direct naar inhoud van Regels
Plan: Eck en Wiel, Veerweg 5
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BON1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid, met ondergeschikte detailhandel ten dienste van het aan huis verbonden bedrijf, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.2 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologisch deskundige:

de regioarcheoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.6 archeologisch onderzoek:

onderzoek in het kader van de archeologische monumentenzorg verricht door een BRL SIKB 4000 Archeologie gecertificeerde dienst, bedrijf of instelling en minimaal werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.7 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de studie naar in de bodem voorkomende sporen en relicten uit het verleden.

1.8 bebouwd oppervlak:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bed en breakfast:

een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt en bedoeld voor kortstondig, wisselend recreatief verblijf.

1.11 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.12 bestaand:
  • a. bij bouwwerken:

bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden volgens een omgevingsvergunning.

  • b. bij gebruik:

het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan volgens een omgevingsvergunning.

1.13 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.14 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.15 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak.

1.16 bouwen:

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Indien en voor zover twee bouwpercelen middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel.

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

een bouwwerk, dat niet is aan te merken als gebouw.

1.21 dagrecreatie:

verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling voor verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Een internetwinkel of webwinkel wordt alleen als detailhandel aangemerkt als de mogelijkheid bestaat ter plaatse producten te bekijken en/of af te halen.

1.23 extensieve dagrecreatie:

een gebruik van gronden voor niet gemotoriseerde dagrecreatie gericht op het rustig beleven en gebruikmaken van aanwezige specifieke omgevingskwaliteiten in de vorm van wandelen, fietsen, varen, vissen en dergelijke.

1.24 gastenkamer:

een recreatieverblijf, al dan niet met eigen voorzieningen en gevestigd in een gebouw.

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 hoofdverblijf:

de verblijfplaats die feitelijk het centrum vormt van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene. Van een hoofdverblijf is in ieder geval sprake indien een persoon gedurende een aaneengesloten periode van een half jaar tenminste 2/3 van die tijd daar verblijft.

1.27 horeca:

een bedrijf of activiteit niet zijnde een discotheek/bardancing/nachtclub , waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verkocht, waaronder in elk geval begrepen een restaurant/uitspanning en feestgelegenheid.

1.28 intramurale zorg:

zorg die cliënten ontvangen gedurende een onafgebroken verblijf in een instelling. Het gaat om zorg in een verpleeghuis of verzorgingshuis, instelling voor gehandicapten of instelling voor cliënten met langdurige psychische problemen.

1.29 kampeermiddel:

een al dan niet als bouwwerk aan te merken tent, tentwagen, kampeerauto, trekkershut, (sta) caravan of hiermee gelijk te stellen onderkomen, dat bestemd is voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.30 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.31 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand.

1.32 permanente bewoning:

het gebruiken van een onderkomen als hoofdverblijf.

1.33 plan:

het bestemmingsplan 'Eck en Wiel, Veerweg 5' met identificatienummer NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BON1 van de gemeente Buren.

1.34 recreatieverblijf:

een onderkomen, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief gebruik en nachtverblijf door personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.35 streekproducten:

producten die zijn voortgebracht op (agrarische) bedrijven gelegen in de gemeente Buren of in direct aangrenzende gemeenten.

1.36 streekwinkel:

een verkooppunt waar voornamelijk streekproducten worden verkocht.

1.37 verblijfsrecreatie:

recreatief nachtverblijf, waarbij overnacht wordt in recreatieverblijven.

1.38 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.39 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen en het verlengde daarvan.

1.40 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.41 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten.

2.1 Afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (bouw)perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 Breedte, lengte, diepte van een bouwwerk:

afstand tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of het de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.4 Dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 Goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 Inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 Oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 Oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.9 Peil:

voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:

  • de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

voor een woonschip:

  • de waterspiegel;

in andere gevallen:

  • de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld.
2.10 Vloeroppervlakte:

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.11 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - Landgoed

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor Gemengd - Landgoed aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden;
  • b. extensieve dagrecreatie;
  • c. grondgebonden agrarisch gebruik, waaronder het gebruik als dierenweide, alsmede, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boomgaard', voor grondgebonden agrarische productie in de vorm van een boomgaard;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'natuur' voor aanleg, instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van natuur;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bos' zijn de gronden mede bestemd voor instandhouding en ontwikkeling van landschappelijke waarden in de vorm van een bos;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn de gronden bestemd voor een parkeerterrein voor bezoekers;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - schuur' zijn de gronden tevens bestemd voor opslag en nevenactiviteiten zoals informatiepunt en verkoop van streekproducten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' zijn de gronden tevens bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ontsluitingsweg;
  • i. Voor zover het gronden betreffen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - horeca en recreatie' zijn de gronden tevens bestemd voor:
    • 1. dagbesteding voor zorgbehoevenden;
    • 2. streekwinkel;
    • 3. horeca;
    • 4. dagrecreatie;
    • 5. verblijfsrecreatie;
    • 6. bijbehorende bergingsruimte, stallingsruimte en installatieruimte;
  • j. Voor zover het gronden betreffen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - woonzorgvoorzieningen' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor maatschappelijke voorzieningen in de vorm van zelfstandige zorgeenheden ten behoeve van intramurale zorg.

Met de daarbij behorende:

  • k. wegen en paden;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. (erf)beplanting, groen- en speelvoorzieningen en tuinen;
  • n. nutsvoorzieningen.
3.1.2 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van het als 'wetgevingszone -voorwaardelijke verplichting' aangeduide gebouw is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inrichting, als opgenomen in Bijlage 1:

  • a. binnen twee jaren na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor bouwen voor het ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone -voorwaardelijke verplichting' te bouwen gebouw, is gerealiseerd;
  • b. na realisatie in stand wordt gehouden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor de bouw van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van een 'bouwvlak';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - schuur' mag de bebouwde oppervlakte niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - peilmeetvlak' geldt, in afwijking van het bepaalde in 2.9 de bovenkant van de terp als peilmaat voor bouwen van gebouwen.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij woonzorgvoorziening

Voor de bouw van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - woonzorgvoorzieningen' gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden achter de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd;
  • b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van toegangspoorten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Algemeen

Als gebruik in strijd met de bestemming Gemengd - Landgoed wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik voor niet-grondgebonden agrarische productie;
  • b. de opslag van mest, goederen en materieel in de openlucht, behoudens opslag passende binnen de bestemming.
3.3.2 Specifieke vorm van gemengd - horeca en recreatie

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd- horeca en recreatie' zijn de volgende functies toegestaan: :

  • a. een ondersteunende detailhandelsfunctie in de vorm van een streekwinkel met een vloeroppervlak van maximaal 200 m2;
  • b. horeca met een inpandig vloeroppervlak van maximaal 600 m2 en een maximale gebruiksoppervlakte van 1000 m2 voor terrassen;
  • c. verblijfsrecreatie in de vorm van maximaal 8 gastenkamer, met een gezamenlijk vloeroppervlak van 800 m2;
  • d. dagrecreatie voor indooractiviteiten met een vloeroppervlak van maximaal 500 m2;
  • e. dagbestedingsactiviteiten voor zorgbehoevende met een vloeroppervlak van maximaal 200 m2;
  • f. het gebruik van de recreatieverblijven voor permanente bewoning dan wel als zelfstandige woning is niet toegestaan.
3.3.3 Specifieke vorm van maatschappelijk - woonzorgvoorzieningen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - woonzorgvoorzieningen' gelden bovendien de volgende specifieke gebruiksregels:

  • a. uitsluitend zijn maximaal 10 zelfstandige zorgeenheden toegestaan ten behoeve van intramurale zorg met uitzondering van de volgende zorgconcepten:
    • 1. verslavingszorg;
    • 2. seksueel overschrijdend gedrag;
    • 3. agressieproblematiek;
  • b. het gebruik van de zorgeenheden als zelfstandige woningen is niet toegestaan.
3.3.4 Parkeernorm

Binnen de bestemming dient te worden gewaarborgd dat er sprake is van voldoende parkeerplaatsen op eigen erf. Hiertoe dienen minimaal 68 parkeerplaatsen te worden aangelegd en in stand gehouden.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. storten, deponeren of op andere wijze opslaan van grond, puin of afvalmaterialen, voorzover deze van elders zijn aangevoerd;
  • b. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, voorzover dit niet betreft de verzorging van de aanwezige houtopstanden;
  • c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, voor zover het een werk met een grotere oppervlakte dan 100 m² betreft;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, voor zover het niet betreft wegen en paden en parkeervoorzieningen ten behoeve van het normale gebruik van de gronden;
  • e. het dempen, graven, verbreden, verdiepen van waterpartijen, sloten en watergangen;
3.4.2 Uitzonderingen

Het in 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden die binnen een bouwvlak plaatsvinden;
  • b. het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • c. werkzaamheden ten behoeve van de landschappelijke inpassing als opgenomen in Bijlage 1;
  • d. werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd- horeca en recreatie', 'specifieke vorm van maatschappelijk - woonzorgvoorzieningen' dan wel ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.
3.4.3 Vergunningverlening

Een omgevingsvergunning wordt pas verleend als door de beoogde werken of werkzaamheden de landschappelijke waarden en de natuurwaarden of de mogelijkheden tot herstel of ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woningen;
  • b. aan huis verbonden beroep en bedrijf;

Met de daarbij behorende:

  • c. groen- en speelvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en paden;
  • g. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. de woning mag uitsluitend worden gebouwd in een bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeven.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor de bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan:afbeelding "i_NL.IMRO.0214.ECKVeerweg5-BON1_0019.png"
  • b. het bebouwingspercentage van de gronden gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer dan 50% bedragen;
  • c. bijbehorende bouwwerken worden ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd, tenzij
    • 1. een bestaande ruimte in het hoofdgebouw wordt vergroot, waarvan:
      • de breedte niet meer bedraagt dan 75% van de breedte van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
      • de diepte niet meer bedraagt dan 2 meter vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw;
      • de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 0,25 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van toegangspoorten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Aantal woningen

Per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;

4.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming Wonen wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, met uitzondering van een gebruik voor mantelzorg;
  • b. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel bij een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf.

Artikel 5 Leiding - Riool

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van afvalwater door een rioolwaterpersleiding.

5.2 Bouwregels

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' worden gebouwd.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel , voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan binnen de in artikel bedoelde, eveneens op de verbeelding voor deze gronden aangegeven, overige bestemmingen onder voorwaarde dat:

  • a. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad;
  • b. gehoord de betrokken leidingbeheerder, is gebleken dat hierdoor de belangen van de bescherming van de desbetreffende leidingen, of de veiligheid van mensen, dieren en goederen, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor Leiding - Riool aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. werken en werkzaamheden welke direct zijn gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van, van elders aangevoerde, grond, puin of afvalmaterialen;
  • b. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een productieboomgaard, een zacht-fruitopstand, een (boom)kwekerij of een windsingel;
  • c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. buis- en kabelleidingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomstige doeleinden.
5.4.2 Uitzonderingen

Het in 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent;
  • b. werken en werkzaamheden binnen het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering en bodemexploitatie;
  • c. werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. werken en werkzaamheden die naar aard en omvang van ondergeschikte betekenis zijn;
  • e. werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.
5.4.3 Vergunningverlening

Een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 5.4.1 , kan alleen worden verleend indien, gehoord de betrokken leidingbeheerder, is gebleken dat hierdoor de belangen van de bescherming van de desbetreffende leidingen, of de veiligheid van mensen, dieren en goederen, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

Artikel 6 Waarde - Archeologisch Waardevol Gebied 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologisch Waardevol Gebied 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de op en/of in deze gronden voorkomenden en aantoonbaar te verwachten archeologische waarden.

6.2 Omgevingsvergunning voor bouwen
6.2.1 Bouwwerken

Op de in artikel 6.1 bedoelde gronden mogen zonder omgevingsvergunning geen bouwwerken worden opgericht, tenzij:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld dan wel wanneer het nieuw te bouwen oppervlak niet groter is dan 100 vierkante meter;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en dit tevens is vastgelegd in een door of namens bevoegd gezag opgesteld selectiebesluit;
  • d. deze voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
6.2.2 Aanvraagvereisten
  • 1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen is de aanvrager van een omgevingsvergunning verplicht ten behoeve van in artikel 6.1 genoemde bestemming:
    • a. een of meerdere funderingstekeningen te overleggen waaruit blijkt welke omvang (in breedte, diepte, lengte en/of hoogte) de ingrepen en verstoringen zullen hebben; en
    • b. een of meerdere palenplannen te overleggen waaruit blijkt het aantal palen, het type/soort, de omvang/diameter, de lengte, de onderlinge afstand tussen de rijen heipalen en de wijze van aanbrengen opdat de mate van verstoring bepaald kan worden; en
    • c. een archeologisch onderzoeksrapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • 2. Een archeologisch onderzoeksrapport genoemd in artikel 6.2.2 lid 1c hoeft niet te worden overlegd wanneer:
    • a. naar het oordeel van een archeologisch deskundige de archeologische waarden van de gronden al afdoende zijn vastgesteld in een ander archeologisch onderzoeksrapport.
    • b. uit een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige blijkt dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig geschaad zullen worden door de bouwwerkzaamheden.
6.2.3 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning voor het bouwen in of op de onder artikel 6.1 genoemde bestemming wordt alleen verleend als:

  • a. uit het bij de aanvraag gevoegde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat er op de locatie van de bouwactiviteit geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag niet of niet onevenredig wordt geschaad; of
  • c. de archeologische waarden kunnen worden behouden door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.
6.2.4 Vergunningsvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen aan de omgevingsvergunning een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het verrichten van een opgraving als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, daaronder mede begrepen een archeologische begeleiding, op een bepaalde wijze die in overeenstemming is met artikel 5.4, eerste en tweede lid van de Erfgoedwet;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Werken en werkzaamheden

Binnen deze bestemming is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders nodig:

  • a. het afgraven, saneren, ontgronden, onderzuigen, verlagen, afplaggen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het aanleggen, verbreden en verwijderen van verhardingen;
  • c. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
  • d. het graven of vergraven, verruimen, verdiepen of dempen van watergangen en waterpartijen;
  • e. het frezen en scheuren van grasland;
  • f. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen waaronder begrepen bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij en windsingel;
  • g. het rooien van diepwortelende beplantingen zoals vermeld onder f. waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van drainage;
  • i. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • j. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • k. het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
  • l. het verwijderen van bestaande ondergrondse fundamenten en het verwijderen en/of uittrekken van heipalen;
  • m. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek.
6.3.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.1 is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden indien deze:

  • a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 6.2.1 van toepassing is;
  • b. niet dieper dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld gaan;
  • c. geen grotere oppervlakte dan 100 m² betreft;
  • d. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • e. worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • f. worden uitgevoerd in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • g. mogen worden uitgevoerd volgens een verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
  • h. voor archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • i. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van namens burgemeester en wethouders getoetst en geaccepteerd archeologisch onderzoeksrapport is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
6.3.3 Aanvraagvereisten
  • 1. Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen is de aanvrager van een omgevingsvergunning verplicht ten behoeve van in artikel 6.1 genoemde bestemming:
    • a. een of meerdere funderingstekeningen te overleggen waaruit blijkt welke omvang (in breedte, diepte, lengte en/of hoogte) de ingrepen en verstoringen zullen hebben; en
    • b. een of meerdere palenplannen te overleggen waaruit blijkt het aantal palen, het type/soort, de omvang/diameter, de lengte, de onderlinge afstand tussen de rijen heipalen en de wijze van aanbrengen opdat de mate van verstoring bepaald kan worden; en
    • c. een archeologisch onderzoeksrapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • 2. Een archeologisch onderzoeksrapport genoemd in artikel 6.3.3 lid 1c hoeft niet te worden overlegd wanneer:
    • a. naar het oordeel van een archeologisch deskundige de archeologische waarden van de gronden al afdoende zijn vastgesteld in een ander archeologisch onderzoeksrapport.
    • b. uit een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige blijkt dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig geschaad zullen worden door de werkzaamheden.
6.3.4 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden zoals genoemd in artikel 6.3.1 kan slechts worden verleend, als:

  • a. uit het bij de aanvraag gevoegde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat er op de locatie van de bouwactiviteit geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag niet of niet onevenredig wordt geschaad; of
  • c. de archeologische waarden kunnen worden behouden door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.
6.3.5 Vergunningvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen aan de omgevingsvergunning een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch Waardevol Gebied 2:

  • a. te wijzigen in een andere in dit bestemmingsplan opgenomen archeologische bestemming indien dit op basis van de uitkomsten van nader uitgevoerd archeologisch onderzoek of naar oordeel van de archeologisch deskundige noodzakelijk is; of
  • b. geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat:
    • 1. ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 7 Waarde - Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de op en/of in deze gronden voorkomenden en aantoonbaar te verwachten archeologische waarden.

7.2 Omgevingsvergunning voor bouwen
7.2.1 Bouwwerken

Op de in artikel 7.1 bedoelde gronden mogen zonder omgevingsvergunning geen bouwwerken worden opgericht, tenzij:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld dan wel wanneer het nieuw te bouwen oppervlak niet groter is dan 500 vierkante meter;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en dit tevens is vastgelegd in een door of namens bevoegd gezag opgesteld selectiebesluit;
  • d. deze voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
7.2.2 Aanvraagvereisten
  • 1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen is de aanvrager van een omgevingsvergunning verplicht ten behoeve van in artikel 7.1 genoemde bestemming:
    • a. een of meerdere funderingstekeningen te overleggen waaruit blijkt welke omvang (in breedte, diepte, lengte en/of hoogte) de ingrepen en verstoringen zullen hebben; en
    • b. een of meerdere palenplannen te overleggen waaruit blijkt het aantal palen, het type/soort, de omvang/diameter, de lengte, de onderlinge afstand tussen de rijen heipalen en de wijze van aanbrengen opdat de mate van verstoring bepaald kan worden; en
    • c. een archeologisch onderzoeksrapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • 2. Een archeologisch onderzoeksrapport genoemd in artikel 7.2.2 lid 1c hoeft niet te worden overlegd wanneer:
    • a. naar het oordeel van een archeologisch deskundige de archeologische waarden van de gronden al afdoende zijn vastgesteld in een ander archeologisch onderzoeksrapport.
    • b. uit een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige blijkt dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig geschaad zullen worden door de bouwwerkzaamheden.
7.2.3 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning voor het bouwen in of op de onder artikel 7.1 genoemde bestemming wordt alleen verleend als:

  • a. uit het bij de aanvraag gevoegde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat er op de locatie van de bouwactiviteit geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag niet of niet onevenredig wordt geschaad; of
  • c. de archeologische waarden kunnen worden behouden door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.
7.2.4 Vergunningsvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen aan de omgevingsvergunning een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het verrichten van een opgraving als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, daaronder mede begrepen een archeologische begeleiding, op een bepaalde wijze die in overeenstemming is met artikel 5.4, eerste en tweede lid van de Erfgoedwet;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Werken en werkzaamheden

Binnen deze bestemming is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders nodig:

  • a. het afgraven, saneren, ontgronden, onderzuigen, verlagen, afplaggen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het aanleggen, verbreden en verwijderen van verhardingen;
  • c. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
  • d. het graven of vergraven, verruimen, verdiepen of dempen van watergangen en waterpartijen;
  • e. het frezen en scheuren van grasland;
  • f. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen waaronder begrepen bos, boomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij en windsingel;
  • g. het rooien van diepwortelende beplantingen zoals vermeld onder f. waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van drainage;
  • i. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • j. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • k. het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
  • l. het verwijderen van bestaande ondergrondse fundamenten en het verwijderen en/of uittrekken van heipalen;
  • m. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek.
7.3.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.1 is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden indien deze:

  • a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 7.2.1 van toepassing is;
  • b. niet dieper dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld gaan;
  • c. geen grotere oppervlakte dan 500 m² betreft;
  • d. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • e. worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • f. worden uitgevoerd in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • g. mogen worden uitgevoerd volgens een verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
  • h. voor archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • i. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van namens burgemeester en wethouders getoetst en geaccepteerd archeologisch onderzoeksrapport is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
7.3.3 Aanvraagvereisten
  • 1. Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen is de aanvrager van een omgevingsvergunning verplicht ten behoeve van in artikel 7.1 genoemde bestemming:
    • a. een of meerdere funderingstekeningen te overleggen waaruit blijkt welke omvang (in breedte, diepte, lengte en/of hoogte) de ingrepen en verstoringen zullen hebben; en
    • b. een of meerdere palenplannen te overleggen waaruit blijkt het aantal palen, het type/soort, de omvang/diameter, de lengte, de onderlinge afstand tussen de rijen heipalen en de wijze van aanbrengen opdat de mate van verstoring bepaald kan worden; en
    • c. een archeologisch onderzoeksrapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • 2. Een archeologisch onderzoeksrapport genoemd in artikel 7.3.3 lid 1c hoeft niet te worden overlegd wanneer:
    • a. naar het oordeel van een archeologisch deskundige de archeologische waarden van de gronden al afdoende zijn vastgesteld in een ander archeologisch onderzoeksrapport.
    • b. uit een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige blijkt dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig geschaad zullen worden door de werkzaamheden.
7.3.4 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden zoals genoemd in artikel 7.3.1 kan slechts worden verleend, als:

  • a. uit het bij de aanvraag gevoegde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat er op de locatie van de bouwactiviteit geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag niet of niet onevenredig wordt geschaad; of
  • c. de archeologische waarden kunnen worden behouden door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.
7.3.5 Vergunningvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen aan de omgevingsvergunning een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied 2 ':

  • a. te wijzigen in een andere in dit bestemmingsplan opgenomen archeologische bestemming indien dit op basis van de uitkomsten van nader uitgevoerd archeologisch onderzoek of naar oordeel van de archeologisch deskundige noodzakelijk is; of
  • b. geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat:
    • 1. ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 8 Waterstaat - Beheerszone watergang

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Beheerszone watergang aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. bescherming en beheer van de naastgelegen watergangen;
  • b. werkzaamheden in het kader van de verbetering van de naastgelegen watergangen.
8.2 Bouwregels

Op de in 8.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in 8.1 bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven overige bestemmingen, en uit een verklaring van de betrokken waterbeheerder is gebleken dat hierdoor waterstaatkundige belangen niet blijvend onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan volgens de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte- en inhoudsmaten afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat de bestaande maten, die meer bedragen dan de bouwregels bij de betreffende bestemming toestaan, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden.

10.2 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. alleen ondergronds mag worden gebouwd waar bovengronds gebouwen zijn toegestaan;
  • b. de verticale diepte bedraagt maximaal één bouwlaag.
10.3 Parkeren
10.3.1 Algemeen
  • a. Een omgevingsvergunning voor hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien sprake is van voldoende parkeergelegenheid, uitgaande van de kengetallen uit CROW-publicatie-318 'Toekomstbestendig parkeren – van parkeerkencijfers naar parkeernormen, met dien verstande dat voor de gronden als bedoeld in artikel 3, de parkeernorm als opgenomen in 3.3.4 van toepassing is.
  • b. Indien de onder a. bedoelde kengetallen worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
10.3.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel als:

  • a. het voldoen aan de kengetallen uit de CROW-publicatie leidt tot de aanleg en instandhouding van een onevenredig aantal parkeerplaatsen, gerelateerd aan het bestaande én het nieuwe gebruik;
  • b. aangetoond wordt dat met het voorgenomen aantal parkeerplaatsen voldaan kan worden aan de parkeerbehoefte, of;
  • c. aangetoond wordt dat op andere wijze in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de regels van dit plan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. gebruik als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • b. gebruik als seksinrichting;
  • c. gebruik van gronden of bouwwerken voor (permanente) bewoning, met uitzondering van de toegelaten (bedrijfs)woningen en huisvesting voor mantelzorg.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Vrijwaringszone - dijk 2

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de waterkering.

12.2 Vrijwaringszone - weg
12.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - weg' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming van het gebruik van de naastgelegen verkeerswegen.

12.2.2 Bouwregels

Op de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

12.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.2, voor de bouw van bouwwerken:

  • a. indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in 12.2.1 bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven, overige bestemmingen;
  • b. indien hierdoor de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad;
  • c. indien, gehoord de betrokken wegbeheerder, is gebleken dat hierdoor de belangen van de bescherming van de desbetreffende verkeerswegen, of de veiligheid van mensen, dieren en goederen, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Bed & breakfast

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor de inrichting en het gebruik van woningen met bijbehorende bouwwerken voor bed & breakfast, als:

  • a. het een woning betreft, die tevens bewoond blijft;
  • b. de woonfunctie op het perceel als hoofdfunctie in stand blijft;
  • c. maximaal vier bed & breakfast appartementen voor in totaal acht personen worden gerealiseerd;
  • d. de bed & breakfast voorziening niet functioneert als een zelfstandige woning;
  • e. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven en functies;
13.2 Evenementen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor het gebruik van gronden voor het houden van evenementen.

13.3 Grenzen en aanduidingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan, onder voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor:

  • a. het afwijken van bestemmingsgrenzen in het horizontale vlak, als de afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein, er geen dringende redenen zijn die zich tegen de afwijking verzetten en de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2 m;
  • b. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, als afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 0,5 m;
  • c. het afwijken van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
13.4 Kleinschalige voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor het gebruik van gronden voor kleinschalige voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector, als:

  • a. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven en functies;
13.5 Nutsvoorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor de bouw van bouwwerken voor nutsvoorzieningen, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m³ en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 14.1.1 met maximaal 10 %.

14.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 14.2.1te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 14.2.1na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Eck en Wiel, Veerweg 5.