direct naar inhoud van Regels
Plan: Beusichem, Markt 20-20a
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0214.BURBP2018003-on01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Beusichem, Markt 20-20a" met identificatienummer NL.IMRO.0214.BURBP2018003-on01 van de gemeente Buren.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis gebonden bedrijf:

het beroepsmatig verlenen van diensten en/of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie behouden blijft door de gebruiker van de woning.

1.6 aan huis gebonden beroep:

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, administratief, persoonlijk, medisch, therapeutisch, kunstzinnig dan wel ontwerptechnisch gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning met daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend door de gebruiker van de woning.

1.7 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van het in dat gebied voorkomende bodemarchief.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bed en breakfast:

een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en bedoeld voor kortstondig, wisselend recreatief verblijf.

1.10 bedrijfsbouwwerk c.q. bedrijfsgebouw:

een bouwwerk c.q. een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.11 bedrijfsgebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het bedrijfsproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie.

1.12 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: bouwwerken die:
    • 1. op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan legaal bestonden of in uitvoering waren;
    • 2. of gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
  • b. bij gebruik:
    • 1. gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, voor zover betrekking hebbend op het desbetreffende gebruik legaal bestond en was toegestaan.
1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.16 bijbehorend bouwwerk:

een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak. Een bijbehorend bouwwerk moet functioneel en bouwkundig ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw.

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

een bouwwerk, welke niet is aan te merken als gebouw.

1.22 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk, een werk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk, dat werk of dat gebied.

1.23 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

1.26 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt.

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, niet zijnde een discotheek/bardancing/nachtclub of pension/hotel, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verkocht, waaronder begrepen een restaurant, een cafetaria/snackbar/ijssalon en een theetuin.

1.29 huishouden:

onder een huishouden wordt verstaan een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.30 karakteristiek gebouw:

een gebouw dat wegens zijn verschijningsvorm of zijn cultuurhistorische betekenis van zodanig belang is voor het karakter van het desbetreffende deel van het plangebied, dat dit belang de toepassing van bijzondere voorschriften ten aanzien van de bouwmogelijkheden rechtvaardigt.

1.31 kleinschalig wonen met zorg:

een voorziening waar zorg verleend wordt voor de dagelijkse levensbehoeften en/of zorg op maat wordt verleend aan ouderen, mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap of daarmee vergelijkbare categorieën mensen.

1.32 maatschappelijke voorzieningen / dienstverlening:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen/dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.33 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze wet luidde ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

1.34 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.35 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomaat, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.36 voorgevel:

de lijn die gelijk loopt aan de naar de straat gerichte voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van meer dan 1 straat moeten alle gevels van het hoofdgebouw, gelegen aan de straatkant, gezien worden als voorgevel.

1.37 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, niet zijnde een woonwagen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.7 peil:
  • a. Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang of voorgevel zich bevindt binnen een maximale afstand van 5 meter tot de rand van de weg (inclusief stoep), geldt:
    • 1. de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • b. In andere gevallen voor bouwwerk geldt:
    • 1. de gemiddelde hoogte van het aanliggende, afgewerkte terrein, dat gelegen is binnen het desbetreffende bestemmingsvlak.

In algemene zin geldt dat:

  • Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend;
  • Plaatselijke ophogingen aan de voet van het bouwwerk, die niet bij het verdere verloop van het terrein passen, blijven buiten beschouwing voor de hoogte van het peil. Ophogingen die noodzakelijk zijn voor de bouw, vallen niet onder deze plaatselijke ophogingen;
  • Voor een bouwwerk op een erf- of perceelgrens is het maatgevende peil aan die kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.
2.8 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandels- en bedrijven, zakelijke- en maatschappelijke dienstverlening, openbare- en bijzondere doeleinden, ateliers voor kunstenaars;
  • b. doeleinden van handel en bedrijf die behoren tot maximaal categorie 2, zoals deze op de tot het plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn vermeld;
  • c. bijbehorende bewoning, incl. mantelzorg en daarbij behorende doeleinden;
  • d. alsmede voor bijbehorende bouwwerken, waarbij de bijbehorende bouwwerken alleen gebruikt mogen worden ten dienste van de hoofdbestemming uitgeoefend door de eigenaar van het hoofdgebouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', tevens voor nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bebouwing

Op gronden met de bestemming 'Centrum' mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen zoals verkoopruimten, showrooms, werkplaatsen, ateliers en zaalruimten;
  • b. bij de bedrijfsgebouwen behorende opslagruimten, bergingen en bedrijfsbouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. ten hoogste het bestaande aantal woningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' in de beschermde stads- en dorpsgezichten Beusichem en Buren uitsluitend bijbehorende bouwwerken;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen, tuinmuren, pergola's en beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen;
  • f. gebouwen en bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'.
3.2.2 Bebouwingspercentage

Het bouwvlak mag 100% bebouwd worden.

3.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de in artikel 3.2.1 sub a en b genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 1 een maximale goothoogte van 4,5 m geldt;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, met dien verstande dat ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 1 een maximale bouwhoogte van 4,5 m geldt;
  • c. indien de bestaande goothoogte hoger is, deze hogere maat maatgevend is.
3.2.4 Woningen

Voor het bouwen van de in artikel 3.2.1 sub c genoemde woningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m;
  • c. indien de bestaande goothoogte hoger is, deze hogere maat maatgevend is.
3.2.5 Bijbehorende bouwwerken binnen de beschermde stads- en dorpsgezichten Beusichem en Buren

Voor het bouwen van de in artikel 3.2.1 sub d genoemde bijbehorende bouwwerken binnen de beschermde stads- en dorpsgezichten Beusichem en Buren gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 60% en het gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  • c. de goothoogte van aan het hoofdgebouw (i.c. de bedrijfswoning) aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,30 m;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • f. indien de aanduiding 'bijgebouwen' direct grenst aan een woning, dient van het open erf tenminste onbebouwd te blijven een aaneengesloten rechthoek of parallellogram van 35 m2 met een breedte van tenminste 3,5 m, die in een directe ruimtelijke relatie staat met het woongedeelte van de woning, waarbij het open erf behoort.
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in 3.2.1 onder sub e genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van toegangspoorten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels c.q. het verlengde daarvan mag niet meer dan 2 m bedragen mits deze op minimaal 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. ongeacht het bepaalde in lid a en b bedraagt de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de aanduiding 'parkeerterrein' 2 m;
  • d. de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat voor pergola's de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m, voor beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m en voor vlaggenmasten en licht- en reclamemasten de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.
3.2.7 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van nutsvoorzienngen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. het aanduidingsvlak 'nutsvoorziening' mag volledig worden bebouwd.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming 'Centrum' wordt in ieder geval begrepen:

  • a. de opslag van consumentenvuurwerk;
  • b. het gebruik van gronden als theetuin.
3.3.2 Voorwaardelijke verplichting winkelwagenstalling
  • a. Tot een met de bestemming 'Centrum' strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe stallingen voor winkelwagens, indien:
    • 1. de stalling niet is uitgevoerd als een gesloten overkapping met gesloten zijwanden en achterwand en de wanden niet een minimale oppervlaktemassa bezitten van 10 kg/m2;
    • 2. de hagen zoals deze zijn aangegeven in Bijlage 3 gerealiseerd zijn en in stand worden gehouden;
  • b. Het in gebruik nemen van nieuwe stallingen voor winkelwagens is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aan de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - winkelwagenstalling'.
3.3.3 Voorwaardelijke verplichting gebruik parkeerterrein

Tot een met de bestemming 'Centrum' strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' als parkeerterrein:

  • a. zonder de realisatie en instandhouding van een geluidscherm met een hoogte van 2 meter en een minimale oppervlaktemassa van 10 kg/m2 ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm';
  • b. zonder de realisatie en instandhouding van de hagen, zoals deze zijn aangegeven in Bijlage 3;
  • c. zonder de realistaie en instandhouding van het hek met schuifpoorten, zoals deze zijn aangegeven in Bijlage 4.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Horeca

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de regels voor de vestiging van een horecabedrijf, waaronder die horecabedrijven worden verstaan die op de tot het plan behorende 'Staat van Horecabedrijven' zijn vermeld als behorend tot ten hoogste categorie 2, mits geen blijvende onevenredige afbreuk aan het woon- en leefmilieu ontstaat.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet- en fietspaden, met bermen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. afwateringsdoeleinden;
  • e. buis- en kabelverbindingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomstige doeleinden;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. het tijdelijk plaatsen van kramen en wagens ten behoeve van het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel ten behoeve van het aanbieden van diensten.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bebouwing

Op gronden met de bestemming 'Verkeer' mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. abri's;
  • b. zitbanken, beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen;
  • c. terreinafscheidingen en (keer)muren;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals lichtmasten en verkeers- en verwijsborden;
  • e. weg- en waterbouwkundige kunstwerken, zoals bruggen en duikers;
  • f. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 4.2.1 genoemde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van de in lid 4.2.1 onder a genoemde abri’s niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van de in lid 4.2.1 onder b genoemde beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. de bouwhoogte van de in lid 4.2.1 onder c genoemde terreinafscheidingen en (keer)muren niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • d. de bouwhoogte van de de in lid 4.2.1 onder d genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer mag bedragen dan 10 m;
  • e. de bouwhoogte van de in de in lid 4.2.1 onder f genoemde bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1 m en de oppervlakte daarvan mag niet meer bedragen dan 2 m²;
  • f. de bouwhoogte van de de in lid 4.2.1 onder g genoemde toestellen voor sport en spel niet meer mag bedragen dan 4 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Voorwaardelijke verplichting gebruik parkeerterrein

Tot een met de bestemming 'Verkeer' strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' als parkeerterrein, zonder de realisatie en instandhouding van een geluidscherm met een hoogte van 2 meter en een minimale oppervlaktemassa van 10 kg/m2 ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm'.

Artikel 5 Verkeer - Historisch

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Historisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, beheer of herstel van een straat als een essentieel onderdeel van het bestaande en uit historisch oogpunt belangwekkende stadsbeeld, met wegprofielen bestaande uit een klinker- en/of kasseien verharding, stoepen, solitaire bomen en bijbehorend straatmeubilair zoals waterpompen (week en jaar)markten;
  • b. het tijdelijk plaatsen van kramen en wagens ten behoeve van het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel ten behoeve van het aanbieden van diensten.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bebouwing

Op gronden met de bestemming 'Verkeer - Historisch' mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. zitbanken, kinderspeeltoestellen, beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals lichtmasten en verkeers- en verwijsborden;
  • c. weg- en waterbouwkundige kunstwerken, zoals bruggen en duikers; bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 5.2.1 genoemde bouwwerken mag de hoogte maximaal 2,5 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten maximaal 6 m mag bedragen.

5.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen middels een omgevingsverguning afwijken van het gestelde in 5.1 voor de inrichting en het gebruik als terras voor een horecabedrijf voor zover:

  • a. de gronden direct aansluiten bij een horecabedrijf binnen de bestemming 'Centrum';
  • b. het verkeersbelang niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. de belangen van het beschermde stads- en dorpsgezicht niet onevenredig worden aangetast;
  • d. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu in de omliggende woningen.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Uitvoeren van werkzaamheden

Het is verboden binnen de bestemming 'Verkeer - Historisch' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. werken en werkzaamheden die direct zijn gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van grond, puin of afvalmaterialen, voor zover deze van elders zijn aangevoerd;
  • b. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, voor zover dit niet betreft de verzorging van de aanwezige houtopstanden;
  • c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • d. het aanplanten van een houtopstand;
  • e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • f. het dempen, graven, verbreden, verdiepen van waterpartijen en watergangen of het aanbrengen van drainagevoorzieningen.
5.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent;
  • b. werken en werkzaamheden, voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een vergunning is verleend ingevolge de Ontgrondingenwet;
  • c. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  • d. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;
  • e. werken en werkzaamheden ten aanzien waarvan door Burgemeester en wethouders is medegedeeld dat deze, wat aard en omvang betreft, van zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat voor de uitvoering daarvan geen omgevingsvergunning wordt vereist;
  • f. werken en werkzaamheden in het kader van het in Bijlage 3 opgenomen Inrichtingsplan.
5.4.3 Onderzoek

Burgemeester en Wethouders gaan pas over tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, als bedoeld in 5.4.1, indien uit een advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit is gebleken dat de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bewoning en daarbij behorende doeleinden, incl. mantelzorg en/of aan huisgebonden beroep of bedrijf en/of webwinkel;
  • b. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie', tevens voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden behorend bij de aan de omgeving eigen situering van de bebouwing en de aan de omgeving eigen perceelindeling, waarbij onder cultuurhistorische waarde wordt verstaan: de aan een bouwwerk, een werk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk, dat werk of dat gebied heeft gemaakt.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bebouwing

Op gronden met de bestemming 'Wonen' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van toegangspoorten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • c. de bouwhoogte van carports en overkappingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

7.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen op gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' dient, overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Op voorwaarde dat:
    • 1. het bouwwerk(en) betreft waarbij de oppervlakte groter is dan 100 m2 en de grondwerkzaamheden dieper reiken dan 0,30 m onder het bestaande maaiveld;
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Omgevingsvergunning bouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 indien:

  • a. het bouwwerk dient ter vervanging van een bestaand bouwwerk, waarbij de oppervlakte noch de diepte wordt uitgebreid;
  • b. het bouwwerk(en) betreft die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • c. de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
  • d. het bouwwerk is gesitueerd binnen 3 m uit de fundering van een bestaand bouwwerk.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden binnen de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten voeren:

  • a. het afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, mengen, ontginnen, scheuren en woelen van gronden;
  • b. het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren of het aanbrengen van drainage;
  • c. het verwijderen van bestaande funderingen;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zachtfruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, of het rooien daarvan waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden/- banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden in de bodem tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande maaiveld en met een oppervlakte kleiner dan 100 m2;
  • b. werken en werkzaamheden in de bodem met een oppervlakte kleiner dan 30 m2;
  • c. werken en werkzaamheden voor zover het betreft de herplant van een bestaande houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zachtfruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel;
  • d. werken en werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande oppervlakteverhardingen, beplantingen langs wegen en bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • e. werken en werkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • f. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren; werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;
  • g. werken en werkzaamheden die archeologisch onderzoek betreffen.
7.4.3 Verlening
  • a. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 7.4.1 kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
7.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor de activiteit sloop;
  • b. Aan de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,30 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 100 m2;
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

8.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen op gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' dient, overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Op voorwaarde dat:
    • 1. het bouwwerk(en) betreft waarbij de oppervlakte groter is dan 1.000 m2 en de grondwerkzaamheden dieper reiken dan 0,30 m onder het bestaande maaiveld;
    • 2. het bouwwerk(en) betreft waarbij de oppervlakte kleiner is dan 1.000 m2 en de grondwerkzaamheden dieper reiken dan 0,30 m onder het bestaande maaiveld voor zover de bouw van de bouwwerk(en) plaatsvindt op een kleinere afstand dan 50 m van gronden die bestemd zijn als "Waarde - Archeologie 2" in het ter plaatse geldende bestemmingsplan.

  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.3 Afwijken van bouwregels
8.3.1 Omgevingsvergunning bouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 indien:

  • a. het bouwwerk dient ter vervanging van een bestaand bouwwerk, waarbij de oppervlakte noch de diepte wordt uitgebreid;
  • b. het bouwwerk(en) betreft die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • c. de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
  • d. het bouwwerk is gesitueerd binnen 3 m uit de fundering van een bestaand bouwwerk.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden binnen de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten voeren:

  • 1. het afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, mengen, ontginnen, scheuren en woelen van gronden;
  • 2. het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren of het aanbrengen van drainage;
  • 3. het verwijderen van bestaande funderingen;
  • 4. het verlagen van het waterpeil;
  • 5. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • 6. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • 7. het aanplanten van een houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zachtfruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel, of het rooien daarvan waarbij stobben worden verwijderd;
  • 8. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden/- banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 9. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 8 lid 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • 1. werken en werkzaamheden in de bodem tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande maaiveld en met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m2 voor zover de werken en werkzaamheden plaatsvinden op een grotere afstand dan 50 m van gronden die zijn bestemd als "Waarde - Archeologie 2" in het ter plaatse geldende bestemmingsplan;
  • 2. werken en werkzaamheden in de bodem met een oppervlakte kleiner dan 30 m2 voor zover de werken en werkzaamheden plaatsvinden op een kleinere afstand dan 50 m van gronden die zijn bestemd als "Waarde - Archeologie 2" in het ter plaatse geldende bestemmingsplan;
  • 3. werken en werkzaamheden voor zover het betreft de herplant van een bestaande houtopstand, waaronder begrepen een bos, boomgaard, zachtfruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel;
  • 4. werken en werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande oppervlakteverhardingen, beplantingen langs wegen en bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • 5. werken en werkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • 6. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren; werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;
  • 7. werken en werkzaamheden die archeologisch onderzoek betreffen.
8.4.3 Verlening
  • a. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 8 lid 8.4.1 kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd
8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen;
  • b. Aan de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte dieper reikt dan 0,30 m onder maaiveld en het grondoppervlak van de werken meer bedraagt dan 1.000 m²;
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan onmiddellijk melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 9 Waarde - Beschermd stads- en dorpsgezicht

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stads- en dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld van de binnen het beschermd stadsgezicht voorkomende, dan wel daaraan eigen cultuurhistorische waarden voor zover die bepaald worden door:

  • a. de architectonische waarden van de afzonderlijke gebouwen;
  • b. de historisch bepaalde rangschikking en samenhang van de gebouwen, waaronder mede begrepen bestaande open ruimtes tussen de gebouwen;
  • c. de landschappelijke inpassing van de gebouwen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Bouwen

Er mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig c.q. aansluitend aan de ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaande stedenbouwkundig beeld, voor zover betrekking hebbend op:

  • a. voorgevels;
  • b. goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
  • c. de breedte en de indeling van de voorgevel van de gebouwen;
  • d. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van de gebouwen;
  • e. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 9.2.1 geldt niet voor het Bouwplan als bedoeld in bijlage 4 voor zover op dit Bouwplan een advies als bedoeld in lid 9.2.3 is verkregen.

9.2.3 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning af te geven winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit omtrent mogelijke aantasting van de waarden van het beschermd stadsgezicht.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan situering, afmetingen en kapvormen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de instandhouding en herstel van het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving van de bebouwing;
  • c. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden;

Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op het behoud van de waarden van het beschermd dorpsgezicht.

Artikel 10 Waarde - Cultuurhistorie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden.

10.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
10.2.1 Verbod

Het is verboden op gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' een bouwwerk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

10.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 10.2.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. sloopwerkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen;
  • b. sloopwerkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is verleend;
  • c. sloopwerkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  • d. sloopwerkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;
  • e. sloopwerkzaamheden die dienen ter uitvoering van het Bouwplan als bedoeld in bijlage 4 voor zover op dit Bouwplan een advies als bedoeld in lid 10.2.3 is verkregen.
10.2.3 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 10.2.1, kan alleen worden verleend indien, gehoord de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit is gebleken dat hierdoor cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende bouwwerken niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze cultuurhistorische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld dan wel worden teruggebracht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Monumentale en karakteristieke bebouwing
12.1.1 Bestemmingsomschrijving

De ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' aangewezen bebouwing is, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding van de monumentale of karakteristieke hoofdvorm van de bestaande hoofdgebouwen.

12.1.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
a Vergunningplicht

Het is verboden bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag.

b Uitzonderingen

Het in artikel 12.1.2 onder a vervatte verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. dienen ter uitvoering van het Bouwplan als bedoeld in bijlage 4 voor zover op dit Bouwplan een advies als bedoeld in lid 12.1.2 onder d is verkregen.
c Criteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de monumentale of karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
  • b. de monumentale of karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
  • c. de monumentale of karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • d. het delen van een hoofdgebouw betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
d Voorwaarde

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 12.1.2 onder a, kan alleen worden verleend indien, gehoord de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit is gebleken dat hierdoor cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende bouwwerken niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze cultuurhistorische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld dan wel worden teruggebracht.

12.2 Situering gebouwen

Gebouwen dienen binnen een bouwvlak gebouwd te worden.

12.3 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. ingeval van herbouw is sub a onder 1 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk zoals bedoeld in sub a, is het Overgangsrecht (Artikel 16) als opgenomen in dit plan niet van toepassing

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de regels van dit plan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. gebruik als seksinrichting, zijnde een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
  • b. gebruik als escortbedrijf, zijnde een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
  • c. gebruik als smartshop, zijnde een ruimte waarin detailhandel plaatsvindt in psychotrope stoffen;
  • d. gebruik als coffeeshop, zijnde een alcoholvrije horecagelegenheid waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt;
  • e. gebruik als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • f. gebruik als woning, waarbij er meer woningen ontstaan dan het bestaande aantal woningen of zijn toegestaan middels deze planregels.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Maten en maatvoeringen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijking van de in de regels en op de verbeelding gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van deze gegeven maten met dien verstande dat er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan:

  • a. het woon- en leefklimaat,
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving,
  • c. de waterhuishouding.
14.2 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de inrichting en het gebruik van woningen ten behoeve van Bed & breakfast, waaronder wordt verstaan een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt en bedoeld voor kortstondig, wisselend recreatief verblijf, indien en voor zover:

  • a. het betreft een woning, die tevens bewoond blijft;
  • b. niet meer dan 3 slaapkamers, ten behoeve van maximaal 6 personen, van de betreffende woning worden ingericht en gebruikt voor Bed & breakfast;
  • c. de Bed & breakfast voorziening niet functioneert als een zelfstandige woning;
  • d. indien is aangetoond dat Bed & breakfast niet gerealiseerd kan worden in de woning, kan gebruikt gemaakt worden van een bijbehorend bouwwerk;
  • e. parkeren plaats vindt op eigen terrein;
  • f. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen of voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven
14.3 Erkers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van erkers buiten een bouwvlak, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:

  • a. de breedte mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • b. de diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 meter vanaf de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 0,25 meter tot een maximum van 4 meter;
  • d. per perceel is maximaal 1 bijbehorend bouwwerk in de vorm van een erker toegestaan aan de voorgevel.
14.4 Evenementen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van gronden voor het houden van meerdaagse evenementen, waaronder worden verstaan kermissen, jaarmarkten, tentfeesten en daarmee vergelijkbare evenementen.

14.5 Grenzen en aanduidingen

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van:

  • a. het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende redenen zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2,5 m;
  • b. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2,5 m;
  • c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
14.6 Nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales, telefooncellen, geldautomaten en abri's, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m³ en de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, alsmede voor beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen met geen grotere hoogte dan 6 m en lichtmasten en vlaggenmasten met geen grotere hoogte dan 10 m.

14.7 Kleinschalige voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalige voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector, mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. voorzien wordt in een inpassing middels landschappelijke beplanting;
  • b. op eigen terrein dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefmilieu;
  • d. er vindt geen milieubelemmering plaats voor omliggende functies en bedrijven;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersveiligheid;
  • f. er ontstaat geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving.
14.8 Aan huis gebonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van een deel van de (bedrijfs-)woning ten behoeve van een aan huis gebonden beroep of bedrijf met in acht name van het volgende:

  • a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van alle bestaande gebouwen;
  • b. het onbebouwde deel van het perceel van het bestemmingsvlak niet wordt gebruikt voor de beoogde activiteit, met uitzonderingen van parkeervoorzieningen die zijn afgestemd op de activiteit; degene die de activiteiten uitvoert, moet de bewoner van de woning zijn;
  • c. geen detailhandel plaatsvindt, tenzij het als ondergeschikte activiteit van het bedrijf of beroep plaatsvindt;
  • d. er geen (milieu)belemmering plaatsvindt voor omliggende functies en bedrijven;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid;
  • g. er geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;
  • h. parkeren plaatsvindt op eigen terrein, tenzij aangetoond wordt dat er voldoende parkeergelegenheid is in de directe omgeving;
  • i. geen buitenopslag plaatsvindt.
14.9 Algemene gebruiksafwijking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van een gebouw ten behoeve van een andere functie met in acht name van het volgende:

  • a. de functie verandering in oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.500 m2;
  • b. het gebruik als seksinrichting, escortbureau, sekswinkel en prostitutiebedrijf niet is toegestaan;
  • c. er geen (milieu)belemmering plaatsvindt voor omliggende functies en bedrijven;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid;
  • f. er geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;
  • g. parkeren plaatsvindt op eigen terrein, tenzij aangetoond wordt dat er voldoende parkeergelegenheid is in de directe omgeving;
  • h. geen buitenopslag plaatsvindt.
14.10 Kleinschalig wonen met zorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het verlenen van huisvesting van kleinschalig wonen met zorg. Het verzoek voor kleinschalig wonen met zorg moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de grootte van het kleinschalig wonen met zorg moet afgestemd zijn op de omgeving en de beoogde doelgroep;
  • b. er is sprake van een langdurend verblijf;
  • c. er mag geen sprake zijn van een te grote clustering van kleinschalige woonvormen;
  • d. kleinschalige woonvormen zijn op bedrijventerreinen niet toegestaan;
  • e. er mag geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaan;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het woon- en leefmilieu.
14.11 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals zwembaden, speeltoestellen, geluidsschermen, antennes, lichtmasten, vlaggenmasten, reclame-uitingen, zonnepanelen, pergola’s, (beeldende) kunstwerken, verkeersborden met in acht name van het volgende:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde niet hoger mogen zijn dan 5 meter, met uitzondering van:
    • 1. zonnepanelen tot maximaal 2 meter;
    • 2. pergola’s tot maximaal 2,5 meter;
    • 3. antennes, lichtmasten en vlaggenmasten tot maximaal 10 meter;
  • b. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50m2;
  • c. een zwembad mag al dan niet overdekt zijn met een maximale hoogte van 2 meter en moet binnen het erf gelegen zijn;
  • d. er geen (milieu)belemmering plaatsvindt voor omliggende functies en bedrijven;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu.
14.12 Dakterrassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het bouwen van dakterassen met in acht name van het volgende:

  • a. dakterassen niet gerealiseerd mogen worden op vrijstaande bijgebouwen;
  • b. dakterassen bereikbaar zijn via een deur vanuit een ruimte op diezelfde verdieping;
  • c. dakterassen zijn toegestaan op minimaal 1 meter achter de voorgevel;
  • d. er een afstand is van minimaal 2 meter tussen het dakterras en een perceelgrens.
14.13 Bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken met in acht name van het volgende:

  • a. het bouwen van bijbehorende bouwwerken niet tot gevolg heeft dat, het aansluitend terrein dan wel de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt, de maximale oppervlakte in onderstaande tabel wordt overschreden:
    Totale perceelsgrootte   Maximum oppervlak aan bijbehorende bouwwerken  
    tot 500 m2   75 m2  
    vanaf 500m2 tot 1500m2   100 m2  
    vanaf 1500m2   150 m2  
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken maximaal 3 meter bedraagt en de bouwhoogte maximaal 6 meter;
  • c. bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • d. indien niet op de perceelgrens wordt gebouwd, moet het bijbehorend bouwwerk op minimaal 1 meter van de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd;
  • e. voor overkappingen geldt specifiek, dat:
    • 1. De oppervlakte bedraagt maximaal 30m2;
    • 2. De bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu;
  • g. er geen (milieu)belemmering plaatsvindt voor omliggende functies en bedrijven;
  • h. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid;
  • i. voor gebouwen gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht, alsmede gebouwen aangewezen als een Rijksmonument, gemeentelijk monument of karakteristieke pand, geldt dat door de commissie Ruimtelijke Kwaliteit een positief advies moet worden afgegeven.
14.14 Plaatsen gebouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het plaatsen gebouwen buiten het bouwvlak, met in acht name van het volgende:

  • a. het aantal woningen mag niet wijzigen;
  • b. het moet aansluiten op een bestaand bouwvlak;
  • c. de nieuwe plaats van het gebouw moet passend zijn binnen het bestaande verkavelingspatroon;
  • d. er geen landschappelijke, ruimtelijke, stedenbouwkundige en milieuhygiënische belemmeringen zijn.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Parkeren
  • a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag uitsluitend worden gebouwd of mag het gebruik van een gebouw of onbebouwd terrein uitsluitend worden gewijzigd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein binnen het plangebied van het bestemmingsplan: "Beusichem, Markt 20-20a", voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen;
  • b. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's;
  • c. Er wordt in voldoende mate voorzien in parkeerruimte als wordt voldaan aan de richtlijnen uit de CROW-publicatie ''Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie” (publicatie 312, oktober 2012), en met inachtneming van de eventuele wijzigingen van deze publicatie gedurende de planperiode.
15.1.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 15.1 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
  • b. het bepaalde in lid 15.1 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
16.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
16.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 16.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 16.1.1 met maximaal 10%.

16.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in lid 16.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik
16.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

16.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 16.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

16.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 16.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

16.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in lid 16.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Beusichem, Markt 20-20a".