grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of
het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde
niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
peil:
a
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst:
de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met
b
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld
of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
b één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
c wegen en paden;
d tuinen, erven en verhardingen;
e groenvoorzieningen;
f
nutsvoorzieningen;
g water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
h recreatief medegebruik.
a Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
b Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
c Per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd.
d Er mogen geen kassen worden gebouwd.
e De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
f De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van
bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a
De inhoud van een
bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
b De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
c De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bijgebouwen bij
bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a Bijgebouwen zijn zowel binnen als buiten het aangeduide bouwvlak toegestaan.
b
Bijgebouwen dienen op een
afstand van ten minste
c
De maximale gezamenlijke
oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
d De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,2 m.
e De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer
bedragen dan
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Bedrijf - Tuincentrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a een tuincentrum;
b één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
c opslag en uitstalling;
d wegen en paden;
e parkeervoorzieningen;
f tuinen, erven en verhardingen;
g groenvoorzieningen;
h nutsvoorzieningen;
i water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
a Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd, waarbij het bouwvlak geheel mag worden bebouwd.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en kassen gelden de volgende bepalingen:
a De goothoogte van de bedrijfsgebouwen en kassen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
b De bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen en kassen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’.
Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
a
De inhoud van de
bedrijfswoning mag niet meer dan
b De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
c De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
a
De oppervlakte aan
bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
b De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,2 m.
c
De bouwhoogte van de
bijgebouwen mag niet meer dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van antennes
mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van palen en
masten mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer
bedragen dan
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
a Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door de gebruiks- en bouwmogelijkheden te wijzigen ten behoeve van een tweede bedrijfswoning, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1 Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
2 De wijziging is inpasbaar vanuit archeologisch oogpunt.
3 De wijziging is inpasbaar vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
4 De tweede bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn in relatie met de bedrijfsvoering van het tuincentrum.
5
De inhoud van
de bedrijfswoning mag niet meer dan
6
De goothoogte
mag niet meer dan
7
De bouwhoogte
mag niet meer dan
8
De
oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
9
De goothoogte
van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan
10
De bouwhoogte
van bijgebouwen mag niet meer dan
b Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door de gebruiks- en bouwmogelijkheden te wijzigen ten behoeve van het toestaan van bedrijvigheid van categorie A, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1
De
uitoefening van bedrijfsactiviteiten is alleen toegestaan als op hetzelfde
bouwperceel ook een dienstwoning aanwezig is.
2 Er zijn uitsluitend bedrijven toegestaan, die zijn genoemd in de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten – functiemenging.
3 Er mag geen buitenopslag plaatsvinden.
4 Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
5 Er mag geen sprake zijn van belemmeringen vanuit het oogpunt van externe veiligheid.
6 De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit archeologisch oogpunt.
7 De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
8 De wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
De voor ‘Groen -
a
groenvoorzieningen;
b
speelvoorzieningen;
c
fiets- en voetpaden;
d
verhardingen voor in- en uitritten;
e
parkeervoorzieningen;
f
nutsvoorzieningen;
g
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen
worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan
b
De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer bedragen dan
De
voor ‘Groen -
a
groenvoorzieningen;
b
speelvoorzieningen;
c
kleine dierenverblijven;
d
fiets- en voetpaden;
e
ontsluitingsroutes voor gemotoriseerd verkeer;
f
parkeervoorzieningen;
g
nutsvoorzieningen;
h
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen
worden gebouwd, behoudens kleine dierenverblijven, mits:
a
de oppervlakte van de kleine dierenverblijven niet meer bedraagt dan
b
de goot- en bouwhoogte van de kleine dierenverblijven niet meer bedraagt
dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan
b
De bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer bedragen dan
Bij de inrichting van de gronden binnen deze bestemming dient de volgende
bepaling in acht te worden genomen:
a
Voor het gemotoriseerd verkeer mag het aantal ontsluitingspunten niet
meer dan 6 bedragen.
De voor ‘Sport‘ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a
sportvelden;
b
aan sportvoorzieningen ondergeschikte horeca;
c
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
d
parkeervoorzieningen;
e
speelvoorzieningen;
f
groenvoorzieningen;
g
nutsvoorzieningen;
h
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van
sportvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen binnen het aangeduide bouwvlak worden
gebouwd, met uitzondering van het bepaalde onder e.
b
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
c
De goothoogte binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse
van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
d
De bouwhoogte binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse
van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
e
Buiten het bouwvlak mogen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande
dat het totale oppervlak niet meer dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het
bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van masten en lichtmasten ten behoeve van sport mag niet
meer dan
c
De bouwhoogte van tribunes mag niet meer dan
d
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan
e
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer dan
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a
gebiedsontsluitingswegen met bijbehorende bouwwerken, geen
gebouwen zijnde;
b
erftoegangswegen;
c
fiets- en voetpaden;
d
groenvoorzieningen;
e
parkeervoorzieningen;
f
speelvoorzieningen;
g
nutsvoorzieningen;
h
standplaatsen voor ambulante detailhandel;
i
geluidwerende voorzieningen;
j
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen
worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van waarschuwings- en/of communicatiemasten mag niet meer
bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer bedragen dan
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
erftoegangswegen;
b
fiets- en voetpaden;
c
groenvoorzieningen;
d
parkeervoorzieningen;
e
speelvoorzieningen;
f
nutsvoorzieningen;
g
standplaatsen voor ambulante detailhandel;
h
geluidwerende voorzieningen;
i
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen
worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van waarschuwings- en/of communicatiemasten mag
niet meer bedragen dan
b De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag
niet meer bedragen dan
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a
waterstaatkundige doeleinden ten behoeve van
waterbeheersing en waterberging;
b
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
c
recreatief medegebruik uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘recreatie’;
d
voorzieningen voor het aanleggen van boten, zoals steigers
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘recreatie’;
alsmede daaraan ondergeschikte:
e
groenvoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen
worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer
bedragen dan
|
De voor
‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen;
b
aan-huis-verbonden beroepen;
c
groenvoorzieningen, inclusief speelvoorzieningen;
d
uitsluitend ‘opslag’ ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;
e
nutsvoorzieningen, in de vorm van voorzieningen voor het openbaar nut,
zoals een rioolgemaal, nutsgebouwtjes en abri’s;
f
tuinen, erven en verhardingen;
g
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
a Het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan 40 bedragen.
Voor het bouwen van woningen gelden de
volgende bepalingen:
a
Vrijstaande woningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding
‘vrijstaand’.
b
Twee-aaneen gebouwde woningen zijn toegestaan ter plaatse van de
aanduiding ‘twee-aaneen’.
c
Aaneengebouwde woningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding
‘aaneengebouwd’.
d
Woningen dienen binnen het aangeduide bouwvlak te worden gebouwd.
e De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De overschrijding mag niet
meer bedragen dan 1,5 m.
2
De afstand tot de openbare weg mag niet minder bedragen dan
3
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste
bouwlaag van de bijbehorende woning.
4
De breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte
van de voorgevel van de woning.
f
De inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan
g
De goothoogte van een woning mag niet meer bedragen dan ter plaatse van
de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
h
De bouwhoogte van een woning mag niet meer bedragen dan ter plaatse van
de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
i
De afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens
mag aan beide zijden niet minder bedragen dan
j
De breedte van woningen mag niet meer bedragen dan:
1
2
3
k
De diepte van woningen mag niet meer bedragen dan:
1
2
3
Ter
plaatse van de aanduiding ‘opslag’ zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van
opslag toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen bij woningen gelden de volgende bepalingen:
a
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het
bouwvlak worden gebouwd.
b
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
c
Op hoekpercelen mag de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot
de zijdelingse perceelsgrens, die grenst aan het openbaar gebied, niet minder
dan
d
Achter de achtergevel van de woning moet een aaneengesloten open ruimte
aanwezig zijn van ten minste
e
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter
de achtergevelrooilijn van de woning mag maximaal 50 % bedragen.
f
Het bebouwde oppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een
perceel mag maximaal
g
Bij aangebouwde bijgebouwen mag de diepte van een uitbouw aan de
achtergevel maximaal
h
Bij halfvrijstaande, geschakelde en vrijstaande woningen mag de diepte
van een uitbouw aan de achtergevel maximaal
i
Bij vrijstaande woningen dient één der zijstroken vrij van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot op een afstand van
j
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
k
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen
dan
b
De bouwhoogte van waarschuwings- en/of communicatiemasten mag niet meer
bedragen dan
c
De bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a
het bepaalde in lid 11.2, ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen,
mits:
1
op het bouwperceel een woning aanwezig is;
2
er een goede inpassing plaatsvindt ten opzichte van het achterliggend
woongebied;
3
de ruimtelijke karakteristiek van de aanwezige kleinschalige bebouwing
niet onevenredig wordt aangetast;
4
de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet meer dan
5
de afstand van bedrijfsgebouwen tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens
niet minder dan
6
de afstand van bedrijfsgebouwen tot de achter gelegen perceelsgrens niet
minder dan
7
de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen niet meer dan
8
het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer dan 40 bedraagt;
b
het bepaalde in lid 11.2.2 onder g en toestaan dat de maximaal
toegestane goothoogte wordt overschreden met niet meer dan
c
het bepaalde in lid 11.2.2 onder i en toestaan dat een woning wordt
gebouwd op een afstand van minder dan
1
het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;
2
de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is.
d
het bepaalde in lid 11.2.4 onder c en toestaan dat een bijgebouw wordt
gebouwd op een afstand van minder dan
1
het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;
2
de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is.
Ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’ is
uitsluitend binnenopslag, met uitzondering van opslag in gevaarlijke stoffen,
toegestaan.
a De omvang van de
activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte
van de bebouwing tot een maximum van
b Het gebruik mag geen
nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen
onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c Detailhandel is niet
toegestaan.
d De activiteit wordt
uitgeoefend door de bewoner.
Bij de inrichting van de gronden binnen deze bestemming dient de volgende
bepaling in acht te worden genomen:
a
Op eigen terrein dienen voldoende gebouwde en/of ongebouwde
parkeervoorzieningen te worden gebouwd/aangelegd.
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in 11.4.2 onder a voor het gebruik van de woning voor een aan-huis-verbonden
beroep tot een oppervlakte van maximaal
a
de omvang van de activiteit niet meer dan 30% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bebouwing mag bedragen.
b
het bepaalde in 11.4.2 onder b, c, en d van overeenkomstige toepassing
is.
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.1 ten behoeve
van de
uitoefening van lichte bedrijvigheid op de begane grond als nevengeschikte
activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing
zijn:
a
Er zijn uitsluitend bedrijven uit de categorieën 1 en 2 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten toegestaan.
b
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de
gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
c
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling
van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte
veroorzaken.
d
Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct
verband met de lichte bedrijvigheid.
e
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de
woonomgeving.
f
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
g
Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf uitgesloten’ is geen bedrijvigheid
toegestaan.
a
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduidingen ‘wro-zone – wijzigingsgebied
1 er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
2 de wijziging inpasbaar is vanuit archeologisch oogpunt;
3 de wijziging inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
4 de wijziging inpasbaar is in het gemeentelijke woningbouwprogramma;
5 de goot- en bouwhoogte aansluit bij de bestaande woningen.
a
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduidingen ‘wro-zone – wijzigingsgebied
1 er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
2 de wijziging inpasbaar is vanuit archeologisch oogpunt;
3 de wijziging inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
4 de wijziging inpasbaar is in het gemeentelijke woningbouwprogramma;
5 de goot- en bouwhoogte aansluit bij de bestaande woningen.
De voor
‘Wonen -
b aan-huis-verbonden
beroepen;
c tuinen, erven en
verhardingen;
d verkeers- en
parkeervoorzieningen;
e groenvoorzieningen;
f
speelvoorzieningen;
g water en
waterhuishoudkundige voorzieningen;
h extensief recreatief
medegebruik;
i
nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen van woningen en dienstwoningen
gelden de volgende bepalingen:
a
Het aantal woningen in de bestemming ‘Wonen –
b
Binnen deze bestemming mogen vrijstaande, twee-aaneen gebouwde,
aaneengebouwde en gestapelde woningen worden gebouwd.
c
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-bijzondere
woningen’ mogen maximaal 3 woningen van een bijzondere woonvorm worden
gerealiseerd zoals chalets, stacaravans of woonwagens.
d
De goothoogte van vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en aaneengebouwde
woningen mag niet meer bedragen dan
e
De bouwhoogte van vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en aaneengebouwde
woningen mag niet meer bedragen dan
f
De bouwhoogte van gestapelde woningen mag niet meer bedragen dan
g
De afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens
mag aan beide zijden niet minder bedragen dan
h
De afstand van een twee-aaneen gebouwde of geschakelde woning tot de
zijdelingse perceelsgrens mag aan één zijde niet minder bedragen dan
i
De breedte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
1
1
2
3
j
De diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
1
2
3
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen, geen
dienstwoningen zijnde, gelden de volgende
bepalingen:
a
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
b
Op hoekpercelen mag de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot
de zijdelingse perceelsgrens, die grenst aan het openbaar gebied, niet minder
dan
c
Achter de achtergevel van het hoofdgebouw moet een aaneengesloten open
ruimte aanwezig zijn van ten minste
d
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter
de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen.
e
Het bebouwde oppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een
bouwperceel mag maximaal
f
Bij aangebouwde bijgebouwen mag de diepte van een uitbouw aan de
achtergevel maximaal
g
Bij halfvrijstaande, geschakelde en vrijstaande woningen mag de diepte
van een uitbouw aan de achtergevel maximaal
h
Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot op een afstand van
i
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
j
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen
dan
b
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor verlichting, geleiding,
beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van waarschuwings- en/of communicatiemasten mag niet meer
bedragen dan
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a
het bepaalde in lid 12.2.1 onder a en toestaan dat het toegestane aantal
woningen wordt vergroot tot 340, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt
van:
1
het straat- en bebouwingsbeeld;
2
de verkeersveiligheid;
3
de sociale veiligheid;
4
de milieusituatie;
5
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
6
en het totaal aantal woningen binnen het plangebied niet meer bedraagt
dan 1.355 woningen;
b
het bepaalde in lid 12.2.1 onder d en toestaan dat de maximaal
toegestane goothoogte wordt overschreden met niet meer dan
c
het bepaalde in lid 12.2.1 onder g en h en toestaan dat een hoofdgebouw
wordt gebouwd op een afstand van minder dan
1
het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;
2
de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is.
d
het bepaalde in lid 12.2.1 onder i en toestaan dat de maximaal
toegestane breedte van een hoofdgebouw wordt overschreden met niet meer dan
e
het bepaalde in lid 12.2.1 onder j en toestaan dat de maximaal
toegestane diepte van een hoofdgebouw wordt overschreden met niet meer dan
f
het bepaalde in lid 12.2.2 onder b en toestaan dat een bijgebouw wordt
gebouwd op een afstand van minder dan
1
het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;
2
de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is.
Binnen
de bestemming ‘Wonen-
a
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de
gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
b
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling
van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte
veroorzaken.
c
Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct
verband met het aan-huis-verbonden beroep.
d
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de
woonomgeving.
e
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Binnen het plangebied dienen voldoende
gebouwde en/of ongebouwde parkeervoorzieningen te worden gebouwd/aangelegd, waarbij de parkeernormen
van toepassing zijn zoals opgenomen in de bij deze regels horende bijlage Nota
parkeernormen 2011-2012.
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde
in 12.4.1 onder a voor het gebruik van de woning voor een aan-huis-verbonden
beroep tot een oppervlakte van maximaal
a
de omvang van de activiteit niet meer dan 30% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bebouwing mag bedragen.
b
het bepaalde in 12.4.1 van overeenkomstige toepassing is.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze
bestemming te wijzigen in een bestemming Maatschappelijk indien wordt voldaan
aan de volgende voorwaarden:
a Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
b Er mag geen sprake zijn van belemmeringen vanuit het oogpunt van externe veiligheid.
c De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit archeologisch oogpunt.
d De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
e De wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming Horeca indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
b Er mag geen sprake zijn van belemmeringen vanuit het oogpunt van externe veiligheid.
c De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit archeologisch oogpunt.
d De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
e De wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
f De wijziging mag geen strijd opleveren met het integraal horecabeleid van de gemeente Culemborg zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 29 augustus 2006.
g Er mag uitsluitend horeca uit de categorieën I, II en IV worden gevestigd.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gebruiks- en bouwmogelijkheden te wijzigen ten behoeve van sportvoorzieningen, mits:
a
er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
b
de wijziging inpasbaar is vanuit archeologisch oogpunt;
c
de wijziging inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
d
de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan
e
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer bedraagt dan
1000 m˛.
Burgemeester en wethouders zijn ter plaatse
van de aanduiding ‘wro-zone-wijzigingsgebied
a
op hetzelfde bouwperceel ook een dienstwoning aanwezig is.
b
de betreffende bedrijfsactiviteit wordt genoemd in de bijlage Staat van
Bedrijfsactiviteiten – functiemenging.
c
er per aanduidingsvlak niet meer dan twee bedrijven aanwezig zijn.
d
de oppervlakte per bouwperceel niet meer is dan
e
de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan
f
de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag
niet minder bedragen dan
g
het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 60%.
De voor
‘Wonen -
a
wonen in de vorm van vrijstaande, twee-aaneen gebouwde woningen,
aaneengebouwde en/of gestapelde woningen;
b
maatschappelijke voorziening voor personen met een psychogeriatrisch,
psychische, lichamelijk en/of verstandelijke handicap, waarbij geldt dat er ter
plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk uitgesloten’ geen maatschappelijke
voorzieningen zijn toegestaan;
c
aan-huis-verbonden beroepen;
d
tuinen, erven en verhardingen;
e
verkeers- en parkeervoorzieningen;
f
groenvoorzieningen;
g
speelvoorzieningen;
h
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
i
extensief recreatief medegebruik;
j
nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen van woningen en
dienstwoningen gelden de volgende bepalingen:
a
Het aantal woningen in de bestemming ‘Wonen –
b
Binnen deze bestemming mogen vrijstaande, twee-aaneen gebouwde,
aaneengebouwde en gestapelde woningen worden gebouwd.
c
De goothoogte van vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en aaneengebouwde
woningen mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte van vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en aaneengebouwde
woningen mag niet meer bedragen dan
e
De bouwhoogte van gestapelde woningen mag niet meer bedragen dan
f
De afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens
mag aan beide zijden niet minder bedragen dan
g
De afstand van een twee-aaneen gebouwde of aaneengebouwde woning tot de
zijdelingse perceelsgrens mag aan één zijde niet minder bedragen dan
h
De breedte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
1
2
3
i
De diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
1
2
3
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen, geen dienstwoningen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
Aan- en uitbouwen en
bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
b
Op hoekpercelen mag de afstand van aan-
en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens, die grenst aan
het openbaar gebied, niet minder dan
c
Achter de achtergevel van het hoofdgebouw moet een aaneengesloten open
ruimte aanwezig zijn van ten minste
d
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter
de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen.
e
Het bebouwde oppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een
bouwperceel mag maximaal
f
Bij aangebouwde bijgebouwen mag de diepte van een uitbouw aan de
achtergevel maximaal
g
Bij halfvrijstaande, geschakelde en vrijstaande woningen mag de diepte
van een uitbouw aan de achtergevel maximaal
h
Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot op een afstand van
i
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
j
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen
dan
b
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor verlichting, geleiding,
beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van waarschuwings- en/of communicatiemasten mag niet meer
bedragen dan
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a
het bepaalde in lid 13.2.1 sub a en toestaan dat het toegestane aantal
woningen wordt vergroot tot 441, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt
van:
1
het straat- en bebouwingsbeeld;
2
de verkeersveiligheid;
3
de sociale veiligheid;
4
de milieusituatie;
5
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
6
en het totaal aantal woningen binnen het plangebied niet meer bedraagt
dan 1.355 woningen;
b
het bepaalde in lid 13.2.1 onder c en toestaan dat de maximaal
toegestane goothoogte wordt overschreden met niet meer dan
c
het bepaalde in lid 13.2.1 onder f en g en toestaan dat een hoofdgebouw
wordt gebouwd op een afstand van minder dan
1
het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;
2
de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is.
d
het bepaalde in lid 13.2.1 onder h en toestaan dat de maximaal
toegestane breedte van een hoofdgebouw wordt overschreden met niet meer dan
e
het bepaalde in lid 13.2.1 onder i en toestaan dat de maximaal
toegestane diepte van een hoofdgebouw wordt overschreden met niet meer dan
f
het bepaalde in lid 13.2.2 onder b en toestaan dat een bijgebouw wordt
gebouwd op een afstand van minder dan
1
Het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;
2
De situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is.
Binnen
de bestemming ‘Wonen-
a
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de
gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
b
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling
van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte
veroorzaken.
c
Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct
verband met het aan-huis-verbonden beroep.
d
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de
woonomgeving.
e
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Binnen het plangebied dienen voldoende gebouwde en/of ongebouwde parkeervoorzieningen te worden gebouwd/aangelegd, waarbij de
parkeernormen van toepassing zijn zoals opgenomen in de bij deze regels horende
bijlage Nota parkeernormen 2011-2012.
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in 13.4.1 onder a voor het gebruik van de woning voor een aan-huis-verbonden
beroep tot een oppervlakte van maximaal
a
de omvang van de activiteit niet meer dan 30% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bebouwing mag bedragen.
b
het bepaalde in 13.4.1 van overeenkomstige toepassing is.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming Horeca indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
b Er mag geen sprake zijn van belemmeringen vanuit het oogpunt van externe veiligheid.
c De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit archeologisch oogpunt.
d De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
e De wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
f De wijziging mag geen strijd opleveren met het integraal horecabeleid van de gemeente Culemborg zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 29 augustus 2006.
g Er mag uitsluitend horeca uit de categorieën I, II en IV worden gevestigd.
Burgemeester en wethouders zijn ter plaatse
van de aanduiding ‘wro-zone-wijzigingsgebied
a
op hetzelfde bouwperceel ook een dienstwoning aanwezig is.
b
de betreffende bedrijfsactiviteit wordt genoemd in de bijlage Staat van
Bedrijfsactiviteiten – functiemenging.
c
er per aanduidingsvlak niet meer dan twee bedrijven aanwezig zijn.
d
de oppervlakte per bouwperceel niet meer is dan
e
de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan
f
de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag
niet minder bedragen dan
g
het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 60%.
De voor
‘Wonen -
a
wonen in de vorm van vrijstaande, twee-aaneen gebouwde woningen,
aaneengebouwde en/of gestapelde woningen
b
aan-huis-verbonden beroepen;
c
tuinen, erven en verhardingen;
d
verkeers- en parkeervoorzieningen;
e
groenvoorzieningen;
f
speelvoorzieningen;
g
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
h
extensief recreatief medegebruik;
i
nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
Het aantal woningen in de bestemming ‘Wonen –
b
Binnen deze bestemming mogen vrijstaande, twee-aaneen gebouwde,
aaneengebouwde en gestapelde woningen worden gebouwd.
d De bouwhoogte van
vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en aaneengebouwde woningen mag niet meer
bedragen dan
e De bouwhoogte van
gestapelde woningen mag niet meer bedragen dan
f
De afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens
mag aan beide zijden niet minder bedragen dan
g De afstand van een
twee-aaneen gebouwde of aaneengebouwde woning tot de zijdelingse perceelsgrens
mag aan één zijde niet minder bedragen dan
h De breedte van
hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
1
2
3
i
De diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
1
2
3
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten
minste
b Op hoekpercelen mag de afstand van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens, die grenst aan het openbaar
gebied, niet minder dan
c Achter de achtergevel van het hoofdgebouw moet een
aaneengesloten open ruimte aanwezig zijn van ten minste
d Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen.
e
Het bebouwde oppervlak van
de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een bouwperceel mag maximaal
f
Bij aangebouwde bijgebouwen
mag de diepte van een uitbouw aan de achtergevel maximaal
g
Bij halfvrijstaande,
geschakelde en vrijstaande woningen mag de diepte van een uitbouw aan de
achtergevel maximaal
h
Bij vrijstaande
hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en
bijgebouwen te blijven tot op een afstand van
i
De goothoogte mag niet meer
bedragen dan
j
De bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen
dan
b
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor verlichting, geleiding,
beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van waarschuwings- en/of communicatiemasten mag niet meer
bedragen dan
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a
het bepaalde in lid 14.2.1 sub a en toestaan dat het toegestane aantal
woningen wordt vergroot tot 123, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt
van:
1
het straat- en bebouwingsbeeld;
2
de verkeersveiligheid;
3
de sociale veiligheid;
4
de milieusituatie;
5
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en het totaal aantal woningen binnen het
plangebied niet meer bedraagt dan 1.355 woningen;
b
het bepaalde in lid 14.2.1 onder c en toestaan dat de maximaal
toegestane goothoogte wordt overschreden met niet meer dan
c
het bepaalde in lid 14.2.1 onder f en g en toestaan dat een hoofdgebouw
wordt gebouwd op een afstand van minder dan
1
het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;
2
de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is.
d
het bepaalde in lid 14.2.1 onder h en toestaan dat de maximaal
toegestane breedte van een hoofdgebouw wordt overschreden met niet meer dan
e
het bepaalde in lid 14.2.1 onder i en toestaan dat de maximaal
toegestane diepte van een hoofdgebouw wordt overschreden met niet meer dan
f
het bepaalde in lid 14.2.2 onder b en toestaan dat een bijgebouw wordt
gebouwd op een afstand van minder dan
1
het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;
2
de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is.
a
Binnen de bestemming
‘Wonen-
1
De omvang van de activiteit mag niet
meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot
een maximum van
2 Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
3 Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep.
4
De activiteit dient
milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
5
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
b
Binnen het plangebied dienen voldoende gebouwde en/of ongebouwde parkeervoorzieningen te worden gebouwd/aangelegd, waarbij de
parkeernormen van toepassing zijn zoals opgenomen in de bij deze regels horende
bijlage Nota parkeernormen 2011-2012.
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in 14.4. onder a sub 1 voor het gebruik van de woning voor een
aan-huis-verbonden beroep tot een oppervlakte van maximaal
a
de omvang van de activiteit niet meer dan 30% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bebouwing mag bedragen.
b
het bepaalde in 14.4. van overeenkomstige toepassing is.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze
bestemming te wijzigen in een bestemming Maatschappelijk indien wordt voldaan
aan de volgende voorwaarden:
a Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
b Er mag geen sprake zijn van belemmeringen vanuit het oogpunt van externe veiligheid.
c De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit archeologisch oogpunt.
d De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
e De wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de normale
afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de
parkeerbehoefte veroorzaken.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming Horeca indien wordt voldaan de volgende voorwaarden:
a Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
b Er mag geen sprake zijn van belemmeringen vanuit het oogpunt van externe veiligheid.
c De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit archeologisch oogpunt.
d De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
e De wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
f De wijziging mag geen strijd opleveren met het integraal horecabeleid van de gemeente Culemborg zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 29 augustus 2006.
g Er mag uitsluitend horeca uit de categorieën I, II en IV worden gevestigd.
De voor
‘Wonen -
a
wonen in de vorm van vrijstaande, twee-aaneen gebouwde woningen,
aaneengebouwde en/of gestapelde woningen
b
aan-huis-verbonden beroepen;
c
tuinen, erven en verhardingen;
d
verkeers- en parkeervoorzieningen;
e
groenvoorzieningen;
f
speelvoorzieningen;
g
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
h
extensief recreatief medegebruik;
i
nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
Het aantal woningen in de bestemming ‘Wonen –
b
Binnen deze bestemming mogen vrijstaande, twee-aaneen gebouwde,
aaneengebouwde en gestapelde woningen worden gebouwd.
d De bouwhoogte van
vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en aaneengebouwde woningen mag niet meer
bedragen dan
e De bouwhoogte van
gestapelde woningen mag niet meer bedragen dan
f
De afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens
mag aan beide zijden niet minder bedragen dan
g De afstand van een
twee-aaneen gebouwde of aaneengebouwde woning tot de zijdelingse perceelsgrens
mag aan één zijde niet minder bedragen dan
h De breedte van
hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
1
2
3
i
De diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
1
2
3
Voor het bouwen van
aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
b
Op hoekpercelen mag de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot
de zijdelingse perceelsgrens, die grenst aan het openbaar gebied, niet minder
dan
c
Achter de achtergevel van het hoofdgebouw moet een aaneengesloten open
ruimte aanwezig zijn van ten minste
d
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter
de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen.
e
Het bebouwde oppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een
bouwperceel mag maximaal
f
Bij aangebouwde bijgebouwen mag de diepte van een uitbouw aan de
achtergevel maximaal
g
Bij halfvrijstaande, geschakelde en vrijstaande woningen mag de diepte
van een uitbouw aan de achtergevel maximaal
h
Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot op een afstand van
i
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
j
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen
dan
b
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor verlichting, geleiding,
beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van waarschuwings- en/of communicatiemasten mag niet meer
bedragen dan
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a
het bepaalde in lid 15.2.1 sub a en toestaan dat het toegestane aantal
woningen wordt vergroot tot 369, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt
van:
1
het straat- en bebouwingsbeeld;
2
de verkeersveiligheid;
3
de sociale veiligheid;
4
de milieusituatie;
5
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
6
en het totaal aantal woningen binnen het plangebied niet meer bedraagt
dan 1.355 woningen;
b
het bepaalde in lid 15.2.1 onder c en toestaan dat de maximaal
toegestane goothoogte wordt overschreden met niet meer dan
c
het bepaalde in lid 15.2.1 onder f en g en toestaan dat een hoofdgebouw
wordt gebouwd op een afstand van minder dan
1
het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;
2
de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is.
d
het bepaalde in lid 15.2.1 onder h en toestaan dat de maximaal
toegestane breedte van een hoofdgebouw wordt overschreden met niet meer dan
e
het bepaalde in lid 15.2.1 onder i en toestaan dat de maximaal
toegestane diepte van een hoofdgebouw wordt overschreden met niet meer dan
f
het bepaalde in lid 15.2.2 onder b en toestaan dat een bijgebouw wordt
gebouwd op een afstand van minder dan
1
het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;
2
de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is.
a
Binnen de bestemming
‘Wonen-
1
De omvang van de activiteit mag niet
meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot
een maximum van
2 Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
3 Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep.
4
De activiteit dient
milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
5
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
b
Binnen het plangebied dienen voldoende gebouwde en/of ongebouwde parkeervoorzieningen te worden gebouwd/aangelegd, waarbij de
parkeernormen van toepassing zijn zoals opgenomen in de bij deze regels horende
bijlage Nota parkeernormen 2011-2012.
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in 15.4 onder a sub 1 voor het gebruik van de woning voor een aan-huis-verbonden
beroep tot een oppervlakte van maximaal
a
de omvang van de activiteit niet meer dan 30% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bebouwing mag bedragen.
b
het bepaalde in 15.4 van overeenkomstige toepassing is.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze
bestemming te wijzigen in een bestemming Maatschappelijk indien wordt voldaan
aan de volgende voorwaarden:
a Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
b Er mag geen sprake zijn van belemmeringen vanuit het oogpunt van externe veiligheid.
c De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit archeologisch oogpunt.
d De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
e
De wijziging mag geen
nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen
onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming Horeca indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
b Er mag geen sprake zijn van belemmeringen vanuit het oogpunt van externe veiligheid.
c De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit archeologisch oogpunt.
d De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
e De wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
f De wijziging mag geen strijd opleveren met het integraal horecabeleid van de gemeente Culemborg zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 29 augustus 2006.
g Er mag uitsluitend horeca uit de categorieën I, II en IV worden gevestigd.
De voor
‘Wonen -
a
wonen in de vorm van vrijstaande, twee-aaneen gebouwde woningen,
aaneengebouwde en/of gestapelde woningen
b
aan-huis-gebonden beroepen;
c
tuinen, erven en verhardingen;
d
verkeers- en parkeervoorzieningen;
e
groenvoorzieningen;
f
speelvoorzieningen;
g
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
h
extensief recreatief medegebruik;
i
nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
Het aantal woningen in de bestemming ‘Wonen –
b
Binnen deze bestemming mogen vrijstaande, twee-aaneen gebouwde,
aaneengebouwde en gestapelde woningen worden gebouwd.
c
De goothoogte van vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en aaneengebouwde
woningen mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte van vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en aaneengebouwde
woningen mag niet meer bedragen dan
e
De bouwhoogte van gestapelde woningen mag niet meer bedragen dan
f
De afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens
mag aan beide zijden niet minder bedragen dan
g
De afstand van een twee-aaneen gebouwde of aaneengebouwde woning tot de
zijdelingse perceelsgrens mag aan één zijde niet minder bedragen dan
h
De breedte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
1
2
3
i
De diepte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
1
2
3
Voor het bouwen van
aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste
b
Op hoekpercelen mag de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot
de zijdelingse perceelsgrens, die grenst aan het openbaar gebied, niet minder
dan
c
Achter de achtergevel van het hoofdgebouw moet een aaneengesloten open
ruimte aanwezig zijn van ten minste
d
Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter
de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen.
e
Het bebouwde oppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een
bouwperceel mag maximaal
f
Bij aangebouwde bijgebouwen mag de diepte van een uitbouw aan de
achtergevel maximaal
g
Bij halfvrijstaande, geschakelde en vrijstaande woningen mag de diepte
van een uitbouw aan de achtergevel maximaal
h
Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot op een afstand van
i
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
j
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen
dan
b
De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor verlichting, geleiding,
beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van waarschuwings- en/of communicatiemasten mag niet meer
bedragen dan
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a
het bepaalde in lid 16.2.1 sub a en toestaan dat het toegestane aantal
woningen wordt vergroot tot 185, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt
van:
1
het straat- en bebouwingsbeeld;
2
de verkeersveiligheid;
3
de sociale veiligheid;
4
de milieusituatie;
5
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en het totaal aantal woningen binnen het
plangebied niet meer bedraagt dan 1.355 woningen;
b
het bepaalde in lid 16.2.1 onder c en toestaan dat de maximaal
toegestane goothoogte wordt overschreden met niet meer dan
c
het bepaalde in lid 16.2.1 onder f en g en toestaan dat een hoofdgebouw
wordt gebouwd op een afstand van minder dan
1
het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;
2
de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is.
d
het bepaalde in lid 16.2.1 onder h en toestaan dat de maximaal
toegestane breedte van een hoofdgebouw wordt overschreden met niet meer dan
e
het bepaalde in lid 16.2.1 onder i en toestaan dat de maximaal
toegestane diepte van een hoofdgebouw wordt overschreden met niet meer dan
f
het bepaalde in lid 16.2.2 onder b en toestaan dat een bijgebouw wordt
gebouwd op een afstand van minder dan
1
het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast;
2
de situering vanuit verkeersveiligheid aanvaardbaar is.
a
Binnen de bestemming
‘Wonen-
1
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de
gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
2 Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
3 Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep.
4
De activiteit dient
milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
5
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
b
Binnen het plangebied dienen voldoende gebouwde en/of ongebouwde parkeervoorzieningen te worden gebouwd/aangelegd, waarbij de
parkeernormen van toepassing zijn zoals opgenomen in de bij deze regels horende
bijlage Nota parkeernormen 2011-2012.
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in 16.4 onder a sub 1 voor het gebruik van de woning voor een
aan-huis-verbonden beroep tot een oppervlakte van maximaal
a
de omvang van de activiteit niet meer dan 30% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bebouwing mag bedragen.
b
het bepaalde in 16.4 van overeenkomstige toepassing is.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming
te wijzigen in een bestemming Maatschappelijk indien wordt voldaan aan de
volgende voorwaarden:
a Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
b Er mag geen sprake zijn van belemmeringen vanuit het oogpunt van externe veiligheid.
c De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit archeologisch oogpunt.
d De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
e e De wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming Horeca indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
b Er mag geen sprake zijn van belemmeringen vanuit het oogpunt van externe veiligheid.
c De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit archeologisch oogpunt.
d De wijziging moet inpasbaar zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
e De wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
f De wijziging mag geen strijd opleveren met het integraal horecabeleid van de gemeente Culemborg zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 29 augustus 2006.
g Er mag uitsluitend horeca uit de categorieën I, II en IV worden gevestigd.
De voor ‘Waarde - Archeologie
a
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden
voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor
het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b
Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische
waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of
kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende
voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
1
De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2
De verplichting tot het doen van opgravingen.
3
De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de
bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
Het is binnen deze bestemming verboden
zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te
voeren of te laten uitvoeren:
a
het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan
b
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren
van waterlopen, sloten en greppels;
c
het aanleggen van leidingen dieper dan
Het in lid 17.4.1 vervatte verbod is niet
van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van
ondergeschikte betekenis zijn;
b
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning
reeds mogen worden uitgevoerd op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a
De in lid 17.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de
archeologische waarden van de gronden.
b
Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport
te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de
aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in
voldoende mate is vastgesteld.
c
Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd
gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie
afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
a
In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag
regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een
bouwwerk.
b
Aan de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het
maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere
verstoringsdiepte dieper reikt dan
c
Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken van zeer hoge waarde
worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd
gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende
voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.
De voor ‘Waarde - Archeologie
a
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden
voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor
het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b
Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische
waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of
kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende
voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
1
De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2
De verplichting tot het doen van opgravingen.
3
De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de
bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 18.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
Het is binnen deze bestemming verboden zonder
of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten
uitvoeren:
a
het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan
b
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins
herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
c
het aanleggen van leidingen dieper dan
Het in lid 18.4.1 vervatte verbod is niet
van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van
ondergeschikte betekenis zijn;
b
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning
reeds mogen worden uitgevoerd op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a
De in lid 18.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de
archeologische waarden van de gronden.
b
Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport
te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de
aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in
voldoende mate is vastgesteld.
c
Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd
gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie
afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
a
In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag
regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
b
Aan de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat
de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige
wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,3 m onder maaiveld
en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan
c
Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken van zeer hoge waarde
worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd
gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende
voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.
De voor ‘Waarde - Archeologie
a
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden
voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor
het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b
Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische
waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of
kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende
voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
1
De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
2
De verplichting tot het doen van opgravingen.
3
De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de
bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door b het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning
te stellen kwalificaties.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
Het is binnen deze bestemming verboden
zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te
voeren of te laten uitvoeren:
a
het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan
b
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins
herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
c
het aanleggen van leidingen dieper dan
Het in lid 19.4.1 vervatte verbod is niet
van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van
ondergeschikte betekenis zijn;
b
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning
reeds mogen worden uitgevoerd op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a
De in lid 19.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de
archeologische waarden van de gronden.
b
Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport
te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de
aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in
voldoende mate is vastgesteld.
c
Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd
gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie
afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
a
In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag
regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
b
Aan de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat
de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige
wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan
c
Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken van zeer hoge waarde
worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd
gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende
voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen
bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan
worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.
In die gevallen dat de goothoogte,
bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de
afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die in overeenstemming met het
bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op
het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel
meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is
voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte,
oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in
afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
In die gevallen dat een
bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van
terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de
bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels zijn voorgeschreven, geldt dat
bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval
verstaan:
a
gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van
een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b
het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en
als afhankelijke woonruimte.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a
van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet
meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
b
van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of
de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid
en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c
van deze regels en toestaan dat de inrichting van het gebied
in geringe mate wordt aangepast, met inbegrip van geringe overschrijdingen van
bestemmingsgrenzen, indien de uitwerking van het plan daartoe aanleiding geeft
en met dien verstande dat de totale hoeveelheid groen binnen het plangebied
niet afneemt;
d
van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt
overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
e
van deze regels ten behoeve van de overschrijding van de
voorgevelrooilijn voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een
hoofdgebouw, geen woning zijnde, met dien verstande dat:
1
de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan
2
de bouwhoogte van de luifel niet meer mag bedragen dan de eerste
bouwlaag van het hoofdgebouw;
3
er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
f
van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes
ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve
van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk
te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de inhoud per gebouwtje niet meer dan
2
de bouwhoogte niet meer dan
g
van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1
ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan
2
ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer
dan
h
van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van
gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane
bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers,
liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
1
de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10%
van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine
dakvlak;
2
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal
toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
i
van de regels van de bestemmingen ‘Wonen –
1
standplaatsen voor ambulante detailhandel uitsluitend zijn toegestaan in
het openbaar gebied en niet op woonpercelen;
2
het aantal standplaatsen binnen de bestemmingen ‘Wonen –
j
van deze regels en toestaan dat een bijgebouw bij een (bedrijfs)woning
tijdelijk wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte ten behoeve van het
verlenen of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat;
1
het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een
oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een door de gemeente aan te wijzen
deskundige wordt ingewonnen;
2
de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in een voor de
bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van
3
de afhankelijke woonruimte rolstoeltoegankelijk is;
4
in geval van bewoning in een te plaatsen mantelzorgunit (portacabin) de
maximaal toegestane oppervlakte van een mantelzorgunit
5
geen splitsing van eigendom (woning en bijgebouw) van het betreffende
bouwperceel plaatsvindt. Een uitzondering hierop is de herplaatsbare losse
woonunit (portacabin), die in voorkomende gevallen ook door het bevoegd gezag
kan worden geplaatst en/of gehuurd wordt door mantelzorger of zorgdrager;
6
het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee
bedraagt;
7
parkeerruimte op het eigen erf gevonden moet worden;
8
het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beëindigd
vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleert
het bevoegd gezag jaarlijks of nog aan de voorwaarden, waaronder de
omgevingsvergunning voor het afwijken is verleend, wordt voldaan.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
het bestemmingsplan te wijzigen door:
a
de dubbelbestemmingen ‘Waarde -
Archeologie
b
aan gronden alsnog de dubbelbestemming
‘Waarde - Archeologie
a Een bouwwerk dat op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering
is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het
bouwen, en afwijkt van het plan, mag,
1 mits deze afwijking
naar aard en omvang niet wordt vergroot,
2 gedeeltelijk worden
vernieuwd of veranderd;
3 na het teniet gaan ten
gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de
aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee
jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Het bevoegd gezag kan
eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen
voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde
onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is
niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd
met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat
plan.
a Het gebruik van grond
en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met
het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik,
tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik,
bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden
dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is
niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat
plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan
Parijsch-Zuid.
Rosmalen, maart 2013
Croonen Adviseurs