direct naar inhoud van 3.5 Conclusies beleidskaders
Plan: Buitengebied, Recreatieterrein Kalverland, Eck en Wiel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0214.BUIBP20100001-vi01

3.5 Conclusies beleidskaders

Uitbreiding in Nationaal Landschap

Intensivering van het ruimtegebruik binnen het bestaande recreatiepark is niet mogelijk gebleken omdat als gevolg hiervan de kwaliteitsverbetering niet gerealiseerd kan worden. Daarom is gekozen voor een beperkte uitbreiding van het recreatieterrein.

Het beleid voor het plangebied is gericht op het beschermen van de aanwezige landschappelijke kernkwaliteiten. Het al dan niet toestaan van uitbreidingen van recreatieterreinen is naar de aard, schaal en verschijningsvorm van initiatieven in deze gebieden nadrukkelijk afhankelijk van de effecten op de kernkwaliteiten en gebiedskenmerken. In het onderhavige plangebied wordt aan de versterking van de kwaliteiten van het nationaal landschap bijgedragen door:

  • het realiseren van een sfeer en beplanting van boomgaarden passend bij de omgeving, het verblijfsrecreatieterrein voegt zich op deze wijze beter in de omgeving dan in de huidige situatie;
  • uitbreiding van het areaal boomgaard met dagrecreatieve voorzieningen zonder bebouwing zodat het terrein beter in de omgeving wordt ingepast;
  • kwaliteitsverbetering van en promotie voor verblijfsrecreatie in het nationale landschap Rivierengebied.

Eis van bedrijfsmatige exploitatie

In het onderhavige geval betreft het grotendeels een bestaand recreatieterrein alwaar feitelijk geen sprake was van steeds wisselende verhuur en waarvoor de eis van bedrijfsmatige exploitatie niet goed in de planvoorschriften was/is geregeld. Bovendien betreft het een terrein waarbij aan het overgrote deel van de gronden in de voorafgaande bestemmingsplannen de bestemming 'Recreatiewoonverblijven' (stacaravans) was toegekend, zonder dat daarvoor een maximale oppervlaktemaat was voorgeschreven, zodat op die gronden ook stacaravans groter dan 55 m² waren toegestaan. De fysieke uitbreiding van het terrein met de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van recreatiewoningen is relatief gering van omvang (circa 0,9 ha ten opzichte van circa 14,3 ha bestaand recreatieterrein) en biedt ruimte voor circa 20 recreatiewoningen. Daarnaast zou de vergroting van het bebouwd oppervlak van 55 naar 75 m2 per recreatiewoonverblijf op het noord-oostelijke plandeel kunnen worden aangemerkt als een vorm van uitbreiding. De percelen waar sprake is van uitbreiding nemen tezamen circa 30% van het oppervlak in beslag dat bestemd wordt voor verblijfsrecreatie. Deze geringe uitbreiding rechtvaardigt niet het stellen van de eis van bedrijfsmatige exploitatie voor het gehele plangebied. Mede gelet op de voorheen bestaande planologische regelingen voor de desbetreffende gronden, de brief van Gedeputeerde Staten van Gelderland d.d. 7 november 2006 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 28 februari 2007 nummer 200602364/1 zou in het onderhavige geval kunnen worden afgezien van de eis van bedrijfsmatige exploitatie voor het gehele plangebied. Desalniettemin is ervoor gekozen de eis van bedrijfsmatige exploitatie op te nemen, zij het in afgezwakte vorm door die eis van toepassing te verklaren op 70% van de (te realiseren) recreatiewoningen in het plangebied. Voor de overige 30% geldt deze eis van bedrijfsmatige exploitatie niet. Daarmee wordt ruimschoots tegemoet gekomen aan de beleidsuitgangspunten van de provincie Gelderland zoals vervat in de Ruimtelijke Verordening Gelderland, aangezien het percentage recreatiewoningen dat bedrijfsmatig geëxploiteerd zal worden (70%) aanzienlijk meer is dan het percentage dat overeenkomt met de uitbreiding van het recreatiepark (30%). Het aan de eis van bedrijfsmatige exploitatie ten grondslag liggende doel (daadwerkelijk bieden van recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden; tegengaan van permanente bewoning) wordt voor het gehele plangebied met behulp van de in het onderhavige bestemmingsplan opgenomen regels en bestemmingen overigens wel gerealiseerd. In paragraaf 2.2.2 is nader ingegaan op de wijze van exploitatie van het recreatieterrein.


Omvang recreatiewoningen

De recreatiewoningen dienen een maximummaat van 75 m² en 300 m³ (inclusief berging en kelder) te hebben.