direct naar inhoud van Regels
Plan: Lienden, Hogeweg 12D
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0214.LIEHogeweg12D-WVA1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

Het wijzigingsplan Lienden, Hogeweg 12D met identificatienummer NL.IMRO.0214.LIEHogeweg12D-WVA1 van de gemeente Buren.

1.2 Wijzigingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

1.3 De verbeelding:

De kaart met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.

1.4 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aan huis gebonden nevenactiviteiten:

Consumentenverzorgende, dienstverlenende en ambachtelijke activiteiten, die in de tot een woning behorende gebouwen worden uitgeoefend, alsmede galeries, vrijwel uitsluitend door de bewoner(s) van de desbetreffende woning.

1.7 Agrarisch bedrijf:

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.8 Agrarisch verwant bedrijf:

Een niet-agrarisch, doch aan de agrarische productie verwant bedrijf dat zich richt op het leveren van diensten en goederen aan agrarische bedrijven, zoals een agrarisch loonwerkbedrijf, een landbouwmechanisatiebedrijf, een reparatie- en/of verhuurbedrijf van agrarische machines, een bedrijf voor landschapsbeheer, een veehandelaarsbedrijf, een groothandel in agrarische gewassen, een foerageerbedrijf, een KI-station, een dierenkliniek voor grootvee, een zorgboerderij en daarmee gelijk te stellen andere bedrijfsvormen.

1.9 Ambachtelijk bedrijf:

Een niet-agrarisch bedrijf, gericht op het uitoefenen van een ambacht, zijnde het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen en het installeren van goederen.

1.10 Bebouwd oppervlak:

Het totaal van de oppervlakken van bouwwerken voor zover deze een grotere hoogte hebben dan 1,2 m.

1.11 Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 Bedrijfsbouwwerk c.q. bedrijfsgebouw:

Een bouwwerk c.q. een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.13 Bestaand:
  • a. Bij bouwwerken:
    bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan legaal bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften;
  • b. Bij gebruik:
    gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, voor zover betrekking hebbend op het desbetreffende gebruik, legaal bestond.
1.14 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.17 Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 Buitenkruinlijn van een dijk:

De lijn die gevormd wordt door de bovenzijde van de insteek van de dijk aan de rivierzijde.

1.19 Bijgebouw:

Een gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw.

1.20 Cultuurhistorische waarde:

De aan een bouwwerk, een werk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk, dat werk of dat gebied.

1.21 Detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.22 Dubbelbestemming:

Een bestemming die doeleinden omschrijft waarvoor gronden, die reeds voor een andere bestemming zijn aangewezen, tevens zijn bestemd.

1.23 Escortbedrijf:

Een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.24 Galerie:

Een tentoonstellings- en verkoopruimte voor beeldende kunst.

1.25 Gebouw:

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 Geluidzoneringsplichtige inrichting:

Een inrichting waarbij in een bestemmingsplan, op basis van de Wet geluidhinder en krachtens deze wet vastgestelde voorschriften, rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.27 Hoofdgebouw:

Een gebouw, dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.28 Kampeermiddelen:

Een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan, of enig ander onderkomen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor op basis van de Woningwet en krachtens deze wet vastgestelde voorschriften een bouwvergunning is vereist en met geen grotere afmeting dan 25 m2.

1.29 Kantoor- en praktijkruimte:

Een ruimte waarvan de aard en indeling zijn afgestemd op de uitoefening van administratieve, (para)medische, sociaal-wetenschappelijke, juridische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische en andere hiermede vergelijkbare beroepen, door de bewoner(s) van de desbetreffende woning.

1.30 Karakteristiek gebouw:

Een gebouw dat wegens zijn verschijningsvorm of zijn cultuurhistorische betekenis van zodanig belang is voor het karakter van het desbetreffende deel van het plangebied, dat dit belang de toepassing van bijzondere voorschriften ten aanzien van de bouwmogelijkheden rechtvaardigt.

1.31 Kleinschalig kamperen:

Een vorm van kamperen waarbij maximaal 25 kampeermiddelen voor een korte periode en uitsluitend tussen 15 maart en 31 oktober zijn toegestaan.

1.32 Landschappelijke beplanting:

Opgaande, uit houtgewas bestaande beplanting, in hoofdzaak bestaande uit streekeigen soorten, ter verfraaiing van het landschap en/of ter inpassing van hierin voorkomende bouwwerken en werken.

1.33 Loonwerkbedrijf:

Een niet-agrarisch, doch agrarisch verwant bedrijf, dat in opdracht van anderen werkzaamheden verricht ten behoeve van de agrarische productie en/of het beheer en onderhoud van het landschap.

1.34 Manege:

Een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks al dan niet in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca-activiteiten (kantine e.d.), logies-en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.35 Mantelzorg:

Het bieden van zorg aan huis aan iemand die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, buiten bedrijfsmatig of organisatorisch verband.

1.36 Materieel:

AI wat nodig is voor de uitvoering van een werk of bedrijf zoals gereedschappen, werktuigen en machines, geen bouwwerk zijnde en dat ten behoeve van dat werk of bedrijf naar behoefte verplaatst kan worden.

1.37 Monument:

Een bouwwerk of een werk dat van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn betekenis voor de wetenschap of zijn cultuurhistorische waarde en dat als zodanig is opgenomen in de lijst van beschermde monumenten van rijk of gemeente, waardoor op het desbetreffende bouwwerk of werk de Erfgoedwet, respectievelijk de gemeentelijke monumenten-verordening van toepassing is.

1.38 Nevenactiviteit:

Een ander gebruik naast het bestaande gebruik, maar daaraan ondergeschikt en waarbij het bestaande gebruik volwaardig blijft bestaan.

1.39 Niet-agrarisch bedrijf (bedrijf):

Een bedrijf niet-zijnde een agrarisch bedrijf, zoals dit bedrijf in de planregels nader is benoemd.

1.40 Paardenbak:

Een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met eventueel een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

1.41 Paardrijactiviteiten:

Het berijden van of het longeren van paarden en/of pony's, niet zijnde een rijschool of een manege.

1.42 Perceel:

Een aaneengesloten stuk grond met een bepaald doel of eigendom.

1.43 Perceelsgrens:

De scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door één gebruiker worden benut.

1.44 Rijschool:

Een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt.

1.45 Seksinrichting:

Een voor publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomaat, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.46 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.47 Vrijstaande antennemast:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct met de grond verbonden is, bestaande uit een antenne, een verticale bevestigingsconstructie waaraan een antenne wordt bevestigd en bedrading.

1.48 Woning/wooneenheid:

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.49 Zorgboerderij:

Een (voormalig) agrarisch bedrijf waar, eventueel naast de normale landbouwactiviteiten, zorg, educatie en ontspanning voor ouderen of gehandicapten geboden wordt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 peil:

bij de toepassing van deze planregels wordt als peil aangehouden:

  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor bouwwerken in, op of boven open water, de gemiddelde hoogte van het aan het open water aansluitende, afgewerkte maaiveld;
  • c. in andere gevallen, de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld.
2.2 de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren);

2.3 de oppervlakte van een gebouw:

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);

2.4 de hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, behoudens indien nadrukkelijk in de desbetreffende planregel anders is vermeld, ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet meegerekend;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellenconstructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren) en de dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen, en boven peil;

2.7 de afstand tot de perceelsgrens:

tussen de grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Agrarisch verwant

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Agrarisch verwant' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch verwante bedrijvigheden zoals deze voor de desbetreffende gronden op de verbeelding nader zijn aangeduid en in de onderstaande tabel zijn omschreven:
    Aanduiding op de verbeelding   bestemmingsfunctie  
    'specifieke vorm van bedrijf - vbg'   het vervaardigen, bewerken, verkopen en opslaan van goederen die verband houden met de agrarische sector  
    'specifieke vorm van bedrijf - ch'   Caravanhandel met bijbehorende detailhandel  
  • b. bijbehorende voorzieningen en opslag;
  • c. bijbehorende bewoning;
  • d. landschappelijke beplanting;

met dien verstande dat:

uitsluitend agrarisch verwante bedrijvigheden behorende tot milieucategorie 1, 2 en/of 3.1 zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de gronden met de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch verwant' mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bestemming;
  • b. één woning per bestemmingsvlak dan wel, in geval reeds meerdere woningen aanwezig zijn, het bestaande aantal woningen;
  • c. bijgebouwen ten behoeve van de woning;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming.
3.2.2 Afstand tot de perceelsgrens

Bij de bouw van de in artikel 3.2.1 bedoelde bouwwerken, voor zover het betreft gebouwen, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • b. deze bouwwerken uitsluitend mogen worden gebouwd op gronden waarop niet de dubbelbestemming 'Waarde - Uitstralingszone verkeer' is opgenomen.
3.2.3 Bedrijfsgebouwen

Bij de bouw van de in artikel 3.2.1 sub a bedoelde bedrijfsgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. per bestemmingsvlak mag het bebouwd oppervlak van de gebouwen, indien de uitbreiding noodzakelijk is voor (het continueren van) de bedrijfsvoering, niet meer bedragen dan 140% van het bestaande bebouwd oppervlak, waarbij de uitbreiding ten opzichte van het bestaand bebouwd oppervlak maximaal 500 m2 mag bedragen;
  • b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
3.2.4 Woningen

Bij de bouw van de in artikel 3.2.1 sub b bedoelde woningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. indien nog geen woning aanwezig is of indien sprake is van de vervanging van een bestaande woning, mag de woning uitsluitend in- of aanpandig met, dan wel op ten hoogste 5 m van een bedrijfsgebouw worden gebouwd;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • c. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;

met dien verstande dat, indien de bestaande inhoud, hoogte of goothoogte groter respectievelijk hoger is, deze grotere of hogere maat maatgevend is.

3.2.5 Bijbouwen

Bij de bouw van de in artikel 3.2.1 sub c bedoelde bijgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd en mag het totale oppervlak van de bijgebouwen niet meer bedragen dan 75 m2;
  • b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij de bouw van de in artikel 3.2.1 sub d bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. de hoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan de opslag van goederen en materieel in de openlucht, voor zover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4 m of de opslag plaatsvindt binnen de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Uitstralingszone verkeer'.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.1 voor het vestigen van bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen op de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat deze naar hun aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de categorie die maximaal is toegestaan.

Artikel 4 Waarde - Uitstralingszone verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Uitstralingszone verkeer' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het gebruik van de naastgelegen verkeerswegen.

4.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Opheffen bouwverbod

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bouwverbod uit artikel 4.2 voor het realiseren van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, mits deze zijn toegestaan binnen de andere daar geldende bestemming.

4.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in artikel 4.3.1 kan slechts mits:

  • a. de functies en waarden die aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad;
  • b. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende gemeentelijke visie;
  • c. gehoord de betrokken wegbeheerder, is gebleken dat hierdoor de belangen van de bescherming van de desbetreffende verkeerswegen, of de veiligheid van mensen, dieren en goederen, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en opstallen voor de plaatsing van kampeermiddelen, waaronder mede wordt verstaan het recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen, tenzij expliciet toegestaan in deze planregels;
  • b. het gebruik als seksinrichting en escortbedrijf;
  • c. het gebruik als paardenbak, tennisbaan, vijver groter dan 10 m2, zwembad groter dan 10 m2 en (midget)golfbaan;
  • d. het gebruik ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Algemeen
7.1.1

Dit artikel is, met uitzondering van 7.3.1, niet van toepassing op gronden die zijn gelegen aan de rivierzijde van de buitenkruinlijn van de primaire waterkering (de winterdijk).

7.1.2

Bij het verlenen van vrijstelling volgens het bepaalde in dit artikel wordt eerst overgegaan, indien hierdoor:

  • a. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad;
  • b. geen strijdigheid ontstaat met de Beleidslijn grote rivieren;
  • c. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende gemeentelijke visie, zoals deze is weergegeven in de beschrijving in hoofdlijnen.
7.2 Nutsvoorzieningen e.d.

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales, telefooncellen, geldautomaten en abri's, waarvan de inhoud niet meer dan 50 m3 en de hoogte niet meer dan 3 m bedragen, alsmede voor lichtmasten en vlaggenmasten met geen grotere hoogte dan 10 m.

7.3 Monumenten
7.3.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor de instandhouding, dan wel het herstel of de herbouw van bouwwerken, indien en voor zover de instandhouding, dan wel het herstel of de herbouw, noodzakelijk is om te voldoen aan het bepaalde in de Erfgoedwet, dan wel de gemeentelijke Monumentenverordening.

7.3.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan voor het bouwen van bouwwerken op een erf dat behoort bij een Rijks- of gemeentelijk monument, mits:

  • a. de bouwwerken een meerwaarde geven aan de (het) aanwezige (ensemble van) monumentale bebouwing;
  • b. alle niet bij het monumentale karakter passende bebouwing wordt gesloopt;
  • c. de gemeentelijke monumentencommissie is gehoord en een positief advies heeft gegeven.
7.4 Extra woning binnen bestaande woning

Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van de bepalingen van het plan voor de realisering van één extra woning, indien en voor zover:

  • a. de extra woning wordt gerealiseerd binnen de bestaande inhoud van een gebouw dat tevens is aangemerkt als Rijksmonument of gemeentelijk monument overeenkomstig de Erfgoedwet of de gemeentelijke Monumentenverordening en wordt gerealiseerd met als oogmerk de karakteristiek van het desbetreffende gebouw in stand te houden, dan wel te herstellen, of;
  • b. de extra woning wordt gerealiseerd binnen een bestaande woning met een grotere inhoud dan 1000 m3 en;
  • c. de extra woning een inhoud heeft van tenminste 300 m3;
  • d. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat de oppervlakte aan bestaande vrijgekomen bedrijfsbebouwing op het desbetreffende erf, voor zover deze geen karakteristieke of monumentale waarde hebben en voor zover deze meer bedraagt dan 75 m2 per woning, wordt gesloopt.
7.5 Klein uitbouwen woningen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan voor de bouw van kleine uitbouwen aan woningen, indien en voor zover:

  • a. de overschrijding van een krachtens het plan aangegeven begrenzing niet meer bedraagt dan 2 m;
  • b. de oppervlakte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 6 m2.
7.6 Inwoning ten behoeve van mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan, voor de verbouw van een woning tot meer dan de toegestane inhoud, indien en voor zover:

  • a. de verbouw noodzakelijk is om te voorzien in de behoefte aan inwoning ten behoeve van mantelzorg;
  • b. de inwoning plaats vindt in het hoofdgebouw en/of de aanbouw;
  • c. de woning mag worden vergroot met maximaal 150 m3 en tot geen grotere inhoud van de woning dan 750 rn3;
  • d. er sprake. is van een gemeenschappelijke entree;
  • e. het nieuwe gedeelte voor inwoning technisch/functioneel altijd weer bij de oorspronkelijke woning kan worden betrokken;
  • f. minimaal één directe verbinding tussen beide wooneenheden aanwezig is;
  • g. naast of in plaats van inwoning door verbouw van de woning, mag ook inwoning plaats vinden in een bestaand bijgebouw, binnen een afstand van 12 m van de woning waar het bijgebouw bij behoort en waarvan ten hoogste 60 m2 voor deze vorm van inwoning mag worden gebruikt, mits dit gebruik als persoonsgebonden wordt benoemd en de getroffen technische en functionele voorzieningen na afloop van dit persoonsgebonden gebruik worden verwijderd.
7.7 Aan huis gebonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan voor een gebruik ten behoeve van aan huis gebonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten, indien en voor zover:

  • a. de desbetreffende woning bewoond blijft;
  • b. het vloeroppervlak van de gebouwen ten behoeve van het gebruik voor aan huis gebonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten niet meer bedraagt dan 50 m2;
  • c. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet wordt gebruikt voor de beoogde activiteit, met uitzondering van parkeervoorzieningen;
  • d. de nevenactiviteit geen detailhandel betreft;
  • e. de beoogde activiteit geen ontwikkeling tot gevolg heeft waarop de bestaande nutsvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen niet zijn afgestemd;
  • f. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu van de omliggende woningen.
7.8 Minicampings

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan voor de aanleg en het gebruik van gronden als recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen, indien en voor zover:

  • a. de minicamping een nevenactiviteit bij een woning betreft;
  • b. de minicamping binnen een afstand van 70 meter tot de bijbehorende woning en op een afstand van tenminste 50 m van enige andere woning is gelegen;
  • c. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu van de omliggende woningen en/of agrarische en andere bedrijven;
  • d. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen erf;
  • e. zorg gedragen wordt voor een inpassing in de omgeving met landschappelijke beplanting;
  • f. sanitaire voorzieningen óf binnen de bestaande (bedrijfs)bebouwing dienen te worden gerealiseerd óf, uitsluitend voor zover het gronden betreft die zijn gelegen binnen of direct aansluiten aan de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch - Oeverwalgebied', binnen maximaal één extra gebouw ten behoeve van sanitaire voorzieningen met geen groter oppervlak dan 50 m2, geen grotere goothoogte dan 3 m en geen grotere hoogte dan 7 m.
7.9 Paardenbakken, tennisbanen, vijvers, zwembaden, (midget)golf, theetuinen en buitenexposities voor galeries

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan voor de aanleg van en het gebruik van gronden als paardenbak, tennisbaan, vijver, zwembad geen gebouw zijnde, (midget)golf, theetuin en buitenexpositie voor een galerie, met dien verstande dat:

  • a. het uitsluitend gronden betreft die niet verder dan 70 m uit de gevel van het hoofdgebouw van de bijbehorende woning zijn gelegen, op een afstand van tenminste 5 m tot een perceelgrens zijn gelegen en niet zijn gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Uitstralingszone verkeer';
  • b. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het gebruik waarvan vrijstelling wordt verleend met geen grotere hoogte dan 2,5 m mogen worden gebouwd, met dien verstande dat, voor zover het tennisbanen betreft, bijbehorende hekwerken geen grotere hoogte mogen hebben dan 4 m;
  • c. het bepaalde ten aanzien van aanlegvergunningen bij de betreffende bepalingen van het plan waarvan vrijstelling wordt verleend, tevens in acht wordt genomen;
  • d. ingeval van theetuin en buitenexpositie voor galeries voorzien wordt in parkeergelegenheid op eigen terrein.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
8.1.1

Een bestaand bouwwerk dat afwijkt van het in dit plan - behoudens in dit artikellid - bepaalde ten aanzien van de toelaatbaarheid van bebouwing, mag, mits de bestaande afwijkingen ook naar de aard niet worden vergroot en behoudens onteigening:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits dit geen algehele vernieuwing of verandering van het bouwwerk tot gevolg heeft;
  • b. uitsluitend indien het bouwwerk door een calamiteit is tenietgegaan, geheel worden vernieuwd, met inachtneming van de grenzen, die ter plaatse bij het plan - behoudens dit artikellid - zijn bepaald tenzij herbouw daardoor niet zou zijn toegestaan, en mits de aanvraag tot bouwvergunning is ingediend binnen 18 maanden nadat het bouwwerk is tenietgegaan;
  • c. tot niet meer dan 110% van de inhoud van het in de aanhef bedoelde bouwwerk worden uitgebreid, met inachtneming van de grenzen die ten aanzien van het bouwen ter plaatse bij het plan - behoudens in dit artikellid - zijn bepaald.
8.1.2

Het bepaalde in artikel 8.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die bestaan op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik
8.2.1

Het bestaande gebruik van gronden, anders dan voor bebouwing, en het bestaande gebruik van zich op die gronden bevindende bouwwerken, dat in strijd is met het plan - behoudens het in dit artikellid bepaalde - mag worden voortgezet en/of gewijzigd, mits door die wijziging de strijdigheid met het plan naar aard en omvang niet wordt vergroot.

8.2.2

Het bepaalde in artikel 8.2.1 is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het bestemmingsplan dat ter plaatse geldend was tot op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van het eerstgenoemde plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan 'Lienden, Hogeweg 12D'.