direct naar inhoud van Regels
Plan: Goiberdingen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0216.BPGoiberdingen-OH01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan "Goilberdingen" van de gemeente Culemborg;

1.2 de kaart:

de plankaart met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;

1.3 perceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.4 bestemmingsgrens:

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een gebied met eenzelfde bestemming;

1.5 bestemmingsvlak::

een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met eenzelfde bestemming;

1.6 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.7 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.8 hoofdgebouw:

een gebouw, dat door zijn functie, constructie of afmetingen, als belangrijkste bouwwerk op een perceel is aan te merken;

1.9 bijgebouw:

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan een hoofdgebouw, zoals een huishoudelijke berg- en/of werkruimte en autobox;

1.10 peil:

de hoogte van de kruin van de dichtstbijzijnde weg, gemeten vanuit het midden van een bouwwerk;

1.11 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte gelegen vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en kap of dakopbouw;

1.12 kap:

een (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een gebouw;

1.13 straatmeubilair:

bij of op de weg behorende bouwwerken, zoals abri's, kiosken, banken, telefooncellen, toiletgebouwtjes, reclamezuilen en bloembakken; benzinepompen en/of servicestations zijn hieronder niet begrepen;

1.14 dienst/bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.15 woonwagen:

een wagen die (nagenoeg) voortdurend dient voor bewoning;

1.16 aan huis gebonden beroep:

een beroep dat binnen de woonfunctie in ruimere zin kan worden uitgeoefend, zoals de administratieve dienstverlening, (para )medische beroepen, advisering, ontwerp, commerciële dienstverlening en kleine ambachten, een en ander blijkend uit de (bouwkundige) verwevenheid van de woonruim­ te(n) en de ruimte(n) welke voor de uitoefening van het betreffende beroep zijn ingericht;

1.17 A-inrichtingen:

bedrijven vallend onder het Besluit Categorie A-inrichtingen Wet geluidhinder (Staatsblad 1981, 671 alsmede Staatsblad 1985, 551);

1.18 Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van bedrijfs- of beroepsactiviteiten.

Artikel 2 Wijze van meten.

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 oppervlakte van een gebouw:

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);

2.2 hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk; voor wat betreft gebouwen worden antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte dakopbouwen hierbij niet meegerekend;

2.3 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 inhoud van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren) en de dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen, en boven peil;

2.5 vloeroppervlakte:

binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor de activiteiten ten behoeve waarvan de oppervlakte is bepaald.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsbepalingen

Artikel 3 Algemene beschrijving in hoofdlijnen

3.1 Waterhuishouding.
  • a. In het plangebied wordt een zodanig systeem van waterlopen gerealiseerd dat aan- en afvoer van water van en naar het plangebied mogelijk is en tevens voldoende bergend vermogen aanwezig is;
3.2 Parkeren.
  • b. In het plangebied dient voldoende ruimte voor parkeergelegenheid te worden gereserveerd. Uitgangspunt is dat parkeren zoveel mogelijk dient plaats te vinden op eigen terrein;
  • c. Voor wat betreft de woonbebouwing is het uitgangspunt 7 parkeerplaatsen per 5 woningen.
    Voor wat betreft de overige functies wordt de vereiste parkeercapaciteit bepaald met gebruikmaking van artikel 258 van de bouwverordening;
  • d. Per woning dient tenminste 1 parkeerplaats op eigen terrein te worden geprojecteerd.
    Hiervan kan worden afgeweken indien ten behoeve van meerdere woningen een ge­ meenschappelijk parkeerterrein wordt gerealiseerd op uitgeefbaar terrein.

Op openbaar terrein wordt voor ten hoogste 0,4 parkeerplaats per woning ruimte gereserveerd;

3.3 Molen.
  • e. De in het plangebied gelegen molen, dient op zodanige wijze bij de vormgeving en de inrichting van het plangebied te worden betrokken, dat deze niet door bebouwing en/of beplanting wordt afgeschermd. Dit afschermen heeft daarbij zowel betrekking op het visuele als op het functionele (windvang) aspect;
3.4 Onderwijsdoeleinden.
  • f. In het plangebied wordt de vestiging van een scholengemeenschap mogelijk gemaakt. De locatie daarvan is nog niet exact bekend. Om de vestiging mogelijk te maken is een wijziging van de bestemmingen "Agrarisch-recreatieve doeleinden" en "Wonen + werken" in artikel 13 van deze voorschriften opgenomen;
3.5 Relatie met andere wetgeving.
  • g. Indien in deze voorschriften wordt verwezen naar wetten of besluiten of verordeningen, wordt daarbij uitgegaan van de tekst, zoals deze luidt op het moment, dat het bestemmingsplan overeenkomstig het bepaalde in artikel 23 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in ontwerp ter inzage wordt gelegd.

Artikel 4 Wonen.

4.1 Doeleindenomschrîjving.

De op de plankaart voor "Wonen" aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor;

  • a. a.
    • 1. Woningen, waarbij de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, alsmede woonwagens overeenkomstig het bepaalde onder 2j.;
    • 2. Voor zover het het onder 1. bedoelde terrein van woonwagens betreft, dat gelegen is binnen het gebied dat wordt begrensd door de op de plankaart aangeduide "Geluidscontourlijn 60 dB(A)" c.q. "Zonegrens-spoorweglawaai" en de plangrens langs de Otto van Reesweg, dienen de voorwaarden in acht genomen te worden volgens de ontheffingsbeschikking hogere waarde van Gedeputeerde Staten nr........ d.d , welke
      • als bijlage II bij deze voorschriften wordt bijgevoegd;

Daarnaast zijn de gronden medebestemd voor:

  • b. Openbare en bijzondere gebouwen ten dienste van sociaal-culturele, medische, religieuze, onderwijs- en sportdoeleinden alsmede ten behoeve van de publieke dienst;
  • c. Bedrijven en kantoren, waarbij de bedrijven qua milieubelasting aanvaardbaar dienen te zijn ten opzichte van in de omgeving aanwezige en/of geprojecteerde woonbebouwing en aanverwante functies. Dit met uitzondering van het woonwagenterrein;
  • d. Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit ten dienste van de toegelaten functies onder b. en c.;
  • e. Verkeers- en groenvoorzieningen in de vorm van:
      • straten
      • fiets- en voetpaden
      • parkeerplaatsen
      • speelvoorzieningen
      • openbaar groen
      • water
  • f. Nutsdoeleinden.
4.2 Beschrijving in hoofdlijnen.

Op welke wijze de in het eerste lid aangegeven doeleinden worden nagestreefd, wordt in hoofdlijnen als volgt omschreven:

4.2.1 Locaties voor het wonen.
  • a. De woonfunctie is hoofdfunctie binnen deze bestemming en mag op alle locaties worden gerealiseerd;
  • b. Geen nieuwe woningen mogen worden gebouwd binnen de strook grond begrensd door de op de plankaart aangeduide "Geluidscontourlijn 60 dB(A)" c.q. "Zonegrens-spoorweglawaai" en de Otto van Reesweg.

    Figuur 2 "Verkavelingsopzet wonen" kan hierbij als leidraad gehanteerd worden;
4.2.2 Locaties voor de niet-woonfuncties.

De situering van de niet-woonfuncties, zoals bedoeld in het eerste lid onder c. en d. dient de stedebouwkundige structuur van het woongebied te ondersteunen.

Om dit te bereiken dient de situering daarvan tot de volgende locaties beperkt te blijven:

  • c. Openbare en bijzondere gebouwen mogen langs de Rietveldseweg gesitueerd zijn;
  • d. Bedrijven en kantoren mogen langs de spoorbaan gesitueerd zijn;
  • e. Op de hoeken van de bestemmingsvlakken en langs de hoofdwegenstructuur, zoals aangeduid op het kaartje "Hoofdwegenstructuur" (zie fig. 3) mogen zowel openbare en bijzondere gebouwen als bedrijven en kantoren gesitueerd zijn;
4.2.3 Bebouwingsstructuur.
  • f. Langs de Prijsseweg en de Landzichtweg zal de woningbouw uit vrijstaande of twee onder één kapwoningen bestaan in een open bebouwingsstructuur;
  • g. De hoofdgebouwen aan de randen van de bestemmingsvlakken dienen met de voorkanten of met de kopgevels naar buiten gericht te zijn;
4.2.4 Groenstructuur.
  • h. Per woonbuurt dient voldoende ruimte voor spelen aanwezig te zijn.
    Binnen ieder bestemmingsvlak met de aanduiding "Groen- en/of speelvoorziening" dient een dergelijke voorziening met een aaneengesloten oppervlakte van tenminste 400m2 te worden gerealiseerd;
4.2.5 Langzaam verkeer.
  • i. Er dient te worden gestreefd naar de realisatie van voetgangers- en fietsverbindingen waarbij de aanduiding "Fiets-voetverbinding" op de plankaart als leidraad dient te worden gehanteerd, in die zin dat de structuur van de verbinding belangrijker is dan de exacte ligging;
4.2.6 Woonwagenterrein.
  • j. In het plan is een woonwagenterrein voor niet meer dan 6 standplaatsen geprojecteerd ter plaatse van betreffende aanduiding op de plankaart.
    De inrichting van het woonwagenterrein zal worden bepaald aan de hand van criteria krachtens de Woonwagenwet.
    Op het woonwagenterrein mogen geen bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend of gesitueerd.
4.3 Bebouwingsvoorschriften

Op deze gronden mogen met inachtneming van het bepaalde in lid 2, uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de in lid l genoemde doeleinden, onder de volgende voorwaarden:

4.3.1 Algemeen,
  • a. Met inachtneming van de overige bepalingen van de bebouwingsvoorschriften mag het bebouwingspercentage per perceel niet meer dan 60 bedragen.
4.3.2 Hoofdgebouwen,
  • b. De afstand van een hoofdgebouw tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens dient tenminste 5m te bedragen;
  • c. De goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 6m bedragen, behoudens het bepaalde onder d. De hoogte mag niet meer bedragen dan 12m.;
  • d. De goothoogte van gestapelde woningen en hoofdgebouwen ten dienste van niet-woonfuncties mag niet meer dan 9m bedragen met dien verstande dat:
    • 1. deze gebouwen mogen worden gebouwd langs de hoofdwegenstructuur, zoals naderaangeduid op het kaartje “Hoofdwegenstructuur”, danwel binnen de op de kaart als zodanig aangeduide bestemmingsvlakken;
    • 2. ten hoogste 30% van de te bouwen woningen in de onder 1.bedoelde bestemmingsvlakken als gestapelde bouw gerealiseerd mag worden;
    • 3. de hoogte niet meer dan 15m mag bedragen;
  • e. De goothoogte, zoals nader bepaald onder c. end., mag worden overschreden ten behoeve van de bouw van één extra bouwlaag, mits deze bouwlaag het profiel van een kap, als bedoeld onder f. niet overschrijdt (zie figuur 4 "Bebouwingsmogelijkheden");
  • f. De gebouwen mogen worden afgedekt met een kap, waarvan de hellingen niet steiler dan 60° mogen zijn;
  • g. Per bestemmingsvlak zijn ten hoogste vijf bedrijven en/of kantoren als bedoeld in lid 1 onder c. toegestaan, waarvan de bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging niet meer dan 100m2 mag bedragen;
  • h. Per bestemmingsvlak mag de gezamenlijke vloeroppervlakte van openbare en bijzondere gebouwen niet meer dan 200m2 bedragen.
4.3.3 Erfbebouwing.
  • i. Indien na realisering van een hoofdgebouw de afstand van een gevel tot de achtergelegen perceelsgrens 7m of minder bedraagt, mag deze afstand niet worden verkleind;
  • j. Met inachtneming van het bepaalde onder- i. is de bouw van bijgebouwen en overkapte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een maximum van 60m2;
  • k. Behoudens het bepaalde onder I mag:
    • 1. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen niet meer dan 2,5m bedragen;
    • 2. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw waartegen het wordt gebouwd;
    • 3. de hoogte van een vrijstaand bijgebouw niet meer dan 4m bedragen;
    • 4. de hoogte van een aangebouwd bijgebouw niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
  • l. l.
    • 1. Indien in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd mag de hoogte niet meer dan 1,8m bedragen en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toe­ nemend tot niet meer dan 4m bij vrijstaande bijgebouwen en tot de goothoogte van het hoofdgebouw bij een aangebouwd bijgebouw (zie figuur 4 "Bebouwingsmogelijkheden);
    • 2. indien bebouwing aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens aaneengesloten wordt gebouwd, is in de perceelsgrens de hoogte zoals bepaald onder k.3. of 4. van toepassing;
  • m. Ten behoeve van een woonwagencentrum mogen ter plaatse van de aanduiding op de plankaart bouwwerken worden opgericht zoals gebouwtjes. voor sanitaire voorzieningen. Met betrekking tot de hoogte en de goothoogte is het bepaalde onder k. van overeenkomstige toepassing;
4.3.4 Voortuin,
  • n. Het gebied dat wordt begrensd door de voorgevel van het hoofdgebouw en de naar de weg gekeerde perceelsgrens, mag worden bebouwd met serres, erkers en uitbouwen mits:
    • 1. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw;
    • 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens tenminste 3m bedraagt;
    • 3. er voldoende ruimte overblijft voor een parkeerplaats;
4.3.5 Nutsdoeleinden.
  • o. De oppervlakte van een gebouw ten behoeve van nutsdoeleinden mag niet meer dan 30m2 en de hoogte mag niet meer dan 4m bedragen;
4.3.6 Terreinafscheidingen.
  • p. Op de hoogte van erf en terreinafscheidingen zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing.
    De hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. antennes 15m;
    • 2. palen en masten 6m;
    • 3. voor het overige 2,5m.
4.4 Vrijstelling.
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het gestelde in lid 1 (doeleindenomschrijving) onder d. voor de vestiging van een detailhandelsbedrijf, mits:
    • 1. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel niet meer dan 700m2 bedraagt;
    • 2. de vrijstelling uitsluitend wordt verleend voor detailhandel op buurtverzorgend niveau;
    • 3. daardoor geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de structuur van het plaatselijke distributie-apparaat of een reeds bestaande verstoring onevenredig wordt vergroot;
    • 4. geen onevenredige toename van het autoverkeer valt te verwachten;
    • 5. het detailhandelsbedrijf gesitueerd wordt op een der navolgende lokaties:
      • langs de Jan van Riebeeckstraat;
      • langs de Otto van Reesweg;
      • op de hoeken van de bestemmingsvlakken en langs de hoofdwegenstructuur, zoals aangeduid op het kaartje "Hoofdstrnctuur" (zie figuur 3);
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het gestelde in lid 2 (beschrijving in hoofdlijnen) onder c., d. en e. met betrekking tot de daarin opgenomen situeringseisen voor de vestiging van niet-woonfuncties op andere locaties, mits;
    • 1. tenminste 1 parkeerplaats op eigen terrein aanwezig is;
    • 2. in voldoende mate verzekerd is dat geen onevenredige verkeers- en/of parkeeroverlast zal optreden voor de omringende bebouwing en functies.

Artikel 5 Wonen + werken.

5.1 Doeleindenomschrijving

De op de plankaart voor "Wonen en werken" aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor:

  • a. Wonen al dan niet in combinatie met bedrijven en kantoren.
    Voor zover het nieuwe woningen betreft, gelegen binnen het gebied dat begrensd wordt door de op de plankaart aangeduide "Geluidscontourlijn 50 dB(A)" ter weerszijden van de Roosje Voslaan, dienen de voorwaarden in acht genomen te worden volgens de ontheffingsbeschikking hogere waarde van Gedeputeerde Staten nr........ d.d , welke als
    bijlage II bij deze voorschriften wordt bijgevoegd.

Daarnaast zijn de gronden medebestemd voor:

  • b. Sociaal-culturele voorzieningen;
  • c. Sport en recreatie;
  • d. Verkeers- en groenvoorzieningen in de vorm van:
      • Straten, fiets- en voetpaden
      • parkeerplaatsen
      • speelvoorzieningen
      • openbaar groen
      • water
  • e. Nutsdoeleinden.
5.2 Beschrijving in hoofdlijnen

Op welke wijze de in het eerste lid aangegeven doeleinden worden nagestreefd wordt in hoofdlijnen als "Volgt omschreven.

5.2.1 Wonen.
  • a. De woonfuncties mag binnen deze bestemming worden gecombineerd met een bedrijfs- of een kantoorfunctie.
    De woonfunctie mag op alle locaties worden gerealiseerd met uitzondering van de strook
    grond begrensd door de op de plankaart aangeduide "Geluidscontourlijn 50 dB(A)" en de plangrens langs de Wethouder Schoutenweg;
  • b. Figuur 5 "Verkavelingsopzet wonen + werken" kan hierbij als leidraad gehanteerd worden;
5.2.2 Bedrijvigheid.
  • c. Bedrijvigheid, zoals bepaald in de doeleindenomschrijving betreft bedrijvigheid welke toelaatbaar wordt geacht in een gemengd gebied met ambachtelijke functies. Bij de bepaling van. de toelaatbaarheid dient de publikatie "Bedrijven en milieuzonering"1 als leidraad te worden gehanteerd.
    De categorieën l en 2, zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage I bij deze voorschriften), zijn in principe toegestaan. Betreffende Staat dient als eerste verkenning te worden gehanteerd. Bedrijvigheid welke niet voorkomt in genoemde Staat doch die daarmee tiaar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen, is eveneens toelaatbaar.
    A-inrichtingen2 zijn niet toegestaan;
  • d. Bij het toelaten van bedrijven zal niet alleen de milieuhinder, maar ook de omvang van de bedrijven en de invloed op de plaatselijke werkgelegenheid, een rol spelen;
  • e. In verband met de mogelijke ligging van bedrijven aan de entree van de gemeente en grenzend aan een woongebied dienen de bedrijven zich op een representatieve wijze naar de omgeving te manifesteren;
  • f. Voor de ontsluiting van het autoverkeer dient in de nabijheid van de aanduiding "autoverbinding" op de kaart, rekening gehouden te worden met de aanleg van een ontsluitingsweg;
5.2.3 Groenstructuur
  • g. Per woonbuurt dient voldoende ruimte voor spelen aanwezig te· zijn. Binnen ieder bestemmingsvlak met de aanduiding "Groen- en/of speelvoorziening" dient een dergelijke voorziening met een aaneengesloten oppervlakte van tenminste 400m2 te worden gerealiseerd;
5.2.4 Langzaam verkeer
  • h. Er dient te worden gestreefd naar de realisatie van voetgangers- en fietsverbindingen waarbij de aanduiding "Fiets- voetverbinding" op de plankaart als leidraad dient te worden gehanteerd, in die zin dat de structuur van de verbinding belangrijker is dan de exacte ligging.
5.3 Bebouwingsvoorschriften

Op deze gronden mogen met inachtneming van het bepaalde in lid 2, uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de in lid 1 genoemde doeleinden, onder de volgende voorwaarden:

5.3.1 Algemeen.
  • a. Met inachtneming van de overige bepalingen van de bebouwingsvoorschriften mag het bebouwingspercentage per perceel niet meer dan 60 bedragen.
5.3.2 Woningen.
  • b. Voor de bouw van woningen die niet opgenomen zijn in de bedrijfsbebouwing is het bepaalde in artikel 4, lid 3 sub b, c, d, e, f, i, j, k, l en n van overeenkomstige toepassing.
5.3.3 Bedrijfsgebouwen en kantoren.
  • c. De hoogte van gebouwen binnen het op de plankaart aangeduide "Differentiatievlak bedrijven en kantoren II mag niet meer dan 7m bedragen;
  • d. Op de gronden zoals bedoeld onder c. mag de grondoppervlakte per bedrijfs- c.q. kantoorlocatie niet meer bedragen dan 500m2;
  • e. Op de overige gronden mag de hoogte van de hoofdgebouwen niet meer dan 14m bedragen, tenzij de desbetreffende gronden gelegen zijn binnen de op de kaart aangeduide "begrenzing gebied met afwijkende bouwhoogte" in welk geval de hoogte niet meer dan 17 m mag bedragen;
  • f. Op de gronden zoals bedoeld onder e. mag de grondoppervlakte per bedrijfs- c.q. kantoorlocatie niet meer dan 2000m2 bedragen;
  • g. De afstand van gebouwen tot de naar de weg gekeerde perceelgrens dient tenminste 5m te bedragen;
  • h. De afstand van gebouwen tot de achter gelegen perceelgrens dient tenminste 4m te bedragen;
5.3.4 Sociaal-culturele voorzieningen.
  • i. Ten behoeve van deze voorzieningen mag in totaal 500m2 aan gebouwen worden opgericht, en daarnaast een dienstwoning, waarvan de inhoud niet meer dan 500 m3 mag zijn;
  • j. De goothoogte van de onder i toegelaten gebouwen mag niet meer dan 3m bedragen. De hoogte mag niet meer dan 12m bedragen;
5.3.5 Nutsdoeleinden.
  • k. De oppervlakte van een gebouw ten behoeve van openbare diensten mag niet meer dan 30m2 en de hoogte mag niet meer dan 4rn bedragen;
5.3.6 Terreinafscheidingen.
  • l. Op de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing.
    De hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan;
    • 1. antennes 30m;
    • 2. palen en masten 10m;
    • 3. voor het overige 4m.
5.4 Vrijstelling.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 3 sub a voor een percentage van 80, mits de opslag en het parkeren op eigen terrein worden opgelost, met dien verstande, dat deze vrijstelling niet geldt voor woningen.

5.5 Gebruik

Als een verboden gebruik als bedoeld in artikel 10 eerste lid van deze voorschriften wordt in ieder geval aangemerkt het opslaan van produkten en goederen die niet in bebouwing plaatsvindt, indien deze wijze van opslag vanaf een openbare weg of vanuit het aangrenzende woongebied zichtbaar is.

Artikel 6 Agrarisch-recreatieve doeleinden

6.1 Doeleindenomschrijving.

De op de plankaart voor "Agrarisch-recreatieve doeleinden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Agrarische doeleinden, met name fruitteelt, sierteelt en weilanden;
  • b. Recreatieve doeleinden met een agrarisch karakter zoals volkstuinen en moestuinen;
  • c. Sportvelden;
  • d. Een molen, ter plaatse van de aanduiding op de plankaart;
  • e. Wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding op de plankaart;
  • f. Sociaal-culturele voorzieningen;
  • g. Verkeersvoorzieningen zoals fiets- en voetpaden en een autoverbinding;
  • h. Water;
  • i. Nutsdoeleinden.
6.2 Beschrijving in hoofdlijnen.

Op welke wijze de in het eerste lid aangegeven doeleinden worden nagestreefd, wordt in hoofdlijnen als volgt omschreven:

  • a. De molen is cultuurhistorisch van belang en het zicht daarop van uit de omgeving dient zoveel mogelijk gewaarborgd te blijven;
  • b. De woonbebouwing als bedoeld onder lid t sub e. betreft vrijstaande woningen, verschillend van karakter, in een open structuur;
  • c. Burgemeester en wethouders onderzoeken de mogelijkheden om in dit gebied de toegankelijkheid voor fietsers en voetgangers, als onderdeel van een (geplande) verbinding te verbeteren;
  • d. Voor de ontsluiting van het autoverkeer dient in de nabijheid van de aanduiding "autoverbinding" op de kaart, rekening gehouden te worden met de aanleg van een ontsluitingsweg.
6.3 Bebouwingsvoorschriften.

Op deze gronden mogen, met inachtneming van het bepaalde in lid 2, uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de in lid 1 genoemde doeleinden, onder de volgende voorwaarden:

6.3.1 Woningen.
  • a. Ter plaatse van de aanduiding "Woning" mag een woning worden gebouwd waarvan de inhoud niet meer dan 600ml mag bedragen en de goothoogte niet meer dan 6m;
  • b. Bij iedere (dienst) woning mag in totaal 60m2 aan bijgebouwen worden gebouwd; indien en voorzover een grotere oppervlakte aan bijgebouwen aanwezig is mag deze grotere oppervlakte gehandhaafd, veranderd en vernieuwd worden, maar niet worden vergroot;
6.3.2 Molen.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding "Molen" mag de bestaande molen worden gehandhaafd en vernieuwd, mits de oppervlakte en de hoogte niet worden gewijzigd;
  • d. Bij de onder c bedoelde molen mag 200m2 aan bedrijfsgebouwen ten behoeve van de fouragehandel en bedrijfsactiviteiten die in nauw verband staan met het maalderijbedrijf worden gebouwd, waarvan de goothoogte niet meer dan 3m mag bedragen.
6.3.3 Sociaal-culturele voorzieningen
  • e. Ten behoeve van deze voorzieningen mag in totaal 500m2 aangebouwen worden opgericht, en daarnaast een dienstwoning, waarvan de inhoud niet meer dan 500m3 mag zijn;
  • f. De goothoogte van de onder e. toegelaten gebouwen mag niet meer dan 3m bedragen. De hoogte mag niet meer dan 12m bedragen;
6.3.4 Sportvelden.
  • g. Ten behoeve van de sportvelden mogen een cantine, kleedkamer, materiaalberging en verenigingsruimten worden gerealiseerd tot een totale oppervlakte van 500m2 en een goothoogte van niet meer dan 3m;
6.3.5 Agrarische doeleinden.
  • h. De oppervlakte van bedrijfsgebouwen voor agrarische doeleinden mag per bedrijf niet meer dan 500m2 bedragen.
    De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 3m bedragen;
6.3.6 Volks- en moestuinen
  • i. Ten behoeve van volks- en moestuinen mogen bergingen en kasjes worden gebouwd waarbij van iedere volks of moestuin ten hoogste 5% mag worden bebouwd met een minimum van 3m2 en een maximum van 12m2;
  • j. De hoogte van de onder i. bedoelde bebouwing mag ten hoogste 2.50m bedragen;
6.3.7 Voortuin.
  • k. Het gebied dat wordt begrensd door de voorgevel van het hoofdgebouw en de naar de weg gekeerde perceelsgrens, mag worden bebouwd met serres, erkers en uitbouwen mits:
    • 1. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de begane grondlaag • van het hoofdgebouw;
    • 2. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens tenminste 3m bedraagt;
    • 3. er voldoende ruimte overblijft voor een parkeerplaats;
6.3.8 Nutsdoeleinden.
  • l. De oppervlakte van een gebouw ten behoeve van nutsdoeleinden mag niet meer dan 30m2 en de hoogte mag niet meer dan 4m bedragen;
6.3.9 Terreinafscheidingen.
  • m. Op de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing.
    De hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. antennes 30m;
    • 2. lichtmasten ten behoeve van sportvelden 25m;
    • 3. palen en masten 10m;
    • 4. voor het overige 4m.

Artikel 7 Wegen, singels en lanen.

7.1 Doeleindenomschrijving.

De op de plankaart voor "Wegen, singels en lanen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. verkeersvoorzieningen en parkeergelegenheden;
  • 2. groenvoorzieningen, water, beplanting en bomenrijen;
  • 3. nutsdoeleinden.
7.2 Beschrijving in hoofdlijnen.

Op welke wijze de in het eerste lid aangegeven doeleinden worden nagestreefd, wordt in hoofdlijnen als volgt beschreven:

  • a. De wegen hebben een verkeersfunctie, evenwel zonder dat het wegprofiel en de inrichting uitnodigt tot hogere snelheden dan 30 km/u;
  • b. De op de plankaart aangegeven profielen dienen als uitgangspunt bij de inrichting. Plaatselijke afwijkingen in verband met in- en • uitvoegstroken, verkeersremmende maatregelen, halteplaatsen voor de bus, langsparkeren en hoekoplossingen zijn daarbij mogelijk;
  • c. De wegen zijn smal en bij kruispunten en bij uitmondingen van achterpaden op de wegen worden zoveel mogelijk drempels of andere het autoverkeer belemmerende maatregelen aangelegd.
7.3 Bebouwingsvoorschriften.

Op deze gronden mogen met inachtneming van het bepaalde in lid 2, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in lid 1 genoemde doeleinden, alsmede straatmeubilair, en gebouwen ten behoeve van nutsdoeleinden waarvan de hoogte niet meer dan 4m en de oppervlakte niet meer dan 30m2 mag zijn.

Artikel 8 Spoorwegdoeleinden.

8.1 1. Doeleindenomschrijving.

De op de plankaart voor "Spoorwegdoeleinden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. railverkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen en water.
8.2 Bebouwingsvoorschriften.

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in lid l genoemde doeleinden.

Artikel 9 Primair waterkering.

9.1 Doeleindenomschrijving.

De op de plankaart voor "Primair waterkering" aangewezen gronden zijn op de eerste plaats bestemd voor de waterkering, de waterhuishouding en de geleiding van het verkeer te water en secundair voor agrarisch-recreatieve doeleinden.

9.2 Bebouwingsvoorschriften.

Onverminderd het bepaalde in het Gelders Waterschapsreglement mogen, op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de primaire functie worden gebouwd, alsmede, mits de beheerder van de waterkering tevoren is gehoord omtrent de gevolgen voor de waterkering, van de secundaire functie.

9.3 Verhouding tot andere bestemmingen.

Binnen het gebied van deze bestemming zijn alle andere bestemmingen hieraan ondergeschikt. Bebouwing ten behoeve van een onderliggende bestemming is toegestaan, gehoord de beheerder van de waterkering, mits de belangen van de bestemming “Primair waterkering” daardoor niet in onevenredige mate worden geschaad en met inachtneming van de desbetreffende bepalingen.

Hoofdstuk 3 Aanvullende bepalingen

Artikel 10 Gebruik.

  • 1. Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met het in dit plan - behoudens in artikel 1.5 lid 2 - bepaalde.
  • 2. Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van voer- of vaartuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie en voor puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op de opslag van materialen, welke strekken tot realisering van de bestemming, dan wel voortvloeit uit het normale dagelijkse onderhoud of ingevolge de bestemming is toegestaan.
  • 3. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde onder 1, indien strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 11 Vrijstellingsbevoegdheid.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van de bepalingen van het plan;

  • a. Voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van openbare nutsbedrijven of van andere daarmee vergelijkbare gebouwen, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdruk-, regel- en meetstations, telefooncellen en wachthuisjes voor verkeersdiensten, mits de oppervlakte daarvan niet groter is dan 30m2 en de hoogte niet meer bedraagt dan 4m;
  • b. Voor het bouwen van kleine andere bouwwerken, die om verkeers- of waterstaatskundige redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en verkeerssluizen;
  • c. Voor het in geringe mate afwijken van de bestemmingsgrens, ingeval. van veranderingen in de tracés van wegen, indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat de weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden uitgevoerd, als op ondergeschikte punten van het plan kan worden afgeweken, mits deze afwijking niet meer bedraagt dan 5m;
  • d. Voor afwijkingen van het bestemmingsplan, inbegrepen bestemmingsgrenzen en -oppervlakten, ten einde de realisering van bouwwerken en werken mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling en/of situering blijkt dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk is en de afwijking van ondergeschikte aard blijft en niet meer bedraagt dan 5m;
  • e. Voor overschrijding van de uit dit plan volgende maximum hoogtematen met maximaal 10%, tot een maximum van 0.50m.

Artikel 12 Procedure bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid nemen Burgemeester en wethouders de onderstaande procedureregels in acht:

  • a. Het ontwerp-besluit ligt met bijbehorende stukken gedurende veertien dagen ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage;
  • b. De Burgemeester maakt de nederlegging te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze bekend
  • c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van bezwaren bij Burgemeester en wethouders tegen het ontwerp-besluit gedurende de in sub a. genoemde termijn;
  • d. Indien tegen het ontwerp-besluit bezwaren zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed;
  • e. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die bezwaren hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede;
  • f. Bij het ter goedkeuring aanbieden van het besluit aan Gedeputeerde Staten worden gelijktijdig de ingediende bezwaren overlegd;
  • g. Burgemeester en wethouders doen mededeling van het besluit van Gedeputeerde Staten aan hen die bezwaren hebben ingediend.

Artikel 13 Wijzigingsbevoegdheid.

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en met in achtneming van het bepaalde in artikel 12 van de voorschriften het plan wijzigen voor wat betreft:

  • a. Het verschuiven van bestemmingsgrenzen van de bestemmingen "Wonen" (artikel 4), "Wonen + werken" (artikel 5), "Agrarisch-recreatieve doeleinden" (artikel 6) en "Wegen, singels en lanen" (artikel 7), indien dit voor een goede realisering van het plan of voor een aanpassing aan de nader ingemeten situatie of door afwijkingen of onnauwkeurigheden op de plankaart, noodzakelijk is, mits de verschuiving niet meer dan 50m bedraagt en daardoor het oppervlak van iedere bestemming met niet meer dan 15% wordt gewijzigd;
  • b. Het wijzigen van de bestemmingen "Agrarisch-recreatieve doeleinden" (artikel 6) en ."Wonen + werken" (artikel 5) in de bestemming "Onderwijs-doeleinden" voor de vestiging van een scholengemeenschap binnen het als zodanig op de plankaart aangegeven gebied met dien verstande dat:
    • 1. de bestemmingsoppervlakte niet meer dan 2ha. zal bedragen;
    • 2. het gestelde in de beschrijving in hoofdlijnen van artikel 3 van deze voorschriften in acht wordt genomen.

Artikel 14 Bepalingen. ter algemene bescherming van het plan.

Bescherming straalverbindingstrajecten.

  • 1. Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan, hetzij in groter mate zou gaan afwijken van het plan.
  • 2. Onverminderd hetgeen in deze voorschriften is bepaald ten aanzien van de hoogte van bouwwerken binnen de bestemmingen onder de straalverbindingstrajecten mag de bebouwing op deze grond de daarbij op de plankaart aangegeven hoogten, in meters ten opzichte van N.A.P., niet overschrijden.
  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2, indien en voor zover uit het overleg met de beheerder van de straalverbinding blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de straalverbinding geen bezwaar bestaat.

Artikel 15 Overgangsbepalingen.

15.1 Bouwen.

Een bouwwerk, dat op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van dit plan bestond of in uitvoering was, danwel is of kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, en dat afwijkt van het in dit plan - behoudens in dit artikel - bepaalde ten aanzien van de toelaatbaarheid van bebouwing, mag, mits de bestaande afwijkingen ook naar hun aard niet worden vergroot en behoudens onteigening:

  • a. Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits dit geen algehele vernieuwing of verandering van het in de aanhef bedoelde bouwwerk tot gevolg heeft;
  • b. Uitsluitend indien het bouwwerk door een calamiteit is teniet gegaan, geheel worden vernieuwd met inachtneming van de grenzen welke ten aanzien van het bouwen ter plaatse bij het plan - behoudens in dit artikel - zijn bepaald, tenzij herbouw hierdoor niet zou zijn toegestaan, en mits de aanvraag tot bouwvergunning is ingediend binnen 18 maanden nadat het bouwwerk is teniet gegaan;
  • c. Tot niet meer dan 115% van de oppervlakte van het in de aanhef bedoelde bouwwerk worden uitgebreid, met inachtneming van de grenzen welke ten aanzien van het bouwen ter plaatse bij het plan - behoudens in dit artikel - zijn bepaald.
15.2 Gebruik.
  • a. Het gebruik van gronden anders dan voor bebouwing alsmede het gebruik van zich op die gronden bevindende bouwwerken, dat in strijd is met het in dit plan behoudens in dit artikel - bepaalde en dat bestaat op het tijdstip, waarop het plan voor zover betrekking hebbend op de strijdigheid van dat gebruik van kracht wordt, mag worden voortgezet en/of gewijzigd, mits door die wijziging de strijdigheid met het plan niet wordt vergroot.
  • b. Het bepaalde in lid 2 is niet van toepassing op gebruik als daar bedoeld, dat reeds in strijd was met het tot het daargenoemde tijdstip ter plaatse geldende bestemmingsplan en dat tot op drie maanden voor dat tijdstip nog niet bestond.

Artikel 16 Strafbepaling.

Overtreding van het bepaalde in artikel 10 lid 1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Artikel 17 Citeerbepalingen.

Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald als "Bestemmingsplan Goilberdingen"