direct naar inhoud van Artikel 4 Recreatie - Centrale Voorzieningen
Plan: Buitengebied, Recreatieterrein Kalverland, Eck en Wiel
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0214.BUIBP20100001-on01

Artikel 4 Recreatie - Centrale Voorzieningen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Centrale Voorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van het beheer van het aansluitende verblijfsrecreatie- en dagrecreatieterrein en facilitaire voorzieningen ten behoeve van de recreanten waaronder in ieder geval begrepen facilitaire ruimten, opslag, linnenkamer, sanitaire voorzieningen en wasruimten, met dien verstande dat recreatieve voorzieningen zoals bedoeld in lid 4.1 onder d en een centraal parkeerterrein niet zijn toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  • c. maximaal 20 verblijfsrecreatieve eenheden (recreatiewoningen en/of kampeermiddelen), waarbij geldt dat ten minste 70% van het totale aantal recreatiewoningen in de bestemmingen “Recreatie – Centrale Voorzieningen” en “Recreatie – Verblijfsrecreatie” bedrijfsmatig geëxploiteerd moet worden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieve voorzieningen': gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van de recreanten, waaronder begrepen een sportveld, een ligweide, een zwembad, winkelvoorzieningen, horecavoorzieningen en een centraal parkeerterrein met minimaal 60 parkeerplaatsen;
  • e. minimaal 1 parkeerplaats per recreatiewoning dan wel kampeermiddel op het bouwperceel;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, groen, water, voetpaden, verkeersvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1

Op de gronden met de bestemming 'Recreatie – Centrale Voorzieningen' mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de krachtens lid 4.1 sub a en d toegelaten voorzieningen;
  • b. recreatiewoningen;
  • c. kampeermiddelen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning inclusief bijbehorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming.

4.2.2

Bij de bouw van de in lid 4.2.1 sub a t/m d genoemde gebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • b. het totale aantal verblijfsrecreatieve eenheden (recreatiewoningen en kampeermiddelen) mag niet meer bedragen dan 20;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens moet minimaal 2,5 m bedragen.

4.2.3

Bij de bouw van de in lid 4.2.1 sub a genoemde gebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen 8 m;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

4.2.4

Bij de bouw van de in lid 4.2.1 sub b genoemde recreatiewoningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. de totale oppervlakte inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 75 m² per recreatiewoning;
  • b. de totale inhoud inclusief aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en kelders mag niet meer bedragen dan 300 m³ per recreatiewoning;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. indien de recreatiewoningen niet aaneengebouwd worden, dient de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen minimaal 5 m te bedragen.

4.2.5

Bij de bouw van de in lid 4.2.1 sub c genoemde kampeermiddelen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. de totale oppervlakte inclusief aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 55 m² per kampeermiddel;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,3 m;
  • c. indien de kampeermiddelen niet aaneengebouwd worden, dient de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen minimaal 5 m te bedragen.

4.2.6

Bij de bouw van de in lid 4.2.1 sub d genoemde bedrijfswoning dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 12 m;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan bedragen 6 m;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 75 m²;
  • e. de bouwhoogte van aanbouwen en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • f. het aantal vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 2;
  • g. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • h. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.

4.2.7

Bij de bouw van de in lid 4.2.1 sub e genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte van toestellen voor sport en spel, verwijsborden en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.