Plan: | Gelddijk, Culemborg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0216.BPGelddijk-VSG1 |
Tussen de Gelddijk, Otto van Reesweg en de Blaasbalg ligt een gebied met 27 woningen en 35 garageboxen. Woningstichting Kleurrijk Wonen is eigenaar van de woningen en is voornemens de woningen en garageboxen op deze plek te slopen. De huidige woningen voldoen niet langer aan het wooncomfort van deze tijd. Kleurrijk Wonen en de gemeente Culemborg zijn daarom gestart met een voorstel tot herstructurering. Er worden 29 nieuwe duurzame woningen gebouwd en het oude binnenterrein wordt omgevormd tot een binnentuin voor de bewoners.
Met dit voorliggende bestemmingsplan wordt de bouw van de 29 nieuwe woningen juridisch mogelijk gemaakt.
Het plangebied ligt centraal in de stad Culemborg, ten zuidwesten van het oude centrum (figuur 1). Het plangebied maakt deel uit van de wijk Achter de Poort. Het plangebied wordt begrensd door de wegen Otto van Reesweg, de Gelddijk en de Blaasbalg. De zuidzijde van het plangebied wordt begrensd door de vrijstaande koopwoningen, evenals het nieuwe woningblok aan de zuidwestzijde. Aan de oostzijde van het plangebied loopt de spoorlijn Geldermalsen-Utrecht.
Figuur 1: Globale locatie plangebied in stad Culemborg
Figuur 2: Locatie en begrenzing plangebied
Het plangebied maakt onderdeel uit van het vigerend bestemmingsplan Culemborg-West. Het bestemmingsplan is vastgesteld op 6-11-2013.
Het bestemmingsplan ter plaatse bestaat uit de enkelbestemmingen ''Wonen'' en ''Verkeer-garageboxen''. De bebouwing in deze bestemmingen is met bouwvlakken, bouwaanduidingen en maatvoering vastgelegd. Daarnaast zijn er de dubbelbestemmingen ''Archeologie 3'' en ''Archeologie 4'' van toepassing. Tot slot ligt er over het plangebied de gebiedsaanduiding ''Vrijwaringszone - molenbiotoop''.
Figuur 3: Uitsnede bestemmingsplan Culemborg West met plangebied
De bouw van 29 nieuwe eengezinswoningen past niet binnen het vigerend bestemmingsplan. De bouwvlakken en de maatvoering sluiten niet aan bij het voorgenomen woningbouwprogramma. Ook de huidige bestemming van het binnenterrein is strijdig met de nieuwe functie van binnentuin.
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen: de verbeelding, de regels en de toelichting.
De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting vormt de onderbouwing van de gewenste ontwikkeling. In deze toelichting zijn de relevante milieuaspecten voor het plangebied beschreven.
Deze toelichting behorend bij het bestemmingsplan dient ter beschrijving en onderbouwing van het bestemmingsplan. De toelichting bestaat uit 7 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het plan. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op de milieuthema's en hierin worden de resultaten van de onderzoeken beschreven. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet weergegeven, waarna in hoofdstuk 6 de economische uitvoerbaarheid wordt toegelicht. De uitkomsten van de inspraak en het (voor)overleg zijn in hoofdstuk 7 weergegeven.
In dit hoofdstuk wordt eerst de bestaande situatie nader beschreven. Vervolgens wordt aandacht besteed aan het stedenbouwkundig plan, waaronder het woningbouwprogramma en de inrichting van de ruimte rondom de woningen.
Binnen het plangebied staan nu 27 eengezinswoningen. De straten dateren uit 1948 (Gelddijk), 1950 (Otto van Reesweg) en 1956 (Blaasbalg). De woningen zijn grotendeels in 1956 gebouwd.
Achter de woningen staan 35 garageboxen op een binnenterrein. Dit binnenterrein is nu vrij toegankelijk vanaf de Gelddijk.
Voor de woningen en garageboxen geldt dat deze niet langer voldoen aan de standaarden die tegenwoordig worden gesteld. De woningen zijn verouderd en het binnenterrein wordt als onveilig ervaren. Tevens is er in de jaren 70 en 80 bodemverontreiniging geconstateerd in het plangebied.
Woningstichting Kleurrijk Wonen heeft in 2016/2017 samen met haar huurders gesproken over de toekomst van de woningen in het plangebied. Op basis van deze gesprekken is besloten de woningen en garageboxen volledig te slopen en nieuwe woningen te realiseren.
Binnen het plangebied worden de bestaande woningen gesloopt en vervangen voor nieuwbouwwoningen. Bureau BGSV heeft voor het plangebied een stedenbouwkundig plan opgesteld.
In figuur 4 is het stedenbouwkundig plan opgenomen. Zowel langs de Gelddijk als de Otto van Reesweg wordt de bestaande verkaveling losgelaten en wordt er, afhankelijk van het woningtype, een nieuwe verkaveling gemaakt met verschillende oppervlaktes. De kavels aan de Gelddijk worden breder dan de kavels aan de Otto van Reesweg. De kavels aan de Otto van Reesweg worden daarentegen dieper. In paragraaf 2.2.2 wordt het woningbouwprogramma verder toegelicht.
Het binnenterrein wordt omgevormd tot een afgesloten binnentuin. Door de sloop van de huidige garageboxen ontstaat een open inrichting waardoor de sociale veiligheid ter plaatse toeneemt. Het wordt een plek waar men kan spelen en elkaar kan ontmoeten. De binnentuin wordt afgesloten van het openbaar gebied en kan alleen worden gebruikt door de toekomstige bewoners. De bewoners worden verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de binnentuin.
Tot slot wordt een deel van het binnenterrein omgevormd tot een parkeerplaats voor circa 20 auto's. Deze parkeerplaats compenseert het verlies aan parkeerplekken door het opheffen van het binneterrein. De parkeerplaats is met de auto, net als in de huidige situatie, te bereiken via de Gelddijk. De parkeerplaats wordt ingepast door de aanplant van hagen en een zestal sierperen.
Figuur 4: Stedenbouwkundig plan projectgebied
Het woningbouwprogramma voor dit plangebied bestaat uit vier woningtypen; 11 levensloopbestendige woningen, 12 eengezinswoningen met een beukmaat van 5,4 meter, 4 eengezinswoningen met een beukmaat van 5,1 m en twee kopwoningen. De woningen zijn richting de straatzijde georiënteerd. Aan de achterzijde is voor elke woning een vrijstaande berging.
Levensloopbestendige woningen
De woningen aan de Gelddijk worden levensloopbestendig. Dat betekent dat de woningen geschikt gemaakt worden voor elke levensfase van een (klein) huishouden. Dit type woning is met name geschikt voor zowel minder validen als voor huishoudens met een toekomstige zorgbehoefte door bijvoorbeeld ouderdom. De woning wordt volledig rolstoeltoegankelijk en de primaire leefruimtes zijn op de begane grond gesitueerd. Vanwege het ruimtebeslag op de begane grond is de beukmaat van de levensloopbestendige woningen 6,3 m. De diepte van de kavels is 18 meter. De levensloopbestendige woningen bestaan allen uit een bouwlaag met een zadeldak.
Eengezinswoningen
Langs de Otto van Reesweg worden eengezinswoningen gebouwd. Deze woningen bestaan uit twee bouwlagen met een zadeldak. De kavels voor deze woningen hebben een beukmaat van 5,4 meter of 5,1 meter (het woningblok aan de zuidoostzijde) en een diepte van 22 meter. Ook deze woningen zijn georiënteerd naar de straatzijde en aan de achterzijde voorzien van een vrijstaande berging.
Kangoeroewoningen
Tot slot is er aan de zijde van de Blaasbalg, bij een hoekwoning, de planologische mogelijkheid voor de bouw van een kangoeroewoning (zie verbeelding). De bouw van een extra, volledig zelfstandige woonruimte aan de achterzijde van het hoofdhuis, wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid voor (mantel)zorg of een twee-generatiewoning.
Architectonische uitwerking
Alle woningen binnen het plangebied krijgen een jaren 30-achtige uitstraling. Deze uitstraling wordt gecreëerd door een sterke plasticiteit van erkers, dakranden en diepe negge (verdiept kozijn). De woningen worden opgetrokken uit roodbruine bakstenen met oranje dakpannen. De details aan de woningen zoals de dakranden worden wit van kleur. Meer informatie over de architectonische uitwerking van het plan is opgenomen in Bijlage 1 Stedenbouwkundige visie.
Duurzaamheid
Alle woningen worden gebouwd met de intentie van 'nul op de meter' (NOM). Woningstichting Kleurrijk Wonen heeft met de gemeente Culemborg de afspraak gemaakt om het plangebied aan de Gelddijk aan te merken als pilotproject als het gaat om NOM. Binnen het principe van NOM wordt toegewerkt naar een energeinuetrale en gasloze woning. Kleurrijk Wonen heeft als ambitie gesteld dat de totale energiebalans in de woningen (energieverbruik en energielevering) neutraal is. Deze ambitie zal worden doorvertaald in de opdracht richting de aannemer.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt onder meer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Mobiliteitsaanpak. In de SVIR schetst het Kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig.
Tot de essenties van de SVIR kunnen worden gerekend dat de Rijksoverheid zich vooral gaat richten op nationale belangen, waaronder het verbeteren van de bereikbaarheid, en dat meer bewegingsvrijheid geboden zal worden aan provincies en gemeenten op het gebied van ruimtelijke ordening. Het Rijk stelt hierbij dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de situatie in hun regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Zij kunnen dan ook beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Met de vaststelling van de SVIR herbevestigt het Rijk een aantal beleidsaspecten, met name uit de Nota Ruimte. Genoemd kunnen worden:
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR als Rijksdoelen geformuleerd:
Een belangrijk onderdeel - tevens sturingsinstrument - van het SVIR-beleid is de Ladder voor duurzame verstedelijking, gericht op het optimaal benutten van binnenstedelijke ruimte.
Duurzame stedelijke ontwikkeling
Duurzame stedelijke ontwikkeling wordt vanuit de Rijksoverheid gezien als doelstelling én als belangrijk instrument bij nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Als instrument doelt men dan op toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Deze Ladder is vanuit de SVIR in oktober 2012 als motiveringseis opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Overheden moeten vanaf deze datum op grond van het Bro elke nieuwe stedelijke ontwikkeling planologisch motiveren aan de hand van de treden van de Ladder. De Ladder voor duurzame verstedelijking komt nader aan de orde in paragraaf 3.1.3 van dit bestemmingsplan.
Plangebied
De herontwikkeling van het plangebied levert een bijdrage aan de (ruimtelijke) kwaliteit en beleefbaarheid door herstructurering van bestaand bebouwd gebied. Vanwege de extra aandacht bij de herstructurering voor duurzaamheid (levensloopbestendig en nul op de meter) en de bijdrage aan (ruimtelijke) kwaliteit en beleefbaarheid, sluit dit plan aan bij de gedachten achter de SVIR.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere planologische kernbeslissing (pkb) met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.
In de SVIR wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
Plangebied
Binnen het plangebied wordt geen bijdrage geleverd aan ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Eventuele doorwerking op lokaal niveau is opgenomen in het vigerend bestemmingsplan en wordt in het bestemmingsplan gerespecteerd.
Vanuit het Rijk is in de SVIR de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd, welke per 1 oktober 2012 als motiveringseis is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6 lid 2). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Transformaties van de vrijkomende gebouwen naar bijvoorbeeld wooneenheden, al dan niet gekoppeld aan herstructurering van de bijbehorende ruimten, wordt inmiddels algemeen gezien als duurzaam (her)gebruik van de vrijkomende ruimten.Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. De nieuwe Ladder bevat geen treden meer. De treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is geschrapt.
Woonvisie Culemborg 2017-2026
De Ladder verplicht ertoe om een nieuwe stedelijke ontwikkeling af te stemmen op de geconstateerde behoefte en de wijze waarop in die behoefte wordt voorzien ook regionaal af te stemmen. Gemeente Culemborg heeft recent de woonbehoefte binnen de gemeente onderzocht. Dit heeft geresulteerd in de Woonvisie Culemborg 2017-2026.
Hierin staat dat op basis van recent demografisch onderzoek is gebleken dat de regio Culemborg de komende jaren blijft groeien tot zeker na 2030. Deze groei wordt enerzijds veroorzaakt door een toename van inwoners en anderzijds door gezinsverdunning wat leidt tot meer huishoudens. Deze huishoudens hebben, mede door demografische ontwikkelingen, een veranderende woningbehoefte. Herstructurering van bestaande wijken biedt kansen om middels nieuwbouw bij te dragen aan een diverse woningvoorraad met kleine eengezinswoningen, levensloopbestedige woningen en woningen met ruimte voor een extra zorgbehoefte.
De voorspelde groei tezamen met de verplichting statushouders en hervestigde vluchtelingen te huisvesten leidt ook tot een toename van de vraag naar huurwoningen. Om de woningvoorraad voldoende bereikbaar te houden voor de gehele bevolking is het belangrijk dat er voldoende sociale huurwoningen beschikbaar zijn.
Toetsing bestemmingsplan Gelddijk
Op grond van het bovenstaande wordt geconstateerd dat het realiseren van 29 woningen, ten opzichte van de 27 bestaande woningen, tegemoet komt aan de groeiende woningbouwbehoefte. Het plan anticipeert hierbij tevens op de demografische ontwikkeling met de ontwikkeling van levensloopbestendige en zorgwoningen.
Daarnaast blijft het aandeel betaalbare huurwoningen in dit plan ongeveer gelijk aan de huidige situatie. Het ontwikkelplan van de Gelddijk maakt onderdeel uit van de ontwikkelplannen die is meegenomen in de opbouw van de prestatieafspraken met de gemeente Culemborg. Het plan maakt ook onderdeel uit van het Woningbouwprogramma van de gemeente Culemborg voor de periode 2015-2025. Het plan geeft zowel kwalitatief als kwantitatief volwaardig invulling aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Bestaand stedelijk gebied
Naast de woonbehoefte dient gemotiveerd te worden of de beoogde ontwikkeling plaats kan vinden binnen het bestaand stedelijk gebied. Als motivatiegronden gelden het 'invullen' van lege plekken, het geven van een andere bestemming aan een gebied, het herstructureren van bestaande terreinen of het transformeren van bestaande gebouwen of gebieden. Kan de ruimtevraag volledig worden opgevangen binnen bestaand gebied, dan is hiermee de Ladder succesvol doorlopen en is de motivering klaar.
Toetsing bestemmingsplan Gelddijk
Het bestemmingsplan Gelddijk betreft een binnenstedelijke ontwikkeling, waarbij op toekomstgerichte wijze invulling wordt gegeven aan een passende bestemming voor een aanwezige doelgroep met een actuele woonvraag. Per saldo beantwoordt het bouwplan aan zowel ruimtelijke als maatschappelijke vraagstukken, zonder daarbij een claim te leggen op ruimtebeslag buiten bestaand bebouwd gebied.
Conclusie
Het bestemmingsplan geeft op passende wijze invulling aan de Ladder.
Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.
In Nederland verscheen in het najaar van 2000 het rapport “Waterbeleid voor de 21e eeuw”, een advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (Commissie WB21). Deze door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de Unie van Waterschappen ingestelde commissie doet aanbevelingen over hoe in de komende eeuw met water moet worden omgegaan. De Commissie WB21 stelt dat de 21e eeuw om een andere aanpak van het waterbeleid vraagt dan de 20e eeuw. Er moet minder accent op het technische beheer komen te liggen. Het water moet niet langer als vijand, maar veel meer als bondgenoot worden gezien. Het waterbeheer dient te worden gebaseerd op:
Bij grootschalige en/of ingrijpende locatiebesluiten dienen de kwantitatieve en kwalitatieve gevolgen voor het watersysteem te worden onderzocht aan de hand van een zogenaamde watertoets. Zonodig moeten compensatiemaatregelen worden getroffen. Het huidige regime van schadevergoeding door de Rijksoverheid moet worden vervangen door een verzekeringsstelsel voor schade door regenval en, eventueel, overstroming van boezems. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de provincie dienen op respectievelijk nationaal en regionaal niveau een sterkere regierol te vervullen. Naar verwachting zal de door de Commissie WB21 voorgestane aanpak belangrijke voordelen opleveren, zoals een toegenomen veiligheid van mens en dier en een betere bescherming van materiële goederen. Een snelle implementatie van de maatregelen voorkomt bovendien dat op termijn duurdere oplossingen voor de steeds nijpender problemen moeten worden gezocht. Ruimte voor water heeft tevens een positieve invloed op de natuurontwikkeling, de landbouw en de ruimtelijke kwaliteit in zowel stedelijk als landelijk gebied.
Plangebied
In het kader van dit bestemmingsplan is de watertoets doorlopen. In paragraaf 4.6 wordt hier nader op ingegaan.
Het hiervoor genoemde rijksbeleid is gericht op nationale belangen, welke in dit plan niet in het geding zijn. Er worden geen ontwikkelingen in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt die in strijd zijn met het rijksbeleid. Tevens komt het plan tegemoet aan de ladder van duurzame verstedelijking. Vanuit het rijksbeleid zijn er dan ook geen belemmeringen.
Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie 'Gelderland Anders' van Provincie Gelderland vastgesteld door de Provinciale Staten. In de Omgevingsvisie staat het ruimtelijk beleid van de provincie beschreven. Voor het ruimtelijk beleid in de provincie zijn twee hoofddoelen geformuleerd:
Plangebied:
De herstructurering van het plangebied past binnen het hoofddoel van een kwalitatief goede leefomgeving. Aanvullend wordt in de Omgevingsvisie gepleit voor kansen als het gaat om sloop van oude woningen om ruimte te creëren voor nieuwbouw.
Aanvullend op de Omgevingsvisie is op 24 september 2014 de Omgevingsverordening door Provinciale Staten vastgesteld. Dit document is op 19-12-2017 geconsolideerd. In de Verordening staan de regels ten aanzien van de Omgevingsvisie.
Ten aanzien van de herstructurering van bestaande woningvoorraad zijn geen specifieke regels opgenomen. Wel geeft de Omgevingsverordening aan dat inbreiding in principe gaat voor uitbreiding. Wat betreft de woningbouwbehoefte zijn regionaal afspraken gemaakt met de gemeenten.
Plangebied:
Dit voorliggend plan voorziet in de nieuwbouw van 29 huurwoning, na de sloop van 27 bestaande huurwoningen. Het plan voorziet in 2 extra woningen ten opzichte van de huidige situatie. Dit past binnen het regionale woningbouwprogramma.
Op basis van de Omgevingsverordening kan worden geconcludeerd dat het plan uitvoerbaar is.
De gemeenteraad van Culemborg heeft in 2010 de structuurvisie Culemborg 2030 'Aantrekkelijk Culemborg' vastgesteld. In deze visie wordt ingegaan op onder andere de wensen ten aanzien van de woningvoorraad in de gemeente. Een belangrijk aspect in de visie is het toevoegen van kwaliteit. Voor de nabije toekomst richt de gemeente zich op het afronden van de bestaande woningbouwprojecten waardoor een beheerste groei ontstaat.
Plangebied:
In het plangebied worden bestaande woningen gesloopt en nieuwe woningen toegevoegd. Het aantal woningen blijft per saldo nagenoeg gelijk. Op basis van de structuurvisie is het plan uitvoerbaar.
De gemeente Culemborg heeft haar welstandbeleid vastgelegd in de Welstandsnota uit 2004. Het plangebied ligt in de westelijke uitbreidingswijken. Voor deze wijken geldt het welstandsniveau 2. Het beleid is gericht op beheer van de architectuur in de openbare ruimte. Het welstandsoordeel richt zich met name op de herhaling in de architectuur. Belangrijke aandachtspunten zijn gedifferentieerde opbouw, herhaling van woningtypes, op- en aanbouwen zijn passend bij het hoofdgebouw en de bebouwing is richting de weg georiënteerd.
In het voorliggend plan worden de oude woningen gesloopt en worden nieuwe woningen gerealiseerd. De woningen blijven aaneengebouwd en gelijk qua verschijningsvorm aan de oorspronkelijke bebouwing. Tevens zijn verschillende beleidsvelden van de gemeente in het vooroverleg geconsulteerd.
In de Wet milieubeheer en in het Besluit m.e.r. wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten die m.e.r.-plichtig zijn (de zogenaamde bijlage C-activiteiten) en activiteiten, die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn (de zogenaamde bijlage D-activiteiten). M.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten zijn activiteiten waarvoor de beslissing of de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen, niet bij wet vastligt, maar door het bevoegd gezag moet worden genomen. Bevoegd gezag moet bepalen of er sprake is van "belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu", die het doorlopen van de m.e.r.-procedure wenselijk / noodzakelijk maken.
De activiteit 'woningbouw' valt in het Besluit m.e.r. onder de activiteit stedelijk ontwikkelingsproject van de D-lijst van het Besluit m.e.r. De voorgenomen activiteit is opgenomen in bijlage D categorie 11.2 van het Besluit m.e.r., maar blijft onder de drempelwaarde (drempelwaarde oppervlakte van 100 hectare of meer, aaneengesloten gebied van 2000 woningen of meer, bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer). De voorgenomen activiteit bestaat uit het vervangen van 27 bestaande eengezinswoningen en 35 garageboxen door 29 woningen. Omdat de omvang van het voorliggende project onder de drempelwaarde van een direct m.e.r.-(beoordelings)plicht blijft, is enkel een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk.
Op 7 juli 2017 is een wetswijziging van het Besluit m.e.r. inwerking getreden. In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet:
De vormvrije m.e.r. beoordeling is opgenomen in Bijlage 11. Uit de vormvrije m.e.r. beoordeling wordt geconcludeerd dat geen m.e.r. plicht aan de orde is.
Op basis van de Wet geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening dient te worden gehouden, namelijk:
Wegverkeerslawaai
In de wet is bepaald dat iedere weg een geluidzone heeft, met uitzondering van 30 km / uur wegen en woonerven. De breedte van de zone wordt bepaald door het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Wanneer binnen een geluidzone van de weg nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen plaatsvinden (zoals woningbouw), dient middels een akoestisch onderzoek de geluidbelasting te worden bepaald.
Railverkeerslawaai
Ook voor spoorlijnen gelden geluidzones, waarbinnen bij realisatie van nieuwe ontwikkelingen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. De breedte van de geluidzones is per spoorlijn bepaald.
Industrielawaai
Bij industrielawaai worden de effecten van de bedrijfsvoering op omliggende geluidgevoelige bestemmingen bepaald.
Voor het plangebied is een akoestisch onderzoek (Bijlage 2) opgesteld voor het railverkeerslawaai en het wegverkeerslawaai. Uit de resultaten van de geluidsberekeningen voor het railverkeer blijkt dat de geluidsbelasting bij de woningen tussen de 55 en 59 dB liggen. De voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt voor 26 woningen met maximaal 4 dB overschreden.
De grenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai wordt bij de 17 woningen aan de Otto van Reesweg, ten gevolge van het wegverkeer over de Otto van Reesweg, overschreden met 10 tot 12 dB. Voor de woningen langs de Gelddijk wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden. De maximale grenswaarde van 68 dB wordt nergens overschreden.
Op basis van de cumulatieberekeningen blijkt dat het wegverkeerslawaai de dominante geluidsbron is en het railverkeerslawaai nauwelijks invloed heeft op het gecumuleerde niveau.
De voorkeursgrenswaarden voor rail- en wegverkeer wordt voor een aantal woningen overschreden. Het treffen van bron- en/of overdrachtsmaatregelen om het geluidsniveau te reduceren zijn hier niet realistisch. Op basis van het akoestisch onderzoek van de Omgevingsdienst Rivierenland dient het college van B&W een hogere grenswaarde vast te stellen voor het plangebied.
Om een goed woon- en leefklimaat in de nieuwe woningen te garanderen, worden eisen ten aanzien van geluidswerende maatregelen opgenomen in het design en construct voor dit plangebied.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kunnen de richtlijnen in de VNG-handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (2009) gehanteerd worden om de afstand te bepalen tussen woningen en de verschillende milieucategorieën van bedrijven. Deze afstemming beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Voor verschillende milieucategorieën zijn richtafstanden weergegeven. De milieucategorieën zijn ingedeeld in een range van 1 tot en met 6. Bedrijven met categorie 1 hebben een kleine hindercirkel. Categorie 6 bedrijven zijn in het algemeen zware industriële bedrijven met relatief grote hindercirkels. De hindercirkels zijn weergegeven in richtlijnen. Door het treffen van maatregelen kan het zijn dat de werkelijke hinderafstand kleiner is dan de afstanden uit de richtlijnen. Er kan dan ook gemotiveerd worden waarom wordt afgeweken van de richtlijnen.
Omgevingstype
Om over een gebied een milieuzonering te kunnen leggen, moet eerst de gevoeligheid van een gebied worden bepaald. De gevoeligheid van een gebied wordt bepaald door het omgevingstype. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in twee omgevingstypen, namelijk 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.
Rustige woonwijk / rustig buitengebied
Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. De richtafstanden bij dit omgevingstypen zijn opgenomen in tabel 5.1.
Gemengd gebied
Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Bij een gemengd gebied mogen de richtafstanden met één afstandsstap worden verkleind (zie tabel 5.1).
In tabel 5.1 zijn de richtafstanden voor beide omgevingstypen weergegeven.
Tabel 5.1 Richtafstanden per omgevingstype
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig. Wel ligt er aan de zuidzijde een school (milieucategorie 2). De afstand tussen het plangebied en de school is meer dan 30 meter en voldoet daarmee aan de gestelde richtafstand. Tevens voorziet de ontwikkeling van het plangebied niet in nieuwe functies op kortere afstand van de school. En door de bouw van nieuwe woningen is de geluidswerendheid beter waardoor een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Op basis van deze conclusie wordt gesteld dat het plan uitvoerbaar is.
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.
Door Tauw is een verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd voor het plangebied (Bijlage 3 en Bijlage 4). Op basis van deze onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de bovenlaag (0 tot circa 1 m -mv) verontreinigd is met bodemvreemde materialen. Tevens zijn hoge gehalten gemeten van zware metalen (koper, lood en zink) en PAK. Voor de bovengrond wordt geconcludeerd dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Uit de risicobeoordeling blijkt dat er onaanvaardbare humane risico's zijn, evenals onaanvaardbare ecologische risico's in het noordelijk gebied. Tot slot is het grondwater sterk verontreinigd met PAK (Bijlage 4).
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken wordt geconcludeerd dat sanering van de locatie noodzakelijk is. Ondanks de verontreiniging is er geen sprake van acute risico's waardoor een spoedsanering noodzakelijk is.
Toelichting bevindingen verkennend en aanvullend bodemonderzoek:
Uit historisch onderzoek, op basis waarvan het verkennd en nader onderzoek is uitgevoerd, blijkt dat de grond is verontreinigd. De bevindingen uit deze beide onderzoeken zijn hieronder toegevoegd.
Bij de gedempte sloten (blauwe lijnen in figuur 5) is verontreiniging aangetroffen. Deze gronden worden ook aangemerkt als ernstig verontreinigd.
Ten westen van het gebied, aan de Gelddijk, is een sterke verontreiniging en minerale olie aangetroffen. In het nader onderzoek (Bijlage 4) is deze locatie aanvullend onderzocht. De interventiewaarde van het grondwater wordt niet overschreden, waardoor er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De verontreinigingen in de bodem zijn beperkt van omvang.
Uit het hinderwetarchief blijkt dat er ter hoogte van het plangebied een tonnenvaalt aanwezig is geweest tussen 1935 en 1950. In een later stadium werd hier ook andersoortig vuil gestort. De locatie van het wassen van tonnen kon in het verkennend bodemonderzoek niet worden herleid. In het aanvullend onderzoek zijn alle verdachte locaties nader onderzocht.
In de puinhoudende bovenlaag is asbest aangetroffen. Onderzoek wijst uit dat de puinhoudende bovengrond moet worden aangemerkt als asbesthoudend, maar beneden de interventiewaarde. Nader asbestonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Figuur 5: Overzichtstekening resultaten bodemonderzoeken
Op basis van het aanvullend bodemonderzoek (Bijlage 4) is een saneringsplan opgesteld. Het saneringsplan is ter goedkeuring voorgelegd aan het bevoegd gezag (Provincie Gelderland). Het positieve besluit hierop is bijgevoegd als Bijlage 10. Het ontwerpbesluit heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen en er zijn geen zienswijzen ingediend. Kleurrijk Wonen heeft in haar financiele raming reeds rekening gehouden met de bodemsanering waardoor het plan uitvoerbaar is.
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde 'veroorzakerprincipe'. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden.
Gemeente Culemborg heeft een gedetailleerde archeologische verwachtingskaart met beleidsadviezen opgesteld. De planlocatie aan de Gelddijk valt binnen het onderzoeksgebied:
Om de sloop van de aanwezige woningen in het gebied en de nieuwbouw mogelijk te maken, is een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd door Transect (Bijlage 5).
De Gelddijk was in de middeleeuwen de grens tussen Goilberdingen en Redichem. Een deel van de huidige straat Gelddijk, namelijk het noord-zuid lopende deel, ligt op de oude kade, die vanaf de Prijsseweg naar de Ronde Haven liep. Door de aanleg van de spoorlijn is het noordelijke deel verloren gegaan. Het zuidelijke deel is opgenomen in het stedelijke gebied en is omstreeks 1975 bebouwd.
De cultuurhistorische betekenis van de Gelddijk is vooral gelegen in het feit dat het een restant is van één van de belangrijkste grenzen van de gemeente Culemborg.
Op basis van het nieuwe cultuurhistorisch beleid van de gemeente Culemborg wordt de Gelddijk als cultuurhistorisch element beoordeeld met hoog.
Waardering | ||
belevingswaarde | herkenbaarheid | laag |
herinneringswaarde | middel | |
Waardering intrinsiek | zeldzaamheid | hoog |
kenmerkendheid | hoog | |
gaafheid | laag | |
(landschaps)architectuur | nvt | |
Waardering context | samenhang | hoog |
structurerende werking | middel | |
gaafheid omgeving | laag | |
Informatiewaarde | hoog | |
Totaalwaardering | hoog |
Op basis van het bureauonderzoek is geconcludeerd dat voor het plangebied een hoge archeologische verwachting geldt voor de periode Midden-Neolithicum-Late Middeleeuwen. Archeologische resten werden op basis van het bureauonderzoek dicht aan maaiveld, in de oeverafzettingen verwacht. Maar uit het inventariserend onderzoek is gebleken dat deze oeverafzettingen (90 tot 160 cm -mv) in het plangebied zijn verstoord bij de bouw de woningen in het verleden.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek wordt geconcludeerd dat er ter plekke van de projectlocatie een lage verwachtingswaarde is. Op basis van het onderzoek wordt dan ook geadviseerd om de projectlocatie vrij te geven voor de voorgenomen werkzaamheden. Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het plan uitvoerbaar is.
Daarnaast is de Gelddijk aangeduid als een hogewaardig cultuurhistorisch element. Met de bouw van de nieuwe woningen in hetzelfde patroon blijft het cultuurhistorisch element in stand.
De toepassing van het watertoetsproces vindt plaats op basis van bestuurlijke afspraken tussen het Rijk, de provincies, de gemeenten en de waterschappen. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Waterbeleid 21e eeuw (2001) en het laatst (her)bevestigd in het Nationaal Bestuursakkoord Water Actueel (2008). In deze verschillende bestuursakkoorden hebben partijen onderling afgesproken dat de watertoets van toepassing is op alle ruimtelijke plannen.
De watertoets is onder meer van toepassing bij bouwplannen, waarbij het verhard oppervlak toeneemt en een versnelde afvoer van (hemel)water het gevolg is. Door een toename aan verharding kan hemelwater niet langer infiltreren in de bodem, maar stroomt dit versneld af naar het oppervlaktewatersysteem. Door deze versnelde afvoer wordt het oppervlaktewatersysteem meer belast. Om deze belastingtoename te reduceren hebben veel waterschappen vastgelegd dat er in dergelijke situaties compenserende voorzieningen moeten worden aangebracht. Deze plicht brengt met zich mee dat een versnelde (hemel)waterafvoer, als gevolg van de toename aan verharding, moet worden gecompenseerd. Dit dient dan te gebeuren door het aanbrengen van een vervangende voorziening, in de vorm van nieuw te graven oppervlaktewater. Als vuistregel hiervoor wordt 436 m3 berging per ha verhard oppervlak en een maximale peilstijging van 30 cm gehanteerd.
Ten behoeve van het bestemmingsplan Gelddijk is op 01-06-2018 de digitale watertoets uitgevoerd op de website www.dewatertoets.nl. Hiermee is Waterschap Rivierenland op de hoogte gebracht van het plan. De digitale watertoets is toegevoegd als Bijlage 6. Hieruit blijkt dat de normale watertoetsprocedure moet worden doorlopen. Als onderdeel van deze procedure heeft er overleg plaatsgevonden met Waterschap Rivierenland.
Afkoppeling plangebied
Voor herstructureringswijken of te herbouwen woningen geldt vanuit het waterschap als aandachtspunt om het bestaande rioolstelsel zo aan te passen dat het hemelwater apart wordt afgekoppeld.
Binnen het plangebied worden de woningen afgekoppeld op het nieuw aan te leggen hemelwaterriool richting de Luthulisingel. De huisaansluitingen uit het plangebied kunnen vervolgens worden aangesloten op dit nieuwe stelsel. De gemeente Culemborg voorziet in de aanleg van dit nieuwe hemelwaterriool.
Langs de Otto van Reesweg ligt een gemengd rioolstelsel. Vanwege het ruimtegebrek onder het trottoir zijn hier geen mogelijkheden voor hemelwaterriool. In overleg met de gemeente en Kleurrijk Wonen is besloten om onder het pad langs de binnentuin een hemelwaterriool aan te leggen, die vervolgens aansluit op het nieuw aan te leggen hemelwaterriool onder de Gelddijk.
Om de afkoppeling van het plangebied op het nieuwe riool mogelijk te maken wordt na vaststelling van dit bestemmingsplan een watervergunning aangevraagd door KleurrijkWonen op basis van het op te stellen waterhuishoudingsplan. In het waterhuishoudingsplan wordt de watercompensatie verder uitgewerkt. Hierbij wordt opgemerkt dat wanneer bij een bestaande overstortlocatie in hetzelfde peilvak waarbij het af te koppelen verhard oppervlak gaat lozen en het ontvangende water voldoende gedimensioneerd is, dan is compenseren niet aan de orde.
Overzicht verharding binnen plangebied
In de huidige situatie is het plangebied grotendeels verhard. Het binnenterrein, ter plekke van de woningen en de tuinen kan neerslag slecht infilteren en wordt dit afgevoerd op een gemengd rioolstelsel. In de toekomstige situatie neemt het oppervlakte verharding af door de aanleg van een binnentuin en de herstructurering van de tuinen.
In onderstaand overzicht is dit verschil weergegeven.
Verharding huidige situatie | 5.400 m2 |
Sloop verharding | 5.500 m2 |
Verharding toekomstige situatie | 5.050 m2 |
Conclusie
Op basis van de watertoets kan worden geconcludeerd dat de normale procedure moet worden doorlopen. Voorafgaand aan de uitvoering wordt een waterplan opgesteld en een watervergunning aangevraagd om het plangebied af te koppelen op het nieuw aan te leggen hemelwaterriool van de gemeente.
Op voorgenomen initiatief is wetgeving met betrekking tot de bescherming van de natuur van toepassing. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming) en de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming). Beide thema's zijn vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb).
In de wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen. De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, licht beschermde soorten, de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming niet. Voor (zwaar) beschermde soorten dient een ontheffing te worden aangevraagd de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Ruimtelijke projecten kunnen niet zonder meer worden gerealiseerd in beschermde natuurgebieden, zijnde Natura 2000 gebieden en gebieden onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Projecten die in de nabijheid van beschermde natuurgebieden worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken (externe werking). Als sprake is van externe werking kan het noodzakelijk zijn dat bij de provincie (bevoegd gezag) een vergunning in het kader van de gebiedsbescherming aangevraagd moet worden.
Tevens kan door de bouw van 29 woningen een toename van stikstofdepositie ontstaan op de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de kwetsbare natuur.
Met de sloop van de 27 aanwezige woningen en 35 garageboxen en de nieuwbouw van 29 woningen, zijn negatieve effecten op enkele soorten niet uit te sluiten. Dit is geconcludeerd in Natuurtoets herstructurering Gelddijk, Culemborg (Bijlage 7). Voor huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen is nader onderzoek (Bijlage 8) uitgevoerd.
Wat betreft het onderwerp stikstof is het niet aannemelijk dat door de realisatie van nieuwbouw aan de Gelddijk de stikstofdepositie toeneemt op dichtstbijgelegen Natura 2000-gebieden Lingegebied & Diefdijk-zuid (5,5 km) en Kolland en Overlangbroek (8,5 km).
In de huidige situatie gaat het om 27 woningen en 35 garageboxen die los worden verhuurd. Gedurende de aanlegfase, van de sloop van de oude woningen uit 1958 en de garageboxen en de bouw van 29 nieuwe energiezuinige woningen, wordt naar verwachting niet gezorgd voor extra stikstofdepositie ten opzichte van de huidige situatie. Met name de forse daling van het aantal verkeersbewegingen van en naar de garageboxen levert een reductie van stikstof op. Geconcludeerd wordt dat gezien de beperkte omvang van het plan de depositie als gevolg van de aanlegfase naar verwachting minder danwel gelijk zal zijn aan de reductie van de depositie die optreedt door de afname van het aantal verkeersbewegingen.
Op basis van de quickscan Flora en Fauna en het nader onderzoek wordt het volgende geconcludeerd:
Figuur 6: Resultaten natuurtoets binnen plangebied
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken is de verwachting dat de ontheffing voor alle drie de soorten kan worden verleend. De noodzaak voor een goedgekeurd mitigatieplan en ontheffing is noodzakelijk voor de start van de uitvoering. Vooruitlopend op de ontheffingsaanvraag worden de onderstaande vervolgstappen uitgevoerd:
Naast het doorlopen van de bovenstaande stappen is een ontheffing aangevraagd voor de beschermde soorten. Het besluit op deze aanvraag is bijgevoegd als Bijlage 12.De consequenties die voortkomen uit de ontheffing worden meegenomen in de nadere uitwerking van het plan. Met een positief besluit op de ontheffing is het plan voor het onderdeel ecologie uitvoerbaar.
Volgens de Wet milieubeheer is het nodig een planontwikkeling te toetsen aan luchtkwaliteitseisen. Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden, met als doel om alle overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen op te lossen. Het NSL omvat een omvangrijk pakket maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.
Niet in betekende mate
Alleen projecten die 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging wanneer aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de 3% grens niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 µg/m3 voor zowel PM10 als NO2. Dit criterium is een 'of-benadering', wanneer een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit.
De 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in de ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:
Grenswaarden
De Wet luchtkwaliteit stelt grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In 2011 moet aan de grenswaarden (jaargemiddelde en 24-uursgemiddelde concentratie) voor PM10 worden voldaan. De jaargemiddelde concentratie mag maximaal 40 µg/m3 zijn en maximaal 35 dagen overschrijding van de 24 uurs gemiddelde concentratie PM10.
Voor NO2 geldt dat vanaf 2015 moet worden voldaan aan de (jaargemiddelde en uurgemiddelde) grenswaarden. Het jaargemiddelde concentratie mag maximaal 40 µg/m3 zijn en maximaal 35 dagen overschrijding van de 24 uurs gemiddelde concentratie NO2.
Binnen het plangebied worden 27 woningen en 35 garageboxen gesloopt. Vervolgens worden er 29 woningen met bijgebouw nieuw gebouwd. Het aantal van 29 woningen is ruimschoots minder dan de grens van 1500 woningen in de ministeriële regeling. Het uitvoeren van een luchtkwaliteitsonderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Op basis van dit aantal wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling van de woningen aan de Gelddijk niet in betekende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit.
Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen. Het kan daarbij gaan om industriële activiteiten, distributieroutes of buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/ bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Het BEVI heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Het doel wordt in het BEVI vertaald naar begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico.
In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.
Naast de aanwezigheid van stationaire bronnen kan transport van gevaarlijke stoffen een rol van belang vormen bij externe veiligheid. De vigerende regels hiervoor vinden we in de circulaire RNVGS.
Op basis van de risicokaart (figuur 7) zijn alle risicovolle bronnen in de nabijheid van het plangebied zichtbaar. Op figuur 7 is zichtbaar dat er in de omgeving van het plangebied (oranje omlijnd) een aardgasleiding en aardgasstation aanwezig is.
Op ruim 300 meter ligt een aardgasstation van de Gasunie, waar de gasleiding die langs de Parallelweg Oost ligt op aansluit. Op basis van de informatie van Risicokaart.nl is de risicoafstand (PR 10-6) 15 meter. Het plangebied ligt daarmee ruim buiten de risicocontour van het aardgasstation en de buisleiding.
Tot slot ligt op 50 meter van het plangebied een spoorlijn. Volgens de risicokaart worden er over deze route gevaarlijke stoffen getransporteerd.
Op basis van de informatie van de Risicokaart ligt de externe veiligheidscontour (PR 10-6) niet buiten de spoorzone. Op basis van de huidige risico's en een zeer beperkte toename van het aantal kwetsbare objecten (toename van 2 woningen) is het aannemelijk dat het groepsrisico niet toeneemt.
Op basis van het bovenstaande is het plan uitvoerbaar.
De huidige bewoners van de woningen aan de Gelddijk en Otto van Reesweg parkeren de auto's in principe langs de wegen in de parkeervakken. Op basis van de CROW-nomen wordt geconcludeerd dat er in de huidige situatie rondom het plangebied te weinig parkeerplekken zijn. Zie hiervoor het Parkeeronderzoek in bijlage 9, zoals uitgevoerd door de Omgevingsdienst Rivierenland (ODR). Praktisch leidt het huidige tekort aan parkeerplaatsen niet tot problemen. De veelal oudere bewoners in het plangebied zijn geen representatieve afspiegeling van de toekomstige bewoners. Voor de toekomstige situatie moet worden geconcludeerd dat het aantal parkeerplaatsen onvoldoende is. De nieuwe bewoners hebben, naar verwachting, meer behoefte aan parkeerplekken.
Naast het huidige tekort worden er ook bestaande parkeerplaatsen verwijderd. Op basis van het parkeeronderzoek 2016 is bepaald dat de 20 parkeerplaatsen die worden verwijderd, teruggebracht moeten worden in het nieuwe plan.
Conclusie
Het ODR concludeert dat het huidige tekort aan parkeerplaatsen in het gebied niet binnen het plangebied kan worden opgelost.
Het extra tekort dat ontstaat als gevolg van het verwijderen van 20 parkeerplekken binnne het plangebied (op basis van 50% van de garageboxen en 2 opritten op eigen terrein), worden gecompenseerd aan de zuidzijde van het plangebied. Aan de zuidzijde wordt een parkeerplaats gerealiseerd met 20 parkeervakken. De toegang blijft, net als in de huidige situatie, via de Gelddijk.
In de huidige situatie staan de bestaande woningen op circa 65 meter van de spoorlijn. Gezien de afstand is het mogelijk dat er trillingshinder ontstaat als gevolg van het spoorverkeer. Hoewel er geen wettelijk kader is ten aanzien van trillingen, is het een onderwerp wat in het kader van een goede ruimtelijke ordening aandacht verdiend.
In de notitie die is opgesteld door de constructeurs van Ouwehand, Bijlage 13, wordt gesteld dat door toepassing van nieuwe funderings- en bouwtechnieken een verbetering optreedt ten aanzien van het risico op trillingen. Door toepassing van funderingspalen in plaats van de huidige funderingen op staal én door toepassing van en star betonnen draagconstructie met meer massa wordt het risico op trillingshinder geminimaliseerd. Op basis van het bovenstaande wordt een goed woon en leefklimaat gegarandeerd.
Het plangebied ligt op circa 300 meter van de molen 'Johanna' aan de Prijsseweg. Het plangebied ligt hiermee volledig binnen de molenbiotoop van de molen. Zie onderstaande afbeelding.
Een molenbiotoop dient met name om een vrije windvang te kunnen blijven garanderen. Een molenbiotoop is de omgeving van een molen of molenrestant, voor zover de omgeving van belang is voor het (toekomstig) functioneren daarvan als maalwerktuig, voor de monumentale waarde van de molen of het molenrestant, of voor beide.
De bescherming van de molenbiotoop is onder meer geregeld in de Provinciale Gelderse Molenverordening. Binnen een straal van 100 meter vanuit het middelpunt van de molen is geen nieuwe bebouwing toegestaan. Het plangebied is echter gelegen op meer dan 100 meter van met middelpunt van de molen. Binnen een straal van 100 meter tot 400 meter mag de hoogte niet meer bedragen dan 1/100 van de afstand tussen het bouwwerk en/of de beplanting en het middelpunt van de molen. Vervangende nieuwbouw is toegestaan en vrijgesteld van de 1/100 norm.
De aanwezige molenbiotoop is niet van invloed op de hoogte van de nieuwe bebouwing. De molenbiotoop is overgenomen op de verbeelding en in de regels van dit bestemmingsplan.
De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die (digitaal) bindend is voor overheid en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding (plankaart) heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet.
De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012. Het plan is tevens IMRO-gecodeerd.
Navolgend wordt de systematiek, opbouw en indeling van de regels kort toegelicht.
Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten:
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
In het tweede hoofdstuk komen bestemmingen aan de orde. Het onderhavige bestemmingsplan bevat Groen-1, Wonen, Verkeer - Verblijfsgebied en Waarde - Archeologie 3.
De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
In het bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
Groen-1
De openbare groenvoorzieningen binnen het plangebied hebben deze bestemming gekregen. Gebouwen mogen uitsluitend ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn ook toegestaan.
Verkeer - Verblijfsgebied
De wegen, straten, paden en pleinen die geen deel uitmaken van de hoofdverkeerstructuur zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied'. Paden en pleintjes van geringe omvang die ondergeschikt zijn aan andere func-ties zijn opgenomen in de hoofdbestemming. Te denken valt hierbij aan niet openbare paden achter woningen, paden door groenvoorzieningen enzovoort. Deze gronden in de bestemming 'Verkeer -Verblijfsgebied' zijn bestemd voor straten en erven, fiets- en/of voetpaden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzie-ningen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voor-zieningen, (muziek)kiosk, abri's, telefooncellen en straatmeubilair en dergelijke. Binnen deze bestemming is eventuele herinrichting van bestaande straten, groen en dergelijke mogelijk. Op een tweetal plaatsen komen fietsen-bergingen voor binnen deze bestemming; daartoe zijn bouwvlakken opgenomen binnen deze bestemming. Voorts mogen binnen de bestemming gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht met een maximaal oppervlak van 20 m².
Waarde - Archeologie 3 (WR-A3)
In het plangebied komt gebieden met middel en hoge archeologische verwachtingswaarden voor. Voor deze gebieden zijn verschillende dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie' opgenomen waarbij een onderscheid is gemaakt met betrekking tot het aantal toegestane vierkante meters bebouwing en het aantal vierkante meters voor omgevingsvergunningen.
Het archeologisch beleid van de gemeente gaat uit van verschillende typen archeologische gebieden. De in het plangebied voorkomende gebieden (Waarde-Archeologie 3) zijn als volgt vertaald naar de regels:
Type archeologisch gebied | Omvang bodemverstoring | Soorten gebieden | Bestemd als |
Onderzoeksgebied A | Diepte > 30 cm en oppervlakte > 1000 m2 | Hoge archeologische verwachting, stroomruggen | WR-A3 |
Wonen
De woningen binnen het plangebied hebben deze bestemming. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. De bebouwingstypologie en maximale goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding aangeduid. Binnen het bouwvlak en buiten het bouwvlak minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd. Ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de maximale goothoogte ten behoeve van een plat dak.
Het is toegestaan een aan-huis-verbonden beroep uit te oefenen. Met een omgevingsvergunning kan een grotere oppervlakte ten behoeve van de beroepsuitoefening toegestaan worden.
Overige bepalingen
In de regels zijn ook een aantal algemene regels opgenomen, waaronder begrippen, algemene afwijkingsregels, regels behorend bij de vrijwaringszone voor de molenbiotoop en het overgangsrecht.
In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de haalbaarheid van het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan dient op financiële haalbaarheid te worden getoetst.
Woningstichting Kleurrijk Wonen en de gemeente Culemborg hebben overeenstemming bereikt over het te ontwikkelen plan.
Wanneer met een bestemmingsplan een bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld. Deze eis geldt niet indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd. In voorliggend geval is het kostenverhaal anderszins verzekerd doordat tussen beide partijen een anterieure overeenkomst is getekend. Hierin is ondermeer vastgelegd dat de ontwikkel- en plankosten evenals eventuele planschadeclaims ten laste zijn van Kleurrijk Wonen.
In de voorbereiding van dit plan zijn is veelvudlig overleg geweest met de huidige bewoners en de omwonenden. Per doelgroep is een korte beschrijving van het doorlopen participatietraject opgenomen.
Bewoners
In 2015 zijn alle huishoudens bezocht door de woonconsulente van KleurrijkWonen voor de “keukentafelgesprekken', waar de sloop/nieuwbouw en de renovatie tegen elkaar afgezet en besproken werden.
In de gesprekken met de bewoners heeft KleurrijkWonen duidelijk gemaakt dat vanwege de toekomstig portefeuillestrategie sloop en nieuwbouw voor het plangebied de voorkeur heeft. Dit vanuit het oogpunt van de technische staat van de woningen en de garages, de bodem- en asbestverontreiniging en de beoogde vergroening.
Naast sloop en nieuwbouw is ook de renovatie van de huidige bebouwing met de bewoners besproken. Voor renovatie diende wel het minimale wettelijke vereiste percentage van 70% van de bewoners hun voorkeur uit te spreken voor deze optie.
De voorkeuren zijn geïnventariseerd middels een enquête, waarvan de resultaten in november 2015 zijn gepresenteerd aan de bewoners. Hier werd duidelijk dat 66% kiest voor sloop nieuwbouw, waarmee de vereiste 70% voorkeur voor renovatie niet gehaald werd. Op dat moment is besloten om definitief te kiezen voor sloop en nieuwbouw van de 27 woningen en garageboxen.
Dit participatietraject met de bewoners heeft KleurrijkWonen gecontinueerd met bijeenkomsten om te discussiëren over de nieuwbouwplannen. Op deze klankbordavonden is gesproken over het type woningen, de indelingswensen van de woning (woonkamer, keuken, slaapkamers) en er is gesproken over de architectuur en de uitstraling van de beoogde nieuwbouw. Dit heeft mede het beeld en de plattegronden bepaald van de huidige plannen. Stedenbouwkundig bureau BGSV heeft dit participatieproces begeleid.
Gedurende de periode waarin de woningen worden gerealiseerd, gaat KleurrijkWonen met de definitieve huurders de centrale binnentuin ontwerpen en inrichten. Onder leiding van een tuinarchitect worden de wensen geïnventariseerd om te komen tot consensus in een ontwerp en uitvoering.
Buurt
Voor de directe omwonenden en de buurt zijn informatie avonden georganiseerd. Hierin is in het begin informatie gedeeld over de beoogde plannen en zijn wensen uit de buurt opgehaald. De eerste schetsen zijn vroegtijdig gedeeld en besproken. De gemeente Culemborg is ook aanwezig geweest bij deze avonden.
Gedurende de procedure zullen de omwonenden door KleurrijkWonen op de hoogte gehouden worden van de concept ontwerpen en de gehele bestemmingsplanprocedure. Tevens worden informatie avonden gehouden worden over de uitvoering van de sloop- en saneringsplannen en de nieuwbouw.
Gemeente
De gemeente is vanaf het begin nauw betrokken bij dit participatie proces. Het proces van communicatie en participatie is met het sluiten van een anterieure grondexploitatie overeenkomst voorzien van een communicatieplan vastgelegd. Dit communicatieplan is een dynamisch document en zal gedurende het proces worden gemonitord en waar nodig aangepast.
Het ontwerpbestemmingsplan ‘Gelddijk’ is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar Provincie Gelderland en Waterschap Rivierenland. Naar aanleiding van dit wettelijke vooroverleg zijn reacties ontvangen. Het ontwerpbestemmingsplan behoeft geen verdere aanpassing naar aanleiding van deze reacties.
Daarnaast heeft het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening doorlopen. In dit kader heeft het ontwerpbestemmingsplan ‘Gelddijk’ met ingang van 29 mei 2019 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. In de genoemde periode is 1 zienswijze ingediend. De zienswijzenota is bijgevoegd in Bijlage 14.
Het bestemmingsplan ‘Gelddijk’ is op 21 november door de raad van de gemeente Culemborg vastgesteld.