Plan: | Buitengebied, Recreatieterrein Kalverland, Eck en Wiel |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0214.BUIBP20100001-on01 |
Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. De watertoets heeft als doel te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
Het plangebied ligt in het beheergebied van Waterschap Rivierenland. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder verantwoordelijkheid van de gemeente Buren. In het kader van de watertoets is deze waterparagraaf schriftelijk overlegd met het Waterschap waarna de opmerkingen zijn verwerkt in deze waterparagraaf. Vervolgens heeft op 18 december 2007 overleg plaatsgevonden met de gemeente en het Waterschap Rivierenland, waarna afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de nieuwe waterstructuur op het recreatiepark. Op basis van de nieuwe waterstructuur heeft een laatste aanpassingsronde plaatsgevonden.
Beleid
De Waterwet (22 december 2009) stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Met het instrumentarium van de Waterwet kan het integraal waterbeheer in al zijn facetten bediend worden. Daarnaast heeft de Waterwet tot doel om de transparantie en de praktische toepassing te vergroten, het aantal regels en daarmee de administratieve en bestuurlijke lasten te verminderen en de implementatie van Europese richtlijnen te vereenvoudigen. De Waterwet regelt de organisatie van het beheer van oppervlaktewater en grondwater. De directe gevolgen van de waterwet op het bestemmingsplan zijn zeer beperkt. De relevante verandering is het vervallen van de Keurvergunning ten behoeve van de in de waterwet geïntroduceerde Watervergunning.
Het Nationaal Bestuursakkoord Water-aktueel (NBW, 2008) is een overeenkomst tussen het Rijk, de provincies, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van WB21 en KRW zijn belangrijke pijlers van het akkoord. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Een en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Het oude NBW uit 2003 is volledig geïntegreerd in het NBW-aktueel en kan daarom komen te vervallen. In de laatste, geactualiseerde versie ligt de nadruk op de gezamenlijke uitvoering en realisatie van waterplannen.
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.
Provinciaal beleid
Goed waterbeheer is een essentieel onderdeel van de zorg voor de omgevingskwaliteit in Gelderland. Het Derde Waterhuishoudingsplan Gelderland 2005-2009 (2004) schetst de mo-gelijkheden om kansen van water voor mens en natuur goed te benutten. In het licht van klimaatverandering is de noodzaak voor maatregelen in het waterbeheer groot. Ook de Europese Kaderrichtlijn Water vraagt om resultaten in het schoonhouden van watersystemen. De maatregelen worden in een stroomgebiedsbenadering aangepakt, waarbij de wateropgave in ruimtelijke ordening moet worden meegenomen als randvoorwaarde. Voor de komende planperiode zijn meetbare prestaties tot 2009 afgesproken met onder meer de waterschappen, Rijkswaterstaat en andere waterpartners op het gebied van: ruimte voor de rivier tussen de dijken, beschermen van waterbergingsgebieden en natte natuur, inrichten van waterbergingsgebieden, vasthouden van regenwater en herstellen van natte natuur in zogenaamde actiegebieden en sanering van riooloverstorten in actiegebieden.
Naar aanleiding van de Startovereenkomst Waterbeheer 21e eeuw (2001) zijn voor alle stroomgebieden in Nederland langetermijnvisies opgesteld, zo ook voor het Rivierengebied (2003).
Deze moeten inzicht geven in de wateropgaven die regionale watersystemen in 2015 op orde brengen en richting 2050 op orde houden, alsmede welke maatregelen en kosten daarmee gemoeid zijn. Hiermee geven de provincie Gelderland, het Waterschap Rivierenland en Rijkswaterstaat Directie Oost-Nederland hun invulling aan deze afspraak en aan het Nationaal Bestuursakkoord Water (2003). De maatregelen zijn gericht op het voorkomen van wateroverlast in landelijk en in stedelijk gebied, herstellen van ecologisch waardevolle wateren, verdrogingsbestrijding, drinkwatervoorziening en het voorkomen van watertekort.
Waterschapsbeleid
Waterschap Rivierenland heeft haar beleid vastgelegd in het Integraal Waterbeheerplan Gelders Rivierengebied (IWGR2). Dit is opgesteld voor de periode tot 1 januari 2006 en beslaat een groot deel van het beheergebied van Waterschap Rivierenland, waaronder de gemeente Buren. Gekozen is om dit waterbeheerplan en de waterbeheerplannen voor de rest van het beheergebied opgestelde beheerplannen te verlengen tot december 2009. Voor de periode 2006-2009 is aanvullend hierop een strategienota 2006-2009 met 7 gebiedsgerichte uitvoeringsplannen opgesteld. De gebiedsgerichte uitvoeringsplannen krijgen de status van partiële herziening van het IWGR2. De strategienota vormt geen wettelijk plankader, maar moet worden gezien als aanvulling op de waterbeheerplannen tot 2009. De kern Eck en Wiel ligt in de Betuwe.
De gemeente Buren is in samenwerking met het Waterschap Rivierenland gestart met het opstellen van het Waterplan Buren. Ten tijde van het voorbereiden van dit bestemmingsplan was het Waterplan echter nog in een dusdanig stadium dat het niet bruikbaar was voor deze waterparagraaf.
Huidige situatie
Het plangebied ligt ten noordoosten van de kern Eck en Wiel. De omgeving van het plangebied is voornamelijk agrarisch in gebruik. De bodem bestaat uit rivierklei en de hoogte van het maaiveld ligt op circa NAP +5,5 m. De gemiddeld hoogste grondwaterstand ligt 0,8 m tot 1,4 m onder het maaiveld, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m onder het maaiveld ligt. Het betreft een kwelgevoelig gebied.
Het plangebied beslaat uit twee verschillende peilgebieden:
Van de noordwestelijke hoek tot de zuidoostelijke hoek van het plangebied loopt een A-watergang, onderhoud van deze watergang is momenteel moeilijk. Verder liggen binnen en langs het plangebied nog enkele B-watergangen, waarvan er een aantal doodloopt. De waterkwaliteit van de watergangen is onbekend, binnen het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen. Ten noorden van het plangebied ligt de Rijnbandijk, dit is een primaire waterkering. Het plangebied valt niet binnen de kern- of beschermingszone van deze waterkering. Verder bevindt zich een gemengde riooloverstort in de vijver aan de Adam van Delenstraat, dit resulteert in een slechte waterkwaliteit. Vanaf de weg De Ganzert loopt van oost naar west dwars door het plangebied een rioolwatertransportleiding. Langs deze rioolwatertransportleiding loopt een zakelijke rechtstrook met een breedte van 5 m. Voor deze strook gelden randvoorwaarden ten aanzien van het gebruik, onder andere geen bouwwerken oprichten, gesloten wegdek aanbrengen, ontgrondingen verrichten, zaken opslaan, rioleringen, leidingen of kabels aanleggen en bomen of diepwortelende struiken, planten of voorwerpen de grond in drijven. Alle werkzaamheden op en in de zone dienen te worden afgestemd met de leidingbeheerder, te weten het Waterschap Rivierenland.
De verharding binnen het plangebied bestaat uit wegen, Centrale Voorzieningen, verblijfseenheden en bijbehorende verharding. Het totaal verhard oppervlak is momenteel circa 46.600 m². Alle bebouwing en alle verblijfsrecreatieve eenheden op het recreatiepark zijn aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Hemelwater dat op verharde oppervlakken valt, infiltreert ter plaatse in de bodem waarna het grondwater wordt aangevuld. Als gevolg van de beperkte doorlatendheid van de bodem treedt echter ten tijde van hevige regenval op het recreatiepark wateroverlast op in de vorm van plassen op het maaiveld.
Ruimtelijke ontwikkeling
In dit bestemmingsplan wordt een uitbreiding van het recreatiepark aan de noordzijde mogelijk gemaakt, deze uitbreiding wordt deels ingericht als uitbreiding van de verblijfsrecreatie en deels ingericht als boomgaard teneinde deze te gebruiken voor dagrecreatieve activiteiten. Daarnaast wordt een kwaliteitsverbetering doorgevoerd waarbij het huidige recreatiepark heringericht wordt, daarbij wordt 1.530 m² aan B-watergangen gedempt. Gedempte watergangen dienen voor 100% gecompenseerd te worden. Binnen het plangebied wordt nieuw oppervlaktewater aangelegd in de vorm van nieuwe watergangen en verbrede watergangen (natuurvriendelijke oevers). Daardoor zijn doodlopende watergangen in de toekomstige situatie niet meer aan de orde. Nieuwe watergangen worden gedimensioneerd volgens de voorwaarden zoals die door het Waterschap Rivierenland zijn verstrekt. In het plan is rekening gehouden met het feit dat het een kwelgevoelig gebied betreft.
De hoeveelheid verharding als gevolg van de ontwikkeling neemt toe met circa 10.900 m². Met het Waterschap Rivierenland is overeengekomen dat deze toename dient te worden gecompenseerd in nieuw oppervlaktewater met een volume van minmaal 475 m³, overeenkomend met 1.585 m² ten opzichte van het zomerpeil (NAP +4,7 m). Door verbreding van bestaande watergangen in de vorm van natuurvriendelijke oevers en de aanleg van nieuwe watergangen neemt het wateroppervlak in de toekomstige situatie per saldo toe met 1.921 m² in vergelijking met het huidige wateroppervlak en ten opzichte van het zomerpeil (zie Bijlage 6: overzicht huidig en toekomstig wateroppervlak). Er wordt dus zowel gecompenseerd voor de toename aan verharding als voor de demping van de bestaande watergangen. De nieuwe inrichting van het recreatiepark resulteert daarmee in een overcompensatie, waardoor een robuuster watersysteem wordt gerealiseerd. De bestaande structuur van A-watergangen wordt daarbij verbeterd, de nieuwe waterstructuur is weergegeven in figuur 4.1. Dimensionering en ligging van het nieuwe oppervlaktewater is in overleg met het Waterschap bepaald. Verder is in figuur 4.1 aangegeven welke watergangen van status zullen veranderen. Op de grens van het dagrecreatieve en verblijfsrecreatieve deel wordt een nieuwe watergang gerealiseerd. Mogelijk dat de aansluiting op de hoofdwatergang in geringe mate verschilt van figuur 4.1, dit in verband met de huidige stuw in de watergang. Dit wordt echter geconcretiseerd in het kader van de Watervergunning. Het bestemmingsplan maakt de verschuiving van de watergang niet onmogelijk, aangezien de aanleg van water ook binnen de bestemmingen 'Groen' en 'Recreatie' mogelijk zijn. De dwarsprofielen van de toekomstige watergangen zijn weergegeven in figuur 4.2.
De nieuwe verblijfsrecreatieve eenheden bestaan uit duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. In de toekomstige situatie wordt schoon hemelwater van verharde oppervlakken afgevoerd naar het oppervlaktewater middels een duurzaam gescheiden rioolstelsel. Hemelwater dat afkomstig is van wegen wordt gefilterd door middel van een bermpassage alvorens dit hemelwater in het oppervlaktewater terechtkomt. Door hemelwater niet aan te sluiten op het rioolstelsel wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Bovendien wordt de wateroverlast opgelost doordat hemelwater afkomstig van de verblijfsrecreatieve eenheden niet langer op het maaiveld terechtkomt, maar direct naar het oppervlaktewater wordt afgevoerd.
Beheer en onderhoud
In het algemeen geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem een Watervergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Waterwet. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten van de hemelwaterafvoer (HWA) op het oppervlaktewater en het dempen of graven van nieuwe watergangen. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van de waterkering en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.
Langs de A-watergang wordt in de toekomst de mogelijkheid voor onderhoud gewaarborgd en dient daarom de beschermingszone vrij van obstakels te worden gehouden (minimaal 4 m). Het onderhoud aan de A-watergang kan plaatsvinden vanaf de onderhoudsstrook die wordt vrijgehouden. B-watergangen binnen het plangebied zullen worden beheerd door de eigenaar, A-watergangen zullen worden beheerd door het Waterschap Rivierenland.
Conclusie
Het bestemmingsplan heeft, mede gezien de genomen compenserende maatregelen, in positieve zin effect op het watersysteem.