direct naar inhoud van Regels
Plan: Kernen Buren, derde herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0214.KOMBP20160003-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Kernen Buren, derde herziening' met indentificatienummer NL.IMRO.0214.KOMBP20160003-vg01 van de gemeente Buren.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis gebonden bedrijf:

Het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie behouden blijft door de gebruiker van de woning.

1.6 aan huis gebonden beroep:

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk, maatschappelijk juridisch administratief, persoonlijk, medisch, therapeutisch, kunstzinnig dan wel ontwerptechnisch gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning met daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend door de gebruiker van de woning.

1.7 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.8 ADR:

op 30 september 1957 te Genève tot stand gekomen Europese overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (Trb.1959,71).

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.10 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf, gericht op het uitoefenen van een ambacht, zijnde het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen en het installeren van goederen.

1.11 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van het in dat gebied voorkomende bodemarchief.

1.12 bebouwd oppervlak:

het totaal van de oppervlakken van bouwwerken voor zover deze een grotere bouwhoogte hebben dan 1,2 m.

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het met een aanduiding aangegeven gebied, dat ten hoogste tot het bebouwd oppervlak mag behoren.

1.15 bed en breakfast:

een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt en bedoeld voor kortstondig, wisselend recreatief verblijf.

1.16 bedrijfsbouwwerk c.q. bedrijfsgebouw:

een bouwwerk c.q. een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.17 bedrijfsgebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast

in het bedrijfsproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie.

1.18 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.19 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.20 bestaand:

bij bouwwerken:
bouwwerken die:

  • a. op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan legaal bestonden of in uitvoering waren, of;
  • b. gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

bij gebruik:

gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, voor zover betrekking hebbend op het desbetreffende gebruik, legaal bestond en was toegestaan.

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 beperkt kwetsbaar object
  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  • b. bedrijfswoningen die niet behoren tot de bevi-inrichting;
  • c. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  • d. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  • e. winkels, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  • f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  • h. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  • i. objecten die met de onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  • j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.24 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.25 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak.

1.26 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.27 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.28 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder.

1.29 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Indien en voor zover twee bouwpercelen middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel.

1.30 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.31 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.32 bouwwerk, geen gebouw zijjnde:

een bouwwerk, dat niet is aan te merken als gebouw.

1.33 buitengebied gebonden bedrijf:

bedrijven die - vanwege hun ruimtebeslag, de hinder van hun activiteiten voor omliggende bewoners en bedrijven of door de aard van hun activiteiten - aan het buitengebied gebonden zijn. Voorbeelden van aan het buitengebied gebonden bedrijven zijn een hoveniersbedrijf, paardenpension/ - stalling, kennel/dierenasiel en hondensportaccommodatie.

1.34 carport / overkapping:

een bouwwerk geen gebouw zijnde, in het bijzonder bedoelt als stallingsgelegenheid voor motorvoertuigen, met ten minste een dak en ten hoogste twee wanden, waarvan 1 wand een bestaande wand van een overig gebouw is.

1.35 containerteelt:

het kweken van planten/bomen in potten op een gesloten bed-ondergrond of een open bed-ondergrond met drainage.

1.36 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk, een werk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk, dat werk of dat gebied.

1.37 dagrecreatie:

verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.

1.38 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.40 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

1.41 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

1.42 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt.

1.43 extensief dagrecreatief medegebruik:

een aan de bestemming ondergeschikt gebruik voor niet gemotoriseerde dagrecreatie gericht op het rustig beleven en gebruikmaken van aanwezige specifieke omgevingskwaliteiten in de vorm van wandelen, fietsen, varen, vissen en dergelijke.

1.44 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.45 gevaarlijke stoffen:

stoffen en voorwerpen, waarvan het vervoer volgens het ADR is verboden of slechts onder daarin opgenomen voorwaarden is toegestaan, dan wel stoffen, materialen en voorwerpen aangeduid in de International Maritime Dangerous Goods Code.

1.46 grondgebonden agrarische productie:

de agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het desbetreffende agrarisch bedrijf. Afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet of het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten.

1.47 grootschalig beschermd wonen:

wonen in een instelling met daarbij behorende maatschappelijke voorzieningen zoals een verzorgings- of verpleeghuis, instelling voor gehandicapten of psychiatrische tehuizen. Wonen, welzijn en zorg zijn sterk met elkaar verweven. Er kan sprake zijn van 24-uurs begeleiding, zorg en toezicht. De zorgverlening is meestal inpandig beschikbaar en wordt verleend aan ouderen, mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap of daarmee vergelijkbare categorieën mensen.

1.48 halfvrijstaande woning:

een twee-onder-één-kap-woning.

1.49 hergebruik:

een ander gebruik dan het bestaande gebruik, waarbij het bestaande gebruik verdwijnt.

1.50 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.51 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, niet zijnde een discotheek/bardancing/nachtclub of pension/hotel, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verkocht, waaronder begrepen een restaurant, een cafetaria/snackbar/ijssalon en een theetuin.

1.52 huishouden:

onder een huishouden wordt verstaan een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.53 intensieve veehouderij:

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met uitzondering van grondgebonden melkveehouderijen.

1.54 kantoor:

een ruimte of bij elkaar horende ruimten die bestemd is/zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.

1.55 kantoor- en praktijkruimte:

een ruimte waarvan de aard en indeling zijn afgestemd op de uitoefening van administratieve, (para)medische, sociaalwetenschappelijke, juridische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische en andere hiermede vergelijkbare beroepen, door de bewoner(s) van de desbetreffende woning.

1.56 kampeermiddel:

een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan, of enig ander onderkomen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, en krachtens deze wet vastgestelde voorschriften een

omgevingsvergunning is vereist en met geen grotere afmeting dan 25 m2.

1.57 karakteristiek gebouw:

een gebouw dat wegens zijn verschijningsvorm of zijn cultuurhistorische betekenis van zodanig belang is voor het karakter van het desbetreffende deel van het plangebied, dat dit belang de toepassing van bijzondere voorschriften ten aanzien van de bouwmogelijkheden rechtvaardigt.

1.58 kas:

een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steun constructie en een afdichting van glas, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.

1.59 kunststoftunnel:

een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdichting van kunststoffolie, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.

1.60 kleinschalig kamperen:

een vorm van kamperen waarbij maximaal 25 kampeermiddelen voor een korte periode en uitsluitend tussen 15 maart en 31 oktober zijn toegestaan.

1.61 kleinschalig wonen met zorg

een voorziening waar zorg verleend wordt voor de dagelijkse levensbehoeften en/of zorg op maat wordt verleend aan ouderen, mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap of daarmee vergelijkbare categorieën mensen.

1.62 kwetsbaar object:
  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in het begrip beperkt kwetsbaar object;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
  • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
  • 2. scholen, of
  • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
  • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object, of
  • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • 3. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.63 landschappelijke beplanting:

opgaande, uit houtgewas bestaande beplanting, in hoofdzaak bestaande uit streekeigen soorten, ter verfraaiing van het landschap en/of ter inpassing van hierin voorkomende bouwwerken en werken.

1.64 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde bepaald wordt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.65 maatschappelijke voorzieningen / dienstverlening:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen/dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.

1.66 mantelzorg:

het bieden van zorg aan huis aan iemand die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, buiten bedrijfsmatig of organisatorisch verband.

1.67 molen:

bouwwerk bestemd en geschikt voor het benutten van windkracht.

1.68 monument:

een bouwwerk of een werk dat van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn betekenis voor de wetenschap of zijn cultuurhistorische waarde en dat als zodanig is opgenomen in de lijst van beschermde monumenten van rijk of gemeente, waardoor op het desbetreffende bouwwerk of werk de Monumentenwet, respectievelijk de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing is.

1.69 natuurkampeerterrein:

een kampeerterrein, geopend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, dat zich kenmerkt door eenvoud, rust en mooie ligging in de natuur.

1.70 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de hydrologie en door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk, als in onderlinge samenhang.

1.71 nevenactiviteit:

een ander gebruik naast het bestaande gebruik, maar daaraan ondergeschikt en waarbij het bestaande gebruik volwaardig blijft bestaan.

1.72 niet-permanente teeltondersteunende voorziening:

een kunststoftunnel of overkapping waarbij de afdichting of afdekking per jaar niet langer dan 5 maanden aaneengesloten is aangebracht.

1.73 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze wet luidde ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

1.74 open erf:

het deel van een bouwperceel, waarvoor geen bouwvlak is aangegeven, alsmede gronden binnen een bouwvlak die onbebouwd blijven.

1.75 paardenbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrij-activiteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

1.76 paardrijactiviteiten

het houden van paaarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en /of pony's in pension te stallen en te weiden;

1.77 perceelsgrens:

de scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut.

1.78 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.79 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.80 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomaat, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.81 stacaravan:

een aanhangwagen, zonder uitgebreide aanpassingen als één geheel verrijdbaar, die kan dienen als recreatief onderkomen, daaronder overnachting begrepen, met een lengte van meer dan 8 m en/of een breedte van meer dan 2,5 m, dan wel een ander, zonder uitgebreide aanpassingen als één geheel verrijdbaar, kampeermiddel, dat niet is of kan worden uitgerust om als aanhangwagen achter een motorvoertuig over de openbare weg te worden voortbewogen.

1.82 theetuin:

een aan de hoofdfunctie ondergeschikt horecabedrijf dat slechts beperkt is tot het verstrekken van alcoholvrije dranken en het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren. Een theeschenkerij (inpandig) wordt gelijk geschaard aan een theetuin.

1.83 verzorgd wonen

zelfstandige wooneenheden of woningen in een woonzorgcomplex, waarbij zorg 24 uur per dag op afroep beschikbaar kan zijn. Er is een zorgunit in de omgeving of binnen het woonzorgcomplex aanwezig. De zorg wordt verleend aan ouderen, mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap of daarmee vergelijkbare categorieën mensen.

1.84 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en waarvan de continuïteit ook op lange termijn in voldoende mate verzekerd is.

1.85 voorgevel:

de lijn die gelijk loopt aan de naar de straat gerichte voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van meer dan 1 straat moeten alle gevels van het hoofdgebouw, gelegen aan de straatkant, gezien worden als voorgevel.

1.86 webwinkel:

het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd. Er is geen sprake is van een voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom.

1.87 webwinkel bedrijventerrein

het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet. De goederen worden bezorgd of de goederen worden afgehaald en ter plaatse afgerekend. Er is geen sprake is van een voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom.

1.88 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.89 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, niet zijnde een woonwagen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.90 woning/woningeenheid:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.91 woongebouw:

een gebouw waarin meerdere wooneenheden aanwezig zijn met een gemeenschappelijke entree.

1.92 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de afstand tot de bouwperceelgrens

tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

Toelichting bij de goothoogte:

Als gootlijn wordt aangemerkt het snijpunt van het verticale gevelvlak met de bovenzijde van het aansluitende dakvlak.

De te toetsen goothoogte is die hoogte die representatief kan worden geacht voor de hoofdmassa. Onderstaande figuur toont voorbeelden wat onder de representatieve goothoogte wordt verstaan en wat onder ondergeschikte delen wordt verstaan. De ondergeschikte goothoogte mag niet meer dan 1/3e deel van de breedte van het dakvlak bedragen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.KOMBP20160003-vg01_0001.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.KOMBP20160003-vg01_0002.jpg"

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.8 peil
  • a. Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang of voorgevel zich bevindt binnen een maximale afstand van 5 meter tot de rand van de weg (inclusief stoep), geldt de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • b. Als aan een dijk wordt gebouwd en indien de voorgevel van een bouwwerk binnen een afstand van maximaal 5 meter uit de grens van de weg (dijk) ligt geldt de kruin van de dijk.
  • c. Als in of op de grens van water wordt gebouwd geldt het Nieuw Amsterdams Peil voor het bouwwerk.
  • d. In andere gevallen voor bouwwerk geldt de gemiddelde hoogte van het aanliggende, afgewerkte terrein, dat gelegen is binnen het desbetreffende bestemmingsvlak.

In algemene zin geldt dat:

  • e. Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.
  • f. Plaatselijke ophogingen aan de voet van het bouwwerk, die niet bij het verdere verloop van het terrein passen, blijven buiten beschouwing voor de hoogte van het peil. Ophogingen die noodzakelijk zijn voor de bouw, vallen niet onder deze plaatselijke ophogingen.
  • g. Voor een bouwwerk op een erf- of perceelgrens is het maatgevende peil aan die kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.

2.9 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische productie;
  • b. het weiden van dieren;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', volkstuinen;
  • d. watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder begrepen;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwregels bouwwerken geen gebouwen zijnde

Op de gronden met de bestemming Agrarisch voor zover gelegen buiten de bouwvlakken, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. niet-permanente teeltondersteunende voorzieningen zoals kunststoftunnels en overkappingen;
  • b. molens ten behoeve van de waterhuishouding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', bouwwerken geen gebouwen zijn ten behoeve van een volkstuin, zoals gereedschapskisten en plantenkasjes;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming.
3.2.2 Teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van de in 3.2.1 onder a. bedoelde teeltondersteunende voorzieningen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 6 m.

3.2.3 Molens

Bij de bouw van de in 3.2.1 onder b. bedoelde molens mag de ashoogte niet meer bedragen dan 6 m.

3.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bij de bouw van de in 3.2.1 onder c. en d. bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming Agrarisch wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik als volkstuin, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • b. een gebruik voor niet-grondgebonden agrarische productie in de vorm van teelt op tray-velden of op stellingen en/of containerteelt op lavas of beton;
  • c. een gebruik voor de verwerking van agrarische producten, voor zover dit gebruik meer bedraagt dan 250 m2 en een gebruik voor productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten, voor zover dit gebruik meer bedraagt dan 50 m2;
  • d. de opslag van mest;
  • e. de opslag van goederen en materieel in de openlucht uitsluitend ten behoeve van bedrijfsmatige grondgebonden agrarisch gerelateerde activiteiten, voor zover de oppervlakte van de opslag meer bedraagt dan 200 m2 per perceel en/of de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 2 m.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein  aangewezen gronden zijn, naar in onderstaande tabel nader aangegeven, bestemd voor de desbetreffende doeleinden van handel en bedrijf met bijbehorende erven, terreinen, beplanting en bewoning en daarbij behorende doeleinden:

ter plaatse van de aanduiding:   toegestane functie:  
bedrijf tot en met categorie 3.1   bedrijf tot en met categorie 3.1, zoals die op de tot het plan behorende "Staat van bedrijfsactiviteiten" is vermeld, dan wel behoort tot een bedrijf dat, in vergelijking tot bedrijven die wel mogelijk zouden zijn, niet in meerdere mate een blijvende onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu.  
bedrijf tot en met categorie 3.2   bedrijf tot en met categorie 3.2, zoals die op de tot het plan behorende "Staat van bedrijfsactiviteiten" is vermeld, dan wel behoort tot een bedrijf dat, in vergelijking tot bedrijven die wel mogelijk zouden zijn, niet in meerdere mate een blijvende onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu.  
verkooppunt motorbrandstoffen met lpg   verkooppunt motorbrandstoffen met lpg  
vulpunt lpg   een vulpunt voor lpg  
specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg   een opslag voor lpg  
kinderdagverblijf   een kinderdagverblijf  
specifieke vorm van bedrijf - nieuwe bedrijfswoningen   per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning met een maximum aantal van 15 bedrijfswoningen totaal  
zend- /ontvangstinstallantie   een zend- en ontvangstinstallatie  

met dien verstande dat niet zijn toegestaan bedrijven met een kavelgrootte van meer dan 5.000 m2, behoudens indien het betreft bestaande bedrijven.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op gronden met de bestemming Bedrijventerrein mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen, overkappingen daaronder mede begrepen, en bedrijfsinstallaties ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel genoemde functies;
  • b. bedrijfsbouwwerken ten behoeve van in de bestemmingsomschrijving van dit artikel genoemde functies;
  • c. uitsluitend bestaande bedrijfswoningen en maximaal 15 woningen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - nieuwe bedrijfswoningen';
  • d. bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging, de waterzuivering en de hemelwaterinfiltratie;
  • f. vlaggenmasten, licht- en reclamemasten/-zuilen;
  • g. zend-/ ontvangsinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ ontvangstinstallatie';
  • h. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, tuinmuren, pergola's en beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen;

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg" uitsluitend mogen worden gebouwd:

  • i. kiosken en bergingen en daarmee naar aard gelijk te stellen gebouwen;
  • j. luifels en overkappingen.
4.2.2 Bouwen buiten bouwvlak

Buiten het bouwvlak mogen, in tegenstelling tot het bepaalde in de algemene bouwregels van dit plan, worden gebouwd:

  • a. portiersloges, weegbruggen, fietsenstallingen, ruimten voor nutsvoorzieningen en daarmee te vergelijken gebouwen mogen, met dien verstande dat van deze gebouwen de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m en de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. de in 4.2.1 onder j genoemde bouwwerken.
4.2.3 Bebouwingspercentage

Voor het bouwen van de in 4.2.1 sub a t/m d genoemde gebouwen mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 80%, een en ander mits voldaan wordt aan het gestelde in 4.4.4.

4.2.4 Maatvoering bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de in 4.2.1 onder a genoemde bedrijfsgebouwen en bedrijfsinstallaties gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" is aangegeven, met dien verstande dat, indien de bestaande goothoogte hoger is, deze hogere maat maatgevend is;
  • b. de afstand tot de binnen het bouwvlak vallende bouwperceelgrenzen dient tenminste 5 m te bedragen.
4.2.5 Maatvoering bouwwerken

Voor het bouwen van de in 4.2.1 onder b genoemde bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. voor zover het vrijstaande bouwwerken betreft mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. indien het bouwwerk deel uitmaakt van een van de bedrijfsgebouwen moet voldaan worden aan het gestelde in 4.4.4.
4.2.6 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van de in 4.2.1 lid c genoemde bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. indien de bedrijfswoning deel uitmaakt van een van de bedrijfsgebouwen moet voldaan worden aan het gestelde in 4.2.4;
  • b. in het andere geval mogen de goothoogte en de bouwhoogte niet meer bedragen dan 6 m respectievelijk 11 m, met dien verstande dat, indien de bestaande goothoogte of bouwhoogte hoger is, deze hogere maat maatgevend is.
4.2.7 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van de in 4.2.1 onder d genoemde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  • b. het aantal bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3;
  • c. de goothoogte van aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,30 m;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m.
4.2.8 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in 4.2.1 onder e genoemde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 m.

4.2.9 Vlaggenmasten en reclamezuilen

Voor het bouwen van de in 4.2.1 onder f genoemde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 6 m.

4.2.10 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in 4.2.1 onder h. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van toegangspoorten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 2 m, mits deze op minimaal 1 m achter de naar de weg gekeerde voorgevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dat 2 m bedragen.
4.2.11 Kiosken en bergingen

Voor het bouwen van de in 4.2.1 onder i genoemde gebouwen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 4 m.

4.2.12 Luifels en overkappingen

Voor het bouwen van de in 4.2.1 onder j genoemde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 7 m en mag de oppervlakte niet meer bedragen dan 100 m2.

4.2.13 Zend-/ontvangstinstallatie

Voor het bouwen van de in 4.2.1 sub g genoemde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 40 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afstand perceelsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.4 onder b met dien verstande dat, ingeval sprake is van meerdere aaneen gebouwde bedrijven, ter plaatse van de gemeenschappelijke bouwperceelgrens deze afstand 0 m mag bedragen en deze afstand tenminste 2,50 m dient te bedragen, indien de bereikbaarheid (voor bijvoorbeeld de brandweer) van de gebouwen hierdoor niet wordt belemmerd en de bouwhoogte zich verhoudt tot de afstand tot de perceelgrens als 2:1.

4.3.2 Kavelgrootte bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen, uitsluitend voor wat betreft het in dit plan opgenomen bedrijventerrein Doejenburg II in Maurik, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 voor een kavelgrootte van meer dan 5.000m2, met dien verstande dat:

  • 1. er sprake is van een aan de gemeente gebonden bedrijf;
  • 2. de bedrijfsvoering een ruimere kavelgrootte noodzakelijk maakt.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Verbodsbepaling geluidzoneringsplichtige inrichtingen

Geluidzoneringsplichtige inrichtingen, waarbij in een bestemmingsplan, op basis van de Wet geluidhinder en krachtens deze wet vastgestelde voorschriften, rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld, zijn niet toegestaan.

4.4.2 Verbodsbepaling detailhandel

Onder gebruik in strijd met de bestemming Bedrijventerrein wordt in ieder geval verstaan het gebruik rechtstreeks ten behoeve van detailhandel, met dien verstande dat wel is toegestaan:

  • a. detailhandel, als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
  • b. detailhandel in automobielen, boten en caravans;
  • c. detailhandel in grove bouwmaterialen;
  • d. detailhandel in goederen, welke vanwege het daaraan verbonden gevaar voor brand, explosie en/of milieuverstoring niet op een verantwoorde wijze elders in de dorpsbebouwing in te passen is.
4.4.3 Opslag van goederen

Ten aanzien van het gebruik van het open erf voor de opslag van materialen en goederen
en de stalling van voertuigen dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:

  • a. het open erf, gelegen buiten de bouwgrenzen, mag niet voor de opslag of de stalling worden gebruikt;
  • b. indien het betreft het open erf gelegen binnen 5 m vanaf de zijdelingse of achtergelegen bouwperceelgrenzen, mag, door de opslag of de stalling, de brandveiligheid en de bereikbaarheid (bijv. voor de brandweer) van gebouwen niet worden belemmerd;
  • c. van de opslag mag de hoogte, gerekend vanaf peil, niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “maximum hoogte opslag (m)” de hoogte van de opslag niet meer mag bedragen dan is aangegeven.
4.4.4 Parkeren

Op gronden met de bestemming Bedrijventerrein dient, ten behoeve van het parkeren van personenauto's, open erf te blijven met een zodanige omvang dat voorzien kan worden in minimaal één parkeerplaats per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak.

4.4.5 BEVI- inrichtingen

Onder gebruik in strijd met de bestemming Bedrijventerrein wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een risicovolle bedrijfsactiviteit zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, behoudens bestaande risicovolle activiteiten, in welk geval geldt dat het (bestaande) plaatsgebonden risico niet mag toenemen;
  • b. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • c. de stalling van tankwagens met ADR-geclassificeerdegevaarlijke stoffen, waaronder worden verstaan stoffen die zijn ingedeeld op basis van hun gevaareigenschappen in het "Accord européen relatief au transport international de marchandises Dangereuses par Route" (ADR), zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
4.4.6 Kantoren

Op gronden met de bestemming Bedrijventerrein zijn nieuwe zelfstandige kantoorvestigingen niet toegestaan.

4.4.7 Verblijf van niet- of verminderd zelfredzame personen

Op gronden met de bestemming Bedrijventerrein is het verblijf van een niet- of verminderd zelfredzame groep van personen niet toegestaan voor zover deze gronden zijn gelegen binnen 150 m van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding “vulpunt lpg” of binnen 150 m van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg”.

4.4.8 Kinderdagverblijf en vulpunt LPG
  • a. In afwijking van het bepaalde in 4.4.7 is ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf' het verblijf van kinderen toegestaan, zij het dat dit verblijf uitsluitend overdag (vanaf 7.00 uur tot 19.00 uur) is toegestaan.
  • b. Het vullen van het als zodanig aangeduide 'vulpunt lpg' is uitsluitend toegestaan in de avond en nacht (vanaf 20.00 uur tot 6.00 uur door de week, en vanaf zaterdagmiddag tot maandagochtend vanaf 13.00 uur tot 6.00 uur).
4.4.9 Webwinkel

Gebruik van ruimten ten behoeve van een webwinkel bedrijventerrein wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover de volgende bepalingen in acht worden genomen:

  • a. het assortiment is alleen te bezichtigen via internet en catalogus en niet ter plaatse;
  • b. het parkeren ten behoeve van het bedrijf moet op eigen terrein plaatsvinden;
  • c. levering van producten vindt hoofdzakelijk plaats via post of pakketservice.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Ander type bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de bestemmingsomschrijving van dit artikel voor het vestigen van een bedrijf, dat past binnen het met het plan beoogde karakter van het betreffende deel van het bedrijventerrein en volgens 4.1 niet is toegestaan, indien en voor zover uit een nader onderzoek is gebleken dat voor het betreffende bedrijf, met het oog op de aard, omvang en mate van beïnvloeding van de omgeving, geen grotere afstand tot een rustige woonwijk, dan wel een rustig buitengebied, behoeft te worden aangehouden dan voor de bedrijven die wel zijn toegestaan, geldt.

4.5.2 Bouw eerste bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 4.2.1, - voorzover gronden niet zijn aangeduid als 'specifieke vorm van bedrijf - nieuwe bedrijfswoningen' - voor de bouw van ten hoogste één bedrijfswoning per bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. vanuit bedrijfsmatig oogpunt is aangetoond dat de bedrijfswoning noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
  • b. de bedrijfswoning uit milieuhygiënisch oogpunt geen onevenredige belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven;
  • c. de bedrijfswoning niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning - uitgesloten”.
4.5.3 Grootschalige detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 4.4.2 voor het gebruik rechtstreeks ten behoeve van detailhandel in woninginrichting, meubelen, keukens, sanitair, tegels, (motor)rijwielhandel, detailhandel in dierbenodigdheden, detailhandel in sportartikelen, alsmede bouw- en doe-het-zelf-producten (bouwmarkt), grootschalige detailhandel ten behoeve van de agrarische bedrijfstak en tuincentra, indien het niet mogelijk is deze op een ruimtelijk dan wel stedenbouwkundig verantwoorde wijze in te passen in een dorpskern en door het verlenen van de omgevingsvergunning het distributiepatroon niet onevenredig wordt verstoord.

4.5.4 Norm parkeren op eigen terrein

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 4.4.2 indien strikte toepassing van deze bepaling zou leiden tot reservering van gronden voor een zodanig aantal parkeerplaatsen, dat daardoor de werkelijke behoefte ver zal worden overschreden.

4.5.5 Vestiging van een motorbrandstoffen verkooppunt

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor de vestiging van een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg en daarbij behorende doeleinden, onder voorwaarde dat:

  • a. de overige bepalingen van dit artikel in acht worden genomen met dien verstande dat opslagtanks, pompeilanden en overkappingen met een maximale hoogte van 5 m buiten het bouwvlak gesitueerd mogen worden;
  • b. de nieuwvestiging verkeerskundig inpasbaar is;
  • c. de nieuwvestiging stedenbouwkundig inpasbaar is;
  • d. de nieuwvestiging milieutechnisch inpasbaar is;
  • e. ten aanzien van de financieel-economische uitvoerbaarheid moeten sluitende afspraken worden gemaakt met de ontwikkelende partij.
4.5.6 Gebruik in relatie tot de veiligheidszones

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 4.4.6 en 4.4.7 met dien verstande dat:

  • a. het object zich niet mag bevinden binnen gronden ter plaatse van de aanduiding "Veiligheidszone - lpg";
  • b. het toelaten van het object op grond van een verantwoording van het groepsrisico in overeenstemming met het gestelde in artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, verantwoord wordt geacht .
4.5.7 Incidenteel gebruik kinderdagverblijf in de avond

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 4.4.8 teneinde incidenteel verblijf van kinderen in de avond (na 19.00 uur) toe te kunnen staan, onder voorwaarde dat vooraf gewaarborgd is, dat het vullen van het vulpunt lpg niet plaatsvindt tijdens het verblijf van de kinderen in het kinderdagverblijf.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen door het verwijderen van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg" en het verwijderen van de aanduiding "vulpunt lpg" indien uit een intrekking van een omgevingsvergunning blijkt dat het verrichten van de risicovolle activiteiten niet meer is toegestaan.

4.6.2 Toestaan BEVI inrichting

Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen voor het vestigen van een risicovolle bedrijfsactiviteit zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico dient te zijn gelegen:
    • 1. binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting; en/of:
    • 2. op gronden met de bestemming verkeer, groen en/of water; en/of
    • 3. ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - lpg";
  • b. het invloedsgebied, zijnde het gebied als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, waarin volgens bij regeling van Onze Minister gestelde regels personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico, mag niet liggen over:
    • 1. een woongebied;
    • 2. een object, bedoeld voor het verblijf van een niet- of verminderd zelfredzame groep van personen; en
    • 3. een gebouw waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn;
  • c. het toelaten van de risicovolle inrichting wordt op grond van een verantwoording van het groepsrisico in overeenstemming met het gestelde in artikel 12 en 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, verantwoord geacht;
  • d. in zoverre nodig nadere regels worden opgenomen.

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandels- en bedrijven, zakelijke- en maatschappelijke dienstverlening, openbare- en bijzondere doeleinden, ateliers voor kunstenaars;
  • b. doeleinden van handel en bedrijf die behoren tot maximaal categorie 2, zoals deze op de tot het plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten zijn vermeld;
  • c. bijbehorende bewoning, incl. mantelzorg en daarbij behorende doeleinden.
  • d. alsmede voor:

ter plaatse van de aanduiding:   toegestane functie:  
horeca   een horecabedrijf tot en met horecacategorie 2, zoals opgenomen in de tot het plan behorende “Staat van horecabedrijven"  
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bebouwing

Op gronden met de bestemming Centrum mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen zoals verkoopruimten, showrooms, werkplaatsen, ateliers en zaalruimten;
  • b. bij de bedrijfsgebouwen behorende opslagruimten, bergingen en bedrijfsbouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. ten hoogste het bestaande aantal woningen;
  • d. bij de woning behorende bijbehorende bouwwerken;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen, tuinmuren, pergola's en beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen.
5.2.2 Bebouwingspercentage

Voor het bouwen van de in 5.2.1 onder a, b en c genoemde gebouwen mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 60%.

5.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de in 5.2.1 onder a en b genoemde bouwwerken mag de goothoogte niet meer bedragen dan 6 m en de bouwhoogte niet meer bedragen dan 11 m, met dien verstande dat:

  • a. indien de bestaande goothoogte hoger is, deze hogere maat maatgevend is;
  • b. voor zover de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" is opgenomen, de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan ter plaatse van die aanduiding is aangegeven.
5.2.4 Woningen

Voor het bouwen van de in 5.2.1 onder c genoemde woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 6 m respectievelijk 11 m, met dien verstande dat, indien de bestaande goothoogte hoger is, deze hogere maat maatgevend is.
5.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van de in 5.2.1 onder d genoemde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  • b. de bijbehorende bouwwerken moeten zodanig worden gesitueerd dat op het bouwperceel ten hoogste drie bijbehorende bouwwerken aanwezig zijn, tenzij strikte toepassing van deze bepaling zou leiden tot een ondoelmatige situering van het betreffende bijbehorende bouwwerk;
  • c. de goothoogte van aan het hoofdgebouw (i.c. de woning) aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,30 m;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m.
5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in 5.2.1 onder e genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van toegangspoorten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels c.q. het verlengde daarvan mag niet meer dan 2 m bedragen mits deze op minimaal 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat voor pergola's de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m, voor beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m en voor vlaggenmasten en licht- en reclamemasten de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming Centrum wordt in ieder geval begrepen:

  • a. de opslag van consumentenvuurwerk;
  • b. het gebruik van gronden als theetuin.
5.3.2 Mantelzorg

Gebruik van ruimten ten behoeve van mantelzorg, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt indien:

  • a. de inwoning plaats vindt in het hoofdgebouw en geen groter vloeroppervlak in beslag neemt dan 75 m2;
  • b. er sprake is van een gemeenschappelijke entree;
  • c. het verbouwde gedeelte voor inwoning technisch/functioneel altijd weer bij de oorspronkelijke woning kan worden betrokken.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en bermen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. voorzieningen voor de waterhuishouding, waterberging, waterzuivering en hemelwaterinfiltratie;
  • e. het tijdelijk plaatsen van kramen en wagens ten behoeve van het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel ten behoeve van het aanbieden van diensten;
  • f. de bestaande volkstuinen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • g. inpandige opslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • h. in- en uitritten;
  • i. buis- en kabelverbindingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomstige doeleinden;
  • j. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bebouwing

Op gronden met de bestemming Groen mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. zitbanken, beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen;
  • b. toestellen voor sport en spel;
  • c. terreinafscheidingen en (keer)muren;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals lichtmasten en verkeers- en verwijsborden;
  • e. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging, de waterzuivering en de hemelwaterinfiltratie;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuinen' plantenkasjes en verblijven voor huisdieren, in de vorm van bouwwerken geen gebouwen zijnde, met een maximale oppervlakte van 10 m2 en een maximale bouwhoogte van 2,5 m; alsmede niet-permanente teeltondersteunende voorziening (in de vorm van een tijdelijke kas) met een bouwhoogte van maximaal 2,5 m.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'opslag: binnen het bouwvlak zijn bouwwerken ten behoeve van opslag toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m.
6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in 6.2.1 genoemde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van de in 6.2.1 onder a genoemde beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • b. de bouwhoogte van de in 6.2.1 onder b genoemde toestellen voor sport en spel niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. de bouwhoogte van de in 6.2.1 onder c genoemde terreinafscheidingen en (keer)muren niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • d. de bouwhoogte van de in 6.2.1 onder d genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer mag bedragen dan 10 m;
  • e. de bouwhoogte van de in 6.2.1 onder e genoemde bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1 m en de oppervlakte daarvan mag niet meer bedragen dan 2 m2;
  • f. de bouwhoogte van de in 6.2.1 onder f genoemde bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1 m.
6.3 Afwijken van de gebruiksregels
6.3.1 Omgevingsvergunning parkeervoorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de bestemmingsomschrijving van dit artikel ten behoeve het gebruik van de gronden voor en van de aanleg van parkeervoorzieningen met dien verstande dat:

  • a. de parkeervoorzieningen uitsluitend bedoeld zijn om de parkeerdruk ter plaatse te ondervangen;
  • b. geen onevenredige belemmering voor de verkeersstromen ter plaatse ontstaat;
  • c. geen onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu ter plaatse ontstaat;
  • d. het parkeren niet doeltreffend op eigen terrein van woningen, of andere functies waar het parkeren bij behoord, gerealiseerd kan worden;
  • e. er geen onevenredige aantasting van een structurele groenvoorziening ontstaat;
  • f. indien het verhard oppervlak toeneemt, aangegeven wordt op welke wijze wordt voorzien in compenserende maatregelen voor hemelwaterinfiltratie/-berging.
6.3.2 Omgevingsvergunning tuin

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de bestemmingsomschrijving van dit artikel voor het gebruik van de gronden als tuin, mits er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:

  • a. structureel groen;
  • b. een goede woon- en leefsituatie;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. maatschappelijke voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening met in achtname van in onderstaande tabel nader aangegeven functies;

b. bijbehorende bewoning en daarbij behorende doeleinden;

c. ondergeschikte horecavoorzieningen ten dienste van deze functie;

d. alsmede voor:

ter plaatse van de aanduiding:   toegestane functie:  
specifieke vorm van maatschappelijk - paramedische praktijk, zwembad en trainingsruimte   een paramedische praktijk, zwembad en trainingsruimte  
7.1.2 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - paramedische praktijk, zwembad en trainingsruimte' is het gebruik van gronden en opstallen gekoppeld aan de volgende voorwaardelijke verplichtingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' dient binnen 2 maanden na het onherroepelijk worden van het ruimtelijk plan, een geluidscherm te zijn geplaatst en te worden in stand gehouden, met een breedte van minimaal 20 m, een hoogte van minimaal 2 m en een geluidsisolatiewaarde van minimaal 20 dB(A).
  • b. binnen de bestemming Maatschappelijk is parkereren ten behoeve van de (bedrijfs)woning toegestaan; ten behoeve van de maatschappelijke bestemming is parkeren uitsluitend toegestaan voor minder valide bezoekers van de paramedische praktijk, zwembad en/of trainingsruimte , waarbij de volgende aanvullende voorwaarden gelden:
    • 1. er zijn maximaal 8 parkeerplaatsen toegestaan binnen de bestemming;
    • 2. er mag uitsluitend overdag ( vanaf 7.00 uur) en in de avond tot maximaal 20.30 uur gebruik worden gemaakt van de parkeerplaatsen binnen de bestemming.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bebouwing

Op gronden met de bestemming Maatschappelijk mogen, voor zover niet ter plaatse van de aanduiding begraafplaats, uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel genoemde functies;
  • b. bijbehorende fietsenstallingen en bergingen;
  • c. ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen
  • d. bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken;
  • e. bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.2 Bebouwingspercentage

Voor het bouwen van de in 7.2.1 onder a en b genoemde bouwwerken mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 60%, met dien verstande dat, voor zover een aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" is opgenomen, het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan ter plaatse van die aanduiding is aangegeven.

7.2.3 Gebouwen

Voor het bouwen van de in 7.2.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. voor zover de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte(m)" is opgenomen, de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan ter plaatse van die aanduiding is aangegeven;
  • b. indien er geen aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte(m)" is opgenomen mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.
7.2.4 Gebouwen: fietsenstallingen en bergingen

Voor het bouwen van de in 7.2.1 onder b genoemde bijbehorende fietsenstallingen en bergingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. fietsenstallingen mogen zowel binnen als buiten een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
7.2.5 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van de in 7.2.1 onder c genoemde bedrijfswoning geldt de volgende bepalingen:

  • a. de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte(m)" is aangegeven;
7.2.6 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van de in 7.2.1 onder d genoemde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  • b. de bijbehorende bouwwerken moeten zodanig worden gesitueerd dat op het bouwperceel ten hoogste drie bijbehorende bouwwerken aanwezig zijn, tenzij strikte toepassing van deze bepaling zou leiden tot een ondoelmatige situering van het betreffende bijbehorende bouwwerk;
  • c. de goothoogte van aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,30 m;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m.
7.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in 7.2.1 onder e genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van toegangspoorten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m en van een geluidsscherm, ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm' waarvan de hoogte minimaal 2 m en maximaal 2,5 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels c.q. het verlengde daarvan mag niet meer dan 2 m bedragen mits deze op minimaal 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat voor pergola's de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m, voor beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m en voor vlaggenmasten en licht- en reclamemasten de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.

Artikel 8 Tuin - Gaarde

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin - Gaarde aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin, moestuin, boomgaard, akker, weide en daarmee gelijk te stellen doeleinden;
  • b. behoud en herstel van het zicht op de stadsmuur en stadswal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - aanvullend vergunningstelsel';
  • c. de bestaande volkstuinen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • d. voorzieningen voor de waterhuishouding, waterberging, waterzuivering en hemelwaterinfiltratie.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegestane bebouwing

Op gronden met de bestemming Tuin - Gaarde mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. plantenkasjes en verblijven voor huisdieren, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'volkstuinen' geen gebouwen zijn toegestaan, met uitzondering van niet-permanente teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van een tijdelijke kas) met een bouwhoogte van maximaal 2,5 m.; het bepaalde in 8.2.2. is niet van toepassing op niet-permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, waterzuivering en hemelwaterinfiltratie;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe omvang ten dienste van de bestemming, zoals terreinafscheidingen, voerbakken en waterpompen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - prieel' is het bouwen van maximaal één prieel toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale bebouwde oppervlakte van 15 m2;
  • e. indien en voorzover een bouwvlak binnen een bestemmingsvlak is aangeduid: uitsluitend één gebouw binnen het bouwvlak, ten dienste van de bestemming, met een maximale bebouwde oppervlakte van 30 m2, een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 4m;
  • f. bestaande bouwwerken: bestaande bouwwerken die niet tot de genoemde bouwwerken onder a t/m e. behoren en/of qua maatvoering afwijken van het bepaalde binnen deze bestemming, worden geacht te voldoen aan het plan en mogen worden gehandhaafd en herbouwd.
8.2.2 Plantenkasjes en verblijven voor dieren

Voor het bouwen van de in 8.2.1 onder a genoemde plantenkasjes en verblijven voor huisdieren gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bouwwerk worden gerealiseerd;
  • b. de oppervlakte per bouwwerk mag niet meer bedragen dan 12 m2;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in 8.2.1 onder b en c genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m.

8.3 Specifieke bouwregels voor de gronden met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van tuin - aanvullend vergunningstelsel'

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van tuin - aanvullende aanlegvergunningstelsel' mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. erfafscheidingen met geen grotere hoogte dan 1 m.
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe omvang, zoals terreinafscheidingen, voerbakken en waterpompen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding, de waterzuivering en de hemelwaterinfiltratie, waarvan de hoogte niet meer dan 1 m mag bedragen.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming Tuin - Gaarde wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de opslag van mest;
  • b. de opslag van goederen en materieel in de openlucht;
  • c. het gebruik als paardenbak, tennisbaan en zwembad.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op gronden met de bestemming Tuin - Gaarde de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden die direct zijn gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van baggerspecie, grond, puin of afvalmaterialen, voor zover deze van elders zijn aangevoerd;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, voor zover het bestaande maaiveld met meer dan 0,5 m wordt verlaagd of verhoogd over een groter aaneengesloten oppervlak dan 25 m2;
  • c. het aanleggen van verhardingen met een groter aaneengesloten oppervlak dan 100 m2;
  • d. het beplanten van gronden met hoogopgaande beplanting, houtgewassen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - aanvullende vergunningstelsel';
  • e. het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
8.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.5.1 onder a t/m d vervatte verboden geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent;
  • b. werken en werkzaamheden, voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een vergunning is verleend ingevolge de Ontgrondingenwet;
  • c. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  • d. indien en voor zover de Boswet of de gemeentelijke kapverordening van toepassing is.
8.5.3 Criteria

Het bevoegd gezag gaat pas over tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, als bedoeld in 8.5.1 onder a t/m d, indien uit een nader onderzoek is gebleken dat door de beoogde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan te verwachten directe of indirecte gevolgen, de landschappelijke waarden en de natuurwaarden of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

De werken en werkzaamheden, als bedoeld in 8.5.1 onder f, zijn slechts toelaatbaar, indien door deze werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de lucht en/of de bodem niet onevenredig wordt verontreinigd door stoffen, die hetzij door hun aard, hetzij door de hoeveelheid, uit het oogpunt van de volksgezondheid, gevaar opleveren voor de bewoners van woningen, welke op de omliggende gronden aanwezig dan wel geprojecteerd zijn.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet- en fietspaden, met bermen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. afwateringsdoeleinden;
  • e. buis- en kabelverbindingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomstige doeleinden;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. het tijdelijk plaatsen van kramen en wagens ten behoeve van het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel ten behoeve van het aanbieden van diensten, met dien verstande dat indien de direct aangelegen bestemming de bestemming Bedrijventerrein is dit gebruik niet is toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' parkeervoorzieningen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - rotonde' zijn de gronden tevens bestemd voor het plaatsen van reclame-uitingen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegestane bebouwing

Op de gronden met de bestemming Verkeer mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. abri's;
  • b. zitbanken, beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen;
  • c. terreinafscheidingen en (keer)muren;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals lichtmasten en verkeers- en verwijsborden;
  • e. weg- en waterbouwkundige kunstwerken, zoals bruggen en duikers;
  • f. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen,
  • h. alsmede, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - rotonde' reclame-uitingen op of in de vorm van bouwwerken geen gebouwen zijnde en overige voorzieningen.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in 9.2.1 onder a t/m h. genoemde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van de in 9.2.1 onder a genoemde abri's niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van de in 9.2.1 onder b genoemde beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. de bouwhoogte van de in 9.2.1 onder c genoemde terreinafscheidingen en (keer)muren niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • d. de bouwhoogte van de in 9.2.1 onder d genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer mag bedragen dan 10 m;
  • e. de bouwhoogte van de in 9.2.1 onder f genoemde bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1 m en de oppervlakte daarvan mag niet meer bedragen dan 2 m2;
  • f. de bouwhoogte van de in 9.2.1 onder g genoemde toestellen voor sport en spel niet meer mag bedragen dan 4 m.

9.3 Afwijken van de gebruiksregels
9.3.1 Omgevingsvergunning wonen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 9.1 voor het gebruik van de gronden als Wonen, mits er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:

  • a. structureel groen;
  • b. een goede woon- en leefsituatie;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bewoning en daarbij behorende doeleinden, incl. mantelzorg en/of aan huisgebonden beroep of bedrijf en/of webwinkel.

alsmede,

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - huisartsenpraktijk en apotheek', voor een huisartsenpraktijk en apotheek;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' voor een complex voor verzorgd wonen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Toegestane bebouwing

Op gronden met de bestemming “Wonen” mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. bij de woningen behorende bijbehorende bouwwerken;
  • c. gebouwen ten dienste van de functies als bedoeld onder 10.1 onder b en c.
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

10.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van de in 10.2.1 onder a genoemde woningen (i.c. hoofdgebouwen) gelden de bepalingen zoals deze in de onderstaande tabel zijn opgenomen, met dien verstande dat, indien de bestaande goothoogte hoger is, deze hogere maat maatgevend is.

Ter plaatse van de aanduiding   Toegestane bouwvorm   Bouwhoogte
 
(meters)
   
Goothoogte
 
(meters)
   
Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens (zie ook 10.2.4 en 10.2.5)  
specifieke bouwaanduiding - bv   vrijstaand   10   5   3  
specifieke bouwaanduiding - cv   vrijstaand   12   6   3  
specifieke bouwaanduiding - cvh   vrijstaand of twee-aaneen   12   6   3  
specifieke bouwaanduiding - g   gestapeld   zie verbeelding   zie verbeelding    
10.2.3 Situering voorgevel

Ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van een woning richting de 'gevellijn' georiënteerd te zijn.

10.2.4 Uitzondering afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

Niet van toepassing is het gestelde in 10.2.2 ten aanzien van de afstand van een hoofdgebouw tot de perceelsgrens indien het betreft een gemeenschappelijke perceelsgrens tussen woningen die aan elkaar mogen worden gebouwd.

10.2.5 Bestaande afstand zijdelingse perceelsgrens

De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag minder bedragen dan in 10.2.2 genoemd, indien de bestaande afstand geringer is, met dien verstande dat in dat geval de afstand niet minder mag bedragen dan de bestaande afstand.

10.2.6 Bouwdiepte

De bouwdiepte van een woning mag niet meer bedragen dan 15 m, met dien verstande dat, indien de bestaande bouwdiepte meer bedraagt, de bestaande bouwdiepte maatgevend is.

10.2.7 Bebouwingspercentage

Voor het bouwen van de in 10.2.1 genoemde bouwwerken mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 60%, met dien verstande dat, voor zover een aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" is opgenomen, het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan ter plaatse van die aanduiding is aangegeven.

10.2.8 Maximum aantal woningen

Het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal tenzij op de verbeelding een maximaal aantal woningen is aangegeven.

10.2.9 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de in 10.2.1 onder b genoemde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van bijbehorende bouwwerken binnen de dubbelbestemming Waarde - Beschermd stads en dorpsgezicht en bijbehorende bouwwerken bij gebouwen aangewezen als een Rijksmonument, gemeentelijk monument of karakteristieke pand, mag niet meer bedragen dan:

Totale perceelsgrootte\
 
Maximum oppervlak aan bijbehorende
bouwwerken  
tot 500 m2
 
75 m2  
vanaf 500 m2 tot 1500 m2
 
100 m2  
vanaf 1500 m2
 
150 m2
 
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen de dubbelbestemming Waarde - Beschermd stads en dorpsgezicht en bijbehorende bouwwerken bij gebouwen aangewezen als een Rijksmonument, gemeentelijk monument of karakteristieke pand mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  • c. het aantal vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen tenminste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • g. indien het een aangebouwd bijbehorende bouwwerken aan een hoofdgebouw betreft is het gestelde in sub e niet van toepassing en mag de goothoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,30 m;

alsmede

  • h. ter plaatse van aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hooiberg' is een hooiberg met een goothoogte van maximaal 6 m, een bouwhoogte van maximaal 10 m, en een bebouwde oppervlakte van maximaal 110 m2 toegestaan.
10.2.10 Erkers

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers voor de voorgevel gelden de volgende regels:

  • a. de breedte mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • b. de diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 meter vanaf de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 0,25 meter tot een maximum van 4 meter;
  • d. per perceel is maximaal 1 bijbehorend bouwwerk in de vorm van een erker toegestaan aan de voorgevel;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c is ter plaatse van de woning gelegen aan Beijerdstraat 3 te Beusichem een erker/uitbouw aan de voorgevel toegestaan met een maximale goothoogte van 5 m en een maximale bouwhoogte van 7 m.
10.2.11 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in 10.2.1 onder d genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van toegangspoorten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 2 m, mits deze op minimaal 1 m achter de naar de weg gekeerde voorgevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. bij hoekwoningen en andere situaties dan bedoelt onder lid a en b geldt dat, wanneer de erf- en terreinafscheiding gekeerd is naar de openbare weg of openbaar toegankelijk gebied er vanaf 1 meter hoogte een open constructie is toegestaan, tot een maximale hoogte van 2 meter.
  • d. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • e. de bouwhoogte van carports en overkappingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • f. de bouwhoogte van verlichtingselementen ter plaatse van de aanduiding 'zwembad' mag niet meer bedragen dan 5 m en het aantal niet meer dan 4;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en Wethouders kunnen middels een omgevingsverguning afwijken van het gestelde in 10.2.9 onder b voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen de dubbelbestemming Waarde - Beschermd stads en dorpsgezicht en bijbehorende bouwwerken bij gebouwen aangewezen als een Rijksmonument, gemeentelijk monument of karakteristieke pand, waarbij de oppervlakte niet meer bedragen dan:

Totale perceelsgrootte\
 
Maximum oppervlak aan bijbehorende
bouwwerken  
tot 500 m2
 
75 m2  
vanaf 500 m2 tot 1500 m2
 
100 m2  
vanaf 1500 m2
 
150 m2
 
  • b. als voorwaarde geldt dat door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit een positief advies moet worden afgegeven.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming Wonen wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van detailhandel in de vorm van een webwinkel.
10.4.2 Mantelzorg

Gebruik van ruimten ten behoeve van mantelzorg, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt

  • a. de inwoning plaats vindt in het hoofdgebouw en geen groter vloeroppervlak in beslag neemt dan 75 m2;
  • b. er sprake is van een gemeenschappelijke entree;
  • c. het verbouwde gedeelte voor inwoning technisch/functioneel altijd weer bij de oorspronkelijke woning kan worden betrokken.
10.4.3 Aan huis gebonden beroep of bedrijf

Gebruik van ruimten ten behoeve van een aan huis gebonden beroep of bedrijf wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover de volgende bepalingen in acht worden genomen:

  • a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van alle bestaande gebouwen mag gebruikt worden voor het aan huisgebonden bedrijf of beroep;
  • b. Het onbebouwde deel van het perceel van het bestemmingsvlak niet wordt gebruikt voor de beoogde activiteit, met uitzonderingen van parkeervoorzieningen die zijn afgestemd op de activiteit;
  • c. Degene die de activiteiten uitvoert, moet de bewoner van de woning zijn;
  • d. Geen detailhandel plaatsvindt, tenzij het als ondergeschikte activiteit van het bedrijf of beroep plaatsvindt;
  • e. Buitenopslag niet is toegestaan.
10.4.4 Webwinkel

Gebruik van ruimten ten behoeve van een webwinkel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover de volgende bepalingen in acht worden genomen:

  • a. de hoofdfunctie moet over tenminste 70 % van de totale inhoud van de gebouwen op het betreffende bouwperceel gehandhaafd blijven;
  • b. verkoop aan huis is niet toegestaan, alleen internetverkoop.
  • c. uitstalling, bezichtigen en buitenopslag van goederen is niet toegestaan;
  • d. opslag en verkoop van gevaarlijke stoffen e.d. zijn niet toegestaan;
  • e. de levering van de goederen mogen niet leiden tot onveilige verkeerssituaties;
  • f. reclame uitingen zijn niet toegestaan.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 2 archeologisch waardevol gebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 archeologisch waardevol gebied aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Bouwen

Voor het bouwen op gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 2 archeologisch waardevol gebied dient, overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Op voorwaarde dat het bouwwerk(en) betreft met een oppervlakte groter dan 30 m2.

11.2.2 Voorwaarden bouwen

Indien uit het onder 11.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Omgevingsvergunning bouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.1 indien:

  • a. het bouwwerk dient ter vervanging van een bestaand bouwwerk, waarbij de oppervlakte noch de diepte wordt uitgebreid;
  • b. het bouwwerk(en) betreft die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • c. de archeologisch waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden binnen de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 2 archeologisch waardevol gebied zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren

  • a. het afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, mengen, ontginnen, scheuren en woelen van gronden;
  • b. het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren of het aanbrengen van drainage;
  • c. het verwijderen van bestaande funderingen;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zachtfruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, of het rooien daarvan waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet, ruiter of rijwielpaden-/- banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
11.4.2 Uitzonderingen

Het in 11.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan 30 m2;
  • b. werken en werkzaamheden voor zover het betreft de herplant van een bestaande houtopstand, waaronder begrepen een bos, een boomgaard, zachtfruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel;
  • c. werken en werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande oppervlakteverhardingen, beplantingen langs wegen en bestaande traces van kabels en leidingen;
  • d. werken en werkzaamheden inden en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reed een omgevingsvergunning is verleend;
  • e. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  • f. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;
  • g. werken en werkzaamheden die archeologisch onderzoek betreffen.
11.4.3 Verlening
  • a. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in 11.4.1 kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
11.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een sloopregeling.
  • b. Aan de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,30 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 30 m2.
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloop werken van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddelijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 3 archeologisch onderzoeksgebied 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 archeologisch onderzoeksgebied 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Bouwen

Voor het bouwen op gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 3 archeologisch onderzoeksgebied 1 dient, overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Op voorwaarde dat

  • a. het bouwwerk(en) betreft waarbij de oppervlakte groter is dan 100 m2 en de grondwerkzaamheden diepen reiken dan 0,30 m onder het bestaande maaiveld;
  • b. het bouwwerk(en) betreft waarbij de oppervlakte kleiner is dan 100 m2 en de grondwerkzaamheden dieper reiken dan 0,30 m onder het bestaande maaiveld voor zover de bouw van de bouwwerk(en) plaatsvindt op een kleinere afstand van 50 m van gronden die bestemd zijn als Waarde - Archeologie 2 archeologisch waardevol gebied.
12.2.2 Voorwaarden bouwen

Indien uit het onder 12.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Omgevingsvergunning bouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.1 indien:

  • a. het bouwwerk dient ter vervanging van een bestaand bouwwerk, waarbij de oppervlakte noch de diepte wordt uitgebreid;
  • b. het bouwwerk(en) betreft die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • c. de archeologisch waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
  • d. het bouwwerk is gesitueerd binnen 3 m uit de fundering van een bestaand bouwwerk.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden binnen de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 3 archeologisch onderzoeksgebied 1 zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren

  • a. het afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, mengen, ontginnen, scheuren en woelen van gronden;
  • b. het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren of het aanbrengen van drainage;
  • c. het verwijderen van bestaande funderingen;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zachtfruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, of het rooien daarvan waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet, ruiter of rijwielpaden-/- banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
12.4.2 Uitzonderingen

Het in 12.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden in de bodem tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande maaiveld en met een oppervlakte kleiner dan 100 m2 voor zover de werken en werkzaamheden plaatsvinden op een grotere afstand dan 50 m van gronden die zijn bestemd als Waarde - Archeologie 2 archeologisch waardevol gebied
  • b. werken en werkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan 30 m2; voor zover de werken en werkzaamheden plaatsvinden op een kleinere afstand dan 50 m van gronden die zijn bestemd als Waarde - Archeologie 2 archeologisch waardevol gebied
  • c. werken en werkzaamheden voor zover het betreft de herplant van een bestaande houtopstand, waaronder begrepen een bos, een boomgaard, zachtfruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel;
  • d. werken en werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande oppervlakteverhardingen, beplantingen langs wegen en bestaande traces van kabels en leidingen;
  • e. werken en werkzaamheden inden en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reed een omgevingsvergunning is verleend;
  • f. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  • g. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;
  • h. werken en werkzaamheden die archeologisch onderzoek betreffen.
12.4.3 Verlening
  • a. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in 12.4.1 kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
12.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een sloopregeling.
  • b. Aan de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,30 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 100 m2.
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloop werken van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddelijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 4 archeologisch onderzoeksgebied 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 4 archeologisch onderzoeksgebied 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Bouwen

Voor het bouwen op gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 4 archeologisch onderzoeksgebied 2 dient, overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Op voorwaarde dat

  • a. het bouwwerk(en) betreft waarbij de oppervlakte groter is dan 1000 m2 en de grondwerkzaamheden dieper reiken dan 0,30 m onder het bestaande maaiveld;
  • b. het bouwwerk(en) betreft waarbij de oppervlakte kleiner is dan 1000 m2 en de grondwerkzaamheden dieper reiken dan 0,30 m onder het bestaande maaiveld voor zover de bouw van de bouwwerk(en) plaatsvindt op een kleinere afstand van 50 m van gronden die bestemd zijn als Waarde - Archeologie 2 archeologisch waardevol gebied.
13.2.2 Voorwaarden bouwen

Indien uit het onder 13.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Omgevingsvergunning bouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.1 indien:

  • a. het bouwwerk dient ter vervanging van een bestaand bouwwerk, waarbij de oppervlakte noch de diepte wordt uitgebreid;
  • b. het bouwwerk(en) betreft die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • c. de archeologisch waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
  • d. het bouwwerk is gesitueerd binnen 3 m uit de fundering van een bestaand bouwwerk.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden binnen de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 4 archeologisch onderzoeksgebied 2 zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren

  • a. het afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, mengen, ontginnen, scheuren en woelen van gronden;
  • b. het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren of het aanbrengen van drainage;
  • c. het verwijderen van bestaande funderingen;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zachtfruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, of het rooien daarvan waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet, ruiter of rijwielpaden-/- banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
13.4.2 Uitzonderingen

Het in 13.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden in de bodem tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande maaiveld en met een oppervlakte kleiner dan 1000 m2 voor zover de werken en werkzaamheden plaatsvinden op een grotere afstand dan 50 m van gronden die zijn bestemd als Waarde - Archeologie 2 archeologisch waardevol gebied
  • b. werken en werkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan 30 m2; voor zover de werken en werkzaamheden plaatsvinden op een kleinere afstand dan 50 m van gronden die zijn bestemd als Waarde - Archeologie 2 archeologisch waardevol gebied
  • c. werken en werkzaamheden voor zover het betreft de herplant van een bestaande houtopstand, waaronder begrepen een bos, een boomgaard, zachtfruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel;
  • d. werken en werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande oppervlakteverhardingen, beplantingen langs wegen en bestaande traces van kabels en leidingen;
  • e. werken en werkzaamheden inden en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reed een omgevingsvergunning is verleend;
  • f. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  • g. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;
  • h. werken en werkzaamheden die archeologisch onderzoek betreffen.
13.4.3 Verlening
  • a. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in 13.4.1 kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
13.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een sloopregeling.
  • b. Aan de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,30 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 1000 m2.
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloop werken van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddelijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 5 archeologisch onderzoeksgebied 3

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 5 archeologisch onderzoeksgebied 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Bouwen

Voor het bouwen op gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 5 archeologisch onderzoeksgebied 3 dient, overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Op voorwaarde dat

  • a. het bouwwerk(en) betreft waarbij de oppervlakte groter is dan 2000 m2 en de grondwerkzaamheden dieper reiken dan 0,30 m onder het bestaande maaiveld;
  • b. het bouwwerk(en) betreft waarbij de oppervlakte kleiner is dan 2000 m2 en de grondwerkzaamheden dieper reiken dan 0,30 m onder het bestaande maaiveld voor zover de bouw van de bouwwerk(en) plaatsvindt op een kleinere afstand van 50 m van gronden die bestemd zijn als Waarde - Archeologie 2 archeologisch waardevol gebied.
14.2.2 Voorwaarden bouwen

Indien uit het onder 14.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Omgevingsvergunning bouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.1 indien:

  • a. het bouwwerk dient ter vervanging van een bestaand bouwwerk, waarbij de oppervlakte noch de diepte wordt uitgebreid;
  • b. het bouwwerk(en) betreft die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • c. de archeologisch waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
  • d. het bouwwerk is gesitueerd binnen 3 m uit de fundering van een bestaand bouwwerk.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden binnen de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 5 archeologisch onderzoeksgebied 3 zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren

  • a. het afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, mengen, ontginnen, scheuren en woelen van gronden;
  • b. het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren of het aanbrengen van drainage;
  • c. het verwijderen van bestaande funderingen;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zachtfruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, of het rooien daarvan waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet, ruiter of rijwielpaden-/- banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
14.4.2 Uitzonderingen

Het in 14.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden in de bodem tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande maaiveld en met een oppervlakte kleiner dan 2000 m2 voor zover de werken en werkzaamheden plaatsvinden op een grotere afstand dan 50 m van gronden die zijn bestemd als Waarde - Archeologie 2 archeologisch waardevol gebied
  • b. werken en werkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan 30 m2; voor zover de werken en werkzaamheden plaatsvinden op een kleinere afstand dan 50 m van gronden die zijn bestemd als Waarde - Archeologie 2 archeologisch waardevol gebied
  • c. werken en werkzaamheden voor zover het betreft de herplant van een bestaande houtopstand, waaronder begrepen een bos, een boomgaard, zachtfruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel;
  • d. werken en werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande oppervlakteverhardingen, beplantingen langs wegen en bestaande traces van kabels en leidingen;
  • e. werken en werkzaamheden inden en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reed een omgevingsvergunning is verleend;
  • f. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  • g. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;
  • h. werken en werkzaamheden die archeologisch onderzoek betreffen.
14.4.3 Verlening
  • a. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in 14.4.1 kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
14.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een sloopregeling.
  • b. Aan de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,30 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 2000 m2.
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloop werken van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddelijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 15 Waarde - Beschermd stads en dorpsgezicht

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Beschermd stads en dorpsgezicht aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld van de binnen het beschermd stadsgezicht voorkomende, dan wel daaraan eigen cultuurhistorische waarden voor zover die bepaald worden door:

  • a. de architectonische waarden van de afzonderlijke gebouwen;
  • b. de historisch bepaalde rangschikking en samenhang van de gebouwen, waaronder mede begrepen bestaande open ruimtes tussen de gebouwen;
  • c. de landschappelijke inpassing van de gebouwen.

15.2 Bouwregels

Er mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig c.q. aansluitend aan de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestaande stedenbouwkundig beeld, voor zover betrekking hebbend op:

  • a. voorgevels;
  • b. goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
  • c. de breedte en de indeling van de voorgevel van de gebouwen;
  • d. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van de gebouwen;
  • e. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan situering, afmetingen en kapvormen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de instandhouding en herstel van het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving van de bebouwing;
  • c. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden;

Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op het behoud van de waarden van het beschermd dorpsgezicht.

15.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning af te geven winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit omtrent mogelijke aantasting van de waarden van het beschermd stadsgezicht.

Artikel 16 Waarde - Cultuurhistorie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden.

16.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
16.2.1 Verbod

Het is verboden op gronden met de bestemming Waarde - Cultuurhistorie een bouwwerk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

16.2.2 Uitzonderingen

Het in  16.2.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. sloopwerkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen;
  • b. sloopwerkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is verleend;
  • c. sloopwerkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  • d. sloopwerkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken.
16.2.3 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 16.2.1 kan alleen worden verleend indien, gehoord de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit is gebleken dat hierdoor cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende bouwwerken niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze cultuurhistorische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld dan wel worden teruggebracht.

Artikel 17 Waterstaat - Beheerszone watergang

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Beheerszone watergang aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. bescherming en beheer van de naastgelegen watergangen;
  • b. werkzaamheden in het kader van de verbetering van de naastgelegen watergangen.
17.2 Bouwregels

Op de in 17.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2 voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in 17.1 bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven overige bestemmingen, en uit een verklaring van de betrokken waterbeheerder is gebleken dat hierdoor waterstaatkundige belangen niet blijvend onevenredig worden geschaad.

Artikel 18 Waterstaat - Beheerszone waterweg

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Beheerszone waterweg aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het beheer van de aangrenzende rivier;
  • b. afvoer van water, ijs en sediment;
  • c. werkzaamheden in het kader van de vergroting van het waterbergend en - afvoerend vermogen van de aangrenzende rivier;

met dien verstande dat de gronden tevens zijn bestemd voor de op de plankaart eveneens aangegeven overige bestemmingen.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Op de gronden met de dubbelbestemming Waterstaat - Beheerszone waterweg mogen uitsluitend worden gebouwd masten ten behoeve van verlichting en bebakening van de aangrenzende rivier.

18.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bij de bouw van de in artikel 18.2.1 bedoelde masten mag de hoogte niet meer bedragen dan 10 m.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in .. voor de bouw van bouwwerken, indien en voorzover deze zijn toegestaan voor de in .. bedoelde, eveneens op de verbeelding voor deze gronden aangegeven, overige bestemmingen, indien hierdoor:

  • a. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad;
  • b. gehoord de betrokken rivierbeheerder, is gebleken dat hierdoor de waterstaatkundige belangen, de Beleidslijn grote rivieren mede in acht genomen, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

Artikel 19 Waterstaat - Waterkering

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in .. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder waterkerende functie bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd.
19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2 voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in 19.1 bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven overige bestemmingen, en uit een verklaring van de betrokken dijk- en waterbeheerder is gebleken dat hierdoor waterstaatkundige belangen niet blijvend onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de regels van dit plan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. gebruik als seksinrichting, zijnde een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
  • b. gebruik als escortbedrijf, zijnde een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
  • c. gebruik als smartshop, zijnde een ruimte waarin detailhandel plaatsvindt in psychotrope stoffen;
  • d. gebruik als coffeeshop, zijnde een alcoholvrije horecagelegenheid waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt;
  • e. gebruik als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • f. gebruik als woning, waarbij er meer woningen ontstaan dan het bestaande aantal woningen of zijn toegestaan middels deze planregels.

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels

22.1 Veiligheidszone - lpg
22.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG-installatie.

22.1.2 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in 22.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

22.1.3 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in 22.1.1 genoemde andere bestemmingen.

22.1.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de 22.1.2 en  22.1.3 voor het toestaan van de in 22.1.1 genoemde andere bestemmingen en het bouwen van gebouwen ten behoeve van die bestemmingen voor zover in overeenstemming met de andere bestemming, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

22.1.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  • a. het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - lpg' in verband met het verplaatsen van het LPG-vulpunt c.q. het verkleinen van de LPG-doorzet, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  • b. het verwijderen van het aanduidingsvlak 'veiligheidszone - lpg', mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de LPG-installatie wordt beëindigd.
22.2 Veiligheidszone - Veiligheidszone 2
22.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone 2' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG-installatie of een hoge druk aardgasleiding.

22.2.2 Kantoren

Op gronden met de aanduiding 'veiligheidszone 2' mag het gezamenlijk bruto vloeroppervlak van kantooractiviteiten binnen een bouwperceel bij nieuwvestiging/wijziging van een object niet meer bedragen dan 1.500 m2.

22.2.3 Verblijf van niet- of verminderd zelfredzame personen

Op gronden met de aanduiding veiligheidszone 2 is het verblijf van een niet- of verminderd zelfredzame groep van personen niet toegestaan.

22.2.4 Afwijken van de bouw- en gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 22.2.2en 22.2.3 mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het toelaten of wijzigen van het object moet op grond van een verantwoording van het groepsrisico in overeenstemming met het gestelde in artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen of artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen verantwoord worden geacht; hiertoe dient een advies van de veiligheidsregio ingewonnen te worden.
  • b. uit oogpunt van zelfredzaamheid kunnen nadere eisen worden gesteld bij de nieuwvestiging of aanpassing van een gebouw ten aanzien van: ·
    • 1. de maximale omvang van verblijfsruimten met een hoge personendichtheid (zoals kantoorruimten);
    • 2. de afstand van een verblijfsruimte tot een risicobron;
    • 3. de indeling van het gebouw ten opzichte van de risicobron;
    • 4. het toepassen van zo min mogelijk glas op korte afstand van de risicobron, en/of vluchtroutes die wegleiden van de risicobron.

 

22.3 Vrijwaringszone - dijk 1
22.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de waterkering.

22.3.2 Bouwregels

Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' mag niet worden gebouwd.

22.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van 22.3.2 , met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende dijk- en waterbeheerder.
22.4 Vrijwaringszone - dijk - 2

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de waterkering.

22.5 Vrijwaringszone - Molenbiotoop
22.5.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduidingen "Vrijwaringszone - molenbiotoop" gelden, aanvullend op de voor deze gronden aangegeven bestemmingen, nadere regels voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van de waarde als landschapsbepalend element.

22.5.2 Bouwregels

Bij de bouw van bouwwerken op gronden ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop" gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop 100 m" is het oprichten van nieuwe gebouwen niet toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop 186 m" mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan 7,5 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop 209 m" mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan 8,6 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop 220 m" mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan 8,4 m;

ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m" dient, in afwijking van het bepaalde in de voor deze gronden aangegeven bestemmingen, de volgende bepaling in acht genomen te worden: binnen deze zone mogen geen hogere gebouwen worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald, met dien verstande dat het voorgaande niet van toepassing is op de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte voor hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen binnen de bestemming "Wonen".

H = X/n + c·z

Waarin:

H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen);

X = de afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen; n = 50 (coëfficiënt voor het stedelijk gebied);

c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%);

z = askophoogte = 20 m.

22.5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.5.2 voor het bouwen van bouwwerken met een grotere maximale hoogte, waarbij de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan volgens de overigens voor de betreffende gronden aangegeven bestemmingen is toegestaan, mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. uit onderzoek is gebleken dat de windbelemmering niet dusdanig wijzigt dat de betreffende molen onvoldoende kan functioneren of anderszins blijvend onevenredig in zijn waarde wordt geschaad;
  • b. omtrent het voorgaande is een advies verkregen van een molendeskundige.

22.5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a Verbod

Het is verboden op de gronden met de aanduidingen "vrijwaringszone - molenbiotoop" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de gronden te beplanten met bomen.

b Voorwaarde

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 22.5.4 onder a zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, zoals door windbelemmering of belemmering van het uitzicht, geen onevenredig aantasting oplevert of kan opleveren voor het huidige en/of toekomstige functioneren als werktuig en/of voor de waarde van de molen als landschapsbepalend element.

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

23.1 Maten en maatvoeringen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijking van de in de regels en op de verbeelding gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van deze gegeven maten met dien verstande dat er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan:

  • a. het woon- en leefklimaat,
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving,
  • c. de waterhuishouding.
23.2 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de inrichting en het gebruik van woningen ten behoeve van Bed & breakfast, waaronder wordt verstaan een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt en bedoeld voor kortstondig, wisselend recreatief verblijf, indien en voor zover:

  • a. het betreft een woning, die tevens bewoond blijft;
  • b. niet meer dan 3 slaapkamers, ten behoeve van maximaal 6 personen, van de betreffende woning worden ingericht en gebruikt voor Bed & breakfast;
  • c. de Bed & breakfast voorziening niet functioneert als een zelfstandige woning;
  • d. indien is aangetoond dat Bed & breakfast niet gerealiseerd kan worden in de woning, kan gebruikt gemaakt worden van een bijbehorend bouwwerk;
  • e. parkeren plaats vindt op eigen terrein;
  • f. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen of voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
23.3 Erkers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van erkers buiten een bouwvlak, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:

  • a. de breedte mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • b. de diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 meter vanaf de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 0,25 meter tot een maximum van 4 meter;
  • d. per perceel is maximaal 1 bijbehorend bouwwerk in de vorm van een erker toegestaan aan de voorgevel.
23.4 Evenementen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van gronden voor het houden van meerdaagse evenementen, waaronder worden verstaan kermissen, jaarmarkten, tentfeesten en daarmee vergelijkbare evenementen.

23.5 Grenzen en aanduidingen

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van:

  • a. het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende redenen zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2,5 m;
  • b. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2,5 m;
  • c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
23.6 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de verbouw van een woning in verband met het verlenen van mantelzorg, indien en voor zover:

  • a. de verbouw noodzakelijk is om te voorzien in de behoefte aan inwoning ten behoeve van mantelzorg;
  • b. de inwoning plaats vindt in het hoofdgebouw en geen groter vloeroppervlak in beslag neemt dan 75 m2;
  • c. er sprake is van een gemeenschappelijke entree;
  • d. het verbouwde gedeelte voor inwoning technisch/functioneel altijd weer bij de oorspronkelijke woning kan worden betrokken;
  • e. indien in voldoende mate aangetoond kan worden dat geen (volledig) gebruik kan worden gemaakt van de woning, mag naast of in plaats van inwoning door verbouw van de woning ook inwoning plaats vinden in een bijbehorend bouwwerk of daarvoor bestemde unit / portocabin, mits voldaan wordt aan het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik ten behoeve van mantelzorg mag niet meer bedragen dan 60 m2,
    • 2. de afstand van het bijgebouw tot de woning mag niet meer bedragen dan 15 m;
    • 3. de getroffen functionele voorzieningen worden na afloop van het gebruik verwijderd.
    • 4. voor een unit / portocabin geldt dat deze in elk geval een woonkamer, keuken, badkamer en een slaapkamer heeft.
23.7 Extra woning

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de realisering van één extra woning, indien en voor zover:

  • a. Het uitsluitend gaat over splitsing van woningen, geen bedrijfswoning zijnde;
  • b. de extra woning wordt gerealiseerd binnen een bestaande woning met een grotere inhoud dan 1000 m3:
  • c. de extra woning een inhoud heeft van tenminste 300 m3.
23.8 Nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales, telefooncellen, geldautomaten en abri's, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m3 en de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, alsmede voor beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen met geen grotere hoogte dan 6 m en lichtmasten en vlaggenmasten met geen grotere hoogte dan 10 m.

23.9 Kleinschalige voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalige voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector, mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. voorzien wordt in een inpassing middels landschappelijke beplanting;
  • b. op eigen terrein dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu;
  • d. er vindt geen milieubelemmering plaats voor omliggende functies en bedrijven;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersveiligheid;
  • f. er ontstaat geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving.
23.10 Aan huis gebonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van een deel van de (bedrijfs-)woning ten behoeve van een aan huis gebonden beroep of bedrijf met in acht name van het volgende:

  • a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van alle bestaande gebouwen;
  • b. het onbebouwde deel van het perceel van het bestemmingsvlak niet wordt gebruikt voor de beoogde activiteit, met uitzonderingen van parkeervoorzieningen die zijn afgestemd op de activiteit;
  • c. degene die de activiteiten uitvoert, moet de bewoner van de woning zijn;
  • d. geen detailhandel plaatsvindt, tenzij het als ondergeschikte activiteit van het bedrijf of beroep plaatsvindt;
  • e. er geen (milieu)belemmering plaatsvindt voor omliggende functies en bedrijven;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu;
  • g. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid;
  • h. er geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;
  • i. parkeren plaatsvindt op eigen terrein, tenzij aangetoond wordt dat er voldoende parkeergelegenheid is in de directe omgeving;
  • j. geen buitenopslag plaatsvindt.
23.11 Algemene gebruiksafwijking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van een gebouw ten behoeve van een andere functie met in acht name van het volgende:

  • a. de functie verandering in oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.500 m2;
  • b. vestiging van horecagelegenheden op een bedrijventerrein niet zijn toegestaan;
  • c. vestiging van detailhandelsdoeleinden op een bedrijventerrein niet zijn toegestaan, met uitzondering van vormen van detailhandel genoemd in 4.4.2
  • d. het gebruik als seksinrichting, escortbureau, sekswinkel en prostitutiebedrijf niet is toegestaan;
  • e. er geen (milieu)belemmering plaatsvindt voor omliggende functies en bedrijven;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu;
  • g. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid;
  • h. er geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;
  • i. parkeren plaatsvindt op eigen terrein, tenzij aangetoond wordt dat er voldoende parkeergelegenheid is in de directe omgeving;
  • j. geen buitenopslag plaatsvindt.
23.12 Kleinschalig wonen met zorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het verlenen van huisvesting van kleinschalig wonen met zorg. Het verzoek voor kleinschalig wonen met zorg moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de grootte van het kleinschalig wonen met zorg moet afgestemd zijn op de omgeving en de beoogde doelgroep;
  • b. er is sprake van een langdurend verblijf;
  • c. er mag geen sprake zijn van een te grote clustering van kleinschalige woonvormen;
  • d. kleinschalige woonvormen zijn op bedrijventerreinen niet toegestaan;
  • e. er mag geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaan;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het woon- en leefmilieu.
23.13 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals zwembaden, speeltoestellen, geluidsschermen, antennes, lichtmasten, vlaggenmasten, reclame-uitingen, zonnepanelen, pergola's, (beeldende) kunstwerken, verkeersborden met in acht name van het volgende:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde niet hoger mogen zijn dan 5 meter, met uitzondering van:
    • 1. zonnepanelen tot maximaal 2 meter;
    • 2. pergola's tot maximaal 2,5 meter;
    • 3. antennes, lichtmasten en vlaggenmasten tot maximaal 10 meter;
  • b. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50m2;
  • c. een zwembad mag al dan niet overdekt zijn met een maximale hoogte van 2 meter en moet binnen het erf gelegen zijn;
  • d. er geen (milieu)belemmering plaatsvindt voor omliggende functies en bedrijven;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu.
23.14 Dakterrassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het bouwen van dakterassen met in acht name van het volgende:

  • a. dakterassen niet gerealiseerd mogen worden op vrijstaande bijgebouwen;
  • b. dakterassen bereikbaar zijn via een deur vanuit een ruimte op diezelfde verdieping;
  • c. dakterassen zijn toegestaan op minimaal 1 meter achter de voorgevel;
  • d. er een afstand is van minimaal 2 meter tussen het dakterras en een perceelgrens.
23.15 Bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken met in acht name van het volgende:

  • a. het bouwen van bijbehorende bouwwerken niet tot gevolg heeft dat, het aansluitend terrein dan wel de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt, de maximale oppervlakte in onderstaande tabel wordt overschreden:
Totale perceelsgrootte
 
Maximum oppervlak aan bijbehorende bouwwerken  
tot 500 m2
 
75 m2  
vanaf 500 m2 tot 1500 m2
 
100 m2  
vanaf 1500 m2
 
150 m2  

  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken maximaal 3 meter bedraagt en de bouwhoogte maximaal 6 meter;
  • c. bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • d. indien niet op de perceelgrens wordt gebouwd, moet het bijbehorend bouwwerk op minimaal 1 meter van de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd;
  • e. voor overkappingen geldt specifiek, dat:
    • 1. de oppervlakte bedraagt maximaal 30m2;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu;
  • g. er geen (milieu)belemmering plaatsvindt voor omliggende functies en bedrijven;
  • h. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid;
  • i. voor gebouwen gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht, alsmede gebouwen aangewezen als een Rijksmonument, gemeentelijk monument of karakteristieke pand, geldt dat door de commissie Ruimtelijke Kwaliteit een positief advies moet worden afgegeven.

23.16 Het plaatsen van een kraam ten behoeve van de verkoop van lokaal geproduceerde agrarische producten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het plaatsen van een kraam ten behoeve van de verkoop van lokaal geproduceerde agrarische producten met in acht name van het volgende:

  • a. de kraam niet doelmatig op een bijbehorend agrarisch bouwvlak kan worden opgericht;
  • b. de kraam een directe, ruimtelijke relatie heeft met de lokaal geproduceerde agrarische producten;
  • c. de oppervlakte maximaal 25 m2 bedraagt;
  • d. de goothoogte maximaal 3 meter en de nokhoogte maximaal 5 meter bedraagt.
23.17 Het wijzigen van de functie van onbebouwde gronden, niet ten behoeve van bouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het wijzigen van de functie van onbebouwde gronden, niet ten behoeve van bouwen, met in acht name van het volgende:

  • a. het geen activiteiten betreft in de recreatieve en toeristische sector;
  • b. de oppervlakte maximaal 500 m2 bedraagt;
  • c. geen detailhandel plaatsvindt;
  • d. geen buitenopslag plaatsvindt van goederen en materieel.
23.18 Plaatsen gebouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het plaatsen gebouwen buiten het bouwvlak, met in acht name van het volgende:

  • a. het aantal woningen mag niet wijzigen;
  • b. het moet aansluiten op een bestaand bouwvlak;
  • c. de nieuwe plaats van het gebouw moet passend zijn binnen het bestaande verkavelingspatroon;
  • d. er geen landschappelijke, ruimtelijke, stedenbouwkundige en milieuhygiënische belemmeringen zijn.

Artikel 24 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding “wetgevingszone – wijzigingsgebied”, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen ten behoeve van de realisatie van maximaal 3 woningen, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 m;

en voorts indien en voorzover:

  • c. de kavelindeling en richting van het hoofdgebouw past bij het van oorsprong aanwezige karakter van de omgeving;
  • d. er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn. De gemeentelijke parkeernorm is hierbij het uitgangspunt;
  • e. in het wijzigingsplan een bouwvlak wordt aangegeven, waarbij er een verantwoorde ruimtelijke samenhang met de naastgelegen percelen is;
  • f. indien nodig, nadere regels opgenomen worden in het wijzigingsplan;
  • g. het wijzigingsplan inzicht geeft in de uitkomsten van verschillende ruimtelijke onderzoeken. Uit deze onderzoeken moet blijken dat de betreffende belangen in voldoende mate zijn verzekerd;
  • h. het wijzigingsplan inzicht geeft in het aspect water door de watertoets en advies van de waterbeheerder;
  • i. het wijzigingsplan geen onevenredige belemmering vormt voor functies en activiteiten in de omgeving;
  • j. de ontsluiting van het perceel geen belemmering oplevert voor de hulpdiensten;
  • k. ten aanzien van de financieel-economische uitvoerbaarheid sluitende afspraken worden gemaakt met de ontwikkelende partij.

Van deze bevoegdheid kan pas gebruikt worden gemaakt als het past binnen het meest recente Kwalitatief Woonprogramma en de woningbehoefte aannemelijk is gemaakt;

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken
25.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
25.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 25.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 25.1.1 met maximaal 10 %.

25.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 25.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.2 Overgangsrecht gebruik
25.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

25.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 25.2.1

te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

25.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 25.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

25.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 25.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kernen Buren, derde herziening.