Plan: | Elisabeth-hof, Culemborg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0216.BPElisabethhof-VSG1 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Elisabeth-hof, Culemborg" van de gemeente Culemborg.
Op de hoek van de Van Pallandtdreef en de Anthony van Lalainglaan in Culemborg stond de Elisabeth-hof. Het betrof een gebouwencomplex met 78 kleine seniorenappartementen en diverse ondersteunende ruimten.
Het gebouwencomplex was verouderd en de indeling ervan sloot niet meer aan bij de huidige wensen/eisen met betrekking tot zorgverlening. De zorgactiviteiten zijn verplaatst naar een nieuwe woonzorgvoorziening in de wijk Parijsch. Het gebouw is in de winter van 2019-2020 gesloopt.
Eigenaar Kleurrijk Wonen uit Tiel wenst ter plaatse een nieuw gebouw te realiseren ten behoeve van 34 appartementen.
Het in het vigerend bestemmingsplan "De Hond/Bloemenwijk" opgenomen bouwvlak is volledig afgestemd op het bestaande gebouwencomplex. Voor het realiseren van een nieuw gebouw is een herziening van het bestemmingsplan nodig. Voorliggend bestemmingsplan voorziet daarin.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Culemborg, sectie B, nummer 2689.
De oppervlakte van het plangebied bedraagt 5.410 m². De gronden zijn eigendom van Kleurrijk Wonen uit Tiel.
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "De Hond/Bloemenwijk", vastgesteld door de gemeenteraad op 12 november 2009. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Een groot deel van het plangebied heeft de bestemming 'Maatschappelijk', bedoeld voor onder meer bestaand wonen en sociaal-medische voorzieningen. In de bestemming is een bouwvlak opgenomen dat de contouren van het bestaande gebouwencomplex volgt. De hoogte van gebouwen mag maximaal 10 meter bedragen en het bebouwingspercentage bedraagt 50%.
Het nieuwe gebouw kan niet in het geldende bouwvlak worden gerealiseerd.
Het meest westelijke deel van het plangebied heeft de bestemming 'Water'. Hier zijn onder meer toegestaan waterlopen, waterpartijen en groenvoorzieningen. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Ter bescherming van mogelijk in het gebied voorkomende archeologische waarden ligt over het gehele plangebied een archeologische dubbelbestemming. Inmiddels heeft de gemeente Culemborg een paraplubestemmingsplan vastgesteld ter bescherming van archeologische waarden (zie paragraaf 1.3.3). De dubbelbestemmingen in het bestemmingsplan "De Hond/Bloemenwijk" zijn daarmee vervallen.
Op 12 juli 2018 heeft de gemeente Culemborg het "Paraplubestemmingsplan Parkeernormen" vastgesteld, waarin het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgelegd.
Op 2 april 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders nieuw parkeerbeleid vastgesteld middels de "Nota parkeernormen 2020-2025". Hoewel dit nieuwe parkeerbeleid nog niet in een (paraplu)bestemmingsplan opgenomen is, is het plan hieraan getoetst, zie paragraaf 3.3.
Het "Paraplubestemmingsplan Archeologie", dat op 19 december 2019 is vastgesteld", bevat regels voor de bescherming van (mogelijk) in het gebied voorkomende archeologische waarden.
Ter plaatse van het gehele plangebied van voorliggend bestemmingsplan geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4', die archeologisch onderzoek verplicht bij bodemingrepen met een diepte van meer dan 2 meter onder maaiveld over een oppervlakte van meer 2.000 m².
In paragraaf 5.2.1 is opgenomen hoe met het aspect archeologie is omgegaan.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied.
De omgeving van het plangebied kent een rijke geschiedenis. Zo ligt het plangebied aan de Volencampen, die een nagenoeg onbebouwd gebied tussen vier dreven vormen. De aan het plangebied grenzende Van Pallandtdreef is er daar één van. De Volencampen bestaan voornamelijk uit graslanden die voorheen bij het middeleeuwse Kasteel Culemborg hoorden en werden gebruikt als paardenweiden. Bijna nergens in Nederland zijn dergelijke weilanden bewaard gebleven. Op de topografische kaart van 1900 zijn de ruitvormige Volencampen goed zichtbaar.
De ruimtelijke ontwikkeling van Culemborg kwam pas in de tweede helft van de twintigste eeuw echt op gang. Tot die tijd was het stedelijk gebied van Culemborg niet groter dan de huidige binnenstad, omgeven door grachten.
In de jaren '50 van de twintigste eeuw vinden de eerste planmatige uitbreidingen plaats, met name aan de oostzijde van de stad (Bloemenwijk). In die periode werd het eerste gebouwencomplex binnen onderhavig plangebied gebouwd, zoals te zien is op de topografische kaart van 1957.
In de opvolgende decennia heeft een verdere uitbreiding van Culemborg plaatsgevonden tot de stad die het nu is. Eerst in oostelijke richting, later ook over het spoor naar het westen.
Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.
WIJDERE OMGEVING
Het plangebied ligt in het oostelijke uitbreidingsgebied van Culemborg. Het plangebied is daarin onderdeel van een zone met maatschappelijke functies die aan weerszijden door woongebieden wordt begrensd. De maatschappelijke functies betreffen onder meer (van noord naar zuid) woningcomplex Fonteynhof, medisch centrum De Fonteijn (met onder meer een huisartsenpost en apotheek), zorgcentrum Beatrix, gezondheidscentrum Culemborg (met onder meer praktijkruimten voor fysiotherapie en oedeemtherapie).
De omliggende woonbuurten Bloemenwijk en De Hond worden gekenmerkt door grondgebonden woningen van één of twee bouwlagen met kap. In de zone met maatschappelijke functies betreft het vooral institutionele bebouwing met grote omvang en bouwhoogten tot drie bouwlagen met flinke kappen.
De zone met maatschappelijke functies grenst aan de noordzijde (met het plangebied) aan de Van Pallandtdreef die onderdeel is van de cultuurhistorisch waardevolle Volencampen. Er is een duidelijke visuele relatie tussen het plangebied en de Volencampen. Het nieuwe bouwplan zal hierop moeten inspelen.
Onderstaande afbeelding en de foto's geven de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
Het plangebied ligt in een zone waar verschillende stedenbouwkundige karakteristieken bij elkaar komen.
Het open gebied van De Volencampen, ten noorden van het plangebied, wordt begrensd door de Van Pallendtdreef met een robuuste laanstructuur van meerdere bomenrijen. De Van Pallandtdreef wordt aan de zuidzijde begeleid door een brede watergang, die voor een ruimtelijke scheiding zorgt tussen De Volencampen en het bebouwde gebied ten zuiden ervan.
Langs de Van Pallandtdreef staan overwegend vrijstaande woningen uit verschillende tijdsperioden en met verschillende karakteristieken. Van west naar oost worden de woonpercelen steeds groter; met villa's ten oosten van het plangebied en de Fonteijnhof.
Op de hoek van de Van Pallandtdreef en de Anthony van Lalainglaan - aan de overzijde van het plangebied - staat een gebouw voor kantoor- en praktijkruimten. Dit gebouw van twee bouwlagen met plat dak heeft een sobere vorm en uitstraling, met name aan de zijde van De Volencampen.
Ten westen van de Anthony van Lalainglaan ligt een woonbuurt met grondgebonden woningen van één of twee bouwlagen met zadeldaken. De karakteristiek van de woningen is zeer verschillend.
De voormalige Elisabeth-hof bestond uit drie bouwlagen met een flink schilddak. Het gebouw had een T-vorm, waarvan de 'dwarsligger' evenwijdig aan de Anthony van Lalainglaan stond en de 'stok' aansloot op de Fonteijnhof. Er was sprake van een robuust gebouw met een sobere uitstraling door het gebruik van voornamelijk grijs en zwart. In het gebouw waren 78 kleine seniorenappartementen aanwezig.
De Elisabeth-hof stond op enige afstand van de Anthony van Lalainglaan, waardoor er ruimte was voor oppervlaktewater. Aan die zijde stond een zeshoekige uitbouw van één bouwlaag.
Het deel van het gebouw dat aan de Van Pallandtdreef grensde was relatief smal en bevatte weinig gevelopeningen. Doordat het gebouw aan de Fonteijnhof was gebouwd, was er geen ruimtelijk contact tussen de binnenhof van de Elisabeth-hof en De Volencampen.
Zoals aangegeven is het plangebied onderdeel van een zone met maatschappelijke functies. De typologie van institutionele gebouwen sluit hierop aan.
Direct ten oosten van het plangebied staat de Fonteijnhof, een relatief recent gerealiseerd woongebouw van overwegend twee bouwlagen en een architectonische verbijzondering van drie bouwlagen aan De Volencampen. Dit woongebouw bevat een combinatie van huur- en koopappartementen.
Hoewel het plangebied aan drie straten grenst, vond de ontsluiting ervan voornamelijk plaats aan de noordzijde, vanaf de Van Pallandtdreef. Een bruggetje over de watergang bracht de bezoeker bij een klein parkeerterrein en de entree van het gebouw.
Vanaf de Prins Bernhardstraat aan de zuidzijde was een binnenhof bereikbaar voor het langzaam verkeer.
Het groen in de omgeving wordt met name gevormd door de robuuste laanstructuur langs de Van Pallandtdreef en de aangrenzende watergang. De binnenhof van de Elisabet-hof was ingericht met opgaand groen, waarvan een enkele behoudenswaardige boom.
In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen. Onderstaande afbeelding geeft de situering van het nieuwe appartementengebouw op het terrein.
SITUERING GEBOUW EN INRICHTING TERREIN
Basis voor het ontwerp van het nieuwe gebouw is het "Beeldkwaliteitplan Elisabeth-hof, Culemborg" (BGSV, november 2018). Dit beeldkwaliteitplan is als bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd en zal tevens afzonderlijk worden vastgesteld, zodat het te zijner tijd als toetsingskader bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden toegepast.
Het beeldkwaliteitplan heeft als doel stedenbouwkundige en architectonische randvoorwaarden te geven om het gebouw en de bijbehorende parkeervraag op een vanzelfsprekende manier in de omgeving in te bedden. Het beeldkwaliteitplan bevat daartoe onder meer de volgende voor het bestemmingsplan relevante randvoorwaarden:
De bebouwing van de voormalige Elisabeth-hof is inmiddels volledig gesloopt om ruimte te maken voor een nieuw gebouw voor 34 appartementen in de huursector. Onderstaande afbeeldingen geven impressies van de nieuwbouw.
IMPRESSIES NIEUWBOUW GEZIEN VANAF DE NOORDWESTZIJDE EN VANAF DE BINNENHOF
Het gebouw bestaat uit drie bouwdelen:
Het gebouw wordt gerealiseerd in baksteen met verschillende kleurtinten voor de verschillende bouwdelen. De gevels van het transparante middendeel bestaan voornamelijk uit glas.
De appartementen worden verhuurd door woningcorporatie Kleurrijk Wonen uit Tiel.
Een ruimtelijke ontwikkeling heeft meestal tot gevolg dat er verkeersbewegingen van en naartoe plaatsvinden: de verkeersgeneratie. Ook het plan Elisabeth-hof heeft een verkeersgeneratie, waarbij het autoverkeer ruimtelijk het meest relevant is.
Om de verkeersgeneratie te bepalen zijn de kencijfers uit de digitale publicatie "ASVV 2012" (CROW, 9 augustus 2019) gehanteerd. Daarbij is een vergelijking gemaakt tussen de oorspronkelijke situatie met 78 zorgappartementen en onderhavig plan met 34 huurappartementen. Culemborg wordt gekenmerkt als 'matig stedelijk' en het plangebied behoort tot 'rest bebouwde kom'.
Een zorgappartement behoort tot de categorie "aanleunwoning/serviceflat", waarvan de gemiddelde verkeersgeneratie 2,45 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etm) bedraagt (inclusief bezoekers). De totale verkeersgeneratie van de oude Elisabeth-hof bedroeg 191,1 mvt/etm.
Het plan omvat 34 huurappartementen in de goedkope sector. De verkeersgeneratie per appartement bedraagt gemiddeld 3,60 mvt/etm (inclusief bezoekers). De totale verkeersgeneratie als gevolg van het plan bedraagt 122,4 mvt/etm.
Als gevolg van de afname van het aantal woningen is er per saldo sprake van een flinke afname van de verkeersgeneratie. Dit heeft een positieve invloed op de verkeerssituatie in en om het plangebied.
In de oude situatie vond de ontsluiting van de Elisabeth-hof voor het autoverkeer plaats via de Van Pallandtdreef aan de noordzijde. Via het bruggetje waren een klein parkeerterrein en de entree van het gebouw bereikbaar.
In de nieuwe situatie wordt de ontsluiting van het terrein verplaatst naar de zuidzijde. Via de Prins Bernhardstraat is de binnenhof bereikbaar. Het bruggetje aan de zijde van de Van Pallandtdreef blijft beschikbaar voor fietsers en voetgangers.
De verplaatsing van de ontsluiting van het plangebied is verkeerskundig gezien neutraal.
Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor een goed functioneren van
de nieuwe woningen en voorkomt overlast voor de omgeving. Zoals in paragraaf 1.3.2 al aangegeven is het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgelegd in de "Nota parkeernormen 2020-2025". Er wordt een vergelijking gemaakt tussen de oorspronkelijke en de nieuwe situatie.
Oorspronkelijke situatie
In de oude Elisabeth-hof waren 78 seniorenappartementen gevestigd. Voor deze appartementen gold de oude parkeernorm voor aanleunwoningen en serviceflats, namelijk 0,6 parkeerplaatsen per appartement. Voor de oude Elisabeth-hof waren 47 parkeerplaatsen nodig.
Het aantal parkeerplaatsen op het eigen terrein van de Elisabeth-hof was beperkt tot zeven: vier parkeerplaatsen aan de noordzijde - te bereiken via de Van Pallandtdreef - en drie parkeerplaatsen aan de zijde van de Prins Bernhardstraat. Het overige parkeren (40 auto's) vond plaats in de openbare ruimte langs de omliggende straten of bij de nabijgelegen voorzieningen. Deze parkeerplaatsen zijn vrijgekomen als gevolg van de sloop van het gebouw.
Nieuwe situatie
De parkeernorm voor huurappartementen in de sector 'hoog (klasse 3)' in 'rest bebouwde kom' bedraagt 1,7 parkeerplaatsen per appartement, waarvan 0,3 parkeerplaatsen voor bezoekers. Voor 34 appartementen zijn (afgerond) 58 parkeerplaatsen nodig; 48 voor bewoners en 10 voor bezoekers.
Het ontwerp van de binnenhof in het plangebied omvat 48 parkeerplaatsen, waardoor alle bewoners een parkeerplaats op de binnenhof kunnen vinden. Het bezoekersparkeren vindt plaats in het openbare gebied, door gebruik te maken van 10 van de 40 vrijgekomen parkeerplaatsen. Per saldo is er sprake van een afname van de parkeerdruk in de omgeving van het plangebied. Er wordt aan de gestelde norm voldaan.
De aanleg en instandhouding van 48 parkeerplaatsen op het eigen terrein is geborgd door opname van een voorwaardelijke verplichting in artikel 4.3.2 van de planregels.
Het onbebouwde gedeelte tussen het nieuwe gebouw en de bestaande Fonteijnhof wordt ingericht als binnenhof met ruimte voor parkeren en groen. Door deze functies te verweven wordt geen strikte scheiding gemaakt tussen het 'harde' parkeerterrein en het 'zachte' groen, wat zal leiden tot een aangenaam beeld en een aangename sfeer.
De waardevolle boom aan de zuidoostzijde van de binnenhof blijft behouden. Het nieuwe groen zal bestaan uit bomen/boomgroepen, struiken, hagen en gras.
De nieuwe situering van het gebouw maakt het mogelijk een ruimtelijk contact te leggen tussen de binnenhof en De Volencampen. Dit is een stedenbouwkundige meerwaarde.
De structuur van A-watergangen langs de Van Pallandtdreef en de Anthony van Lalainglaan blijft onveranderd. De groene oevers en de hagen rondom het nieuwe gebouw geven deze een eigen plek in zijn omgeving.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan zijn echter geen van de nationale belangen aan de orde.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Van een stedelijke ontwikkeling in het kader van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking is sprake vanaf twaalf woningen. Hoewel het plan per saldo een afname van het aantal woningen omvat, is door de verandering van het type woningen sprake van een stedelijk ontwikkeling.
In paragraaf 4.3.2 is de behoefte aan het voorgenomen aantal en type woningen opgenomen.
De woningen worden gerealiseerd binnen het bestaand stedelijk gebied van Culemborg, waardoor er in het kader van de 'Ladder' geen nadere afweging nodig is.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland heeft de status van structuurvisie. In de omgevingsvisie zijn twee hoofddoelen vervat die bijdragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven:
Een gezonde economie met een aantrekkelijke vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. De provincie richt zich onder meer op een adequaat beheer (kwaliteit en kwantiteit) van bestaande en eventueel nieuwe woongebieden, bedrijventerreinen, kantoren en detailhandel in Gelderland.
Onderhavig plan voorziet in de vervangende nieuwbouw van een appartementencomplex. Daarmee wordt invulling gegeven aan de verbetering van de kwaliteit van een bestaande woonvoorziening.
Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap, een gezonde en veilige leefomgeving, en een robuust bodem- en watersysteem.
Door gebruik te maken van een locatie binnen bestaand stedelijk gebied hoeft geen inbreuk te worden gedaan op het landschap. Het bouwplan zal worden afgestemd op de huidige woonwensen en geeft invulling aan een gezonde en veilige leefomgeving.
Conclusie
Het plan past binnen de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.
De Omgevingsverordening Gelderland (inclusief Actualisatieplan 6, 19 december 2019) stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.
In de omgevingsverordening is opgenomen dat nieuwe woningen alleen mogelijk zijn als deze in overeenstemming zijn met een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda, of onder voorwaarden vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie van de regionale woonagenda.
Een toetsing van het plan aan de regionale woonagenda is opgenomen in paragraaf 4.3.2.
Conclusie
Het plan voldoet aan de Omgevingsverordening Gelderland.
In de Structuurvisie Culemborg 2030 is de gemeentelijke visie op het gebied van ruimtelijke ordening opgenomen, met het jaar 2030 als tijdshorizon. De structuurvisie betreft een kaderstellend document voor ruimtelijke plannen.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de structuurvisiekaart. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE STRUCTUURVISIEKAART
De Structuurvisie maakt onderscheid in bestaande woongebieden en ontwikkelingslocaties (inbreiding en uitbreiding). Het plangebied is onderdeel van een bestaand woongebied en niet als ontwikkelingslocatie aangegeven, omdat deze ten tijde van vaststellen van de structuurvisie nog niet actueel was. Nabij het plangebied ligt een cluster van voorzieningen, zoals in de gebiedsanalyse nader is uitgewerkt.
De vervangende nieuwbouw van appartementen is niet expliciet opgenomen in de structuurvisie, maar wordt (uiteraard) ook niet uitgesloten. De ligging nabij een cluster van voorzieningen is gunstig.
Conclusie
Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met de Structuurvisie Culemborg 2030.
Woningbehoefte
De gemeente Culemborg vormt met acht andere gemeenten de Regio Rivierenland. In 2015 heeft de Regio het Regionaal Kwalitatief Woningbouwprogramma 2015-2025 en de regionale woonagenda vastgesteld. Op basis van lokale woningbehoefteonderzoeken en provinciale prognoses hebben alle gemeenten een woningbouwprogramma opgesteld. Het woningbehoefteonderzoek en Woonvisie van de gemeente Culemborg stammen uit 2016 en 2017.
Als we kijken naar de bevolkingsprognose in relatie tot woningbouw in de gemeente Culemborg dan geeft de huishoudensontwikkeling aan wat de behoefte aan het aantal woningen is voor een bepaalde gemeente. Op basis van de bevolkingsprognose 2019 van de provincie zal tot zeker na 2050 de huishoudensontwikkeling van de gemeente Culemborg stijgen.
Woningtype
Actuele data van Primos, data op het gebied van woningbouw, ondersteunen de woonvisie en woningbehoefteonderzoek uit 2016/2017.
Uit de gegevens van Primos 2019 blijkt dat de gemeente Culemborg een diversiteit aan woningtypen nodig heeft. Sociale huurwoningen maken daar ook onderdeel vanuit. De te realiseren huurwoningen zijn driekamerappartementen van circa 70 m² gebruiksoppervlakte, die levensloopbestendig zijn (rolstoelvoorbereid). Met dit type appartementen wordt ingespeeld op de toenemende vraag naar kleine woningen voor alleenstaanden, senioren of een-ouder gezinnen.
Conclusie
Het plan past binnen het regionale woningbouwbeleid.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Verkennend bodemonderzoek
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft SGS Search uit Heeswijk een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740, Van Pallandtdreef 10 te Culemborg" (7 september 2018, nr. 25.18.00330.1). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 2.
Tijdens het bodemonderzoek is een sterk verhoogde concentratie van nikkel in de bovengrond aangetroffen waarvan de omvang niet bekend is. SGS Search adviseert om een nader bodemonderzoek uit te voeren om de ernst en omvang van de nikkel verontreiniging vast te stellen.
Nader bodemonderzoek
Op 29 mei 2020 heeft SGS Search uit Heeswijk een nader bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Nader bodemonderzoek Van Pallandtdreef 10 te Culemborg" (nr. 25.18.00330.2). Het onderzoeksrapport is als bijlage 3 bijgevoegd.
Uit het nader bodemonderzoek volgt dat:
In voorbereiding op de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen (en daarmee het ontgraven van de gravellaag langs het water) wordt een plan van aanpak opgesteld.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft uitsluitend woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Zoals reeds vermeld is het plangebied onderdeel van een zone met maatschappelijke functies, waaronder artsenpraktijken (SBI-code 8621). Artsenpraktijken behoren tot categorie 1-bedrijven met een richtafstand van 10 meter. De werkelijke afstand van het nieuwe gebouw tot de omliggende praktijken (inclusief parkeerterreinen) bedraagt meer dan 11 meter. Er wordt daarmee aan de richtafstand voldaan. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van dit aspect.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
In de bestaande situatie is er sprake van 78 kleine seniorenappartementen, bedoeld voor één persoon. Het plan omvat de bouw van 34 appartementen voor één- en tweepersoons huishoudens, waarin derhalve maximaal 68 personen kunnen wonen. Het aantal personen dat binnen het plangebied verblijft neemt af.
De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes). Daarop is te zien dat in de omgeving van het plangebied geen relevante inrichtingen en buisleidingen liggen.
UITSNEDE RISICOKAART NEDERLAND
Het plangebied ligt daarentegen wel binnen het invloedsgebied groepsrisico van de spoorlijn Utrecht-Meteren waarvan het traject door Culemborg is opgenomen in het Basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen. De afstand van het plangebied tot de spoorlijn bedraagt ongeveer 1 kilometer en is derhalve meer dan 200 meter. Daarmee ligt het plangebied niet binnen de meest relevante zone voor het groepsrisico (200 meter-zone). Daarnaast ligt het ook niet binnen een veiligheidszone en een plasbrandaandachtsgebied van dit spoor. Bij een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen op het spoor Utrecht-Meteren kunnen toxische vloeistoffen of gassen vrijkomen en in het plangebied terecht komen. Als rechtstreeks gevolg hiervan kunnen personen komen te overlijden.
Op grond van artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes moet in dergelijke gevallen worden ingegaan op de mogelijkheden voor:
Volgens artikel 9 van het Bevt moet de Veiligheidsregio in de gelegenheid worden gesteld om hierover een advies uit te brengen.
De Veiligheidsregio heeft op 24 maart 2020 aangegeven dat in dit geval sprake is van een standaardsituatie, waarvoor onderstaande verantwoordingstekst kan worden gehanteerd. Relevant hierbij is dat het ruimtelijke besluit geen betrekking heeft op het mogelijk maken van een (nog niet aanwezig) "bijzonder kwetsbare object", bestemd voor verminderd zelfredzame personen.
Bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Bij een calamiteit, waarbij toxische vloeistoffen of gassen (kunnen) vrijkomen, zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Bij een calamiteit, waarbij toxische vloeistoffen of gassen vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij dat incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij het genoemde incidentscenario is het advies om te schuilen in een gebouw en de ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden aanwezig om dit advies tijdig op te volgen.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Tot voor kort bevatte het plangebied 78 woningen. Onderhavig plan bestaat uit 34 woningen, waardoor het aantal geurgehinderden afneemt. Het plangebied ligt bovendien op grote afstand van veehouderijen. Een nadere toetsing aan het aspect geurhinder veehouderijen is niet nodig.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.
Verkeerslawaai
Op de wegen en straten on de omgeving van het plangebied is het 30 km/uur-regime van toepassing. Dat betekent dat er in het kader van de Wet geluidhinder geen onderzoeksplicht is ten aanzien van het verkeerslawaai.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang aan te tonen dat er ondanks het ontbreken van onderzoeksplicht sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect verkeerslawaai. Hiertoe heeft Cauberg Huygen uit Son een onderzoek uitgevoerd: rapport "Elisabeth-hof te Culemborg - nieuwbouw 34 woningen; akoestisch onderzoek wegverkeer" (24 januari 2019, nr. 05038-47474-02). Het onderzoeksrapport is als bijlage 4 bijgevoegd.
Uit het akoestisch onderzoek volgt dat er op de noordwestgevel (zijde Van Pallandtdreef) en de zuidwestgevel (zijde Anthony van Lalainglaan) gevelbelastingen tot boven 53 dB zijn berekend. Dat betekent dat een standaard gevel onvoldoende geluidwering heeft om een aangenaam binnengeluidniveau van 33 dB te creëren. Bij het ontwerp van de woningen moeten specifieke geluidsmaatregelen worden meegenomen.
De resultaten uit het akoestisch onderzoek vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.
Onderhavig plan omvat 34 woningen en betreft per saldo een afname van het aantal woningen. Het betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.
In het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit is een Monitoringstool opgezet. Ter plaatse van onderhavige locatie zijn onderstaande waarden van toepassing.
categorie | grenswaarde | 2018 | 2020 | 2030 | ||
jaargemiddelde concentratie NO2 | 40 µg/m³ | <35 µg/m³ | <35 µg/m³ | <35 µg/m³ | ||
jaargemiddelde concentratie PM10 | 40 µg/m³ | <35 µg/m³ | <35 µg/m³ | <35 µg/m³ | ||
jaargemiddelde concentratie PM2.5 | 25 µg/m³ | <20 µg/m³ | <20 µg/m³ | <20 µg/m³ | ||
overschrijdingsdagen per jaar gemiddelde concentratie PM10 | 35 | <35 | <35 | <35 |
Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.
Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen.
Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 endotoxine-eenheden per kubieke meter (EU/m³) voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode.
Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 1.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie. In algemene zin kan worden gesteld dat het effect van endotoxinen tot maximaal 600 meter van veehouderijen plaatsvindt.
Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 600 meter rondom het plangebied zijn geen (intensieve) veehouderijen actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van endotoxinen.
Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. Het plangebied ligt op circa 800 meter van de geitenhouderij Achterweg 5A waar 940 geiten worden gehouden. (Geitenhouderijen met minder dan 100 geiten zijn buiten beschouwing gelaten.) De afstand bedraagt minder dan 2 km, waardoor er een invloed is op de volksgezondheid van de personen binnen het plangebied. Deze invloed neemt echter af, omdat er als gevolg van onderhavig plan een afname van het aantal personen binnen het plangebied is. Hiermee is sprake van een gunstige situatie.
Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.
Analyse
De gronden rondom het plangebied zijn niet in gebruik zijn voor boom- en fruitteelt en bovendien ook niet zijn aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla. Deze zone wordt de indicatieve zone genoemd.
Analyse
De afstand van het plangebied tot hoogspanningsverbindingen is zeer groot. De verbinding Tiel-Culemborg (50 kV) ligt op een afstand van circa 1.850 meter. De indicatieve zone van deze verbinding bedraagt 50 meter aan weerszijden van de leiding. Het plangebied ligt daar ruim buiten. Er is geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van hoogspanningsverbindingen.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.
Het plan leidt tot een afname van het aantal woningen en valt daarmee niet onder de activiteit D11.2 - de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen - zoals genoemd in de bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage. Er is daarom geen nadere m.e.r.-beoordeling nodig.
Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.
Er heeft een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsgevonden, waaruit volgt dat het plan geen belangrijke nadelige milieugevolgen heeft.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Archeologische dubbelbestemming
De gemeente Culemborg heeft haar archeologiebeleid vastgelegd middels dubbelbestemmingen in het "Paraplubestemmingsplan Archeologie". Zoals uit paragraaf 1.3.3 al bleek gaat het ter plaatse van het plangebied om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4'.
Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen met een diepte van meer dan 2 meter onder maaiveld over een oppervlakte van meer dan 2.000 m². De oppervlakte van het bouwplan is groter, hetgeen aanleiding heeft gegeven tot het uitvoeren van een archeologisch onderzoek.
Uitgevoerd onderzoek
ArcheoPro uit Eijsden heeft een archeologisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Elisabethhof, Culemborg, Gemeente Culemborg, Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O); Bureauonderzoek en karterend booronderzoek" (29 januari 2014, nr. 13101). Het onderzoeksrapport is als bijlage 5 bijgevoegd.
ArcheoPro heeft het inventariserend veldonderzoek ingestoken met de middelhoge verwachtingswaarde als vertrekpunt. Uit het onderzoek volgt dat er in het westelijk deel van het plangebied geen indicatoren gevonden zijn, die om vervolgonderzoek vragen. De gevonden indicatoren in het oostelijk deel van het plangebied geven volgens ArcheoPro mogelijk wel aanleiding vervolgonderzoek te doen.
Het onderzoeksrapport is beoordeeld door de Omgevingsdienst Rivierenland die namens het bevoegd gezag, de gemeente Culemborg, optreedt. De omgevingsdienst acht vervolgonderzoek niet belangwekkend genoeg en adviseert tot vrijgave van de bodem voor wat betreft archeologische vondsten.
Doorwerking in het bestemmingsplan
Vanwege de vrijgave van de bodem is het niet (meer) noodzakelijk regels voor de bescherming van archeologische waarden op te nemen. Voorliggend plan bevat daarom geen archeologische dubbelbestemming en ook geen vantoepassingverklaring van het "Paraplubestemmingsplan Archeologie".
Toevalsvondst
Ondanks zorgvuldig onderzoek kan bij graafwerkzaamheden alsnog gestuit worden op archeologische resten: een toevalsvondst. Daarbij geldt het volgende protocol:
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Binnen het plangebied zelf zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het plangebied grenst echter wel aan de cultuurhistorisch waardevolle Volencampen, die zijn opgenomen binnen het beschermde stadsgezicht van Culemborg. Daartoe behoort ook de Van Pallandtdreef met zijn aangrenzende waterlopen. Het plangebied heeft indirecte invloed op de cultuurhistorische waarden van het gebied De Volencampen, met name doordat de nieuwe bebouwing mede de rand van het gebied bepaalt.
Hoewel nergens rondom De Volencampen een gebouw met deze hoogte staat, wordt een gebouw van vier bouwlagen op de voorgenomen locatie acceptabel geacht, omdat:
Het plan is direct noch indirect een aantasting van cultuurhistorische waarden.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Gezien de ruime afstand tot natuurgebieden, gaat het in dit kader uitsluitend om de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Bijlage 6 bevat een stikstofdepositie-onderzoek waarbij zowel de bouwfase als de gebruiksfase is beoordeeld. Uit het onderzoek volgt dat er aan de grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar voor stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden wordt voldaan.
Soortenbescherming
Het plan omvatte handelingen die tot een verstoring van beschermde soorten zouden kunnen hebben geleid. Het betrof de sloop van het oude gebouw en het verwijderen van opgaande beplanting. Deze handelingen hebben inmiddels plaatsgevonden op basis van een door de provincie Gelderland verleende ontheffing en met inachtname van gedane aanbevelingen. Er is op dit moment sprake van een braakliggend terrein.
De nog uit te voeren handelingen, zoals de bouw van het nieuwe gebouw en de aanleg en inrichting van het buitenterrein (met verharding en beplanting) leiden normaal gesproken niet tot verstoring van beschermde soorten. Daarbij wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.
Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Rivierenland.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.
De provincie Utrecht stelt kaders en ontwikkelt beleid voor schoon, mooi, veilig en voldoende water in Utrecht. Dit is vastgelegd in het Bodem- Water- en Milieuplan. Voor water heeft de provincie drie prioriteiten:
Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Rivierenland. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 5.1.1) blijkt dat ter plaatse sprake is van een kleibodem. De waterdoorlatendheid daarvan is slecht.
Het oppervlaktewater in en nabij het plangebied is weergegeven op onderstaande afbeelding.
OPPERVLAKTEWATER
De watergangen die parallel lopen aan de Van Pallandtdreef en de Anthony van Lalainglaan betreffen A-watergangen bekend als 005703 respectievelijk 005661.
Voor projecten die liggen in het beheergebied van Waterschap Rivierenland is het zomerpeil van belang. Het zomerpeil ter plaatse bedraagt 1,6 meter +NAP. De maaiveldhoogte bedraagt circa 3,6 meter +NAP.
Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning. Binnen het plangebied liggen bovendien geen persleidingen of wegen van het waterschap.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verharde en onverharde oppervlakten in de oorspronkelijke en nieuwe situatie, en het verschil. Het betreft een benadering van de getallen.
omschrijving | oorspronkelijk | nieuw | verschil |
bebouwing | 1.454 m² | 1.067 m² | -/- 387 m² |
gesloten verharding | 740 m² | 829 m² | 89 m² |
halfverharding | 0 m² | 612 m² | 612 m² |
groen/water | 3.206 m² | 2.892 m² | -/- 314 m² |
plangebied | 5.400 m² | 5.400 m² | 0 m² |
Uit de tabel volgt dat de oppervlakte van bebouwing en verharding in de oorspronkelijke situatie 2.194 m² bedraagt. De oppervlakte van bebouwing en verharding in de nieuwe situatie bedraagt 2.202 m², waarbij de halfverharding voor 50% is meegenomen. Daarmee zijn de oppervlakten in de oorspronkelijk en nieuwe situatie (nagenoeg) gelijk (het verschil is minder dan 0,5%).
Het hemelwater vanaf het gebouw en verharde oppervlakken wordt via een gescheiden systeem op het oppervlaktewater geloosd. Het volgt daarmee de werkwijze van de oorspronkelijke situatie.
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Anthony van Lalainglaan geloosd worden.
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
Onderdeel van de voorbereiding is het voeren van een dialoog met de omwonenden van het plangebied. Een verslaglegging daarvan is opgenomen als bijlage 7.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Water (artikel 3)
De A-watergang , voor zover gelegen binnen het plangebied, is in de bestemming 'Water' vervat. Ter plaatse betreft de waterhuishouding de hoofdfunctie en mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de waterhuishoudkundige functie.
Wonen (artikel 4)
Het nieuwe appartementengebouw heeft de bestemming 'Wonen'. Er zijn maximaal 34 gestapelde woningen toegestaan. Het gebouw moet worden gebouwd binnen het bouwvlak. De maximale hoogten zijn aangeduid. Dit artikel bevat tevens een voorwaardelijke verplichting voor het aanleggen van voldoende parkeerplaatsen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 5)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene gebruiksregels (artikel 6)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt.
Algemene afwijkingsregels (artikel 7)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 8)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 9)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 15 oktober 2020 tot en met 26 november 2020 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingekomen.