Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Lienden, Hogeweg 5-1
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0214.LIEHogeweg51-BVA1

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan:

Het bestemmingsplan Lienden, Hogeweg 5-1 van de gemeente Buren.

1.2 Bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0214.LIEHogeweg51-BVA1 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aan huis gebonden nevenactiviteit:

Consumentenverzorgende, dienstverlenende en ambachtelijke activiteiten, die in de tot een woning behorende gebouwen worden uitgeoefend, alsmede galeries, vrijwel uitsluitend door de bewoner(s) van de desbetreffende woning.

1.6 Agrarisch bedrijf:

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.7 Agrarisch verwant bedrijf:

Een niet-agrarisch, doch aan de agrarische productie verwant bedrijf dat zich richt op het leveren van diensten en goederen aan agrarische bedrijven, zoals een agrarisch loonwerkbedrijf, een landbouwmechanisatiebedrijf, een reparatie- en/of verhuurbedrijf van agrarische machines, een bedrijf voor landschapsbeheer, een veehandelaarsbedrijf, een groothandel in agrarische gewassen, een foerageerbedrijf, een KI-station, een dierenkliniek voor grootvee, een zorgboerderij en daarmee gelijk te stellen andere bedrijfsvormen.

1.8 Archeologische waarden:

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van het in dat gebied voorkomende bodemarchief.

1.9 Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 Bed & breakfast

Een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt en bedoeld voor kortstondig, wisselend recreatief verblijf.

1.11 Bedrijfsbouwwerk c.q. bedrijfsgebouw:

Een bouwwerk c.q. een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.12 Bedrijfsvloeroppervlak (bvo):

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.13 Bedrijfswoning:

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.14 Bestaand:

  1. Bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan legaal bestonden of in uitvoering waren, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning; 
  2. Bij gebruik: gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, voor zover betrekking hebbend op het desbetreffende gebruik, legaal bestond.

1.15 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 Bijgebouw:

Een gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwvlak en/of bestemmingsvlak gelegen hoofdgebouw, waarbij het bijgebouw vrijstaand dan wel aangebouwd aan het hoofdgebouw kan zijn uitgevoerd.

1.18 Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.20 Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 Buitengebied gebonden bedrijf:

Een niet-agrarisch, doch aan het buitengebied gebonden bedrijf of activiteit vanwege het ruimtebeslag of de aard van de activiteiten, zoals een hoveniersbedrijf, een kennel, een manege/paardenstalling(verhuurbedrijf), een dierenpension/-asiel, een scouting- en een hondensportaccommodatie en daarmee gelijk te stellen andere bedrijfsvormen.

1.23 Coffeeshop:

Een alcoholvrije horecagelegenheid waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt.

1.24 Containerteelt:

Het kweken van planten/bomen in potten op een gesloten bed-ondergrond of een open bed-ondergrond met drainage.

1.25 Dagrecreatie:

Verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.

1.26 Detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27 Escortbedrijf:

Een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.28 Extensief dagrecreatief medegebruik:

Een aan de bestemming ondergeschikt gebruik voor niet gemotoriseerde dagrecreatie gericht op het rustig beleven en gebruikmaken van aanwezige specifieke omgevingskwaliteiten in de vorm van wandelen, fietsen, varen, vissen e.d.

1.29 Galerie:

Een tentoonstellings- en verkoopruimte voor beeldende kunst.

1.30 Gebouw:

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 Geluidzoneringsplichtige inrichting:

Een inrichting waarbij in een bestemmingsplan, op basis van de Wet geluidhinder en krachtens deze wet vastgestelde regels, rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.32 Geurgevoelig object:

Gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt, waarbij onder ‘gebouw’, bestemd voor menselijk wonen of menselijk verblijf wordt verstaan: gebouw dat op grond van het bestemmingsplan, bedoeld in  artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, (…) mag worden gebruikt voor menselijk wonen of verblijf.

1.33 Grondgebonden agrarische productie:

De agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop de productie plaatsvindt en waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in de openlucht, daaronder tevens begrepen pottenvelden.

1.34 Hergebruik:

Een ander gebruik dan het bestaande gebruik, waarbij het bestaande gebruik verdwijnt.

1.35 Hoofdgebouw:

Een gebouw, dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.36 Kampeermiddelen:

Een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan, of enig ander onderkomen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor op basis van de Woningwet en krachtens deze wet vastgestelde voorschriften een omgevingsvergunning is vereist en met geen grotere afmeting dan 25 m2.

1.37 Kantoor:

Een ruimte of bij elkaar horende ruimten die bestemd is/zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.

1.38 Kantoor- en praktijkruimte:

Een ruimte waarvan de aard en indeling zijn afgestemd op de uitoefening van administratieve, (para)medische, sociaalwetenschappelijke, juridische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische en andere hiermede vergelijkbare beroepen, door de bewoner(s) van de desbetreffende woning.

1.39 Kas:

Een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steun constructie en een afdichting van glas, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.

1.40 Kleinschalig kamperen:

Een vorm van kamperen waarbij maximaal 25 kampeermiddelen voor een korte periode en uitsluitend tussen 15 maart en 31 oktober zijn toegestaan.

1.41 Kunststoftunnel:

Een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdichting van kunststoffolie, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.

1.42 Landschappelijke beplanting:

Opgaande, uit houtgewas bestaande beplanting, in hoofdzaak bestaande uit streekeigen soorten, ter verfraaiing van het landschap en/of ter inpassing van hierin voorkomende bouwwerken en werken.

1.43 Landschappelijke waarde:

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde bepaald wordt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.44 Mantelzorg:

Het bieden van zorg aan huis aan iemand die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, buiten bedrijfsmatig of organisatorisch verband.

1.45 Materieel:

AI wat nodig is voor de uitvoering van een werk of bedrijf zoals gereedschappen, werktuigen en machines, geen bouwwerk zijnde en dat ten behoeve van dat werk of bedrijf naar behoefte verplaatst kan worden.

1.46 Molen:

Bouwwerk bestemd en geschikt voor het benutten van windkracht.

1.47 Monument:

Een bouwwerk of een werk dat van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn betekenis voor de wetenschap of zijn cultuurhistorische waarde en dat als zodanig is opgenomen in de lijst van beschermde monumenten van rijk of gemeente, waardoor op het desbetreffende bouwwerk of werk de Monumentenwet, respectievelijk de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing is.

1.48 Natuurwaarde:

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de hydrologie en door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk, als in onderlinge samenhang.

1.49 Nevenactiviteit:

Een ander gebruik naast het bestaande gebruik, maar daaraan ondergeschikt en waarbij het bestaande gebruik volwaardig blijft bestaan.

1.50 Neventak:

Een ander gebruik dan het bestaande gebruik, waarbij het bestaande gebruik volwaardig blijft bestaan.

1.51 Niet-agrarisch bedrijf (bedrijf):

Een bedrijf niet-zijnde een agrarisch bedrijf, zoals dit bedrijf in de regels nader is benoemd.

1.52 Niet-agrarisch bedrijf (bedrijf beperkt):

Een bedrijf niet-zijnde een agrarisch bedrijf, zoals dit bedrijf in de regels nader is benoemd en waarvoor in de regels beperkingen van de bedrijfsvloeroppervlakte binnen bestaande bedrijfsgebouwen zijn opgenomen.

1.53 Niet-grondgebonden agrarische productie:

De agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten niet afhankelijk is van de bodem waarop de productie plaatsvindt, dan wel waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in gebouwen.

1.54 Niet-permanente kunststoftunnel of overkapping:

Een kunststoftunnel of overkapping waarbij de afdichting of afdekking niet langer dan 5 maanden per jaar is aangebracht.

1.55 Overnachtingsaccommodatie:

Een overdekte en door wanden omsloten ruimte waarin door personen de nacht kan worden doorgebracht.

1.56 Paardenbak:

Een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met eventueel een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

1.57 Perceel:

Een aaneengesloten stuk grond met een bepaald doel of eigendom.

1.58 Perceelsgrens:

De scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door één gebruiker worden benut.

1.59 Productiegebonden detailhandel:

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.60 Seksinrichting:

Een voor publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomaat, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.61 Smartshop:

Een ruimte waarin detailhandel plaatsvindt in psychotrope stoffen.

1.62 Stacaravan:

Een aanhangwagen, al dan niet in gedeelten verrijdbaar, die kan dienen als recreatief onderkomen, overnachting daaronder mede begrepen, dan wel een ander, al dan niet in gedeelten verrijdbaar kampeermiddel, dat niet is of kan worden uitgerust om als aanhangwagen achter een motorvoertuig over de openbare weg te worden voortbewogen.

1.63 Verbeelding:

De verbeelding met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.

1.64 Woning/wooneenheid:

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.65 Woongebouw:

Een gebouw of samenhangend geheel van gebouwen waarin meerdere woningen/wooneenheden aanwezig zijn.

1.66 Woonunit:

Een bouwwerk, niet zijnde een stacaravan, dat kan dienen voor bewoning, dat in zijn geheel of in gedeelten over de weg kan worden vervoerd en dat niet is of kan worden uitgerust om als aanhangwagen achter een motorvoertuig over de openbare weg te worden voortbewogen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Meetwijze

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 
  1. afstand tot de perceelsgrens:
    tussen de grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is. 
  2. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 
  3. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 
  4. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 
  5. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 
  6. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.   
  7. peil: 
    1. Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; 
    2. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, oorspronkelijke maaiveld.
  8. afstand vanuit de gevel:
    in een rechte lijn vanaf de buitenzijde van de gevel. Bij hoekpunten wordt in een cirkel gemeten.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1
De op de verbeelding voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grondgebonden agrarische productie;
  2. het weiden van dieren;
  3. bijbehorende voorzieningen, huiserven, gaarden en opslag;
  4. landschappelijke beplanting;
  5. watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder begrepen;
  6. extensief dagrecreatief medegebruik. 
3.1.2
Voor zover de in artikel 3 lid 1.1 bedoelde gronden op de verbeelding zijn aangeduid als 'bouwvlak', zijn deze gronden tevens bestemd voor:
  1. niet-grondgebonden agrarische productie met bijbehorende voorzieningen en opslag, voor zover deze productie plaatsvindt als neventak van een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de grondgebonden agrarische productie;
  2. bijbehorende verwerking van agrarische producten, productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten;
  3. bijbehorende bewoning;
  4. recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Bouwregels binnen de bouwvlakken
3.2.1.1
Op de gronden met de bestemming 'Agrarisch', voor zover dit betreft de bouwvlakken, mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bestemming, niet zijnde een geurgevoelig object;
  2. het bestaande aantal woningen;
  3. bijgebouwen ten behoeve van de woning;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming. 
3.2.1.2
Bij de bouw van de in artikel 3 lid 2.1.1 bedoelde bouwwerken, zover het betreft gebouwen, mag de afstand tot de perceelsgrens niet minder bedragen 5 m.
3.2.1.3
Bij de bouw van de in artikel 3 lid 2.1.1 sub a bedoelde bedrijfsgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
  1. kassen en permanente kunststoftunnels zijn uitsluitend toegestaan indien het gebruik daarvan in het verlengde van de hoofdteelt ligt en ingeval sprake is van kassen en/of permanente kunststoftunnels bij (Iaan)boomteeltbedrijven mag de totale oppervlakte niet meer bedragen dan 2.500 m2
  2. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat de hoogte van kassen en kunststoftunnels niet meer mag bedragen dan 7 m; 
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
3.2.1.4
Bij de bouw van de in artikel 3 lid 2.1.1 sub b bedoelde bedrijfswoningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
  1. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3
  2. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m; 
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
met dien verstande dat, indien de bestaande inhoud, hoogte of goothoogte groter respectievelijk hoger is, deze grotere of hogere maat maatgevend is.
3.2.1.5
Bij de bouw van de in artikel 3 lid 2.1.1 sub c bedoelde bijgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
  1. per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd en mag het totale oppervlak van de bijgebouwen niet meer bedragen dan 75 m2
  2. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 m; 
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.2.1.6
Voor de bouw van de in artikel 3 lid 2.1.1 sub d bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
  1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m; 
  2. de hoogte van mest- en voedersilo's en bio-installaties mag niet meer bedragen dan 9 m; 
  3. de wandhoogte van mestbassins mag niet meer bedragen dan 4 m; 
  4. de hoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m; 
  5. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 9 m.
 
3.2.2 Bouwregels buiten de bouwvlakken
3.2.2.1
Op de gronden met de bestemming 'Agrarisch', voor zover gelegen buiten de bouwvlakken, mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. molens ten behoeve van de waterhuishouding; 
  2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming.
3.2.2.2
Bij de bouw van de in artikel 3 lid 2.2.1 sub a bedoelde molens mag de hoogte niet meer bedragen dan 6 m.
3.2.2.3
Bij de bouw van de in artikel 3 lid 2.2.1 sub b bedoelde overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen acht genomen te worden:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m2;
  2. de hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Algemeen
Tot het afwijken wordt pas overgaan, indien hierdoor:
  1. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend niet blijvend onevenredig worden geschaad;   
  2. voor zover het betreft gronden gelegen buiten de bouwvlakken, uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad en, in geval het bouwwerken betreft, van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat wordt voorzien in de aanleg van een landschappelijke beplanting ter inpassing van de bouwwerken die door het verlenen van de omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt.
3.3.2
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1.1 voor de bouw van een in artikel 3 lid 2.1.1 sub a bedoeld bouwwerk dat de grenzen van een bouwvlak overschrijdt, indien en voor zover:
  1. het bouwwerk niet of niet doelmatig in zijn geheel op het bouwvlak kan worden opgericht; 
  2. de overschrijding van de grens van het bouwvlak niet meer bedraagt dan 15 m; 
  3. indien het een bedrijfsgebouw betreft de oppervlakte van het gedeelte dat de grenzen van het bouwvlak overschrijdt niet meer bedraagt dan 300 m2.

3.4 Specifieke gebruiksregels

 
3.4.1 Strijdig gebruik
Als gebruik in strijd met de bestemming 'Agrarisch' wordt in ieder geval begrepen: 
  1. een gebruik als volkstuin; 
  2. een gebruik voor niet-grondgebonden agrarische productie in de vorm van teelt op tray-velden of op stellingen en/of containerteelt op lavas of beton; 
  3. een gebruik voor de verwerking van agrarische producten, voor zover dit gebruik meer bedraagt dan 250 m2 en een gebruik voor productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten, voor zover dit gebruik meer bedraagt dan 50 m2
  4. de opslag van mest buiten de agrarische bouwvlakken; 
  5. de opslag van goederen en materieel in de openlucht en buiten de agrarische bouwvlakken uitsluitend ten behoeve van bedrijfsmatige grondgebonden agrarisch gerelateerde activiteiten, voor zover de oppervlakte van de opslag meer bedraagt dan 200 m2 per perceel en/of de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 2 m; 
  6. de opslag van goederen en materieel in de openlucht en op de agrarische bouwvlakken, voor zover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4 m; 
  7. de plaatsing van kampeermiddelen waarvan de lengte meer bedraagt dan 8 m en de breedte meer dan 2,5 m.
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing
Het gebruiken of te laten gebruiken van de gronden met de bestemming 'Agrarisch' is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijk inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels, maximaal 1 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik volgens het bepaalde in artikel 3 lid 1 voor het verlenen van huisvesting van seizoenarbeiders, met dien verstande dat: 
  1. de huisvesting uitsluitend bedoeld is voor seizoenarbeiders die tijdelijk werkzaam zijn voor het betreffende agrarische bedrijf; 
  2. het betreft wisselend gebruik, afhankelijk van de bedrijfsmatige noodzaak in de productiegebonden seizoenen; 
  3. de aanwezige bedrijfsgebouwen voor dit doel mogen worden ingericht voor een overnachtingsaccommodatie, die niet geschikt is voor zelfstandige bewoning, en/of daarbij behorende voorzieningen; 
  4. indien aangetoond wordt dat onvoldoende ruimte aanwezig is binnen de aanwezige bedrijfsgebouwen deze voor dit doel ook mogen worden uitgebreid, waarbij de regels voor bedrijfsgebouwen overeenkomstig deze regels van toepassing zijn; 
  5. indien mogelijkheden voor de in sub c genoemde overnachtingsaccommodatie redelijkerwijs ontbreken, in plaats daarvan en maximaal gedurende 4 aaneengesloten maanden, binnen het bouwvlak tijdelijke mobiele woonunits mogen worden geplaatst, met geen groter gezamenlijk oppervlak dan 100 m2 , geen hogere hoogte dan 3 m en mits wordt voorzien in een doeltreffende landschappelijke inpassing; 
  6. aangetoond wordt dat de omvang van de overnachtingsaccommodatie en/of het aantal te realiseren woonunits is afgestemd op de behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten; 
  7. van de in sub e genoemde periode kan worden afgeweken indien aangetoond wordt dat de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzaakt tot de huisvesting van seizoenarbeiders buiten de genoemde periode;
  8. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6.1
Het is verboden binnen de bestemming 'Agrarisch', voor zover dit niet betreft de bouwvlakken, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: 
  1. werken en werkzaamheden die direct zijn gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van grond, puin of afvalmaterialen, voor zover deze van elders zijn aangevoerd; 
  2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, voor zover het niet betreft wegen en paden ten behoeve van het normale agrarische gebruik; 
  3. het dempen, aanleggen of verbreden van watergangen.
3.6.2
Het in artikel 3 lid 6.1 vervatte verbod geldt niet voor: 
  1. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent; 
  2. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren; 
  3. werken en werkzaamheden ten aanzien waarvan door Burgemeester en Wethouders is medegedeeld dat deze, wat aard en omvang betreft, van zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat voor de uitvoering daarvan geen omgevingsvergunning wordt vereist.
3.6.3
Burgemeester en Wethouders gaan pas over tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, als bedoeld in artikel 3 lid 6.1, indien uit een nader onderzoek is gebleken dat door de beoogde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan te verwachten directe of indirecte gevolgen, de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Overschrijding bouwgrenzen

Van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mag met een omgevingsvergunning afgeweken worden van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits:
  1. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
  2. de bouwhoogte van entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw;
  3. de breedte van entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw.

5.2 Ondergronds bouwen

Ongeacht hetgeen elders in deze regels is bepaald, mogen gebouwen – tenzij uitdrukkelijk elders is bepaald – niet worden voorzien van daarbij behorende kelders en andere ondergrondse ruimten.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1

Onder gebruik in strijd met de regels van dit plan wordt in ieder geval verstaan: 
  1. gebruik als seksinrichting; 
  2. gebruik als escortbedrijf,  
  3. gebruik als smartshop; 
  4. gebruik als coffeeshop; 
  5. gebruik als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  6. het gebruik van gronden en opstallen voor de plaatsing van kampeermiddelen;
  7. het gebruik als paardenbak, tennisbaan, vijver groter dan 10 m2, zwembad groter dan 10 m2 en (midget)golf;
  8. het gebruik ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting;
  9. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen en bedrijfsgebouwen voor bewoning.

6.2 Afwijken van algemene gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 1, indien en voor zover strikte toepassing zou leiden tot een niet door dringende redenen gerechtvaardigde beperking van het meest doelmatige gebruik.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Algemeen

Tot het afwijken van het bepaalde in dit artikel wordt pas overgegaan, indien hierdoor:
  1. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

7.2 Nutsvoorzieningen en dergelijke

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales, telefooncellen, geldautomaten en abri's, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m3 en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, alsmede voor beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen met geen grotere bouwhoogte dan 6 m en lichtmasten en vlaggenmasten met geen grotere hoogte dan 10 m.

7.3 Kleine uitbouwen woningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor de bouw van kleine uitbouwen aan woningen, indien en voor zover:
  1. de overschrijding van een krachtens het plan aangegeven begrenzing niet meer bedraagt dan 2 m;
  2. de oppervlakte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 6 m2.

7.4 Inwoning ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de verbouw van een woning in verband met het verlenen van mantelzorg, indien en voor zover:
  1. de verbouw noodzakelijk is om te voorzien in de behoefte aan inwoning ten behoeve van mantelzorg;
  2. de inwoning plaats vindt in het hoofdgebouw en geen groter vloeroppervlak in beslag neemt dan 75 m;
  3. de woning mag worden vergroot met maximaal 150 m3 en tot geen groter inhoud van de woning dan 750 m3;
  4. er sprake is van een gemeenschappelijke entree;
  5. het verbouwde/nieuwe gedeelte voor inwoning technisch/functioneel altijd weer bij de oorspronkelijke woning kan worden betrokken;
  6. minimaal één directe verbinding tussen beide wooneenheden aanwezig is;
  7. indien in voldoende mate aangetoond kan worden dat geen (volledig) gebruik kan worden gemaakt van de woning, mag naast of in plaats van inwoning door verbouw van de woning ook inwoning plaats vinden in een bestaand bijbehorend bouwwerk, mits voldaan wordt aan het volgende:
    1. de vloeroppervlakte in gebruik ten behoeve van mantelzorg mag niet meer bedragen dan 60 m2;
    2. de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de woning mag niet meer bedragen dan 12 m;
    3. de getroffen functionele voorzieningen worden na afloop van het gebruik verwijderd.

7.5 Aan huis gebonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor een gebruik ten behoeve van aan huis gebonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten, indien en voor zover:
  1. de desbetreffende woning bewoond blijft;
  2. het vloeroppervlak van de gebouwen ten behoeve van het gebruik van het gebruik voor aan huis gebonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten niet meer bedraagt dan 50 m2;
  3. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet wordt gebruikt voor de beoogde activiteit, met uitzondering van parkeervoorzieningen;
  4. de nevenactiviteit geen detailhandel betreft;
  5. de beoogde activiteit geen ontwikkeling tot gevolg heeft waarop de bestaande nutsvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen niet zijn afgestemd;
  6. van tevoren in voldoende mat is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu van de omliggende woningen.

7.6 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan voor de inrichting en het gebruik van woningen ten behoeve van bed & breakfast, waaronder wordt verstaan een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt en bedoeld voor kortstondig, wisselend recreatief verblijf, indien en voor zover:
  1. het betreft een woning, die tevens bewoond blijft;
  2. niet meer dan 3 slaapkamers met elk 2 slaapplaatsen van de betreffende woning worden ingericht en gebruik voor bed & breakfast;
  3. het gebruik van een aangebouwd bijgebouw dat direct door middel van ten hoogste één verbinding vanuit de woning toegankelijk is, is toegestaan, mits geen grotere afstand dan 8 m wordt overbrugd en de verbindingsruimte direct toegang geeft tot de als bed & breakfast voorziening gebruikte ruimte in het bijgebouw;
  4. de bed & breakfast voorziening niet functioneert als een zelfstandige woning;
  5. parkeren plaats vindt op eigen terrein;
  6. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen of voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

7.7 Minicampings

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan voor de aanleg en het gebruik van gronden als recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen, indien en voorzover:
  1. de minicamping een nevenactiviteit bij een woning betreft;
  2. de minicamping binnen een afstand van 70 meter tot de bijbehorende woning en op een afstand van ten minste 50 m van enige andere woning is gelegen;
  3. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu van de omliggende woningen en/of agrarische en andere bedrijven;
  4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen erf;
  5. zorg gedragen wordt voor een inpassing in de omgeving met landschappelijke beplanting;
  6. sanitaire voorziening óf binnen de bestaande (bedrijfs)bebouwing dienen te worden gerealiseerd óf binnen maximaal één extra gebouw ten behoeve van sanitaire voorzieningen met geen groter oppervlak dan 50 m2 en geen grotere hoogte dan 7 m.

7.8 Paardenbakken, tennisbanen, vijvers, zwembaden, (midget)golf, theetuinen en buitenexposities voor galeries

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor de aanleg van en het gebruik van gronden als paardenbak, tennisbaan, vijver, zwembad geen gebouw zijnde, (midget)golf, theetuin en buitenexpositie voor een galerie, met dien verstande dat:
  1. het uitsluitend gronden betreft die niet verder dan 70 m uit de gevel van het hoofdgebouw van de bijbehorende woning zijn gelegen, op een afstand van tenminste 5 m tot een perceelgrens zijn gelegen en niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ' vrijwaringszone - weg ';
  2. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het gebruik waarvan afwijking wordt verleend met geen grotere hoogte dan 2,5 m mogen worden gebouwd, met dien verstande dat, voor zover het tennisbanen betreft, bijbehorende hekwerken geen grotere hoogte mogen hebben dan 4 m;
  3. het bepaalde ten aanzien van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden bij de betreffende bepalingen van het plan waarvan afwijking wordt verleend, tevens in acht wordt genomen;
  4. ingeval van theetuin en buitenexpositie voor galeries voorzien wordt in parkeergelegenheid op eigen terrein.

7.9 Evenementen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van gronden voor het houden van meerdaagse evenementen, waaronder wordt verstaan kermissen, jaarmarkten, tentfeesten en daarmee vergelijkbare evenementen.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

8.1 Niet-agrarische nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemmingen 'Agrarisch' voor zover dit een bouwvlak betreft voor het toestaan van een niet-agrarische nevenactiviteit bij een functionerend agrarisch bedrijf, indien en voor zover:
  1. het betreft een agrarisch verwante of buitengebied gebonden nevenactiviteit, een recreatieve nevenactiviteit (inclusief ondergeschikte, kleinschalige en routegebonden voorzieningen, zoals een theehuis of ijssalon), of een overige niet-agrarische nevenactiviteit;
  2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25% van het oppervlak van de bestaande bedrijfsgebouwen, tot een maximum van 350 m2;
  3. de nevenactiviteit plaatsvindt in de bestaande bedrijfsbebouwing;
  4. in geval van opslag dit plaatsvindt in maximaal 1 bestaand gebouw;
  5. de nevenactiviteit een neventak is van een bedrijf dat op de desbetreffende gronden gevestigd is;
  6. geen buitenopslag van goederen, materiaal of materieel is toegestaan;
  7. geen sprake is van een onevenredige toename van een publieks- en / of verkeersaantrekkende werking;
  8. uitsluitend detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van ter plaatse geproduceerde of gekweekte goederen mag plaatsvinden;
  9. in geval sprake is van een overige niet-agrarische nevenactiviteit uitsluitend bedrijvigheid in milieucategorie 1 en 2;
  10. de wijziging geschiedt door de gronden op de verbeelding te voorzien van een aanduiding met betrekking tot de toegestane nevenactiviteit en in zoverre nodig nadere regels op te nemen.

8.2 Afvoeren (agrarische) bedrijfsbestemming, functiewijziging ten behoeve van bewoning (bij bedrijfsbeëindiging)

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemmingen
'Agrarisch' voor zover dit een bouwvlak betreft voor de functiewijziging naar 'Wonen', indien en voor zover:
  1. er ter plaatse sprake is van een bestaande woning;
  2.  voor de woningen de bepalingen van toepassing zullen zijn zoals opgenomen in 'Wonen';
  3. de wijziging geschiedt door het van de verbeelding verwijderen van de bestaande bestemming, tezamen met het gehele agrarische bouwvlak indien daar sprake van is, door het op de verbeelding aangeven van de nieuwe bestemming 'Wonen' en, voor de overige binnen de bestaande bestemming opgenomen en niet voor 'Wonen" te bestemmen gronden, van een van de agrarische bestemmingen die reeds aan de om- of aanliggende gronden op de verbeelding is opgenomen.

8.3 Hergebruik/functiewijziging ten behoeve van een agrarisch verwant of een buitengebied gebonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemmingen 'Agrarisch' voor zover dit een bouwvlak betreft, voor functiewijziging naar een (ander) agrarisch verwant bedrijf of een (ander) buitengebied gebonden bedrijf, indien en voor zover:
  1. het bedrijf voorziet in een plaatsgebonden behoefte en niet of niet doelmatig op een bedrijventerrein kan worden gevestigd;
  2. gebruik wordt gemaakt van de bestaande bedrijfsgebouwen;
  3. de omvang van het nieuwe bestemmingsvlak wordt afgestemd op de nieuwe functie en de bestaande bebouwing;
  4. de wijziging geschiedt door het van de verbeelding verwijderen van de bestaande bestemming, door het, voor zover nodig op de verbeelding opnemen van de nieuwe bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' waarbij met een aanduiding de categorie voor de aard en functie van het toegestane bedrijf wordt aangegeven en door het, voor de overige binnen de bestaande bestemming op de verbeelding opgenomen gronden, opnemen van een van de agrarische bestemmingen die reeds aan de om- of aanliggende gronden op de verbeelding is opgenomen;
  5. in het wijzigingsplan in zoverre nodig nadere regels worden opgenomen.

8.4 Hergebruik/functiewijziging ten behoeve van een niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemmingen 'Agrarisch' voor zover dit een bouwvlak betreft, voor hergebruik/functiewijziging van de voormalige bedrijfsgebouwen naar een ambachtelijk bedrijf, een kunstnijverheidsbedrijf, een bedrijf ten behoeve van de extensieve dag- of verblijfsrecreatie, kleinschalige horeca gerelateerd aan de recreatieve functie van het buitengebied, een opslagbedrijf of overige bedrijven als toegestaan volgens het gestelde in sub h, indien en voor zover:
  1. gebruik wordt gemaakt van de bestaande bedrijfsgebouwen;
  2. de oppervlakte voor de gewijzigde functie niet meer bedraagt dan 500 m2, behoudens: indien het betreft kleinschalige horeca, gerelateerd aan de recreatieve functie van het buitengebied, in welk geval het maximum 250 m2 bedraagt, of: indien het betreft een opslagbedrijf, in welk geval het maximum oppervlak van 500 m2 mag worden verhoogd met 75% van het oppervlak van de te slopen bedrijfsgebouwen voor zover dit oppervlak meer bedraagt dan 500 m2;
  3. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat de aanwezige (voormalige) bedrijfsbebouwing, voor zover meer dan onder sub b is bedoeld, wordt afgebroken, behalve indien het bedrijfsbebouwing betreft welke als Rijks- of gemeentelijk monument is aangemerkt, dan wel gehoord de gemeentelijke monumentencommissie is gebleken dat geen sprake is van een zodanige karakteristieke waarde dat handhaving van de bebouwing vanuit dat oogmerk gewenst is;
  4. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat wordt voorzien in de aanleg van een landschappelijke beplanting;
  5. geen buitenopslag van goederen, materiaal of materieel is toegestaan;
  6. geen detailhandel is toegestaan;
  7. geen sprake is van een onevenredige toename van een publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  8. uitsluitend bedrijvigheid is toegestaan die behoort tot een van de categorieën die op de tot het plan behorende Bedrijvenlijst zijn vermeld, alsmede bedrijven die niet onder de genoemde categorieën vallen, of voor de wijziging of aanpassing van een bedrijf dat daardoor niet meer onder de genoemde categorieën valt, indien en voor zover het betreffende bedrijf, in vergelijking tot bedrijven die wel mogelijk zouden zijn, niet in meerdere mate een blijvende onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu;
  9. het nieuwe bestemmingsvlak wordt afgestemd op de toegestane oppervlakte aan bedrijfsbebouwing;
  10. de wijziging geschiedt door het voor zover nodig van de verbeelding verwijderen van de bestaande bestemming en door het op de verbeelding opnemen van de nieuwe bestemming(en) het verwijderde gedeelte volledig betreffende, waarbij het maximaal aantal m2 aan bedrijfsvloeroppervlakte en de categorie voor de functie van het toegestane bedrijf wordt aangegeven en, in zoverre nodig, het geven van regels;
  11. in het wijzigingsplan inzicht wordt gegeven in de uitkomsten van onderzoek naar bodemverontreiniging, flora en fauna en regenwaterretentie en is gebleken dat de betreffende belangen in voldoende mate zijn verzekerd; waarbij ten aanzien van de hemelwaterretentie uit een schriftelijke verklaring van het Waterschap moet zijn gebleken dat zij geen overwegende bezwaren hebben.

8.5 Functiewijziging naar wonen (na sloop) van voormalige bedrijfsgebouwen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen voor de bouw van een woongebouw of woningen in geval van volledige bedrijfsbeëindiging van een agrarisch bedrijf, agrarisch verwant bedrijf, buitengebied gebonden bedrijf, niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet-agrarisch bedrijf of niet-agrarisch bedrijf beperkt, in het geval sprake is van de aanwezigheid van (voormalige) bedrijfsgebouwen, indien en voor zover:
  1. het geen bebouwing betreft welke als Rijks- of gemeentelijk monument is aangemerkt en gehoord de gemeentelijke monumentencommissie is gebleken dat geen sprake is van een zodanige karakteristieke waarde dat handhaving van de gebouwen vanuit dat oogmerk gewenst is;
  2. alle aanwezige (voormalige) bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
  3. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat de aanwezige voormalige bedrijfsbebouwing wordt afgebroken;
  4. het plan er toe strekt te voorzien in de bouw van woningen of wooneenheden, waarbij de volgende regels worden gehanteerd:
    1. tenminste 500 m2 bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
    2. indien tenminste 500 m2 en ten hoogste 1.000 m2 bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, wordt de bouw van een woongebouw met een inhoud van maximaal 750 m3 toegestaan;
    3. indien tenminste 1.000 m2 en ten hoogste 2.500 m2 bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, wordt de bouw van een woongebouw met een inhoud van maximaal 1.200 m3 toegestaan;
    4. indien tenminste 2.500 m2 bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, wordt de bouw van een woongebouw met een inhoud van maximaal 1.600 m3 toegestaan;
    5. in een woongebouw met een inhoud van meer dan 750 m3 worden tenminste 2 wooneenheden gerealiseerd; in een woongebouw met een inhoud van meer dan 900 m3 worden tenminste 3 wooneenheden gerealiseerd; in een woongebouw met een inhoud van 1.600 m3 worden tenminste 4 wooneenheden gerealiseerd; iedere wooneenheid dient een minimale inhoud te hebben van 300 m3;
    6. de oppervlakte van het woongebouw mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de gesloopte bedrijfsgebouwen;
    7. indien sprake is van een woongebouw met 2 wooneenheden mag ten hoogste één bijgebouw worden toegestaan met een maximale oppervlakte van 80 m2;
    8. indien sprake is van een woongebouw met 3 wooneenheden mag ten hoogste één bijgebouw worden toegestaan met een maximale oppervlakte van 120 m2 of twee bijgebouwen met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 110 m2;
    9. indien sprake is van een woongebouw met 4 of meer wooneenheden mag ten hoogste één bijgebouw worden toegestaan met een maximale oppervlakte van 150 m2 of twee bijgebouwen met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 140 m2;
  5. het plan ertoe strekt te voorzien in de bouw van één of twee individuele woningen in plaats van het in sub d mogelijke woongebouw, worden de volgende regels gehanteerd:
    1. op basis van een advies van een onafhankelijke stedenbouwkundige of landschappelijk deskundige is gebleken dat de bouw van een woongebouw onevenredige afbreuk doet aan de ruimtelijke en/of landschappelijk waarden op de beoogde plaats van realiseren van het woongebouw, waarbij mede het belang wordt afgewogen van de bouw van de individuele woning(en) tegen het belang dat gediend is met de sloop van de bedrijfsgebouwen;
    2. in plaats van het gestelde onder 1 kan ook sprake zijn van een onevenredige financiële of persoonlijke belemmering voor functieverandering, die het nodig maakt dat afgezien wordt van de eis van een woongebouw;
    3. van de zijde van de provincie dient een verklaring van geen bezwaar te zijn afgegeven;
    4. indien tenminste 1.000 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt is ten hoogste één individuele woning toegestaan met een inhoud van ten hoogste 750 m3;
    5. indien tenminste 2.500 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt zijn ten hoogste twee individuele woningen toegestaan met een inhoud van ten hoogste 750 m3;
    6. per woning ten hoogste één bijgebouw wordt toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 75 m2;
    7. de nieuwbouw dient plaats te vinden in de directe nabijheid van het reeds aanwezige hoofdgebouw, waarvan kan worden afgeweken indien op basis van een advies van een onafhankelijke stedenbouwkundige of landschappelijk deskundige is gebleken dat de bouw van (een) woning(en) in de directe nabijheid onevenredige afbreuk doet aan de ruimtelijke en/of landschappelijk waarden ter plaatse en dat nieuwbouw op een andere locatie vanuit het oogpunt van ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit de voorkeur verdient;
  6. het gestelde in sub d en sub e niet cumulatief wordt toegepast;
  7. in het wijzigingsplan inzicht wordt gegeven in de gewenste beeldkwaliteit van de nieuw te realiseren bebouwing, waaruit blijkt op welke wijze voorzien wordt in een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing in de omgeving en de daarmee samenhangende gewenste verschijningvorm van de bebouwing;
  8. de beoogde woonfunctie geen ontwikkeling tot gevolg heeft waarop de bestaande nutsvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen niet zijn afgestemd;
  9. de bedrijfsontwikkeling van agrarische en/of andere bedrijven in de omgeving niet onevenredig wordt belemmerd;
  10. de wijziging geschiedt door het voor zover nodig van de verbeelding verwijderen van de bestaande bestemming en door het op de verbeelding op nemen van de nieuwe bestemming(en) het verwijderde gedeelte volledig betreffende en, in zoverre nodig, het geven van regels;
  11. in het plan van wijziging inzicht wordt gegeven in de uitkomsten van onderzoek naar bodemverontreiniging, archeologische waarden, flora en fauna, hemelwaterretentie en financieel-economische uitvoerbaarheid en is gebleken dat de betreffende belangen in voldoende mate zijn verzekerd, waarbij ten aanzien van de hemelwaterretentie uit een schriftelijke verklaring van het Waterschap moet zijn gebleken dat zij geen overwegende bezwaren hebben.

8.6 Nieuwe bijgebouwen of vergroten woning na sloop voormalige bedrijfsgebouwen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen voor de bouw van een bijgebouw, de vergroting van een bijgebouw of de vergroting van een woning, in geval van volledige bedrijfsbeëindiging van een agrarisch bedrijf, agrarisch verwant bedrijf, niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet-agrarisch bedrijf of niet-agrarisch bedrijf beperkt, in het geval sprake is van de aanwezigheid van (voormalige) bedrijfsgebouwen, indien en voor zover:
  1. het niet betreft een woning die is aangewezen voor de bestemming 'Wonen';
  2. het geen bebouwing betreft welke als Rijks- of gemeentelijk monument is aangemerkt en gehoord de gemeentelijke monumentencommissie is gebleken dat geen sprake is van een zodanige karakteristieke waarde dat handhaving van de bebouwing vanuit dat oogmerk gewenst is;
  3. alle aanwezige (voormalige) bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
  4. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat de aanwezige voormalige bedrijfsbebouwing wordt afgebroken;
  5. voor elke m2 gesloopte bedrijfsgebouwen 60% van de gesloopte oppervlakte mag worden teruggebouwd in de vorm van een nieuw bijgebouw of de uitbreiding van bestaande bijgebouwen, tot een maximale oppervlakte van 200 m2, met inbegrip van de oppervlakte van de bestaande bijgebouwen;
  6. voor elke m2 gesloopte bedrijfsgebouwen mag de inhoud van de bestaande woning worden vergroot, waarbij de volgende regels worden gehanteerd:
    1. indien de oppervlakte van de gesloopte bedrijfsgebouwen niet meer bedraagt dan 750 m2 mag, voor elke m2 gesloopte bedrijfsgebouwen, de woning worden uitgebreid met 0,5 m3;
    2. indien de oppervlakte van de gesloopte bedrijfsgebouwen meer bedraagt dan 750 m2 mag, voor elke m2 gesloopte bedrijfsgebouwen boven de 750 m2, de woning worden uitgebreid met 0,35 m3;
    3. de woning mag hierdoor geen grotere inhoud krijgen dan 1.200 m3;
  7. het gestelde onder sub e en sub f mag naast elkaar worden gebruikt, mits iedere gesloopte m2 of voor bijgebouwen of voor de woning wordt gebruikt;
  8. er geen m2's te slopen bedrijfsgebouwen voor toepassing van dit artikellid mogen worden gebruikt, die meegeteld moe(s)ten worden voor toepassing van artikel 8 lid 5;
  9. het gestelde in dit artikellid geldt ook indien sprake is van saldering van mogelijkheden op meerdere percelen, met dien verstande dat:
    1. per perceel minimaal 250 m2 aan bedrijfsgebouwen moet worden gesloopt;
    2.  voor elk perceel geldt dat alle aanwezige bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt;
    3. de vervangende nieuwbouw dient gebouwd te worden op het perceel waar dat uit ruimtelijk oogpunt het meest wenselijk is;
  10. de wijziging geschiedt door het voor zover nodig van de plankaart verwijderen van de bestaande bestemming en door het op de plankaart opnemen van de nieuwe bestemming(en) het verwijderde gedeelte volledig betreffende en, in zoverre nodig, het geven van voorschriften;
  11. in het plan van wijziging inzicht wordt gegeven in de uitkomsten van onderzoek naar bodemverontreiniging, archeologische waarden, flora en fauna, hemelwaterretentie en financieel-economische uitvoerbaarheid en is gebleken dat de betreffende belangen in voldoende mate zijn verzekerd, waarbij ten aanzien van de hemelwaterretentie uit een schriftelijke verklaring van het Waterschap moet zijn gebleken dat zij geen overwegende bezwaren hebben.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

9.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.1.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 9 lid 1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 9 lid 1.1 met maximaal 10%.
9.1.3 Uitzondering
artikel 9 lid 1.1  is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

9.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
9.2.2 Verbod verandering gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 9 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
9.2.3 Verbod hervatting strijdig gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 9 lid 2.1na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
9.2.4 Uitzondering
artikel 9 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
regels van het bestemmingsplan "Lienden, Hogeweg 5-1" van de gemeente Buren.