direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Eck en Wiel, Veerweg 5
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BVA1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

De aanleiding voor het opstellen van het voorliggend bestemmingsplan is het voornemen van initiatiefnemer om de bestaande toeristisch-recreatieve uitspanning 'Heerlijkheid Eck en Wiel' op de locatie Veerweg 5 te Eck en Wiel verder te ontwikkelen en de status als recreatieve uitvalsbasis voor de belevenis van de Betuwe te versterken. De wens bestaat om het landgoed te ontwikkelen tot een volwaardig belevings- en zorglandgoed, waarbij de beleving van de Betuwse cultuur en de zorg voor mens en natuur samengaan. In de beoogde situatie bestaat het landgoed in totaal uit twee landgoedwoningen, voorzieningen voor dagrecreatieve indoor- en outdooractiviteiten, een horecavoorziening, verblijfsrecreatieve voorzieningen, gecombineerd met maatschappelijke voorzieningen in de vorm van dagbesteding en woonzorgeenheden. De uitbreidingsplannen bieden de mogelijkheid om de ambitie van initiatiefnemer waar te maken om een belangrijke bijdrage te leveren aan de recreatieve ontsluiting van de Betuwe en meer specifiek de gemeente Buren. Het inclusieve karakter (voor iedereen) vormt daarbij een belangrijk uitgangspunt.

Om dit te kunnen realiseren bestaat het plan in aanvulling op de bestaande functies op het landgoed uit twee onderdelen: (1) een functiewijziging van het bestaande woonhuis tot woonzorgvoorziening en (2) de bouw van een nieuw multifunctioneel gebouw waar ruimte is voor dagbesteding, de bestaande landgoedwinkel, recreatieve belevingsactiviteiten en een logiesfunctie voor bezoekers van het landgoed.

Bij Heerlijkheid Eck en Wiel staat de beleving en de ervaring van de bezoeker voorop, waarbij de Betuwe als thema centraal staat. Initiatiefnemers bieden de bezoekers van Heerlijkheid Eck en Wiel een unieke belevenis in de Betuwe van toen en nu, met als doel een blijvende herinnering aan de Betuwe te creëren. Als onderdeel van de promotie van de Betuwe als streek worden in de landwinkel diverse streekproducten uit de omgeving verkocht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BVA1_0001.png" Heerlijkheid Eck en Wiel is reeds gevestigd op de locatie Veerweg 5 in Eck en Wiel en heeft zich in de afgelopen jaren ontwikkeld tot de bestaande omvang. De bestaande horecauitspanning en het landhuis zijn opgericht in 2013. Vervolgens zijn op het terrein hoogstamboomgaarden aangeplant om een landgoedsfeer te creëren en de Betuwse uitstraling van de Heerlijkheid te versterken. Er is sprake naar een groeiende vraag naar dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten in het buitengebied.

Initiatiefnemers hebben de ambitie om in deze vraag te voorzien en een belangrijke pijler in de recreatieve ontsluiting van de Betuwe te worden. Met de ontwikkeling als recreatieve ontsluiting, kan de uitspanning functioneren als vertrek-, aankomst en rustpunt voor fiets- en wandeltochten in de omgeving en kunnen bezoekers op het terras eten en drinken. Vanuit deze ambitie zijn de voorliggende plannen ontstaan voor de uitbreiding van de Heerlijkheid. Daarnaast bestaat de wens vanuit persoonlijke redenen hier een betekenisvolle dagbesteding aan toe te voegen en het bestaande woonhuis geschikt te maken als kleinschalige woonzorgvoorziening.

Het voorliggend bestemmingsplan voorziet in een passende bestemming voor de voorgenomen plannen, waarmee een toekomstbestendige exploitatie van de toeristisch-recreatieve uitspanning 'Heerlijkheid Eck en Wiel' wordt gerealiseerd. Het bestaande woonhuis wordt herbestemd tot maatschappelijke voorziening en het centrale erf wordt uitgebreid met een nieuw multifuntioneel gebouw.

De gemeente Buren ziet aanknopingspunten in het ruimtelijk beleid. Daarom heeft het college van B&W op 5 september 2022 medewerking verleend voor het verzoek tot doorontwikkeling van het landgoed. De voorliggende toelichting betreft de planologische verantwoording voor het initiatief.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Buren tussen de kern Eck en Wiel en de Nederrijn. De locatie heeft een oppervlakte van circa 7,1 ha en is kadastraal bekend als Maurik, sectie O, nummers 13, 394 en 395.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BVA1_0002.png"

Ligging van het plangebied in de omgeving

1.3 Aanpak

Het voorliggend initiatief aan de Veerweg 5 te Eck en Wiel wordt mogelijk gemaakt door middel van een bestemmingsplanherziening. Deze toelichting vormt de onderbouwing van het initiatief en de toelichting voor het postzegelbestemmingsplan 'Eck en Wiel, Veerweg 5'.

1.4 Geldend bestemmingsplan

De geldende planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Buren, herziening 2017' (vastgesteld, 27 juni 2017).

De planlocatie is grotendeels bestemd als 'Gemengd - Landgoed'. Binnen de gemengde bestemming zijn de gronden bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en natuurwaarden die eigen zijn aan landgoederen. Er zijn specifieke aanduidingen opgenomen voor agrarische gronden, bosgronden, natuurgronden en een parkeerterrein. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen- schuur' zijn de gronden tevens bestemd voor opslag en nevenactiviteiten van het landgoed zoals een informatiepunt en de verkoop van streekproducten.

De landgoedwoningen zijn bestemd als 'Wonen - Landhuis'. Binnen deze bestemming zijn binnen de bouwvlakken maximaal drie woningen toegestaan. Daarnaast biedt het plan ter plekke van de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1' mogelijkheden voor de exploitatie van nevenactiviteiten in de vorm van een horecabedrijf en een landgoedwinkel.

Daarnaast is de locatie grotendeels voorzien van een archeologische dubbelbestemming. Voor de noordelijke rand van het plangebied is de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' opgenomen, als signaleringslaag voor de ligging in de buitenbeschermingszone van de primaire waterkering langs de Rijn. Om het gebruik van de Veerweg als verkeersweg te borgen is langs de westzijde van het plangebied de gebiedsaanduiiding 'vrijwaringszone - weg' opgenomen.

Langs de zuidgrens van het plangebied ligt een rioolleiding, die wordt beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. De beschermingszone van de A-watergang aan de zuidzijde van het plangebied is voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beheerszone watergang'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BVA1_0003.png"

Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Buren, herziening 2017'

1.5 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting vormt de ruimtelijke onderbouwing van het initiatief en is als volgt opgebouwd:

  • in Hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie in het plangebied beschreven;
  • in Hoofdstuk 3 wordt het voorgenomen plan beschreven;
  • in Hoofdstuk 4 volgt een beschrijving van het ruimtelijke beleidskader dat van toepassing is op het bestemmingsplan;
  • in Hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod;
  • in Hoofdstuk 6 volgt de beschrijving van het juridische deel van het plan;
  • in Hoofdstuk 7 komt de economische uitvoerbaarheid aan bod;
  • in Hoofdstuk 8 worden tenslotte de resultaten uit overleg en inspraak besproken en behandeld.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het landschap van de gemeente Buren is voor een belangrijk deel gevormd door rivieren (Rijn, Waal, Linge). Als gevolg van stroming van het rivierwater zijn aan beide zijden van de rivier de oeverwallen ontstaan. De oeverwallen langs de rivieren zijn hoger en droger gelegen en kregen een karakteristiek kleinschalig en besloten karakter met afwisseling van fruitgaarden, laanbeplanting, bosschages en landgoederen. Verder van de rivier af liggen de komkleigebieden, die een veel opener karakter kennen.

Tot het moment dat gestart werd met de aanleg van kades en dijken waren bewoning en landbouwkundig gebruik slechts in beperkte mate mogelijk. Van een regionaal georganiseerd dijk- en waterschapsbeheer en van een gesloten dijkring was echter nog geen sprake. Later is de doorgaande bedijking aangelegd over de hoger gelegen delen van de oeverwallen.

Infrastructuur, zoals de A15, heeft het gebied in de loop der tijd goed bereikbaar gemaakt. Daarnaast wordt het gebied door de Betuweroute doorsneden. Inmiddels is in de Betuwe een transformatie gaande naar gemengd agrarisch gebied, waarbinnen overwegend sprake is van agrarisch functiegebruik, maar daarnaast andere functies ontstaan. Verspreid over het landelijk gebied ontstaan allerlei functies, van agrarische en niet-agrarische activiteiten, landgoederen en recreatieve voorzieningen.

2.2 Ruimtelijke en functionele structuur van de omgeving

Het plangebied ligt ten noorden van de kern Eck en Wiel, tussen Eck en Wiel en de Nederrijn. Vanwege de ligging van het plangebied in het oeverwallenlandschap is sprake van een relatief meer besloten en kleinschaliger landschap. Dit kenmerkt zich in een aantal bochtige wegen met woonfuncties, waaronder de Kalverlandseweg en de Wielseweg. Vanuit Eck en Wiel liepen daarnaast twee rechte wegen van het dorp naar de Nederrijn: de Wielsche steeg en de Wielsche dreef. De Wielsche steeg is later hernoemd tot Veerweg en vormt de weg naar de veerpont naar Amerongen. De Wielsche dreef vormde het pad naar Huis te Wiel, maar is gedeeltelijk uit het landschap verdwenen. Deze twee wegen liepen door relatief open terrein, maar inmiddels is dit gebied meer besloten geworden, vooral dankzij recentere aanplant van fruitboomgaarden. De Heerlijkheid Eck en Wiel was bij de oprichting nagenoeg het enige overgebleven open weideperceel.

Functioneel bestaat de directe omgeving van het plangebied met name uit agrarische fruitpercelen. Daarmee bestaat de directe omgeving met name uit woonfuncties en fruitboomgaarden. Daarnaast liggen ten oosten van het terrein het bestaande landgoed Huis te Wiel en ten zuidoosten het Landal recreatiepark 'De Wielsche Dreef', dat is vernoemd naar de verdwenen landweg.

2.3 Huidige situatie van het plangebied

De planlocatie betreft de toeristisch-recreatieve uitspanning Heerlijkheid Eck en Wiel met omliggend natuurterrein en boomgaarden met een totale oppervlakte van ruim 7 hectare. Een oprijlaan leidt naar de centrale kern, bestaande uit een erf met hoofdgebouw (landhuis met bijgebouw) en een bijgebouw c.q. horecauitspanning voor de activiteiten van de Heerlijkheid. De gebouwen liggen op een terp die circa 1 meter hoger ligt dan het omliggende terrein. Het centrale erf heeft conform het geldend bestemmingsplan hoofdzakelijk een woonfunctie. Daarnaast zijn enkele nevenactiviteiten mogelijk in de vorm van een landgoedwinkel en een horecabedrijf.

In en om de horeca-uitspanning worden proeverijen georganiseerd. Daarnaast fungeert de locatie als locatie voor feesten van bescheiden omvang en is er een theetuin met terras, speeltuin met trampoline, en een skelterbaan. Verder is er een landgoedwinkel waar streekproducten worden verkocht. Het centrale landhuis wordt momenteel bewoond door de eigenaar van de uitspanning.

Met de realisatie van de Heerlijkheid Eck en Wiel is deze plek, na het ontstaan in 1288, nieuw leven ingeblazen. Mede dankzij investeringen in de ontwikkeling en herstel van de oorspronkelijke landschappelijke- , cultuurhistorische- en de natuurwaarden, is Heerlijkheid Eck en Wiel gerangschikt als opengesteld landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928. Als onderdeel hiervan zijn natuurvriendelijke ecologische oevers, waterelementen, en natuurlijke graslanden gerealiseerd. Er is ruim 800 meter aan natuurvriendelijke ecologische oevers aangelegd en een nieuw waterelement gerealiseerd waar voorheen de oude Togtsloot heeft gelegen. Daarnaast is een "loofboomgaard" en rondom de terp opgaande boombeplanting aangelegd bestaande uit inheemse boomsoorten. Ook zijn wandelpaden aangelegd met loopbruggen naar het aangrenzende Huis te Wiel waarmee een openbaar toegankelijk gebied van ruim 12 hectare is ontstaan als aanvulling op het Natura2000-gebied gelegen op de uiterwaarden.

Het historische agrarisch gebruik van de percelen is in ere hersteld door ruim 150 hoogstamfruitbomen aan te planten, bestaande uit zeventien oude hoogstamfruitrassen. Op deze manier is rondom het centrale erf een natuur- en recreatieterrein ontstaan, dat aansluit op het aangrenzende landgoed Huis te Wiel. Het gehele terrein, waaronder boomgaard met Betuwse hoogstambomen, is openbaar toegankelijk, waardoor de Betuwse historie herleeft kan worden. De architectuur van de gebouwen is karakteriserend voor de agrarische bebouwing in het omliggend gebied, met traditionele vormen, materialen en kleurgebruik.

Naast de bestaande bebouwing, bestaan er volgens het bestemmingsplan mogelijkheden voor de oprichting van twee nieuwe woningen, waarmee het centraal erf compleet kan worden gemaakt en kan worden afgerond aan de zuidzijde.

Concreet bestaat de huidige situatie uit:

  • een centraal erf met de hoofdfunctie wonen, met daarbinnen:
    • 1. een centraal landhuis met bijgebouw met een woonfunctie;
    • 2. de mogelijkheid voor het oprichten van twee nieuwe woningen aan de zuidkant van het centraal erf;
    • 3. een bedrijfsgebouw met horecavoorziening en streekwinkel als nevenactiviteit bij de woningen;
  • een natuur- en recreatieterrein van circa 7 hectare rondom het woonerf, met daarbinnen onder andere:
    • 1. een hoogstamboomgaard met circa 150 bomen bestaande uit zeventien verschillende rassen.
    • 2. een veldschuur aan de noordzijde;
    • 3. parkeervoorzieningen aan de noordzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BVA1_0004.png"

Huidige aanzicht van de planlocatie vanaf de Veerweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BVA1_0005.png"

Bestaande horeca-uitspanning op de Heerlijkheid

Hoofdstuk 3 Ontwikkeling Heerlijkheid

Het voornemen bestaat uit de doorontwikkeling van het landgoed 'Heerlijkheid Eck en Wiel' tot volwaardige toeristisch-recreatieve uitspanning met een inclusief karakter (voor iedereen). De doorontwikkeling van de uitspanning bestaat onder andere uit het aanbieden van dagrecreatieve indoor- en outdooractiviteiten gericht op de beleving van de Betuwe, een horecavoorziening, verblijfsrecreatieve voorzieningen, gecombineerd met maatschappelijke voorzieningen in de vorm van dagbesteding en woonzorgeenheden. De uitspanning vormt daarbij als uitvalsbasis een vertrek-, aankomst- en rustpunt voor recreatieve tochten door de gehele streek. De locatie kan een schakel vormen in het fiets- en wandelrecreatienetwerk in de omgeving en wordt daarmee een onderdeel van de recreatieve ontsluiting van het gebied.

Heerlijkheid Eck en Wiel bestaat uit een centraal erf dat momenteel - juridisch-planologisch gezien - hoofdzakelijk een woonfunctie heeft. Om te kunnen fungeren als volwaardige recreatieve ontsluiting wordt voor een gedeelte van het erf een gemengde multifunctionele functie voorzien. Het zuidelijke gedeelte van het centraal erf behoudt de woonfunctie.

Het inrichtingsplan voor de ontwikkeling van Heerlijkheid Eck en Wiel is weergegeven op de navolgende afbeelding en toegevoegd als Bijlage 1 bij de toelichting. Concreet bestaat het voornemen uit de herbestemming van het centraal erf, waarbij de toeristisch-recreatieve mogelijkheden worden verbreed in combinatie met maatschappelijke activiteiten. Het bestaande centrale woonhuis wordt herbestemd tot woonzorgvoorziening met tien woonzorgeenheden. Hiermee wordt het inclusieve karakter van de ontwikkeling onderstreept.

De bestaande mogelijkheid tot het oprichten van twee woningen blijft behouden aan de zuidzijde van het erf. Aangezien het hier gaat om een bestaande mogelijkheid tot het oprichten van woningen, die reeds in het geldend bestemmingsplan is opgenomen, neemt de plancapaciteit voor het oprichten van woningen met de voorgenomen ontwikkeling niet toe.

Met het voorliggend bestemmingsplan worden de functies op het bestaande landgoed Heerlijkheid Eck en Wiel opnieuw gerangschikt. De mix van horeca-, recreatieve en maatschappelijke functies en de inclusiviteit, die dankzij deze functiecombinatie ontstaat, zijn van toegevoegde waarde voor het bestaande landgoed. In combinatie met extra investering in de landschapswaarden op het landgoed is sprake van een versterking van het landgoed als geheel en een toegevoegde maatschappelijke waarde voor de omgeving.

Concreet bestaat het voornemen uit de volgende onderdelen:

  • de ontwikkeling van een centraal erf als hoofdelement van de uitspanning, met daarbinnen:
    • 1. de bestaande horecavoorziening met bijbehorend terras (zie paragraaf 3.1);
    • 2. het doorontwikkelen van de bestaande faciliteiten voor het organiseren van dagrecreatieve activiteiten gericht op de beleving van de streek, in de vorm van de 'Betuwse Belevenis' (zie paragraaf 3.2);
    • 3. de oprichting van verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van 8 familieverblijven met elk 6 slaapplaatsen (zie paragraaf 3.3);
    • 4. herbestemming van het bestaande landhuis tot een woonzorgvoorziening met tien woonzorgeenheden en de exploitatie van dagbesteding (zie paragraaf 3.4);
    • 5. de bestaande ondersteunende detailhandelsfunctie in de vorm van een streekwinkel in een eigen fysieke ruimte (zie paragraaf 3.5);
  • de aanleg van nieuwe parkeervoorzieningen:
    • 1. de aanvulling van het bestaande parkeerterrein tot 58 parkeerplaatsen voor bezoekers en medewerkers; de nieuwe parkeerplaatsen worden aangelegd in de vorm van halfverharding;
    • 2. het behoud van 10 bestaande parkeerplaatsen aan de noordzijde van het terrein voor extensief recreatief gebruik;
    • 3. een fietsparkeerplaats met 60 fietsparkeerplaatsen bij de centrale toegang;
  • het ontwikkelen en instandhouden van landschappelijke waarden en natuurwaarden op omliggende gronden van het landgoed:
    • 1. het aanvullen van de landschappelijke inrichting van het landgoed in de vorm van onder andere bosplantsoenen, natuurvriendelijke oevers en bloemrijk grasland;
    • 2. het gebruik van de gronden voor extensief dagrecreatief gebruik (bestaand);
    • 3. het realiseren van extensieve recreatieve wandelverbindingen met omliggende recreatieve gronden;
  • het benutten van de bestaande mogelijkheid tot het oprichten van twee woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BVA1_0006.png"

Inrichtingsplan ontwikkeling Heerlijkheid Eck en Wiel

3.1 Horecavoorziening

De bestaande horecavoorziening wordt in de huidige vorm voortgezet en vormt in de nieuwe situatie één van de onderdelen van de toeristisch-recreatieve uitspanning. Het terras en de binnenruimten kunnen worden bezocht door onder andere fietsers en wandelaars die de Heerlijkheid spontaan aandoen, maar ook voor georganiseerde bijeenkomsten en diners. Verder wordt de horecavoorziening gebruikt door de gasten van verblijfs- en dagrecreatieve voorzieningen. De horecavoorziening blijft ook in de nieuwe situatie gevestigd in het bestaande gebouw. De horecafunctie heeft in de huidige situatie reeds een buitenterras van 1.000 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BVA1_0007.png"

De horecavoorziening

3.2 Dagrecreatie

In de beoogde situatie voorziet de Heerlijkheid in faciliteiten voor het organiseren van dagrecreatieve voorzieningen, zowel indoor als outdoor, in de vorm van het concept 'Betuwse Belevenis'.

Voor de indooractiviteiten worden in het nieuwe recreatieve gebouw op het centraal erf een informatieruimte c.q. ontvangstruimte en vier activiteitenruimtes gerealiseerd. Daarnaast kunnen de outdooractiviteiten plaatsvinden op de gronden rondom het centraal erf. Bij zowel de indoor- als de outdooractiviteiten hebben een extensief ambachtelijk karakter en richt zich op de beleving van de Betuwe door de bezoeker.

De activiteiten worden georganiseerd in het Betuws thema gebaseerd op de historie van de regio en bestaan onder andere uit jam maken, zeep maken, klompen maken, brood bakken, potten bakken manden vlechten, fruit drogen en op de foto in klederdracht. Er kunnen demonstraties worden gegeven over het brouwen van eigen streekbier. Het concept 'Betuwse Belevenis' is door initiatiefnemer ontwikkeld met actieve bijdragen van verschillende lokale en omringende ondernemers en deskundigen uit de recreatieve- en toeristiche sector. Dit proces stond onder begeleiding van Bureau Toerisme Rivierenland, OostNL en het Regionaal Investerings Fonds FruitDelta Rivierenland. Deze ontwikkeling heeft mede ten doel de toegevoegde waarde van de Heerlijkheid aan de toeristisch-recreatieve sector en de beleving van de agrarische sector te vergroten.

Naast dagrecreatieve activiteiten op het centraal erf kunnen de omliggende gronden worden gebruikt voor extensief dagrecreatief medegebruik. Over het terrein zijn en worden diverse paden aangelegd. Er worden meerdere wandelverbindingen gemaakt met Landgoed Huis te Wiel, Landal De Wielsche Dreef en het buitendijks natuurgebied (uiterwaarden).

3.3 Verblijfsrecreatie

Initiatiefnemer heeft het voornemen om tevens te kunnen voldoen aan de bestaande wens om te kunnen overnachten op de Heerlijkheid. De nieuwbouw van overnachtingsruimten voor families maakt het mogelijk om in deze behoefte te voorzien. Het voornemen bestaat uit het realiseren van een verblijfsaccommodatie met maximaal 8 familiekamers voor in totaal maximaal 48 personen. Elke familiekamer krijgt een verblijfsruimte met eigen voorzieningen voor het verblijf van maximaal 6 personen. Naar verwachting zullen gemiddeld ongeveer 4-5 bedden per boeking worden gebruikt.

Het bedrijfsconcept richt zich op kortstondig recreatief verblijf. Permanent verblijf in de verblijfsrecreatieve voorzieningen is uitgesloten. Hoofdzakelijk gaat het concept uit van een verblijf van 2 tot 3 nachten per boeking voorzover het de (externe) particuliere- en toeristische markt betreft. Wanneer de verblijfsrecreatieve voorzieningen worden gebruikt in combinatie met bruiloften, familiereünies en jubilea op de Heerlijkheid Eck en Wiel wordt uitgegaan van een verblijf van 1 nacht. Ook bij de verblijfsrecreatieve voorzieningen staat de belevenis van de bezoeker centraal en wordt aangesloten bij het concept 'Betuwse Belevenis'.

De verblijfsrecreatieve functie wordt gerealiseerd binnen een nieuw L-vormiggebouw en krijgt een gebruiksvloeroppervlak van ongeveer 100 m2 per familiekamer. Het L-vormig gebouw komt ten noorden van de bestaande bebouwing en wordt in de rand van de 'terp' geplaatst. Hiervoor wordt de bestaande terp iets vergroot. Door de nieuwbouw in de boomgaard te plaatsen wordt de beleving voor de bezoeker vergroot. Het nieuwe gebouw vormt samen met de bestaande bebouwing een samenhangend cluster van functies op het landgoed.

De markt is voldoende groot en er zijn voldoende kansen in het verzorgingsgebied voor de exploitatie van de voorgenomen logiesfunctie op de Heerlijkheid Eck en Wiel. Het primaire verzorgingsgebied is populair bij dag- en buitenrecreanten. De mate van concurrentie in de overnachtingsbranche is groot, maar met een onderscheidend totaalconcept van belevings- overnachtings- en passende recreatiefaciliteiten in samenhang met het kleinschalige karakter van de logiesfunctie wordt verwacht een sterke concurrentiepositie te verkrijgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BVA1_0008.png"

Een impressie van het beoogde interieur in de nieuwe verblijfsrecreatieve voorzieningen

3.4 Maatschappelijke activiteiten en voorzieningen

De initiatiefnemers van het voorliggend plan leggen de nadruk op het inclusieve karakter van de ontwikkeling. Ze hechten veel waarde aan de integratie in de samenleving van mensen met een geestelijke en/of lichamelijke beperking. Vanuit die gedachte wordt op de Heerlijkheid ruimte geboden voor de integratie van deze doelgroep in de diverse onderdelen van de toeristisch-recreatieve uitspanning. Als onderdeel van het totaalconcept worden op het centraal erf tien zelfstandige woonzorgeenheden ingericht voor mensen met een zorgindicatie. Deze woonzorgeenheden worden gerealiseerd in de bestaande woning, die met het voorliggend plan een functieverandering ondergaat.

Het voornemen bestaat dat aan de activiteiten van de Betuwse Belevenis (zie paragraaf 3.2 Dagrecreatie) ook mensen met een geestelijke en/of lichamelijke beperking kunnen deelnemen. Dit kan enerzijds als deelnemer van de activiteit in de vorm van dagbesteding en anderzijds als onderdeel van de organisatie van de activiteit. Initiatiefnemer zoekt de samenwerking met verschillende zorginstanties en instellingen in de regio om de mogelijkheden van de Betuwse Belevenis optimaal te benutten. De keuken en de bakkerij, die worden gebruikt voor de dagrecreatieve activiteiten van de Betuwse Belevenis, bieden goede faciliteiten voor het aanbieden van dagbesteding voor zorgbehoevenden. De aanwezigheid en integratie van mensen met een geestelijke en/of lichamelijke beperking heeft een positieve werking op de zorgbehoevenden, maar ook op de overige bezoekers van de Heerlijkheid.

Naast de verschillende vormen van dagbesteding binnen, zijn er ook buiten verschillen activiteiten waar de bewoners onder begeleiding actief kunnen zijn. Dit betreft ondermeer de boomgaard, een moestuin, en het groen onderhoud op het landgoed. Naast de woonvoorziening wordt tevens een "snoezeltuin" en kleine dierenweide voorzien die enkel toegankelijk zijn voor de bewoners.

De zorgbehoevenden zullen hoofdzakelijk personen zijn met zorgzwaartepakket 4 tot 5 (ZZP 4/5). Voor zover het past binnen de groep, de vaardigheden van het personeel en de bestaande voorzieningen, zijn ook mensen welkom met een indicatie VG Wonen met verzorging en begeleiding (ZZP3) of VG Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering (ZZP6). Het betreft zelfstandige woonzorgeenheden, waarbij sprake is van 24-uurs zorg. Er is te allen tijde minimaal één begeleider aanwezig.

Voor het exploiteren van de woonzorgvoorziening wordt een stichting opgericht en een professionele zorgpartij betrokken. De Stichting zal zelf verantwoordelijk zijn voor het verstrekken van continue en kwalitatief goede zorg.

Concreet bestaan de maatschappelijke voorzieningen en activiteiten uit:

  • tien zelfstandige woonzorgeenheden voor mensen met een geestelijke en/of lichamelijke beperking in het hoofdgebouw op het centraal erf;
  • de actieve deelname van mensen met een geestelijke en/of lichamelijke beperking aan de activiteiten op het landgoed onder begeleiding van professionele zorg.

3.5 Streekwinkel

De bestaande streekwinkel c.q. landgoedwinkel krijgt in de beoogde situatie een prominente plaats op het centraal erf. Conform de bestaande wet- en regelgeving dienen de gebruiksfuncties detailhandel en horeca te worden geëxploiteerd in fysiek van elkaar gescheiden ruimtes (Alcoholwet, die per 1 juli 2021 de Drank- en Horecawet heeft vervangen). Om hieraan te kunnen voldoen wordt een streekwinkel gerealiseerd in het nieuw te realiseren gebouw op het centraal erf, in combinatie met een toeristeninformatiepunt. De streekwinkel krijgt, conform het provinciaal beleid voor ondergeschikte detailhandelsfuncties, een maximum oppervlakte van 200 m2.

3.6 Woningen

In de huidige situatie kunnen op basis van het geldend bestemmingsplan drie woningen worden gerealiseerd als samenhangend stedenbouwkundig geheel op het centraal erf. Eén van deze woningen is momenteel gerealiseerd als hoofdgebouw op het centraal erf. Deze bestaande woning wordt omgezet tot maatschappelijke woonzorgvoorziening.

De andere twee woningen worden benut op de bestaande locatie. De bouwvlakken worden lichtelijk geherpositioneerd om tot een optimale inrichting te komen voor het centrale erf. Aangezien het hier gaat om een bestaande mogelijkheid tot het oprichten van woningen, die reeds in het geldend bestemmingsplan zijn opgenomen, neemt de plancapaciteit voor het oprichten van woningen met de voorgenomen ontwikkeling niet toe.

3.7 Beoogd gebruik van de bebouwing

De verschillende programmaonderdelen van Heerlijkheid Eck en Wiel, die in de voorgaande paragrafen zijn beschreven, krijgen in de nieuwe situatie een plaats binnen de bebouwing. In het voorliggend plan wordt de bestaande bebouwing benut voor de nieuwe functies en wordt een nieuw toeristisch recreatief gebouw opgericht.

Bouwmogelijkheden op het centraal erf:

Op en rondom het centraal erf is, naast de twee woningen, in de toekomstige situatie circa 1.400 m2 aan bebouwing aanwezig, bestaande uit:

  • het bestaande centrale 'landhuis' met een grondvlak van 300 m2 met een bijgebouw van circa 75 m2 aan de oostzijde van het centraal erf;
  • een bestaande gebouw met een grondvlak van circa 400 m2 midden op het centraal erf;
  • een nieuw toeristisch-recreatief gebouw met een grondvlak van circa 650 m2 aan de noordzijde van het centraal erf.

Functionele indeling van de bebouwing op het centraal erf:

Binnen de hierboven omschreven bebouwing van 1.400 m2 op het centraal erf worden de volgende functies mogelijk gemaakt:

  • tien woonzorgvoorzieningen binnen het bestaande centrale 'landhuis';
  • de bestaande horecavoorzieningen met een gebruiksvloeroppervlak van maximaal 600 m2 en een terras van maximaal 1.000 m2;
  • verblijfsrecreatie in de vorm van familiekamers met een gebruiksvloeroppervlak van maximaal 800 m2;
  • dagrecreatie voor indooractiviteiten met een gebruiksvloeroppervlak van maximaal 600 m2;
  • een ondersteunende detailhandelsfunctie in de vorm van een streekwinkel met een gebruiksvloeroppervlak van maximaal 200 m2;
  • bergingsruimte, stallingsruimte en installatieruimte met een gebruiksvloeroppervlak van circa 300 m2.

De bovenstaande gebruiksvloeroppervlaktes zijn opgenomen als bovengrens voor de voorgenomen activiteiten. Voor het invullen van de bovenstaande gebruiksvloeroppervlaktes zijn in artikel 3.3.2 gebruiksregels opgenomen. In beginsel is de maatvoering van de bebouwing, zoals aangeduid op de verbeelding van het bestemmingsplan, maatgevend, aangezien het programma in beginsel binnen de bebouwing dient te passen.

3.8 Versterking en uitbreiding van landschaps- en natuurwaarden

3.8.1 Landschapsplan

In aansluiting op de nieuwe bebouwing is ook een versterking en uitbreiding van de bestaande landschaps- en natuurwaarden voorzien. De bestaande landschappelijke inrichting blijft nagenoeg volledig gehandhaafd en wordt op diverse plaatsen versterkt. Voor de landschappelijke Inpassing zijn een aantal aanvullende ingrepen in het landschap voorzien. Het landschapsplan is bijgevoegd als Bijlage 1 bij de toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BVA1_0009.png"

Uit: Landschapsplan Bijlage 1

3.8.2 Landschappelijke inpassing

De landschappelijke maatregelen worden als voorwaardelijke verplichting opgenomen bij de regels van het bestemmingsplan. De landschappelijke inpassing is als voorwaardelijke verplichting gekoppeld aan de termijn van 2 jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor bouwen van het nieuwe recreatiegebouw. Daarmee is de aanleg en instandhouding van het landschapsplan geborgd in het bestemmingsplan. De landschappelijke inpassing is toegevoegd als Bijlage 1 bij de regels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BVA1_0010.png"

Uit: Voorwaardelijke verplichting Bijlage 1

3.8.3 Parkeervoorzieningen

Op het centrale erf wordt een parkeervoorziening gerealiseerd met 58 parkeerplaatsen. De parkeerplaats biedt voldoende ruimte voor bezoekers, zodat alle benodigde parkeerbehoefte op eigen terrein kan plaatsvinden (zie ook paragraaf 5.9 Verkeer en parkeren). De parkeervoorzieningen blijven bereikbaar via de centrale hoofdingang van het terrein.

3.9 Afwijking geldend bestemmingsplan

De planlocatie is bestemd als gemengd landgoed, waarbij het centraal erf hoofdzakelijk een woonfunctie heeft. De doorontwikkeling van een toeristisch-recreatieve uitspanning met maatschappelijke voorzieningen is niet mogelijk binnen de geldende woonbestemming. Het geldend bestemmingsplan biedt onder andere geen mogelijkheden voor de realisatie van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen en maatschappelijke voorzieningen rondom het centraal erf. Daarnaast is een uitbreiding van het centraal erf voorzien. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld. Deze visie is door het Rijk opgesteld in het kader van de nieuwe Omgevingswet, die per 1 januari 2024 in werking treedt. Aan de hand van een toekomstperspectief is hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden de volgende vier prioriteiten onderscheiden:

  • 1. Ruimte voor klimaat adaptatie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:

  • 5. Combinaties van functies gaat voor enkelvoudige functies.
  • 6. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
  • 7. Afwentelen wordt voorkomen.

Met de NOVI wordt gebouwd aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden, waarbij wordt gestreefd naar de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De wens is om daar naar toe te groeien en een goed bereikbaar netwerk van steden en regio's te realiseren. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. Het kabinet heeft voor de korte termijn daarom een pakket aan maatregelen voorgesteld om de woningbouw een nieuwe, stevige impuls te geven. De locatie bevindt zich in het Stedelijk Netwerk Nederland. De ontwikkeling vindt plaats in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie, zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Grote open ruimten tussen de steden houden hun groene karakter. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd.

Met de doorontwikkeling van de toeristisch-recreatieve uitspanning in het buitengebied van de gemeente Buren, wordt verder gewerkt aan een toekomstgerichte en toekomstbestendige ontwikkeling in het buitengebied. Er zijn veel opgaven in het landelijk gebied zoals transitie van de landbouw, de energietransitie, klimaatadaptatie, natuurherstel, bodemdaling en verdergaande verstedelijking. Met het planvoornemen wordt bijgedragen aan de transitie van het landelijk gebied, waarbij met de doorontwikkeling van de toeristisch-recreatieve functie sprake is van de versterking van een economische drager in het buitengebied. Hiermee ligt het planvoornemen in lijn met de NOVI.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Het plangebied is niet gelegen binnen de invloedsferen van het Barro. Deze levert daarom geen belemmeringen op voor vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

4.1.3 Bro: motivering duurzame verstedelijking

Op basis van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten bestemmingsplannen een motivering bevatten, waaruit blijkt dat sprake is van een 'duurzame verstedelijking' (voormalige ladder). Er worden eisen gesteld aan bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken.

De motivering duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen, te voorkomen en hergebruik te stimuleren.

In het geval dat het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de toelichting een beschrijving te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte, tevens een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied een rol spelen. Het begrip stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen."

Met de planontwikkeling worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Er wordt één woning uit de markt onttrokken, die wordt omgezet tot maatschappelijke woonzorgvoorziening. De woonzorgeenheden worden gerealiseerd in bestaande bebouwing, vanuit een directe en concrete zorgbehoefte van initiatiefnemer. Daarnaast wordt een nieuw recreatief gebouw opgericht, dat voorziet in een concrete behoefte naar verblijf in familiekamers. In deze familiekamers wordt voorzien in een zogenaamd 3-generatie verblijf (ouders, kinderen en kleinkinderen), waarvan in de directe omgeving van de Heerlijkheid nog geen aanbod voor is. Er is sprake van een directe behoefte. Bovendien is sprake van de behoefte om de huidige doelgroep c.q. bestaande gasten van de Heerlijkheid de mogelijkheid aan te bieden om te kunnen overnachten.

De beoogde voorziening heeft een rechtstreekse binding met het buitengebied. De belevenis van het buitengebied van de Betuwe staat centraal in het concept van de Heerlijkheid. De toeristisch-recreatieve voorziening is een uitvalsbasis voor fiets- en wandeltochten in het gebied. De ontwikkeling gaat bovendien gepaard met natuur- en landschapsontwikkeling. Het realiseren van de beoogde voorziening binnen bestaand stedelijk gebied is niet doeltreffend.

Op basis van het bovenstaande kan worden gesteld dat sprake is van een duurzame verstedelijking.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is vastgesteld op 19 december 2018 en bevat thematische visieschetsen. Deze schetsen zijn niet bedoeld als plankaart of ontwikkelkaart maar zijn wel een grove schets van in het oog springende bestaande en nieuwe initiatieven, kansen, mogelijkheden en ontwikkelingen die wij op dit moment zien uit het perspectief van de Omgevingsvisie. Ze dienen hiermee voor de provincie als onderlegger om met haar partners het gesprek te voeren over de thema's, vraagstukken en oplossingsrichtingen, zowel op de schaal van Gelderland als op regionale en lokale schaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BVA1_0011.png"

De Provincie Gelderland gebruikt haar omgevingsvisie om ontwikkelingen te stimuleren, ruimte te maken voor nieuwe technologieën en werkgelegenheid en kansen te pakken op het terrein van duurzaamheid, economische kracht en verbondenheid. Uit deze focus en ambities voor een duurzaam, economisch krachtig en verbonden Gelderland volgen dan ook 'spelregels' of 'Doe-principes' voor verdere inzet en uitvoering. Deze 'Doe-principes' zijn:

  • Doen: Er wordt breed gekeken en gewerkt met focus consequent vanuit het perspectief van duurzaam én verbonden én economisch krachtig;
  • Laten: Er worden geen zaken gestimuleerd die niet aansluiten op de visie;
  • Zelf: De provincie geeft zelf het goede voorbeeld, neemt haar verantwoordelijkheid en zet door als het vraagstuk erom vraagt;
  • Samen: De provincie werkt met open vizier, bouwt aan gezamenlijke agenda's met partners en stimuleert kansen voor innovatie en kennisdeling.

Met de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland stelt de provincie de kaders voor ruimtelijke ontwikkelingen. Deze Omgevingsvisie is enkel zelfbindend en vormt de basis voor de toetsingskaders zoals vastgesteld in de Omgevingsverordening Gelderland. Het planvoornemen betreft een doorontwikkeling van een al bestaand toeristisch-recreatief bedrijf in het buitengebied. Hiermee wordt de toekomstbestendigheid van het bedrijf gegarandeerd. Verdere ruimtelijke toetsing vindt plaats in de volgende paragraaf aan de Omgevingsverordening Gelderland.

4.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening Gelderland is door Provinciale Staten vastgesteld op 24 september 2014 en voor het laatst geactualiseerd op 5 juli 2022. De Omgevingsverordening is één van de instrumenten die de provincie Gelderland gebruikt om haar ambities te realiseren. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet tot nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal.

De Omgevingsverordening is daarentegen gericht op de regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. Dit betekent ook dat vrijwel alle regels omtrent de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Binnen de Omgevingsverordening is het plangebied gelegen in de volgende invloedsferen van de Omgevingsverordening Gelderland:

  • Romeinse Limes (Regels Landschap)
  • Nationaal landschap buiten Gelders natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone en Nieuw Hollandse Waterline (Regels Landschap)
  • Intrekgebieden (Regels Water en Milieu)

De provincie Gelderland onderschrijft dat de functiecombinatie op een landgoed kan bijdragen aan de kwaliteit daarvan. De provincie hanteert geen vaste functielijst voor functies op landgoederen, maar kent wel voorwaarden voor het toekennen van functies op landgoederen binnen de Groene Ontwikkelingszone. Voor landgoederen buiten de Groene Ontwikkelingszone worden geen specifieke functies voorgeschreven. Landgoed Heerlijkheid Eck en Wiel ligt niet binnen de Groene Ontwikkelingszone. Als de functieverandering wordt voorzien voor het landgoed als geheel, is maatwerk mogelijk, waarbij de samenhang van de functies van belang is.

Hieronder worden de implicaties van de ligging van het plangebied in de bovengenoemde invloedsferen beschreven:

Romeinse Limes: Het plangebied is gelegen binnen de Romeinse Limes. De Romeinse Limes zijn de overblijfselen van de oude grens en verdedigingszone van het Romeinse Rijk, die stamt uit de periode 40 na Chr. - circa 250 na Chr. Deze oude verdedigingszone strekt zich langs de toenmalige loop van de Rijn en bestaat uit een verscheidenheid van archeologische overblijfselen:

  • Forten, burgerlijke nederzettingen en grafvelden;
  • Militaire infrastructuur (wegen, waterwerken en wachttorens);
  • Scheepswrakken.

In de Omgevingsverordening is opgenomen dat een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de Romeinse Limes geen activiteiten mogelijk zijn die de kernkwaliteiten van de Romeinse Limes aantasten, zoals beschreven in artikel 2.59 van de Omgevingsverordening. In paragraaf 5.10 Archeologie wordt aangegeven op welke wijze met archeologische waarden wordt omgegaan.

Nationaal landschap Rivierenland: Het plangebied is ook gelegen binnen een aangewezen Nationaal Landschap (Rivierenland). Ten aanzien van een Nationaal Landschap is opgenomen in de Omgevingsverordening dat een planontwikkeling, gelegen in een Nationaal Landschap maar buiten de Groene ontwikkelingszones, het Gelders natuurnetwerk en de nieuwe Hollandse Waterlinie, niet de specifieke kernkwaliteiten van het desbetreffende Nationaal Landschap mag aantasten (artikel 2.56).

Het plangebied is gelegen in het Nationaal Landschap Rivierengebied, deelgebied Lienden. Het deelgebied Lienden betreft een karakteristieke kleinschalige oeverwal met rijke afwisseling van boomgaarden, grasland, buurtschappen, dorpen, verspreide bebouwing, beeldbepalende boerderijen en kleigaten. Dit vormt een contrast met het naastliggende open komgebied.

Het deelgebied bevat de volgende kernkwaliteiten:

  • Het gehele gebied bestaat overwegend uit oeverwalgronden, en contrasteert als geheel met de grootschalige open kommen zuidelijk. Binnen het gebied komen tal van kleinere lage gebiedjes langs weteringen voor die een kleinschaliger contrast opleveren met de iets hoger gelegen echte oeverwalgronden.
  • Het gebied watert af via weteringen die uitmonden in de Maurikse wetering, die haar water weer (buiten het gebied) in het Amsterdam-Rijnkanaal loost.
  • De meeste gronden, zowel op oeverwallen als in de kleine lage gebieden, hebben een richting die haaks op de hoogtelijnen staat. Perceelsranden hebben veelal een hoge ouderdom.
  • De nederzettingen hebben veelal hun open karakter behouden, in die zin dat ze visueel niet afgesloten zijn voor het omringende landschap; voor de dorpen geldt dit, maar sterker nog voor de vele kleine nederzettingen. Deze zijn veelal lintvormig langs een verbindingsweg, zoals langs de Wielse Weg (noord van Eck en Wiel), Ganzert (noordwest van Ingen), Klinkenberg en Zevenmorgen (noord van Ingen).
  • Door het gehele gebied komen karakteristieke grote T-boerderijen voor.

Het plangebied betreft de doorontwikkeling van een bestaand toeristisch-recreatieve uitspanning, waarbij het Betuws karakter van het oeverwallenlandschap ter plekke van het plangebied wordt benadrukt en kan worden beleefd. In paragraaf 3.8 is te zien op welke wijze rekening is gehouden met de landschappelijke waarden en kernkwaliteiten van het Nationaal landschap Rivierenland. De verschillende landschappelijke onderdelen zijn ook als zodanig aangeduid op de verbeelding van het bestemmingsplan, in de vorm van de aanduidingen 'bos', 'natuur' en 'specifieke vorm van agrarisch - boomgaard'.

Intrekgebieden:  Het plangebied is aangewezen als intrekgebied. Een intrekgebied is in de Omgevingsverordening gedefinieerd als een 'beschermingsgebied grondwater waar het grondwater binnen duizend jaar bij een pompput voor de openbare drinkwatervoorziening kan zijn'. Om deze reden is in artikel 2.38 geregeld dat op gronden aangeduid als intrekgebied winning van fossiele energie niet mogelijk is. Het planvoornemen maakt geen winning van fossiele energie mogelijk. De ligging van het plangebied binnen een intrekgebied levert hiermee geen belemmering op voor het planvoornemen.

Conclusie: Op basis van het bovenstaande kan worden gesteld dat het voorliggend plan past binnen de Omgevingsverordening Gelderland.

4.2.3 Nieuwe landgoederen in woord en beeld

De provincie Gelderland heeft in 2010 een boek gepubliceerd waarin het landgoederenbeleid wordt geëvalueerd en waarin suggesties worden gedaan voor een aanpak bij het aanwijzen en indelen van nieuwe landgoederen. Het provinciaal beleid is opgezet vanuit de basis waarin de hoofdfunctie van de nieuwe bebouwing wonen betreft. Tijdens de evaluatie van het landgoederenbeleid is gebleken dat een ander programma met maatschappelijke meerwaarde ook heel goed past op een landgoed. Het programma binnen het landgoed kan profiteren van de plek en tegelijkertijd een meerwaarde bieden voor de omgeving. Voorbeelden die worden genoemd zijn maatschappelijke functies zoals gehandicaptenopvang, jeugdzorg, of ouderenzorg of voor het publiek interessante functies die aansluiten bij recreatie, zoals een ijsbaan of een theehuis. Van bestaande landgoederen is uit de evaluatie van de provincie gebleken dat deze een aantoonbare maatschappelijke meerwaarde kunnen hebben. De relatie tussen de functies op het landgoed en de omgeving is daarbij van belang.

De maatschappelijke en recreatieve functies die worden voorgesteld voor het landgoed Heerlijkheid Eck en Wiel kunnen maatschappelijke meerwaarde bieden, zoals bedoeld in de evaluatie van de provincie, voor onder andere recreanten, omwonenden en zorgbehoevenden uit de omgeving. De combinatie aan functies geeft de Heerlijkheid Eck en Wiel haar inclusieve karakter, waarbij de dag- en verblijfsrecreatieve functies mogelijkheden scheppen voor integratie in de samenleving van mensen met een beperking. De gezamenlijke aanwezigheid van dagrecreatie, verblijfsrecreatie, horeca en de woonzorgvoorziening zorgt voor een duurzame mix aan functies en maakt dat de functies hun bestaansrecht ontlenen aan elkaars nabijheid. Er is binnen het provinciaal beleid maatwerk mogelijk om een samenhang aan functies als onderdeel van het totaalconcept van de Heerlijkheid toe te kennen op het bestaande landgoed, zoals ook voorgelegd aan en bevestigd door de provincie Gelderland.

4.2.4 Streekgids Ruimtelijke Kwaliteit & Landschap Betuwe & Tielerwaard

Samen met Gelderse gemeenten heeft de provincie voor elke streek in Gelderland een streekgids landschap opgesteld. In deze 11 gidsen staan de kwaliteiten van het landschap per streek. In de Streekgids 'Betuwe en Tielerwaard' zijn de ambities voor deze regio opgenomen. De streekgidsen bieden inspiratie voor iedereen die iets in het landschap wil bouwen of aanleggen. De beoogde doorontwikkeling van de Heerlijkheid past binnen het provinciaal beleid en goed aansluit bij de ambities voor ruimtelijke kwaliteit van het landschap, zoals deze zijn opgenomen in de Streekgids.

De Streekgids heeft onder andere speerpunten opgenomen voor het behoud en de ontwikkeling de landgoederen van Gelderland. Het gaat onder andere om het behouden en ontwikkelen van natuurrijke landgoederen en buitenplaatsen, inclusief passende verbreding van de economische basis en versterking van recreatieve beleving. Daarbij wordt de aanbeveling gedaan om nieuwe landgoederen als bouwsteen te gebruiken om landschappelijke opgaven te realiseren. Om de stad-land-relatie te versterken kan de recreatieve betekenis en de toegankelijkheid van het buitengebied worden vergroot. Extra aandacht voor het versterken van het recreatieve routenetwerk en het ontwikkelen en faciliteren van landschapsinclusieve recreatieve voorzieningen draagt daar aan bij.

De ontwikkeling van het multifunctioneel landgoed Heerlijkheid Eck en Wiel draagt bij aan het invullen van de aanbevelingen uit de provinciale Streekgids voor het rivierenlandschap Betuwe & Tielerwaard.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Omgevingsvisie Buren

De gemeenteraad van de gemeente Buren heeft op 14 juni 2022 de Omgevingsvisie Buren vastgesteld. De Omgevingsvisie vormt de integrale visie voor de lange termijn voor de fysieke leefomgeving. De gemeente Buren is een afwisselende plattelandsgemeente met alle bijzondere kenmerken van het Nederlandse rivierenlandschap en de Betuwe in het bijzonder.

De gemeente Buren hanteert 6 speerpunten voor de toekomst:

  • Evenwichtige groei;
  • Gezonde en veilige leefomgeving;
  • Sterke voorzieningen;
  • Werken aan kwaliteit;
  • Naar een multifunctioneel buitengebied;
  • Een duurzame toekomst.

In de Omgevingsvisie heeft de gemeenteraad onder andere haar visie uitgesproken met betrekking tot nieuwe landgoederen, recreatie en voorzieningen. Daarnaast is per dorpskern een meer gespecificeerde visie opgenomen. In de onderstaande afbeelding is de visie op de kern Eck en Wiel weergegeven met de ligging van de planlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BVA1_0012.png"

Uitsnede visie voor Eck en Wiel met ligging van het plangebied

Geïnspireerd door de grote duurzame landschappelijke waarde van oude landgoederen en buitenplaatsen kwam op het eind van de 20e eeuw de gedachte op om zogenaamde ‘nieuwe landgoederen’ aan te leggen. De laatste jaren wordt vanuit de rijksoverheid het aanleggen van nieuwe landgoederen gestimuleerd. In 2012 is een start gemaakt met de aanleg van landgoed Heerlijkheid Eck en Wiel.

Visie op nieuwe landgoederen

Op steeds meer plekken in Nederland zijn er initiatieven om nieuwe landgoederen te ontwikkelen, waarbij het bouwen en enkele grotere woningen gepaard gaat met de ontwikkeling van 5 à 10 hectare natuur- en landschapsontwikkelingen en openbare paden. De ontwikkeling van landgoederen kan een waardevolle bijdrage leveren. De gemeente Buren kiest voor de ontwikkeling van landgoederen, die zorgen voor een landschappelijke en maatschappelijke meerwaarde. De gemeente Buren heeft de voorkeur om landgoederen te koppelen aan een wandelroute in de nabijheid van een kern en hanteert de voorwaarde dat een landgoed is opengesteld voor publiek.

In de visie worden voorwaarden gesteld voor het vestigen van nieuwe landgoederen. Voor bestaande landgoederen worden geen specifieke doelen genoemd. Wel worden de voorwaarden voor landgoederen benoemd en beoordeeld in relatie tot de voorliggende ontwikkeling. In de Omgevingsvisie geeft de gemeente Buren ruimte aan landgoederen onder de volgende voorwaarden:

  • 1. Als ze een toegevoegde waarde hebben voor ommetjes en wandelroutes en voor de ontwikkeling van de natuurschoon en de biodiversiteit. Een substantieel deel van het landgoed moet bestaan uit bos. We kiezen ervoor om landgoederen alleen toe te laten op oeverwallen en stroomruggen en bij voorkeur dichtbij een kern of gekoppeld aan een wandelroute.

Het voorliggend plan heeft een toegevoegde waarde voor de ontwikkeling van natuurschoon en biodiversiteit. De wandelroutes kunnen aansluiten op wandelpaden in de directe omgeving, waardoor het landgoed de schakel kan vormen tussen het dorp Eck en Wiel en de Rijndijk. De versterking van de natuurwaarden is vastgelegd als Bijlage 1 bij de regels en verankerd als voorwaardelijke verplichting.

  • 2. Als een landgoed echte landschappelijke kwaliteit toevoegt. Zo kan een landgoed op de rand van oeverwal naar kom het contract vergroten of aansluitend aan een natuurgebied de ecologische kwaliteit versterken.

Met de realisatie van het nieuwe inrichtingsplan wordt ingezet op de versterking van natuur- en landschapswaarden en het versterken c.q. zichtbaar maken van de wandelroutes (zie paragraaf 3.8.1 en 3.8.2 en het Inrichtingsplan in Bijlage 1).

  • 3. Nieuwe landgoederen zijn minimaal 10 hectare groot, en hebben maximaal 3 woongebouwen, die geclusterd worden op het landgoed. Een van de gebouwen is een duidelijk hoofdgebouw.

Er is geen sprake van een nieuw landgoed, maar een bestaand landgoed van circa 7 hectare waarbinnen functieverandering wordt beoogd. Het betreft de doorontwikkeling van een bestaand landgoed met hoofdzakelijk een woonfunctie tot een toeristisch-recreatief landgoed. Dit wordt gerealiseerd door het toevoegen van een maatschappelijke en verblijfsrecreatieve functie. Bij het toekennen van aanvullende maatschappelijke en recreatieve functies aan het bestaande landgoed Heerlijkheid Eck en Wiel is aansluiting gezocht bij het leveren van een bijdrage aan de gemeentelijke speerpunten. De gemeente richt zich op het creëren van een multifunctioneel buitengebied, waar met de doorontwikkeling van de Heerlijkheid een goede bijdrage aan wordt geleverd. De Heerlijkheid biedt een combinatie van natuur, wonen, water, zorg, horeca, recreatie en beleving. Deze combinatie heeft een positief effect hebben op de fysieke leefomgeving. Het huidige hoofdgebouw blijft duidelijk als hoofdgegbouw fungeren.

  • 4. Als een landgoed opengesteld is voor publiek. Het overgrote deel van het landgoed zal toegankelijk moeten zijn. De voorwaarde die horen bij een landgoed dat onder de NSW valt zullen ook opgenomen worden in het gemeentelijke omgevingsplan/bestemmingsplan en in de met de eigenaar te sluiten overeenkomst. Daarin zal worden gewaarborgd dat de bebouwing en het gebruik van de grond en de gebouwen natuurschoon en biodiversiteit niet schaden en de samenhang in het landgoed niet verstoren.

Sinds 31 augustus 2011 is het plangebied gerangschikt als opengesteld landgoed. Het landgoed blijft conform de huidige situatie opengesteld voor publiek. Er vindt een versterking plaats van de natuur- en landschapswaarden langs de opengestelde wandelroutes. In de Natuurschoonwet zijn waarborgen opgenomen dat de bebouwing en het gebruik van de grond en de gebouwen natuurschoon en biodiversiteit niet schaden en de samenhang in het landgoed niet verstoren. In het kader van de voorgenomen herziening van het bestemmingsplan is opnieuw beoordeeld welke functies passend zijn op een landgoed. De gemeente Buren heeft in het kader van de Omgevingsvisie aangegeven dat andere functies, zoals werken, zorg en recreëren, kunnen voorkomen op een landgoed. De gemeente staat deze functies toe binnen het bebouwde cluster als het gerealiseerde natuurschoon wordt geborgd. De gebruiksfuncties die als passend worden gezien op het landgoed worden in het plan vastgesteld.

Net als wonen zullen andere mogelijke functies geconcentreerd op het landgoed moeten voorkomen, zodat het natuurschoon de hoofdfunctie kan blijven. In het voorliggend plan worden de hoofdfuncties daarom geconcentreerd op het centraal erf (binnen de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca en recreatie' en de aanduiding 'speicifieke vorm van maatschappelijk - zorgwonen'). De fysieke concentratie van functies op het centraal erf is zodoende geborgd in het bestemmingsplan.

De overige gronden kunnen worden gebruikt voor extensieve dagrecreatie en zijn hoofdzakelijk bestemd voor het natuurschoon. De realisatie van het inrichtingsplan is vastgelegd in het voorliggend bestemmingsplan door middel van een voorwaardelijke verplichting en door middel van een anterieure overeenkomst met de gemeente. In de anterieure overeenkomst met initiatiefnemer zijn tevens de voorwaarden uit de NSW geborgd.

Voor zorgfuncties wordt in de Omgevingsvisie benoemd dat mogelijkheden kunnen worden gezocht in het buitengebied om zorgbehoevenden een prikkelarme omgeving te kunnen bieden. Daarbij kan worden gedacht aan een voormalige agrarische locatie of een landgoed.

Visie op recreatie

De gemeente Buren benadrukt in de Omgevingsvisie dat het een sterke recreatiegemeente is, die is gericht op de beleving van het rivierenlandschap. Buren ziet recreatie als een kans voor de economie. Om deze economische kans te benutten, maar tegelijk de kwaliteit van het landschap te borgen, wordt gekozen voor een balans tussen recreatief medegebruik van het landschap en het aanwijzen van enkele goed bereikbare recreatie ontwikkelingsgebieden. De gemeente wil het aanbod dag- en verblijfsrecreatie wel laten groeien, maar deze moet kleinschalig zijn of geconcentreerd in de recreatiegebieden die er nu zijn. Op deze manier zal de impact van deze groei geen afbreuk doen aan de kwaliteit van het landschap als geheel.

We maken daarom de volgende keuzes:

  • Duurzaam kwaliteitstoerisme in het multifunctioneel landelijk gebied.
  • Doorgroeimogelijkheden in recreatie ontwikkelingsgebieden.

De gemeente zet in het buitengebied in op duurzaam kwaliteitstoerisme. De gemeente Buren maakt in principe overal recreatieve initiatieven mogelijk, zolang deze functies geïntegreerd kunnen worden in het landschap en passen bij de bijzondere elementen die ter plekke voorkomen. Nieuwe functies moeten bijdragen aan de variatie en kwaliteit van ons aanbod en gericht zijn op de beleving van het landschap en ‘buiten zijn’. Zo geldt dat de multifunctionele dorpszones door hun nabijheid bij de kernen iets meer ‘bezoekers’ aankunnen, dan locaties, die verder van de kernen of ontsluitingswegen afliggen.

Doorontwikkeling Heerlijkheid: De doorontwikkeling van landgoed Heerlijkheid Eck en Wiel bestaat onder andere uit het realiseren van verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van 8 familiekamers als onderdeel van het landgoed. Daarnaast worden dagrecreatieve activiteiten georganiseerd en wordt het landgoed gebruikt voor extensief medegebruik door wandelaars. Het initiatief kan worden gezien als duurzaam kwaliteitstoerisme in het multifunctioneel landelijk gebied. De mix aan functies op het landgoed draagt bij aan het multifunctionele karakter van het buitengebied. Bij het concept van de Heerlijkheid staat beleving centraal en wordt wandelen en fietsen in de buitenlucht gefaciliteerd en gestimuleerd door als uitvalsbasis te functioneren. Het totaal aan functies wordt zorgvuldig ingepast in het landschap, mede door de uitvoering van het beplantingsplan dat als Bijlage 1 onderdeel uitmaakt van de regels van het bestemmingsplan. De uitvoering van het beplantingsplan is in de regels gekoppeld aan de realisatie van de verblijfsrecreatieve voorzieningen.

Visie voor Eck en Wiel

De gemeente Buren benadrukt in de Omgevingsvisie dat Eck en Wiel in de toekomst een levendig recreatief plattelandsdorp blijft met een mix aan functies. Daarnaast wil de gemeente de recreatiemogelijkheden omarmen door het aantrekkelijke cultuurhistorische landschap. Inwoners geven daarnaast onder andere aan de toegankelijkheid van de uiterwaarden voor wandelaars te willen verbeteren.

Het noordwestelijke deel van het buitengebied is aangewezen als multifunctionele dorpszone. Hier zijn verschillende ontwikkelingen op vrijkomende erven mogelijk als de ruimtelijke kwaliteiten behouden blijft en waar mogelijk versterkt wordt. De multifunctionele dorpszones zijn gebieden waar al een grotere dichtheid aan bebouwing en een mix aan functies voorkomt. In die zones rond de kernen geeft de gemeente ruimte aan nieuwe functies, waaronder wonen, bepaalde soorten bedrijvigheid en recreatie. De gemeente ziet onder andere mogelijkheden voor zorgfuncties, die een combinatie zoeken van de rust van het buitengebied, en bijzondere recreatiefuncties.

Doorontwikkeling Heerlijkheid: De doorontwikkeling van landgoed Heerlijkheid Eck en Wiel draagt bij aan de beoogde mix aan functies voor het levendig recreatief plattelandsdorp Eck en Wiel. Het initiatief is gefocust op de beleving van het cultuurhistorische landschap. De natuurontwikkeling en landschappelijke opwaardering van het landgoed draagt daarnaast bij aan een aantrekkelijke wandelroute richting de uiterwaarden, waarmee de toegankelijkheid voor wandelaars richting de uiterwaarden wordt verbeterd.

Conclusie

Het planvoornemen bestaat uit de verdere doorontwikkeling en exploitatie van een bestaand toeristisch-recreatieve uitspanning. De ontwikkeling draagt bij aan de visie op nieuwe landgoederen en de visie op recreatie en past binnen de beoogde ontwikkeling van Eck en Wiel als levendig recreatief plattelandsdorp. De beoogde doorontwikkeling van Heerlijkheid Eck en Wiel past daarmee binnen de Omgevingsvisie Buren.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

5.1 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient er voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Voorgaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder. Hiervoor worden de afstanden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' als maatgevend beschouwd'.

Het plan voorziet in de doorontwikkeling van de bestaande toeristisch-recreatieve voorzieningen en de vestiging van maatschappelijke voorzieningen op een centraal erf. De maatschappelijke en recreatieve ontwikkeling leidt enerzijds tot het verblijf van personen binnen de inrichting als hindergevoelige functie en anderzijds tot dagrecreatieve voorzieningen en het bestemmen van de bestaande horecafunctie met een uitstraling van hinder. In deze paragraaf zijn de functies en activiteiten in de omgeving beoordeeld, om aan te tonen dat de omliggende functies niet worden gehinderd en geen hinder wordt ondervonden vanuit de omgeving.

5.1.1 Functies binnen het centraal erf

De Heerlijkheid vormt één concept, waarbij de verschillende in Hoofdstuk 3 beschreven onderdelen gezamenlijk een geheel vormen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is van belang dat de verschillende functies voor wat betreft milieu-impact onderling bij elkaar passen. Voor de functies op het centraal erf geldt dat rekening gehouden moet worden met de onderlinge aanwezigheid van bepaalde functies. De maatschappelijke voorzieningen, verblijfsrecreatieve voorzieningen en woonfuncties vragen om een rustige omgeving, met name in de avond- en nachtperiode. De verblijfsfuncties worden voorzien op een afstand van minimaal 10 m van de horecavoorziening. De verschillende activiteiten houden elkaar in balans; zo is rust en ruimte van groot belang voor de bewoners van de woonzorggroep als ook de recreanten die verblijven in de familiekamers en daar zal binnen het horecabedrijf rekening mee moeten worden gehouden. Initiatiefnemer is zowel exploitant van de horecavoorziening als van de verblijfsrecreatieve voorzieningen en streeft een rustig verblijfsklimaat na voor zijn gasten. De aanwezigheid van gevoelige verblijfsfuncties binnen het centraal erf vormen zijn leidend voor de mogelijkheden binnen de horecavoorziening en zijn daarmee tevens een extra borging dat externe uitstraling van geluid vanaf de Heerlijkheid als geheel beperkt blijft.

5.1.2 Hinderveroorzakende functies binnen het plangebied

Met de toevoeging van (verblijfs)recreatieve voorzieningen, wordt een hinderveroorzakende functie toegevoegd aan de omgeving. Het toeristisch-recreatief bedrijf met familiekamers kan op basis van de VNG-publicatie worden ingedeeld onder SBI-2008 categorie 5510 'Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra'. De (bestaande) horecafunctie kan worden ingedeeld onder SBI-2008 categorie 561 'Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d.' en categorie 563 'Café's, bars'. Voor alle genoemde bedrijfscategorieën geldt milieucategorie 1 met bijbehorende richtafstand van 10 meter in het kader van geluid. Binnen 10 meter van de genoemde horeca- en recreatieve functies liggen geen gevoelige functies.

5.1.3 Hindergevoelige functies binnen het plangebied

Binnen het plangebied liggen diverse functies die gevoelig zijn voor hinder. Het gaat daarbij om de recreatieve en maatschappelijke voorzieningen waar personen verblijven en de op te richten woningen. In de omgeving zijn de volgende hinderveroorzakende functies aanwezig:

Locatie   Functie   Richtafstand   Afstand tot het plangebied   Afstand tot gevoelige functie binnen het plangebied  
Veerweg 12   Grondgebonden agrarisch   30 m   40 m   75 m  
Veerweg 3   Kleinschalig bed&breakfast en kampeerterrein aan huis   10 m   0 m   150 m  
Kalverlandseweg 3   Recreatiepark   10 m   10 m   200 m  
De Dreef 1   Agrarisch niet-grondgebonden   200 m   320 m   390 m  

Tabel met afstand tot omliggende functies

De gevoelige functies binnen het plangebied liggen niet binnen de richtafstanden van omliggende bedrijven. De voorgenomen ontwikkeling vormt daarmee geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven en vanuit milieuzonering kan worden gesteld dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plekke van de gevoelige functies.

5.1.4 Conclusie

Het plan leidt niet tot beperkingen voor omliggende functies. Ook vormen omliggende functies geen belemmering voor het plan. Gelet op vorenstaande vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor het planvoornemen.

5.2 Spuiten met gewasbeschermingsmiddelen

Contact met chemische gewasbeschermingsmiddelen is slecht voor de gezondheid van de mens. Dit contact kan plaatsvinden via opname door de huid dan wel inademing. Om te voorkomen dat een dergelijk contact kan plaatsvinden, is het wenselijk om een zekere afstand in acht te nemen tussen boomgaarden en verblijfsgebieden. Op basis van jurisprudentie wordt in beginsel een risicozone voor woon- en verblijfsgebieden aangehouden van 50 meter vanaf de perceelgrens.

Bij het beoordelen van een spuitzone dient te worden uitgegaan van het planologisch maximaal toegestane gebruik. Ook indien de teeltactiviteiten op een perceel zijn gestaakt of planmogelijkheden ongebruikt zijn gelaten, dient onderzocht te worden of een spuitzone nodig is. Vanwege de grote aanwezigheid van fruitteeltbedrijven en het economisch belang van de fruitteeltsector in de gemeente Buren, houdt de gemeente vast aan de planologische mogelijkheid tot het oprichten van boomgaarden op elk perceel met een agrarische bestemming. Daarmee moet rekening worden gehouden met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op alle agrarische percelen, tenzij een spuitvrije zone is opgenomen in het bestemmingsplan.

Ten behoeve van het voornemen zijn de mogelijkheden voor spuiten met gewasbeschermingsmiddelen op aangrenzende percelen en de toekomstige gebruiksmogelijkheden van het eigen perceel geanalyseerd. Op het landgoed zelf wordt geen gebruik gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen.

Bij de beoordeling van het aspect 'spuiten met gewasbeschermingsmiddelen' zijn de mogelijkheden voor omliggende bedrijven en een goed woon- en leefklimaat beoordeeld.

Mogelijkheden voor omliggende fruitteeltbedrijven: In de huidige situatie is sprake van een verblijfsfunctie in de vorm van wonen rondom het centraal erf op de planlocatie. Voor de zuidkant van het erf geldt dat deze functie op dezelfde locatie wordt voortgezet. Voor omliggende fruitteeltbedrijven vindt geen verandering plaats in relatie tot de bedrijfsactiviteiten. De afstand tussen de fruitpercelen en de bestaande gevoelige functies wordt in de beoogde situatie niet korter. Er is geen sprake van nieuwe belemmeringen voor het uitvoeren van de huidige bedrijfsactiviteiten.

Aan de noord- en oostzijde van het erf wordt een verblijfsfunctie in de vorm van verblijfsrecreatie en zorgwonen toegevoegd. Deze uitbreiding vindt plaats op meer dan 50 m afstand van omliggende fruitteeltpercelen en vormt daarmee eveneens geen belemmering voor de omliggende fruitteeltbedrijven. In de hoogstamfruitboomgaard op eigen terrein is geen sprake van een agrarische bedrijfsvoering.

Aanvaardbaar woon- en leefklimaat: Naast het feit dat de ontwikkeling geen belemmering dient te vormen voor omliggende fruitteeltbedrijven, dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening het woon- en leefklimaat te worden beoordeeld. Er worden geen nieuwe mogelijkheden geboden binnen 50 m van percelen die bedrijfsmatig worden gebruikt voor het telen van fruit en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Voor alle nieuwe functies die worden toegekend met het voorliggend plan, geldt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Voor de bestaande planologische verblijfsmogelijkheden (twee woningen) geldt dat de afstand tussen fruitpercelen en de verblijfsfuncties niet kleiner wordt. Er is sprake van een bestaande van een afstand van circa 25 m tussen het dichtstbijzijnde fruitperceel en de bestemmingsgrens (grens bestemming 'Wonen'). Vanuit het Activiteitenbesluit geldt voor spuiten met gewasbeschermingsmiddelen dat gebruik gemaakt dient te worden van driftreducerende spuittechnieken. Bovendien geldt dat langs oppervlaktewaterlichamen een aanvullende teeltvrije zone van 5 m in acht genomen moet worden. Tussen het fruitperceel en de verblijfsfunctie ligt een watergang, waarmee deze extra 5 m in acht genomen moet worden. Daarnaast worden binnen het plangebied extra landschapselementen aangebracht met een filterende werking rondom de verblijfsfunctie.

In relatie tot de huidige planologische situatie en in relatie tot de bovenstaande feitelijke situatie kan worden gesteld dat sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat ter plaatse van de gevoelige functies. Bovendien geldt dat in de huidige situatie reeds sprake is van mogelijkheden voor bewoning.

Conclusie: Het aspect spuiten met gewasbeschermingsmiddelen vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.3 Bodem

Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik.

Er vindt een planologische functiewijziging plaats voor het gedeelte aan de noordzijde van het centraal erf, waar een nieuwe verblijfsrecreatieve functie wordt gerealiseerd. Voor dit gedeelte is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem onderzocht. De overige nieuwe functies die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, zijn geprojecteerd op gronden die momenteel zijn voorzien van een woonbestemming. Op basis van de bestaande woonfunctie kan worden gesteld dat de bodemkwaliteit van deze gronden reeds geschikt is voor de beoogde functie. Voor het grootste gedeelte van het plangebied geldt zowel in de huidige als in de nieuwe situatie een gemengde bestemming. Voor deze gronden vindt geen functiewijziging plaats en kan een bodemonderzoek achterwege blijven.

Om de bodemkwaliteit ter plekke van de toe te kennen verblijfsrecreatieve functie ten noorden van het huidige centraal erf inzichtelijk te maken, is door NIPA Milieutechniek B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (rapportnummer N216376.001.004/KVV, d.d. 14 december 2022). De rapportage is bijgevoegd als Bijlage 2 bij deze toelichting.

Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de zowel de vaste bodem als het grondwater niet (noemenswaardig) verontreinigd zijn met de onderzochte parameters. Er zijn wel OCB aangetoond maar in dergelijk lage waarden dat de uitvoering van een aanvullend of nader onderzoek niet zinvol is. De bodemkwaliteit is geschikt voor het toekennen van de beoogde functie.

Het aspect bodem levert hiermee geen belemmering op voor het planvoornemen.

5.4 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met de Wet geurhinder en veehouderij geldt één toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderijen in de hele gemeente. Voor niet vergunningplichtige veehouderijen en overige agrarische niet vergunningplichtige bedrijven is het Activiteitenbesluit het toetsingskader. De Wet geurhinder en veehouderij bevat normen en afstanden die bedrijven moeten aanhouden ten opzichte van geurgevoelige objecten.

In de directe nabijheid van het plangebied ligt één veehouderij (De Dreef 1). Deze veehouderij ligt op geruime afstand van het plangebied. Gelet op de grote afstand en de afwezigheid van andere veehouderijbedrijven in de directe omgeving kan worden gesteld dat op de planlocatie sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Het planvoornemen leidt niet tot een belemmering van het veehouderijbedrijf.

Het aspect geur vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.5 Geluid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met verkeer, spoor of bedrijven. In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenaamde 'geluidgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale belasting.

Wegverkeerslawaai

In het voorliggend bestemmingsplan worden twee nieuwe woningen mogelijk gemaakt. De nieuwe woningen liggen geprojecteerd binnen de geluidzone van de Veerweg. Het betreft woningen die op basis van het geldend bestemmingsplan reeds gerealiseerd kunnen worden. De bouwvlakken van de nieuwe woningen worden ten opzichte van het geldend bestemmingsplan iets verschoven in de richting van de Veerweg. Vanwege de verschuiving van de woningen binnen het plangebied is de geluidbelasting op deze woningen opnieuw bepaald. Om deze reden is door Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu B.V. een akoestisch onderzoek berekening gevelbelasting uitgevoerd (rapportnummer M215458.001.001.R1/GGO, 17 november 2022). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als Bijlage 3 bij de toelichting.

De geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de Veerweg overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevel van het bouwplan. Derhalve is het verlenen van een hogere waarde conform artikel 110a, lid 5 van de Wet geluidhinder niet aan de orde.

Ter bepaling van de gecumuleerde waarde dient de totale geluidbelasting (exclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder) te worden berekend van alle zoneplichtige (spoor)wegen, industrie en luchtvaart met een geluidbelasting boven de voorkeursgrenswaarde. In het onderhavige is dit niet aan de orde.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de cumulatie bepaald inclusief alle gemodelleerde geluidbronnen. Ter bepaling van de milieukwaliteit in de omgeving is deze gecumuleerde waarde getoetst aan de 'methode Miedema'. De maximale gecumuleerde waarde, welke voornamelijk wordt bepaald door de Veerweg, bedraagt 53 dB, waarmee gesteld kan worden dat er sprake is van de kwalificatie 'redelijk' en daarmee van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Aangezien de cumulatieve geluidbelasting kleiner of gelijk is aan 53 dB, is een nader onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevel niet nodig. Bij toepassing van standaard bouwmaterialen is een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd.

Industrielawaai

Naast wegverkeerslawaai, is ook het aspect industrielawaai relevant. Uit paragraaf 5.1 Bedrijven en milieuzonering blijkt dat de geluidgevoelige functies, die worden geregeld met het voorliggend plan, niet binnen de richtafstanden van omliggende bedrijven liggen. Daarnaast blijkt dat geluidgevoelige functies in de omgeving niet binnen de richtafstanden van de toeristisch-recreatieve voorzieningen liggen.

Geluidnormen voor horecabedrijven zijn geregeld in de rechstreeks werkende regels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hiervoor wordt de representatieve bedrijfssituatie getoetst. Voor het voorliggend plan kan bij de representatieve bedrijfssituatie onder andere worden gedacht aan het afspelen van versterkte muziek binnen de inrichting en stemgeluid op het buitenterras. Het is in verband met het afspelen van versterkte muziek noodzakelijk om hiervoor in het milieuspoor een melding te doen. Bij de melding wordt door de exploitant een akoestisch onderzoek aangeleverd, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het Activiteitenbesluit. Gelet op de grote afstand tot omliggende geluidgevoelige objecten - minimaal 75 m - kan worden aangenomen dat het mogelijk is om een representatieve bedrijfssituatie in te passen die voldoet aan deze rechstreeks werkende geluidsnormen, zonder verdere maatregelen. Het is mogelijk om een representatieve bedrijfssituatie in te passen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca en recreatie'. Het aspect industrielawaai vormt geen belemmering voor het voorliggend plan.

Conclusie

Op basis van deze conclusies levert het aspect geluid geen belemmering op voor het voornemen.

5.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het risico dat een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.

Het plan bestaat uit de oprichting van een nieuw toeristisch-recreatief gebouw, waar personen gedurende de dag verblijven (dagrecreatie) en 's nachts kunnen overnachten (verblijfsrecreatie). Eén van de woningen wordt omgezet naar een zorgvoorziening met tien woonzorgeenheden. Per saldo is sprake van toename van het aantal personen binnen het plangebied vanwege het toevoegen van de maatschappelijke en recreatieve functies. Daarmee is sprake van de toevoeging van één zeer kwetsbaar object (zorgvoorziening) en een aantal kwetsbare objecten en dienen de risico's te worden beschouwd. Op de onderstaande afbeelding is de risicokaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BVA1_0013.png"

Risicokaart met ligging van het plangebied (bron: Atlas Leefomgeving, 2023)

Risicovolle inrichtingen (Bevi): Uit de risicokaart blijkt dat er geen risicovolle inrichtingen in de directe omgeving van het plangebied liggen.

Transport gevaarlijke stoffen (Bevt) en leidingen (Bevb): Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van een ondergrondse gasleiding van de GasUnie. Het gaat om de ondergrondse hogedrukaardgastransportleiding die direct ten oosten van het plangebied ligt, parallel aan de grens van het plangebied aan de overzijde van de watergang (kenmerk W-526-01).

Met betrekking tot hogedrukaardgastransportleidingen zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico relevant. De maximale druk van de betreffende leiding is 4000 kPa. De plaatsgebonden risicocontour van de leiding is daarom kleiner dan de belemmeringenstrook van 4 meter. De belemmeringenstrook ligt buiten het plangebied. Er worden geen kwetsbare objecten opgericht binnen de plaatsgebonden risicocontour.

Het groepsrisico dient te worden verantwoord indien het plan binnen de 1%-letatliteitscontour ligt. Het groepsrisico betreft de cumulatieve kansen per jaar per kilometer buisleiding dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een buisleiding en een ongewoon voorval met die buisleiding. Het invloedsgebied is het gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico van de buisleiding tot de grens waarop de letaliteit van die personen 1% is.

Op basis van tabel 5.1 uit het 'Handboek buisleiding in bestemmingsplannen' van het Ministerie van I&M (2016), kan de 1% letaliteitsafstand van een buisleiding worden bepaald. De uitwendige diameter van de buisleiding is 212 mm. De maximale druk bedraagt 4000 kPa. Op basis van de tabel kan worden gesteld dat de 1%-letaliteitsafstand minder is dan 95 meter. De 100%-letaliteitsafstand ligt op minder dan 50 m van de leiding.

De nieuwe woonzorgvoorziening ligt op 190 meter afstand van de aardgasleiding. De overige nieuwe objecten liggen op een grotere afstand van de leiding. Het plangebied ligt binnen de 1%-letaliteitsafstand van de aardgasleiding (95 m), maar alle kwetsbare en zeer kwetsbare objecten die met het voorliggend plan mogelijk worden gemaakt liggen buiten deze afstand. Het plan heeft daarom geen gevolgen voor het groepsrisco.

Conclusie: Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.7 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm), zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen. Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.

Bijdrage van de ontwikkeling aan de luchtkwaliteit: Indien een project aangeduid kan worden als Niet in betekenende mate (NIBM) vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex artikel 5.16 Wm. In het besluit NIBM wordt gesteld dat een project NIBM is wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht. De voorgenomen planontwikkeling betreft het planologisch vastleggen de bestaande groepsaccommodatie en het mogelijk maken van de oprichting van een nieuwe accommodatie. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat hanteert de NIBM-tool om te bepalen of een project al dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Hiertoe zijn de vervoersbewegingen ingevoerd, zoals onderbouwd in paragraaf 5.9.1 Verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BVA1_0014.png"

Uit de NIBM-tool kan worden geconcludeerd dat het plan in het kader van luchtkwaliteit kan worden aangemerkt als Niet In Betekenende Mate (NIBM).

Woon- en leefklimaat ter plekke van de voorgenomen ontwikkeling: Naast de eigen bijdrage aan de concentraties PM10 en NO2, dient te worden beschouwd of ter plekke van de nieuwe gevoelige functies (woningen, verblijfsrecreatieve functie en woonzorgeenheden) sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Daarnaast mag de ontwikkeling niet leiden tot een belemmering van de omliggende veehouderijen. Op basis van de grootschalige concentratiekaarten Nederland voldoet de luchtkwaliteit ter plekke. In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen veehouderijen. De luchtkwaliteit ter plekke van de voorgenomen ontwikkeling vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

Conclusie: Het aspect luchtkwaliteit vormt op basis van het bovenstaande geen belemmering.

5.8 Natuur

Voor de planologische procedure dient te worden vastgelegd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de geldende natuurwetgeving. De Wet natuurbescherming maakt onderscheid tussen beschermde gebieden en beschermde soorten. Om in beeld te brengen of de ontwikkeling in strijd is met natuurwetgeving en hoe eventuele strijdigheid met de wet voorkomen kan worden, zijn hieronder de beschermde gebieden en beschermde soorten beschouwd.

5.8.1 Gebiedsbescherming

Er dient aannemelijk te worden gemaakt dat het plan geen negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van Europees beschermde Natura2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura 2000: Het plangebied ligt niet binnen de grenzen van Europees beschermde Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Rijntakken (uiterwaarden van de Nederrijn) op circa 83 m ten noorden van het plangebied. Op de onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied ten opzichte van Natura2000-gebied 'Rijntakken' weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BVA1_0015.png"

Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden in de omgeving (bron: AERIUS calculator)

Doordat het plangebied buiten het Natura 2000-gebied ligt, kunnen alleen effecten optreden als gevolg van externe werking. Gezien de relatief korte afstand tot het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied is het niet zonder meer op voorhand uit te sluiten dat negatieve effecten ontstaan op Natura 2000-gebied. Effecten waarvoor het Natura 2000-gebied Rijntakken gevoelig is, zijn: oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, verstoring door geluid, licht en trilling, optische verstoring en verstoring door mechanische effecten. Om mogelijke negatieve effecten op het Natura2000-gebied als gevolg van externe werking uit te sluiten is door Staro B.V. een voortoets uitgevoerd. Deze voortoets is toegevoegd als Bijlage 4 bij de toelichting.

Aan de hand van deze voortoets kan er geconcludeerd worden dat de bouwwerkzaamheden en het eindgebruik geen significant negatief effect hebben op het Natura-2000 gebied. Uitsluitend bij de uitvoering van mogelijke heiwerkzaamheden, kan er een verstoring op basis van geluid plaatsvinden. De in het Natura-2000 gebied aanwezige vogelsoorten grutto, wulp en tureluur zijn hiervoor mogelijk gevoelig. Wanneer eventuele heiwerkzaamheden echter in het najaar uitgevoerd worden, kan er door de afwezigheid van de genoemde vogelsoorten uitgesloten worden dat het vrijgekomen geluid negatieve effecten heeft. Er is op grond van de Wet natuurbescherming geen vergunning vereist. Er is sprake van een uitvoerbaar bestemmingsplan.

Daarnaast is beoordeeld of stikstofemissie ten gevolge van het planvoornemen kan leiden tot significant negatieve effecten in de vorm van stikstofdepositie in het Natura2000-gebied. Als een (bouw)project significant negatieve effecten veroorzaakt op stikstofgevoelige habitattypen en soorten in een Natura2000-gebied als gevolg van stikstofemissie of andere effecten is een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist (zie artikel 2.7 en 2.8 van de Wet natuurbescherming). Om mogelijke negatieve effecten in de vorm van stikstofdepositie in het Natura2000-gebied uit te sluiten is er een stikstofonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd als Bijlage 5 bij de toelichting.

Op basis van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat significant negatieve effecten ten aanzien van de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura2000-gebieden zijn uit te sluiten. Voor het plan is derhalve geen vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming vereist.

Natuurnetwerk Nederland (NNN): Natuurgebieden in Nederland zijn erg versnipperd. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN; in provincie Gelderland bestaande uit het Gelders Natuurnetwerk (GNN)) heeft als doel om natuurgebieden te vergroten en met elkaar te verbinden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. In de provincie Gelderland zijn naast het GNN ook Groene Ontwikkelingszones (GO) aangewezen. De GO is een zone die bestaat uit gebieden met andere bestemmingen dan natuur die ruimtelijk verweven zijn met het GNN en daar functioneel mee samenhangen en waarin wordt ingezet op versterking van die samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden.

De plangebieden zijn niet gelegen binnen gronden behorend bij GNN of de Groene Ontwikkelingszone. Ten noorden van het plangebied, aan de overzijde van de Rijnbandijk, maken de gronden wel deel uit het van het Gelders Natuurnetwerk (uiterwaarden van de Neder-Rijn). Deze gronden liggen op circa 83 meter van het plangebied.

De kernkwaliteiten van het GNN deelgebied ten noorden van het plangebied zijn:

  • Laagdynamische rivier met enige geologische en geomorfologische dynamiek; ecologisch kerngebied én verbinding tussen Midden-Europa en de Noordzeekust.
  • Zuidoever Neder-Rijn met kleinschalig, deels agrarisch cultuurlandschap. Onbebouwdheid van de uiterwaarden (enkele boerderijen en steenfabrieken)
  • Waarden voor steenuil, weidevogels, water- en moerasvogels, vleermuizen, amfibieën, ringslang, vissen en bever. Alle door de Natuurbeschermingswet beschermde soorten en hun leefgebieden in dit deelgebied
  • Cultuurhistorische waarden van de uiterwaarden, oude kavelpatronen, doorbraakkolken, waterstaatswerken (kades en sluisjes), kleiwinningen. Aardkundige waarden (reliëf van oeverwallen, strangen en andere stromingspatronen), kwel, bodem
  • Recreatie, wateropvang en –afvoer. Rust, ruimte en donkerte.

Het plangebied behoort niet tot het GNN of de GO. De voorgenomen plannen doen geen afbraak aan bovengenoemde kernkwaliteiten. Gezien de afstand tussen het plangebied en het GNN, de tussenliggende Rijnbandijk en de aard van de voorgenomen plannen is het uit te sluiten dat de voorgenomen plannen een (significant) negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van het GNN en GO.

5.8.2 Soortenbescherming

Om in beeld te brengen of de ontwikkeling in strijd is met natuurwetgeving en hoe eventuele strijdigheid met de wet voorkomen kan worden is door Staro B.V. een quickscan flora en fauna uitgevoerd (rapportnr. 20210149, 10 november 2022). Het rapport is bijgevoegd als Bijlage 6 bij de toelichting.

Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen plannen niet leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming, mits de volgende vervolgstappen en maatregelen worden genomen:

  • 1. De werkzaamheden worden uitgevoerd buiten de broedperiode van vogels en wanneer geen broedgeval aanwezig is binnen het plangebied.
  • 2. Tijdens de werkzaamheden wordt voorkomen dat geschikt habitat ontstaat voor rugstreeppad.
  • 3. Bij het verwijderen van vegetatie en graafwerkzaamheden voor de natuurvriendelijke oever wordt in één richting gewerkt, zodat aanwezige dieren kunnen vluchten.
  • 4. Bij de aanleg van de natuurvriendelijke oever wordt rekening gehouden met de voortplantingsperiode van ringslang. Derhalve kan de aanleg worden uitgevoerd tussen oktober en maart.
  • 5. Een AERIUS-calculatie dient te worden uitgevoerd om te berekenen wat de stikstofdepositie is op het Natura 2000-gebied als gevolg van de voorgenomen plannen.
  • 6. Een voortoets dient te worden uitgevoerd om te onderzoeken of de voorgenomen werkzaamheden leiden tot verdroging van het Natura 2000-gebied en tot verstoring van het Natura 2000-gebied als gevolg van trilling en geluid.
5.8.3 Conclusie

Het plan zal niet leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming, mits rekening wordt gehouden met bovenstaande aanbevelingen. Met inachtneming van de door de ecoloog opgestelde conclusies en aanbevelingen met betrekking tot soortenbescherming, zal het plan niet leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming. Voor de punten 5 en 6 is in paragraaf 5.8.1 gemotiveerd dat sprake is van een uitvoerbaar planvoornemen.

Uit het bovenstaande kan worden opgemaakt dat het aspect natuur geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.

5.9 Verkeer en parkeren

Ten behoeve van het onderbouwen van een goede ruimtelijke ordening is een goede borging van de aspecten verkeer en parkeren van belang. Het planvoornemen moet infrastructureel goed inpasbaar zijn in haar omgeving en er dient sprake te zijn van voldoende parkeervoorzieningen voor de beoogde functies.

5.9.1 Verkeer

Het plangebied wordt in de huidige situatie ontsloten door middel van drie ontsluitingen op de Veerweg. De middelste entree is de hoofdontsluiting van het centraal erf en tevens de ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer. De noordelijke ontsluiting wordt gebruikt als ontsluiting van de bestaande veldschuur en om de bestaande parkeerplaatsen voor extensief recreatief gebruik te bereiken. De zuidelijke ontsluiting wordt slechts incidenteel gebruikt. Dit blijft in de beoogde situatie gehandhaafd.

De recreatieve voorzieningen en horeca hebben een verkeersaantrekkende werking. In paragraaf 5.9.2 Parkeren is de parkeerbehoefte bij de voorzieningen onderbouwd. Het aantal verkeersbewegingen is ingeschat op basis van het aantal parkeerplaatsen en het verwacht gebruik van de parkeerplaatsen per weekdag. Er zijn dagen waarop de parkeerplaatsen meerdere keren per dag worden gevuld. Daartegenover zullen er dagen zijn dat minder gasten worden ontvangen en niet de volledige parkeerbehoefte zal worden ingevuld. Gemiddeld wordt aangenomen dat elke parkeerplaats twee maal per dag wordt gebruikt. Per parkeerplaats is sprake van twee heenbewegingen en twee terugbewegingen. Het totaal aantal verkeersbewegingen met personenauto's per weekdag bedraagt daarmee in de beoogde situatie gemiddeld 2 x 2 x 68 = 272 verkeersbewegingen per weekdag.

De uitgangspunten die in deze verkeersparagraaf zijn omschreven, zijn gebruikt bij het uitvoeren van de NIBM-toets (zie paragraaf 5.7 Luchtkwaliteit) en het stikstofonderzoek (zie paragraaf 5.8 Natuur).

5.9.2 Parkeren

De Heerlijkheid bestaat uit een combinatie van verschillende functies en heeft daarom een gemengde bestemming. De functies rondom het centraal erf hebben elk een eigen parkeerbehoefte, maar deze is niet zonder meer bij elkaar op te tellen. De verschillende functies zijn complementair aan elkaar en bezoekers van de verblijfsrecreatieve functie maken bijvoorbeeld ook gebruik van dagrecreatieve voorzieningen en horeca op het terrein. Het opstellen van een parkeerbalans met bijbehorende CROW-normen is daarom niet doeltreffend.

Het uitgangspunt (en tevens vereiste) is het verwerken van de volledige parkeerbehoefte van alle voorzieningen op eigen terrein. Daartoe worden in de nieuwe situatie 58 parkeerplaatsen voorzien. Deze parkeerplaatsen worden gebruikt voor bezoekers van de bestaande horecavoorziening, de nieuwe dagrecreatieve voorzieningen en de nieuwe verblijfsrecreatieve voorzieningen. Dit aantal parkeerplaatsen is toereikend, omdat een groot gedeelte van de bezoekers niet met de auto naar de toeristisch-recreatieve uitspanning reist. De bezoekers van de bestaande horecafunctie en de toekomstige dagrecreatieve functie zijn voor een groot gedeelte recreanten, die zich per fiets of te voet door de omgeving verplaatsen. Voor wandelaars is geen sprake van een parkeerbehoefte; voor fietsers wordt een fietsparkeerplaats voorzien langs de ontsluiting van het centraal erf.

Voor de woonzorgvoorzieningen geldt op basis van de CROW-publicatie geen parkeernorm. Om een reële inschatting te maken van de parkeerbehoefte kan voor woonzorgvoorzieningen worden aangesloten bij parkeernormen voor de categorie 'verpleeg-/verzorgingshuis' met een gemiddelde norm van 0,6 parkeerplaatsen per eenheid. Voor tien woonzorgeenheden is sprake van een behoefte aan 6 parkeerplaatsen. Dit is inclusief bezoekersparkeren en parkeren voor personeel. Omdat het overgrote gedeelte van de zorgbehoevenden zelf niet mobiel is, is de parkeerbehoefte van bewoners verwaarloosbaar. Deze 6 parkeerplaatsen zijn onderdeel van het totaal aantal parkeerplaatsen voor auto's.

Gezien de aard van de verblijfsvoorziening (familiekamers), kan als algemeen uitgangspunt worden gehanteerd, dat het aannemelijk is dat gasten voor een verblijf op de Heerlijkheid veelal gezamenlijk per auto van en naar de locatie reizen. Om deze reden is uitgegaan van een gemiddelde bezettingsgraad per auto van 3 personen. Dit vertaalt zich naar een parkeernorm van 0,33 parkeerplaatsen per bed. Het bestemmingsplan maakt de exploitatie van 8 familiekamers mogelijk, waar gezamenlijk maximaal 48 personen kunnen verblijven. De parkeerbehoefte voor deze groepsaccommodaties bedraagt daarom 48 bedden * 0,33 pp/bed = 16 parkeerplaatsen.

De overige 36 parkeerplaatsen zijn beschikbaar voor de bezoekers van de dagrecreatieve voorzieningen en horecavoorzieningen. Gelet op de complementaire functies, wisselende piekmomenten in de verschillende voorzieningen en het feit dat veel bezoekers niet met de auto wordt dit aantal parkeerplaatsen voldoende geacht.

In het inrichtingsplan is de nieuwe parkeerinrichting weergegeven (zie Bijlage 1). Naast de 58 parkeerplaatsen aan de zuidzijde van het terrein zijn 10 (bestaande) parkeerplaatsen aanwezig aan de noordzijde voor bezoekers die het terrein gebruiken voor extensieve dagrecreatie. Voor de twee woningen geldt dat voldoende ruimte is om binnen de woonkavel te voorzien in de parkeerbehoefte.

5.10 Archeologie

In Europees verband is als wettelijk toetsingskader het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.

In de Erfgoedwet is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.

Om de bescherming op gemeentelijk niveau te borgen heeft de gemeente Buren in 2022 een beleidskaart vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BVA1_0016.png"

Uitsnede van de archeologische beleidskaart 2022 met ligging van het plangebied

Het plangebied is gelegen op gronden met een hoge archeologische verwachting. Op basis van de beleidskaart is sprake van archeologisch waardevol verwachtingsgebied 2, bestaande uit opgevulde restgeulen en uiterwaarden vanaf de Romeinse tijd. Voor dit verwachtingsgebied bestaat een onderzoeksplicht bij ingrepen groter dan 500 m2.

Het voornemen bestaat concreet uit de volgende fysieke ingrepen:

  • Het vergroten van de terp (ophoging) aan de noordzijde van de bestaande terp;
  • Het bouwen van twee nieuwe woningen op de bestaande terp;
  • Het bouwen van een nieuw recreatief gebouw aan de noordzijde van de terp;
  • Aanplant van landschappelijke elementen als onderdeel van de natuurontwikkeling;
  • Het graven van een natuurvriendelijke oever aan de oostzijde van het plangebied langs de bestaande watergang (hemelwaterbergingsopgave).

De bodemingrepen die worden verricht in de ophoging (terp) leiden niet tot een verstoring van het oorspronkelijk archeologisch niveau. Voor de overige bodemingrepen geldt dat sprake is van een oppervlakte groter dan 500 m2. Om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan te tonen is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek noodzakelijk.

5.10.1 Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek

Om de archeologische verwachting nader te specificeren is door Bureau voor Archeologie een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is in twee fases uitgevoerd en is toegevoegd als Bijlage 7 (onderdeel 1, 2023) en Bijlage 8 (onderdeel 2, 2024) bij de toelichting.

Een deel van het plangebied is in 2023 onderzocht door middel van een verkennend en karterend booronderzoek. Dit onderzoek omvatte destijds twee zones binnen het plangebied. Voor deze zones is vrijgave geadviseerd. Het overige deel van het plangebied is in 2024 onderzocht door middel van een verkennend booronderzoek. Voor het tweede deel is eveneens vrijgave geadviseerd. Het advies tot vrijgave is door het bevoegd gezag overgenomen.

5.10.2 Conclusie in relatie tot het bestemmingsplan

Uit de conclusie van het archeologisch onderzoek en het besluit van het bevoegd gezag kan worden opgemaakt dat voor het plangebied geen archeologische restricties meer gelden. Archeologie vormt geen verdere belemmering voor het initiatief. De dubbelbestemmingen worden in het voorliggend bestemmingsplan verwijderd van de verbeelding. In relatie tot de vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan kan worden gesteld dat sprake is van een uitvoerbaar planvoornemen.

5.11 Cultuurhistorie

Per 1 september 2017 is de Erfgoedwet in werking getreden. In een bestemmingsplan dient op grond van het Bro artikel 3.1.6 een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, rekening is gehouden. Ook de facetten historische bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

In het kader van de cultuurhistorie is planlocatie een bijzonder element: het plangebied is qua opzet en inhoud afgestemd op de cultuurhistorie: met de realisatie van het landgoed is de Heerlijkheid Eck en Wiel na het ontstaan in 1288 nieuw leven ingeblazen. Het historische agrarisch gebruik van de percelen is in oude ere hersteld door ruim 150 hoogstamfruitbomen aan te planten bestaande uit 17 oude hoogstamfruitrassen. Bezoekers kunnen naast de actieve beleving van deze kenmerkende Betuwse fruitbomen via de wandelpanden en het aangrenzende Huis te Wiel een indruk krijgen van hoe het vroeger geweest zou kunnen zijn toen Adam van Deelen (Heer van Eck) er rond liep. Het informeren over en koesteren van de historie vormt in elk geval een belangrijke pijler van de ontwikkeling van de Betuwse Belevenis (zie ook paragraaf 3.2).

Het aspect cultuurhistorie vormt een belangrijke pijler en een inspiratiebron voor het voorliggend plan.

5.12 Leidingen

Aan de zuidgrens van het plangebied ligt, parallel aan de A-watergang, een rioolleiding. Deze rioolleiding is in het geldend bestemmingsplan planologisch beschermd met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. De voor deze dubbelbestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het transport van afvalwater door een rioolwaterpersleiding. In het plan wordt in voldoende mate rekening gehouden met de bestaande rioolleiding.

Er ligt een hogedrukaardgastransportleiding ten oosten van het plangebied. De belemmeringenstrook ligt niet over het plangebied. De veiligheidsaspecten met betrekking tot deze leiding zijn behandeld in paragraaf 5.6. De aanwezigheid van deze leiding heeft geen gevolgen voor het planvoornemen.

Het aspect leidingen vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.13 Waterhuishouding

5.13.1 Beschrijving van het watersysteem

Bodemopbouw: Het maaiveld ligt op circa 5,6 m + N.A.P. Een gedeelte van de planlocatie rondom de hoofdgebouwen op het middenterrein is opgehoogd en ligt op circa 6,8 m + N.A.P. De bodem bestaat uit kalkhoudende ooivaaggronden; zware zavel en lichte klei (Rd90A) en kalkloze ooivaaggronden; zware zavel en lichte klei (Rd90C).

Grondwater: Op de planlocatie is sprake van grondwatertrap VII. De gemiddelde hoogste grondwaterstand ligt op 100 cm beneden maaiveld (bron: Atlas Gelderland, provincie Gelderland).

Hemelwater: Het hemelwater dat op het plangebied valt, infiltreert momenteel grotendeels vrij in de bodem omdat het terrein onverhard is. Het hemelwater ter plaatse van de bestaande bebouwing stroomt af naar omliggende gronden en afgevoerd naar de watergangen. Binnen het zuidelijk gedeelte van het plangebied bestaan planologische mogelijkheden om erfverhardingen en gebouwen aan te brengen in de vorm van een centraal hof met bebouwing in een landgoedsetting.

Oppervlaktewater: Het plangebied wordt aan alle zijden begrensd door watergangen. De watergang aan de zuidzijde van het plangebied betreft een A-watergang (hoofdwatergang) met een beschermingszone van 5 meter. De overige watergangen die de begrenzing van het plangebied vormen zijn B-watergangen met een beschermingszone van 1 meter. Op het midden van het terrein ligt een C-water zonder beschermingszone. Het plangebied is ontsloten door middel van drie bestaande duikers over de B-watergang aan de westzijde, die elk op de legger zijn opgenomen. Op de navolgende afbeelding is de legger wateren van het Waterschap Rivierenland weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BVA1_0017.png"

Uitsnede legger wateren Waterschap Rivierenland

Waterkeringen: Het plangebied ligt op circa 70 meter afstand van het hart van de Rijnbandijk. De Rijnbandijk is een primaire waterkering en beschermt de gemeente Buren tegen overstromingen bij hoogwater op de Nederrijn. De waterkering is opgenomen op de legger waterkeringen van het Waterschap Rivierenland. Het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan ligt niet in of op de waterkering.

Naast het eigenlijke waterstaatswerk wordt in de legger ook een beschermingszone en een buitenbeschermingszone onderscheiden. Het plangebied ligt niet in de beschermingszone van de dijk. Het plangebied ligt in de buitenbeschermingszone aan de binnenkant van de dijk.

De buitenbeschermingszone heeft als doel om de veiligheid van de waterkering nader te borgen door extra bescherming te bieden tegen activiteiten met grote invloed. Voorbeelden zijn van activiteiten die niet zonder meer mogen plaatsvinden in de buitenbeschermingszone zijn transportleidingen met hoge druk of diepe ontgravingen met invloed op de bodemstabiliteit. In de buitenbeschermingszone zijn (diepe) ontgrondingen alleen toegestaan, als door hydrologisch en geotechnisch onderzoek is aangetoond dat er geen negatief effect is op de algehele standzekerheid van de waterkering.

De buitenbeschermingszone is opgenomen op de legger waterkeringen van het Waterschap Rivierenland. De legger is weergegeven op de navolgende afbeelding. De buitenbeschermingszone is overgenomen in het geldend bestemmingsplan in de vorm van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' en functioneert in het bestemmingsplan uitsluitend als signaleringslaag. De waterschapsbelangen die voortvloeien uit de ligging binnen de buitenbeschermingszone zijn geborgd in de Keur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BVA1_0018.png"

Uitsnede legger waterkeringen Waterschap Rivierenland met ligging van het plangebied

5.13.2 Beleid

Waterbeheerprogramma 2022-2027: Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 'Versterken, Verbinden, Vergroenen' beschrijft wat Waterschap Rivierenland in de planperiode 2022-2027 wil bereiken, met wie, hoe men dat wil gaan doen en waarom. In het waterbeheerprogramma zijn voor het waterbeheer de kaders gegeven en de opgaven gedefinieerd. De visie van Waterschap Rivierenland is vertaald in 8 hoofdthema's: beschermen tegen overstromingen; water eerlijk verdelen; voorbereiden op extreem weer; streven naar schoon water van een goede biologische kwaliteit; bijdragen aan een fijne leefomgeving voor mens en natuur; kwaliteitsverbetering zwemwater; toewerken naar klimaat- en energieneutraliteit; toewerken naar circulariteit.

Het is onder andere van belang dat er bij nieuwe ruimtelijke plannen voldoende waterberging wordt gecreëerd om wateroverlast bij hevige regenval te voorkomen. De benodigde ruimte voor compenserende waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging.

Keur waterkeringen en wateren: In de Keur waterkeringen en wateren (Waterschap Rivierenland) staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels. In de navolgende paragraaf 4.10.5 worden de gevolgen van de plannen op de waterhuishouding omschreven en de wijze waarop met de Keur wordt omgegaan. Voor de vergunningplichtige werkzaamheden wordt bij het Waterschap Rivierenland een watervergunning aangevraagd.

Waterplan Buren 2009-2017: De gemeente Buren en het Waterschap Rivierenland hebben in 2009 het Waterplan Buren 2009-2017 vastgesteld. De gemeente Buren hanteert momenteel nog steeds de beleidsuitgangspunten uit dit waterplan. Knelpunten in oppervlaktewater, grondwater en de riolering zijn geïnventariseerd en samen met kansen vertaald in een concreet maatregelenpakket. Dat betekent dat onder andere in een aantal kernen extra waterberging wordt aangelegd. Daarnaast worden maatregelen genomen in de riolering en zijn er maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren.

5.13.3 Planvoornemen in relatie tot de waterhuishouding

Oppervlaktewater: De watergangen in en om het plangebied blijven behouden. Het plangebied wordt ook in de nieuwe situatie ontsloten via de bestaande toeritten over de bestaande duikers, waardoor geen aanpassingen aan het oppervlaktewater noodzakelijk zijn. De A-watergang heeft een beschermingszone van 5 meter. De B-watergangen hebben een beschermingszone van 1 meter. Beide beschermingszones zijn rechtstreeks geregeld via de Keur van het Waterschap Rivierenland. De beschermingszone van de A-watergang wordt daarnaast ook vastgelegd op de verbeelding van het bestemmingsplan door middel van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beheerszone watergang', conform het geldend bestemmingsplan. Daarmee is de functie van de beschermingszone ook planologisch geborgd.

Bij het opstellen van het inrichtingsplan is rekening gehouden met de beschermingszone van de A-watergang. Binnen de beschermingszone wordt geen nieuwe beplanting opgenomen. De B-watergang aan de oostzijde van het plangebied wordt verbreed in de vorm van een natuurvriendelijke oever.

Grondwater: Inrichting en beheer van het waterhuishoudkundig systeem op de locatie dient te zijn gericht op het voorkomen van wateroverlast voor wegen en bebouwing en het voorkomen van schade aan de volksgezondheid door bijvoorbeeld vochtige kruipruimten, stilstaand water en onveilige oevers. Zo nodig dient de drooglegging of ontwatering te worden verbeterd (bijvoorbeeld bij lage ligging plangebied of hoge grondwaterstanden). Drooglegging is de maat waarop het maaiveld, het straatniveau of het bouwpeil boven het oppervlaktewaterpeil ligt. De ontwateringsdiepte is de maat waarop het maaiveld, straatniveau of bouwpeil boven het grondwaterpeil ligt. Doorgaans geldt voor het maaiveld een benodigde ontwateringsdiepte van 0,70 meter, voor het straatpeil een ontwateringsdiepte van 1 meter en voor het bouwpeil een ontwateringsdiepte van 1,3 meter.

Met de ligging van het grondwaterpeil op circa 100 cm beneden het maaiveld, is sprake van voldoende ontwateringsdiepte voor het realiseren van een nieuw recreatiegebouw. De nieuwe woningen worden op de terp gebouwd. De gronden zijn in het verleden met circa 1,2 m opgehoogd, waardoor het grondwater voldoende diep ligt.

Hemelwater: Op basis van het principe van hydrologisch neutraal ontwikkelen dient te worden voorkomen dat door bebouwing en verharding een versnelde waterafvoer plaatsvindt. De gemeente en het waterschap streven naar het vasthouden van gebiedseigen water door benutting van de natuurlijke bergingscapaciteit van bodem en oppervlaktewater. Transport van schoon hemelwater via de riolering moet worden vermeden. Het hemelwater dient zoveel mogelijk te worden afgekoppeld van het rioleringsstelsel en op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit niet mogelijk is kan in overleg met het waterschap worden bekeken in hoeverre vertraagde afvoer naar het oppervlakte water mogelijk is.

Voor het zuidelijk gedeelte van het plangebied, betreft de planologische functiewijziging uitsluitend een gebruiksverandering. Er is geen sprake van een toename van de mogelijkheid om bebouwing en verhardingen aan te brengen. Voor deze bebouwing is eerder door initiatiefnemer gebruik gemaakt van de eenmalige vrijstelling van 1.500 m2 van het Waterschap Rivierenland. Er kan daarom in het kader van het voorliggend plan geen gebruik worden gemaakt van de eenmalige vrijstelling voor de toename van verhard oppervlak. Nieuwe oppervlakteverhardingen, die in het kader van de voorliggende ontwikkeling worden gerealiseerd, moeten worden gecompenseerd in de vorm van waterberging. In het noordelijk gebied worden twee woningen opgericht op twee ruime percelen.

Er wordt een nieuw recreatiegebouw opgericht van circa 600 m2. Rondom het gebouw kunnen daarnaast nieuwe verhardingen worden aangebracht. In totaal zal het plan leiden tot circa 1.400 m2 nieuwe oppervlakteverharding. De nieuwe woningen worden gerealiseerd op een locatie waar in het huidige plan reeds bebouwing mogelijk is, waarvoor eerder watercompensatie in de vorm van oppervlaktewater is aangelegd.

De benodigde ruimte voor waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging in de watergangen. Voor plannen met een toename aan verharding kan de vuistregel van 436 m3 per ha verharding worden gebruikt (bij een bui T=10+ 10%), mits er geen complicerende zaken als kwel aan de orde zijn. Daarnaast bedraagt de maximaal toelaatbare peilstijging bij een bui T=10+10% bedraagt 0,30 meter in het beheersgebied van Waterschap Rivierenland.

De maatgevende afvoer is 1,5 l/s/ha. De minimale omvang van de infiltratie- cq. bergingsvoorziening dient op basis hiervan minimaal 0,14 ha * 436 m3/ha = 61,0 m3 te bedragen.

Het waterschap hecht groot belang aan het instandhouden van en compenseren in open water. Waterberging in kunstmatige bergingsvoorzieningen wordt in principe niet toegestaan. Bij de aanleg van nieuw water in het plangebied dient zoveel mogelijk te worden aangesloten op de bestaande waterstructuur. Bij aanleg of aanpassing van watergangen is het van belang rekening te houden met de bereikbaarheid voor onderhoud.

Om water van voldoende waterkwaliteit te kunnen handhaven is ook het zelfreinigend vermogen van het watersysteem van belang. Dit wordt bevorderd door rekening te houden met voldoende ruimte voor water, voldoende waterdiepte en voldoende oevervegetatie.

Voor realisering van een dergelijke voorziening via een watergang biedt het plangebied voldoende ruimte. De voorkeur ten behoeve van de noodzakelijke waterbergingsvoorziening ligt bij verbreding van een bestaande B-watergang of aanleg van een nieuwe B-watergang welke verbonden wordt met een bestaande B-watergang. De te realiseren bergingsvoorziening krijgt ook de status van een B-watergang en zal hier ook op afwateren.

Op basis van een toegestane peilstijging van 0,30 m kan een bergingsbehoefte van 61,0 m3 worden gerealiseerd door 61,0 m3 / 0,30 m = 203 m2 oppervlaktewater aan te leggen. De nadere uitvoering van deze watergang wordt uitgewerkt in het kader van de vergunningverlening. De natuurvriendelijke oever is opgenomen in het inrichtingsplan (zie Bijlage 1). Het plangebied biedt voldoende ruimte om de watercompensatie te kunnen realiseren. Het bestemmingsplan is daarmee uitvoerbaar.

Afvalwater: De nieuwe accommodatie en de twee nieuwe woningen krijgen een nieuwe rioolaansluiting, die kan worden aangesloten op het bestaande riool langs de Veerweg. Het hemelwater wordt afgekoppeld en wordt niet aangesloten op de riolering. Initiatiefnemer en de gemeente hebben hierover afspraken gemaakt in de anterieure overeenkomst.

Waterkeringen: Er worden geen nieuwe activiteiten verricht in de buitenbeschermingszone. Daarmee is een nadere toetsing aan de beleidsregels van de Keur niet noodzakelijk en vormt de ligging van het plangebied in de buitenbeschermingszone geen belemmering voor het planvoornemen. De gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' wordt in het voorliggend bestemmingsplan overgenomen. De signaleringsfunctie van het bestemmingsplan blijft daarmee behouden. Het waterschapsbelang is voldoende geborgd in de Keur.

5.13.4 Digitale watertoets

Voor het planvoornemen is de watertoets uitgevoerd. De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen meer waterbestendig te maken, waarbij wateraspecten vroegtijdig en expliciet worden meegenomen in ruimtelijke plannen en bij locatiekeuzen.

De watertoets voor dit plan heeft plaatsgevonden via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl) en is bijgevoegd als Bijlage 9 bij deze toelichting. Uit de ligging van vier toetslagen over het plangebied (dijkbeschermingszone, B- en C-watergangen en persleiding), dient het waterschap betrokken te worden bij de planvorming. Het waterschap kan de onderdelen die in de voorgaande paragraaf zijn besproken betrekken bij de beoordeling. Het voorontwerpbestemmingsplan wordt toegezonden aan het Waterschap Rivierenland. Het waterschapsbelang is voldoende geborgd.

5.13.5 Conclusie

Realisatie van het planvoornemen leidt niet tot negatieve effecten op de aspecten met betrekking tot de waterhuishouding, met inachtneming van de realisatie van voldoende waterberging ter compensatie van nieuwe oppervlakteverharding. Voor de realisatie van nieuwe oppervlakteverharding is op basis van de Keur een watervergunning noodzakelijk, zodoende is het waterbelang voldoende geborgd. Het aspect water vormt geen belemmering voor het voorgenomen initiatief.

5.14 Klimaatadaptatie

In een duurzame leefomgeving wordt bewust omgegaan met energie, klimaat, grondstoffen, ruimte, water en groen. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn een logisch moment om de verschillende aspecten van duurzame stedenbouw vanaf het begin in de planvorming mee te nemen.

In 2050 moet heel Nederland waterrobuust en klimaatbestendig ingericht zijn. Om dat te bereiken, moet ruimtelijke adaptatie in het beheer, het onderhoud en de inrichting van de leefomgeving geborgd worden.

In de toekomst zullen weerextremen zoals piekbuien en hittegolven vaker voorkomen. Om daar beter mee om te gaan, is het beleid gericht op het voorkomen en terugdringen van wateroverlast, verdroging en hittestress.

Duurzaamheid staat centraal van de huishouding van afval water en energie tot de wijze waarop we bouwen. Gemeente Buren staat voor een leefbare, veilige, gezonde en aantrekkelijke omgeving waarbij de impact op het klimaat wordt geminimaliseerd en er op de gevolgen van klimaatverandering wordt geanticipeerd. Circulariteit is daarbij een belangrijk streven. Dat geldt zowel voor het watersysteem, hernieuwbare energie en het hergebruik van materialen.

5.14.1 Beleid

Omgevingsverordening Gelderland

In de Omgevingsverordening Gelderland is in afdeling 2.7a, artikel 2.65b een verplichting opgenomen ten aanzien van klimaatadaptatie. Op basis van dit artikel moet het volgende worden opgenomen in de toelichting van een bestemmingsplan, wanneer deze een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt:

Een beschrijving  van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico's van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.

Hierbij moeten in ieder geval de volgende aspecten worden betrokken:

  • waterveiligheid;
  • wateroverlast;
  • droogte;
  • hitte.

Lokale Adaptatie Strategie (LAS) Buren

In de lokale adaptatie strategie (LAS) wordt aandacht gegeven aan het aanpassen aan wateroverlast, droogte en hitte. Het doel van de Lokale Adaptatie Strategie is om richting te geven aan het klimaatbestendig maken van de gemeente Buren. Uiterlijk in 2050 wil Buren klimaatbestendig zijn. Dit heeft de gemeenteraad van Buren vastgesteld in de Klimaatvisie Buren. Met klimaatbestendig zijn zorgt de gemeente dat de inwoners zo min mogelijk last hebben van droogte, wateroverlast en hitte om een aantrekkelijke en leefbare gemeente te blijven. Hierbij zet de gemeente Buren voor inwoners en ondernemers sterk in op informeren, stimuleren en faciliteren. De noodzaak van reguleren wordt wel gezien bij het stellen van klimaatadaptatie-eisen op het gebied van nieuwbouw voor de ontwikkeling van nieuwe projecten.

5.14.2 Adaptatie in het voorliggend plan

Waterveiligheid
In geval van een stijgend waterniveau (bijvoorbeeld door extreme regenbuien), kan er op bepaalde locaties een risico ontstaan op overstroming. Een overstroming zorgt voor veel schade aan de bebouwde omgeving en de natuur.

Het plangebied is gelegen in een gebied nabij een primaire waterkering. De waterkering maakt onderdeel uit van Dijkring 43. Het Waterschap Rivierenland heeft uitgebreid in beeld wat de risico's zijn voor dijkring 43 en streeft naar een waterveiligheid waarbij sprake is van een overstromingskans van 1 keer per 1250 jaar. Maatregelen om de kans op overstromingen te verkleinen door dijkversterking vallen onder het deltaprogramma hoogwater en waterveiligheid (verantwoordelijken zijn Rijkswaterstaat en Waterschap). Wanneer er een overstroming of dijkdoorbraak plaatsvindt volgen wij het intergemeentelijk rampbestrijdingsplan van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid. Indien zich een overstroming voordoet, kan gebruik worden gemaakt van de 'terp' die een verhoging vormt in het landschap. De verhoogde gronden liggen circa 1,3 m hoger dan het omliggende landschap.

Wateroverlast
Wanneer er extreme regenbuien vallen, kan het voorkomen dat de aanwezige hemelwatervoorzieningen het extra water niet kunnen bergen. In dit geval zal de waterberging of de watergang overstromen en overlast veroorzaken.

Voorliggend plan voorziet in de aanleg van voldoende waterbergingsvoorzieningen om het water van een extreme bui te bergen. De waterberging wordt aangelegd in de vorm van een natuurvriendelijke oever aan de oostzijde van het plangebied. In paragraaf 5.13 is dit nader toegelicht.

Droogte
Klimaatverandering zorgt behalve voor teveel water in de vorm van extreme buien, ook voor periodes van droogte. Droogte heeft negatieve gevolgen voor de natuur, mens en dier.

De beste manieren om om te gaan met droogte zijn het bergen van voldoende water en het minimaliseren van waterverspilling. Ook het breken van de wind door middel van het aanplanten van bomen of het realiseren van bebouwing kan bijdragen aan een vermindering van de droogte.

Hitte
Klimaatverandering wordt vaak geassocieerd met opwarming van de aarde. Echter, ook extreme onweers- en hoosbuien, wind en hitte zijn gevolgen van de klimaatverandering. Hittestress kan veel klachten veroorzaken bij mens en dier. Daarom is het van belang de hittestress te verminderen waar mogelijk.

Tegen hittestress kan een aantal specifieke maatregelen genomen worden, waarvan er enkele worden toegepast in het plangebied, zoals o.a. het aanplanten van groen, en het gebruik van duurzame materialen.

Aangezien de woongroep een kwetsbare doelgroep betreft is het belangrijk om alert te zijn om hitte in de woning en omgeving. Maatregelen die genomen kunnen worden om hitte in de zomer in de woning tegen te gaan zijn:

  • Bomen rondom de woning die voor schaduwvorming zorgen en instraling voorkomen;
  • Aanbrengen van zonwering voor de ramen;
  • Waar mogelijk aanbrengen van groene daken;
  • Koelteplek op loopafstand van de woning;
  • Isolatie van de daken en mogelijkheid tot voldoende ventilatie.

5.15 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

De milieueffectrapportage is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Milieueffectrapportage (m.e.r.) is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 Wet milieubeheer (Wm). Naast de Wet milieubeheer is het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen.

Een m.e.r.-procedure is noodzakelijk als een besluit wordt genomen over een activiteit waarbij belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. De vraag of door voorgenomen activiteiten belangrijke nadelige milieugevolgen veroorzaakt kunnen worden staat dan ook centraal bij het beoordelen of een m.e.r. moet worden uitgevoerd. De Europese Unie heeft in de richtlijn m.e.r. reeds aangegeven bij welke activiteiten er zeer waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen. Deze activiteiten zijn door de Nederlandse regering overgenomen en verwerkt in onderdeel C van het Besluit m.e.r. Voor deze activiteiten geldt direct een m.e.r.-plicht.

Ook zijn in het Besluit m.e.r. activiteiten aangewezen waarvoor het niet zeker is of er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Deze zijn beschreven in onderdeel D van het Besluit m.e.r. Om te bepalen of er bij deze activiteiten uit onderdeel D sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen dient hiervoor per geval een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden.

De recreatieve activiteiten vallen onder onderdeel D.10 betreffende de aanleg, wijziging of uitbreiding van (c) vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen. Het voorliggend bestemingsplan maakt geen activiteit mogelijk boven de drempelwaarden 1°. 250.000 bezoekers of meer per jaar, 2°. een oppervlakte van 25 hectare of meer, 3°. 100 ligplaatsen of meer of 4°. een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied.

De aanleg van natuur valt onder onderdeel D.9 betreffende een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan. Het bestemmingsplan betreft de inrichting van een landgoed van ruim 7 hectare. Het opstellen van een milieueffectrapportage is noodzakelijk voor gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op (1) een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw of (2) vestiging van een glastuinbouwgebied of bloembollenteeltgebied van 50 hectare of meer. Het voorliggend bestemmingsplan leidt niet tot een activiteit boven de drempelwaarde van categorie D.9 uit de bijlage bij het Besluit m.e.r.

In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied ligt. In Hoofdstuk 3 van deze toelichting zijn de kenmerken van het project beschreven. Daaruit is gebleken dat de drempelwaarden uit de D-lijst van het Besluit m.e.r. niet wordt overschreden. Verder zijn in de voorgaande paragrafen van Hoofdstuk 5 de verschillende milieuaspecten behandeld. Een m.e.r.-beoordeling voor dit project is daarom niet noodzakelijk.

Op basis van Hoofdstuk 5 en de bovenstaande vormvrije m.e.r.-beoordeling kan worden geconcludeerd dat het milieubelang en de effecten van het voornemen in voldoende mate zijn afgewogen en dat geen nadelige effecten zijn te verwachten. Er is geen nadere beoordeling noodzakelijk. Het aspect m.e.r.-beoordeling vormt geen belemmering voor het voornemen.

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

6.1 Algemeen

Dit hoofdstuk beschrijft de doorvertaling van het initiatief naar de specifieke regeling in het bestemmingsplan.

De bestemmingstoedeling en de inhoudelijke bepalingen zijn gebaseerd op de geldende regeling uit de Bestemmingsplannen: 'Buitengebied Buren 2008' en de reeds digitaal vertaalde bestemmingen in eerdere herzieningen. Indien beleidsvoorwaarden of omgevingsfactoren daar aanleiding toe geven, worden nadere voorwaarden gesteld in de regels, al dan niet voorzien van specifieke aanduidingen op de verbeelding. Indien nodig zijn voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke verplichting.

6.2 Opbouw regels

De opbouw van de regels is gelijk aan Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. De opbouw is als volgt:

  • betekenisafspraken (Hoofdstuk 1 Inleidende regels);
  • de gebruiks- en bouwregels per bestemming (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels);
  • algemene regels (Hoofdstuk 3 Algemene regels);
  • overige regels (Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels).

6.3 Bestemmingen

Gemengd: Het initiatief richt zich op gemengd functiegebruik in de vorm van dag- en verblijfsrecreatie, horeca en woonzorg. Voor de combinatie van recreatief en maatschappelijk functiegebruik is de bestemming 'Gemengd - Landgoed' opgenomen. De landschapsinrichting is door middel van een voorwaardelijke verplichting gekoppeld aan de bouw en het gebruik van de nieuwe recreatieve voorzieningen.

Wonen: Voor de op te richten woningen is de bestemming 'Wonen' opgenomen.

Hoofdstuk 7 Economische haalbaarheid

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet onderzocht worden of het plan economisch uitvoerbaar is. In een aantal gevallen moet een exploitatieplan worden vastgesteld.

De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan komen voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeente Buren heeft met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afgesloten betreffende verhaal van exploitatiekosten en eventuele planschade wordt afgewend op de initiatiefnemer. Het plan is hiermee economisch uitvoerbaar. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig. Het plan heeft verder geen consequenties voor de gemeentelijke kas.

Hoofdstuk 8 Overleg, inspraak en procedure

8.1 Omgevingsdialoog

In het kader van de voorbereiding van het voorliggend bestemmingsplan is een uitgebreide omgevingsdialoog gevoerd. De omgevingsdialoog heeft als doel gehad om inzicht te krijgen in de wensen en belangen vanuit de omgeving. De opgehaalde wensen en belangen zijn vervolgens betrokken bij de planvorming en uitwerking.

Initiatiefnemers hebben informatie opgehaald tijdens verschillende één-op-één gesprekken met omwonenden en belanghebbenden. Daarnaast zijn diverse bijeenkomsten georganiseerd op 24 juni, 30 juni, 22 juli, 18 augustus en 9 december 2021.

Tijdens de bijeenkomst van 9 december heeft initiatiefnemer uiteengezet op welke wijze de geleverde input is meegenomen in de planvorming en specifiek op welke wijze de plannen zijn aangepast om hieraan tegemoet te komen.

Op meerdere momenten heeft overleg plaats gehad met het College van B&W ten aanzien van het proces en de reikwijdte van de omgevingsdialoog. Na het voeren van de omgevingsdialoog heeft het college principemedewerking verleend voor het initiatief.

8.2 Vooroverleg

In artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

In het kader van het vooroverleg is het plan besproken met volgende partijen:

  • Provincie Gelderland;
  • Waterschap Rivierenland;
  • GasUnie.

Te zijner tijd zullen eventuele opmerkingen uit het vooroverleg hier van een gemeentelijke reactie worden voorzien. De provincie heeft voorafgaand aan het vooroverleg reeds aangegeven akkoord te zijn met het toestaan van een verbreding aan functies op het landgoed.

8.3 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in het kader van de zienswijzen gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn elf zienswijzen ingediend. De ingediende zienswijzen zijn beoordeeld en voorzien van een gemeentelijke reactie in de 'nota van zienswijzen'. Deze nota is toegevoegd als Bijlage 10 bij de toelichting. De zienswijzen zijn meegenomen in de besluitvorming.