direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Partiële Herziening, Buitengebied 2008, Markt 11 en Smalriemseweg ong. te Beusichem
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0214.BUIBP201200009-on01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische productie;
  • b. het weiden van dieren;
  • c. bijbehorende voorzieningen, huiserven, gaarden en opslag;
  • d. landschappelijke beplanting;
  • e. watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;
  • f. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' eveneens voor niet-grondgebonden agrarische productie met bijbehorende voorzieningen en opslag, voor zover deze productie plaatsvindt als neventak van een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de grondgebonden agrarische productie;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' eveneens voor bijbehorende verwerking van agrarische producten, productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten;
  • i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' eveneens voor bijbehorende bewoning.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Binnen het bouwvlak

Op de gronden met de bestemming "Agrarisch", voor zover dit betreft de gronden met de aanduiding 'bouwvlak', mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bestemming;
  • b. maximaal één bedrijfswoning per volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woning;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming.
3.2.2 Minimale afstand tot perceelsgrenzen

Bij de bouw van de in artikel 3.2.1 bedoelde bouwwerken, voor zover het betreft gebouwen, mag de afstand tot de perceelsgrens niet minder bedragen dan 5 meter.

3.2.3 Bedrijfsgebouwen

Bij de bouw van de in artikel 3.2.1 onder a bedoelde bedrijfsgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. van de gezamenlijke bedrijfsgebouwen ten behoeve van de niet-grondgebonden agrarische productie mag het totale oppervlak niet meer bedragen dan 750 m2;
  • b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter, met dien verstande dat de hoogte van kassen en kunststof tunnels niet meer mag bedragen dan 7 meter;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter.
3.2.4 Bedrijfswoningen

Bij de bouw van de in artikel 3.2.1 onder b bedoelde woningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. per volwaardig agrarisch bedrijf is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding anders aangegeven;
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • c. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;

met dien verstande dat:

  • e. indien de bestaande inhoud, hoogte of goothoogte groter respectievelijk hoger is, deze grotere of hogere maat maatgevend is.
3.2.5 Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woning

Bij de bouw van de in artikel 3.2.1 onder c bedoelde bijgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd en mag het totale oppervlak van de bijgebouwen niet meer dan 75 m2 bedragen;
  • b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 meter;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij de bouw van de in artikel 3.2.1 onder d bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
  • b. de hoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 9 meter.
3.2.7 Buiten het bouwvlak

Op de gronden met de bestemming "Agrarisch", voor zover gelegen op gronden zonder de nadere aanduiding 'bouwvlak', mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. molens ten behoeve van de waterhuishouding, met dien verstande dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m2;
    • 2. de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval bedoeld:

  • a. een gebruik als volkstuin;
  • b. een gebruik voor niet-grondgebonden agrarische productie in de vorm van teelt op tray-velden of op stellingen en/of containerteelt op lavas of beton;
  • c. een gebruik voor de verwerking van agrarische producten, voor zover dit gebruik meer bedraagt dan 250 m2 en een gebruik voor productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten, voor zover dit gebruik meer bedraagt dan 50 m2;
  • d. de opslag van mest buiten de agrarische bouwpercelen;
  • e. de opslag van goederen en materieel in de open lucht en buiten de agrarische bouwpercelen uitsluitend ten behoeve van bedrijfsmatige grondgebonden agrarisch gerelateerde activiteiten, voor zover de oppervlakte van de opslag meer bedraagt dan 200 m2 per perceel en/of de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 2 meter;
  • f. de opslag van goederen en materieel in de open lucht en op de agrarische bouwpercelen, voor zover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4 meter;
  • g. de plaatsing van kampeermiddelen waarvan de lengte meer bedraagt dan 8 m en de breedte meer bedraagt dan 2,5 meter;
3.3.2 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van de gebouwen ten behoeve van de in artikel 3.1 genoemde doeleinden ter plaatse van de hoek Smalriemseweg / De Kalveren ongenummerd is slechts toegestaan als:

  • a. de landschappelijke inpassing, zoals deze onderdeel uitmaakt van het bijbehorende beplantingsplan in bijlage 1 bij deze regels, gerealiseerd is en in stand blijft gehouden.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) op de zoals in artikel 3.1 bedoelde gronden, voor zover dit niet betreft gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'bouwvlak' de volgende andere werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. werken en werkzaamheden die direct zijn gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van grond, puin of afvalmaterialen voor zover deze van elders zijn aangevoerd;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, voor zover het niet betreft wegen en paden ten behoeve van het normale agrarische gebruik;
  • c. het dempen, aanleggen of verbreden van watergangen.
3.4.2 Weigering

Een aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

3.4.3 Uitzondering

Het verbod zoals bedoeld in artikel 3.4.1 is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanlegvergunning;
  • d. werken en werkzaamheden ten aanzien waarvan door Burgemeester en Wethouders is medegedeeld dat deze, wat aard en omvang betreft, van zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat voor de uitvoering daarvan geen aanlegvergunning wordt vereist.
3.4.4 Voorwaarde vergunning

schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden), als bedoeld in artikel 3.4.1, indien uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de in artikel 3.1 bedoelde functies en waarden voor de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling daarvan, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

3.4.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van artikel 3.4.1 is een strafbaar feit zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet economische delicten.