Fort Everdingen
Status: | ontwerp |
Identificatie: | NL.IMRO.0216.BPFortEverdingen-VG01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Inhoud
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4
Artikel 7 Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Bijlagen
Bijlage 1: Situering forttoren en gebouw A1 en indeling begane grond forttoren
Bijlage 2: Groenbeheerplan Fort Everdingen
Bijlage 3: Nota Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Inundatiekom Culemborgerwaard
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Fort Everdingen met identificatienummer NL.IMRO.0216.BPFortEverdingen-VG01 van de gemeente Culemborg;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 archeologisch onderzoek
in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden;
1.6 archeologische waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar;
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bestaand
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan:
bestaat, of;
wordt gebouwd, of;
nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, mits het bouwwerk in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.9 bestaande fruitteelt of boomteelt
gronden die rechtsgeldig in gebruik zijn voor fruitteelt of boomteelt of die aantoonbaar maximaal 4 jaar voor het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan al als zodanig in gebruik waren;
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 boomteelt
de teelt van boomkwekerijgewassen;
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.16 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.17 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.18 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.19 bruto vloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.20 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.21 fruitteelt
de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;
1.22 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.23 gemeentelijke commissie
de welstandscommissie, monumentencommissie, commissie ruimtelijke kwaliteit of een soortgelijke commissie;
1.24 horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waar logies wordt verstrekt, zoals een café, restaurant, hotel of pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.25 landschapswaarden
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;
1.26 natuurwaarden
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;
1.27 normaal onderhoud en beheer
beheer, onderhoud en gebruik die, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer, een goed onderhoud en een goed gebruik van de gronden en van de gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.28 ophogen
grond aanvoeren van buiten om een (gedeelte van een) perceel op te hogen;
1.29 peil
voor een bouwwerk: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vasteland;
1.30 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.31 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.32 terras
een buiten een gebouw gelegen gebied, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt;
1.33 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.1.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd - Fort
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - Fort' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het behoud en herstel van cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden in de vorm van een fort met randbeplanting en fortgracht in het algemeen, en in het bijzonder voor:
het behoud en de ontwikkeling van de functie van de forttoren, zoals aangeduid op de afbeelding in bijlage 1 bij deze regels, als (winter)verblijfplaats en zwermlocatie voor vleermuizen;
het behoud en de ontwikkeling van de functie van gebouw A1, zoals aangeduid op de afbeelding in bijlage 1 bij deze regels, als winterverblijfplaats voor vleermuizen;
productie van bier, mosterd, azijn en zuivelwaren alsmede streekeigen artikelen;
ondergeschikte detailhandel;
en tevens voor:
horeca bestaande uit een café, proeflokaal, lunchroom, restaurant en/of zalenverhuur met een maximum bruto vloeroppervlak van 2.250 m2, met dien verstande dat bij het berekenen van het bruto vloeroppervlak tevens het bruto vloeroppervlak wordt meegerekend dat binnen de bestemming 'Gemengd - Fort' van het aan dit plan grenzende bestemmingsplan 'Fort Everdingen' met identificatienummer NL.IMRO.1961.BP0031-VG01 van de gemeente Vijfheerenlanden in gebruik dan wel vergund is ten behoeve van horeca bestaande uit een café, proeflokaal, lunchroom, restaurant en/of zalenverhuur;
verblijfsrecreatie in de vorm een kampeerterrein van maximaal 5.000 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
verblijfsrecreatie in de vorm van camperplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperplaatsen';
verblijfsrecreatie in de vorm van 10 kamers in de bestaande bebouwing, met dien verstande dat bij het berekenen van het aantal kamers tevens het aantal kamers wordt meegerekend dat binnen de bestemming 'Gemengd - Fort' van het aan dit plan grenzende bestemmingsplan 'Fort Everdingen' met identificatienummer NL.IMRO.1961.BP0031-VG01 van de gemeente Vijfheerenlanden in gebruik dan wel vergund is ten behoeve van verblijfsrecreatie in de bestaande bebouwing;
terrassen met een maximum oppervlakte van 800 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras', met dien verstande dat bij het berekenen van de oppervlakte tevens de oppervlakte wordt meegerekend dat binnen de bestemming 'Gemengd - Fort' van het aan dit plan grenzende bestemmingsplan 'Fort Everdingen' met identificatienummer NL.IMRO.1961.BP0031-VG01 van de gemeente Vijfheerenlanden in gebruik dan wel vergund is ten behoeve van terrassen;
kleinschalige groepsactiviteiten gericht op kunst en cultuur(historie) en natuur- en landschapsbeleving;
een atelier, beeldentuin en expositieruimte;
voorzieningen voor het stallen van fietsen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en voorzieningen zoals ontsluitingswegen, paden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.2.2 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
de lengte, breedte en diepte mogen niet meer bedragen dan de bestaande afmetingen;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor een gebouw met een grotere lengte, breedte, diepte, goothoogte en/of bouwhoogte, mits:
de bestaande oppervlakte maximaal 20% wordt vergroot;
de bestaande goothoogte en/of bouwhoogte maximaal 10% worden vergroot;
de cultuurhistorische, ecologische, natuur- en/of landschapswaarden niet worden aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Gebruiksregels forttoren en gebouw A1
Voor het gebruik van de forttoren, zoals aangeduid op de afbeelding in bijlage 1, gelden de volgende regels:
uitsluitend de ruimtes op de begane grond die op de afbeelding 'Indeling begane grond forttoren' in bijlage 1 zijn aangeduid met nummer 15, 16 en 17, alsmede de entree van de forttoren en de gang die de toegang geeft tot deze ruimtes, mogen jaarrond worden gebruikt;
de overige ruimtes op de begane grond, de kelderverdieping en de eerste verdieping van de forttoren mogen uitsluitend extensief worden gebruikt, bijvoorbeeld voor kleinschalige groepsactiviteiten in de vorm van rondleidingen, en wel uitsluitend in de periode van 1 april tot en met 30 september en uitsluitend gedurende de dagperiode, tot een half uur voor zonsondergang.
Voor het gebruik van gebouw A1, zoals aangeduid op de afbeelding in bijlage 1, geldt de volgende regel:
het gebouw mag uitsluitend worden gebruikt in de periode van 1 april tot en met 30 september.
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting groenbeheerplan
Het gebruik van de gronden binnen deze bestemming voor de doeleinden als bedoeld in lid 3.1 onder b t/m k is uitsluitend toegestaan indien de onbebouwde ruimte binnen deze bestemming, bestaande uit groenvoorzieningen en (half)verharde terreinen, is ingericht en wordt beheerd overeenkomstig het Groenbeheerplan Fort Everdingen, zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze planregels.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 en een fundering gelegen op een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
De verplichting tot het doen van opgravingen.
De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.
4.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,3 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 100 m².
Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken relicten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kan verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m2 en een fundering gelegen op een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
De verplichting tot het doen van opgravingen.
De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.
5.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 5.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,3 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 500 m².
Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken relicten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kan verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1.000 m2 en een fundering gelegen op een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
De verplichting tot het doen van opgravingen.
De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en dieper dan 0,5 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
het aanleggen van leidingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld.
6.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 6.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,5 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 1.000 m².
Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken relicten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kan verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
Artikel 7 Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van het erfgoed van uitzonderlijke universele waarde van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Deze universele waarden zijn benoemd in bijlage 3 'Nota Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Inundatiekom Culemborgerwaard' en bestaan in ieder geval uit de volgende waarden:
het unieke, in samenhang met het landschap ontworpen negentiende en twintigste-eeuwse hydrologische en militair verdedigingssysteem, bestaande uit:
inundatiegebieden;
zone met verdedigingswerken als forten, batterijen, lunetten, betonnen mitrailleurkazematten en groepsschuilplaatsen in hun samenhang met de omgeving;
voormalige schootsvelden (visueel open) en Verboden Kringen (merendeels onbebouwd gebied) rondom de forten;
waterwerken als waterlichamen, sluizen, inlaten, duikers en dijken functionerend in samenhang met verdedigingswerken en inundatiegebieden;
overige elementen als beschutte wegen, (resten van) loopgraven en tankgrachten;
de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten;
de historische vestingstructuur van de vestingsteden Gorinchem en Woudrichem;
grote openheid;
groen en overwegend rustig karakter.
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op de (externe) veiligheid prevaleren boven de dubbelbestemming 'Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie'.
7.2 Bouwregels
Op de onder 7.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemming(en), met in achtneming van de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernzone' wordt voldaan aan de ontwerp-richtlijnen Nieuwe Hollandse Waterlinie, zoals benoemd in bijlage 3 'Nota Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Inundatiekom Culemborgerwaard'.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Overige zone - kernzone
Op de onder 7.1 bedoelde gronden mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernzone' worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemming(en) op grond van daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden, met dien verstande dat de opstelling van een beeldkwaliteitsplan verplicht is conform de ontwerprichtlijnen Nieuwe Hollandse Waterlinie, zoals benoemd in bijlage 3 'Nota Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Inundatiekom Culemborgerwaard' en hierover is geadviseerd door de gemeentelijke commissie.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie' zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernzone' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen van gronden;
het verlagen van gronden;
het afgraven, verleggen of ophogen van historische polderkades en/of natuurlijke reliëfranden;
het aanplanten van permanente hoogopgaande beplanting, waaronder mede begrepen boomteelt en/of fruitteelt, met een (gezamenlijke) oppervlakte van meer dan 500 m²;
het vellen of rooien van hoogopgaande beplanting, waaronder mede begrepen boomteelt en/of fruitteelt, met een (gezamenlijke) oppervlakte van meer dan 50 m²;
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
het verleggen of dempen van watergangen en/of waterpartijen;
het aanleggen van bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
7.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld onder 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, waaronder mede wordt verstaan het vervangen of herbeplanten van bestaande fruitteelt of bestaande boomteelt in het kader van de agrarische bedrijfsvoering, alsmede het egaliseren van gronden;
binnen een agrarisch bouwvlak of binnen een niet-agrarisch bestemmingsvlak waarin gebouwd mag worden plaatsvinden;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan reeds verleende vergunning.
7.4.3 Toetsingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 7.4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
voor het aantonen of er geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de te beschermen waarden en/of functies wordt, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernzone', advies ingewonnen bij de gemeentelijke commissie, die in hun beoordeling de kernkwaliteiten en ontwerprichtlijnen, zoals benoemd in bijlage 3 'Nota Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Inundatiekom Culemborgerwaard' betrekken.
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder waterkerende functie bedraagt ten hoogste 3 m;
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 onder c, met inachtneming van de volgende regels:
de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
11.1 Vrijwaringszone - dijk 1
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' mag niet worden gebouwd, behoudens ondergrondse verankeringselementen ten behoeve van dijkverbetering.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b, met inachtneming van de volgende regels:
de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
11.2 Vrijwaringszone - dijk 2
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Parkeren
Voor het parkeren gelden de volgende regels:
Een omgevingsvergunning voor het bouwen, veranderen of uitbreiden van gebouwen wordt verleend indien wordt aangetoond dat in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's. Hierbij wordt rekening gehouden met de omvang van het gebouw en de activiteiten die plaatsvinden in het gebouw.
Het parkeren of stallen van auto's dient plaats te vinden in, op of onder het gebouw, danwel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Het benodigde aantal parkeerplaatsen wordt vastgesteld aan de hand van de Nota Parkeernormen en wijzigingen daarvan.
De onder a genoemde parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a:
indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzoindere omstandigheden op zwaarwegende bezwaren stuit: of
voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- en stallingsruimte is voorzien.
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder e (financiele) voorwaarden verbinden.
Indien de onder c genoemde Nota Parkeernormen na vaststelling van dit plan wordt gewijzigd, moet bij het bouwen en het uitbreiden of veranderen van activiteiten of functies op grond van deze planregels worden voldaan aan deze gewijzigde nota.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in onder a met maximaal 10%.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Fort Everdingen'.
Vastgesteld: 4 september 2019