Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Lienden, Marktplein tussen 2 en 4 en Marktplein 10
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0214.BPMarktplein-BVA1
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
Aan huis verbonden bedrijf:
een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid,met ondergeschikte detailhandel ten dienste van het aan huis verbonden bedrijf, dat uitsluitend door debewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctiebehoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
Aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig, advies gevendof daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste vanhet dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend,waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstralingheeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar volgens de regels,regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
Achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdigloopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw tedoorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
 
Archeologisch deskundige:
de regioarcheoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzendeskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
 
Archeologisch onderzoek:
onderzoek in het kader van de archeologische monumentenzorg verricht door een BRL SIKB 4000Archeologie gecertificeerde dienst, bedrijf of instelling en minimaal werkend volgens de Kwaliteitsnormvoor de Nederlandse Archeologie (KNA).
 
Archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de studie naar in de bodem voorkomende sporenen relicten uit het verleden.
 
Bebouwd oppervlak:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
 
Bebouwingspercentage:
het percentage van de oppervlakte van een bouwperceel, binnen de op de verbeeldingaangegeven bouwgrenzen, dat mag worden bebouwd.
 
Bed & breakfast:
Een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor logies bedoeld voor kortstondig,wisselend recreatief of zakelijk verblijf
Bedrijf: een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken,opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huisverbonden beroepen daaronder niet begrepen.
 
Bedrijfsvloeroppervlak (bvo):
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorendemagazijnen en overige dienstruimten.
 
Bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf,instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein.
 
Bestaand:
  1. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig of in uitvoeringzijn, dan wel gebouwd kunnen worden volgens een omgevingsvergunning
  2. bij gebruik: het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van hetbestemmingsplan, dan wel toegestaan volgens een omgevingsvergunning;
 
Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.
 
Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
Bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag omeen omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
 
Bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindendhoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 
Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten vaneen bouwwerk.
 
Bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggendevloeren of balklagen is begrensd.
 
Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorendebebouwing is toegelaten. Indien twee bouwpercelen met de aanduiding relatie met elkaar zijn verbondenworden deze aangemerkt als één bouwperceel.
 
Bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
 
Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar volgens de regels bepaaldegebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct of indirect metde grond verbonden is, of die direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
Bouwwerk, geen gebouw zijnde:
een bouwwerk, dat niet is aan te merken als gebouw.
 
Cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk, een werk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat isontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk, dat werk ofdat gebied heeft gemaakt.
 
Commissie Ruimtelijke kwaliteit:
de op grond van de ‘Erfgoedverordening Buren 2021’ ingestelde commissie met als taak burgemeesteren wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Erfgoedwet,de Erfgoedverordening Buren, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het cultuurhistorischinclusief archeologisch beleid in de meest brede zin.
 
Erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en datin feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover eenbestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt.
 
Gebouw:
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wandenomsloten ruimte vormt.
 
Geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting waarbij in een bestemmingsplan, op basis van de Wet geluidhinder en krachtens dezewet vastgestelde regels, rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld.
 
Hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat op een bouwperceel door zijn constructieof afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw isaan te merken.
 
Hoofdverblijf:
de verblijfplaats die feitelijk het centrum vormt van de sociale en maatschappelijke activiteiten vanbetrokkene. Van een hoofdverblijf is in ieder geval sprake indien een persoon gedurende eenaaneengesloten periode van een half jaar tenminste 2/3 van die tijd daar verblijft.
 
Huishouden:
elke bewoning van één of meer personen waarbij, voor zover het gaat om meer personen, de intentiebestaat de samenstelling continu te laten zijn en er sprake is van onderlinge verbondenheid.
 
Huisvesting in verband met mantelzorg:
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minsteéén persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;
 
Landschappelijke inpassing:
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatsevoorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot ruimtelijk beeld datrecht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap.
 
Mantelzorg:
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aaneen hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uiteen tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaaroverstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of anderedoor de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
 
Milieucategorie:
een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlagen bij deze regels opgenomenLijst van bedrijfsactiviteiten.
 
Nevenactiviteit:
een ander gebruik naast het bestaande gebruik, maar daaraan ondergeschikt en waarbij hetbestaande gebruik volwaardig blijft bestaan.
 
Neventak:
een ander gebruik dan het bestaande gebruik, waarbij het bestaande gebruik volwaardig blijft bestaan.
 
Omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
Peil:
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
  • de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; voor een woonschip:
  • de waterspiegel; in andere gevallen:
  • de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld.
 
Perceel:
een aaneengesloten stuk grond met een bepaald doel of eigendom.
 
Perceelsgrens:
de scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfdegebruiker worden benut.
 
Permanente bewoning
het gebruiken van een onderkomen als hoofdverblijf.
 
Plan:
het bestemmingsplan "Marktplein tussen 2 en 4 en 10" met identificatienummerNL.IMRO.0214.Marktplein2en10.BON1 van de gemeente Buren.
 
Seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatigwas, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden enwaaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, eenseksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
Verblijfsrecreatie:
recreatief nachtverblijf, waarbij overnacht wordt in recreatieverblijven.
 
Vloeroppervlak(te):
de totale oppervlakte van de ruimten in een gebouw, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordtgebruikt.
 
Voorgevel:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouwbetreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijkals zodanig moet worden aangemerkt.
 
Voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen en het verlengde daarvan.
 
Waterbodem:
de waterbodem omvat de bodem en oevers van oppervlaktewaterlichamen. Alles wat binnenoppervlaktewaterlichamen is gelegen valt onder het begrip waterbodem met uitzondering van de drogeoevergebieden.
 
Waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging,hemelwaterinfiltratie, en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen,infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, et cetera;
 
Webwinkel:
het hobbymatig of bedrijfsmatig verkopen van goederen of aanbieden van diensten via internet, waarbij dezeelders worden bezorgd of geleverd.
 
Woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten.
Afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (bouw)perceelsgrenzenwordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
 
Bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, metuitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aarddaarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
Breedte, lengte, diepte van een bouwwerk:
afstand tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of het de harten van gemeenschappelijkescheidingsmuren.
 
Dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
Goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellenconstructiedeel.
 
Inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van descheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
Oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op hetgemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
Oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op hetgemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
 
Peil:
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
  • de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; voor een woonschip:
  • de waterspiegel; in andere gevallen:
  • de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld.
 
Vloeroppervlakte:
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
 
Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, alsplinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen,stoeptreden, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingvan bouw- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Bedrijf
 
3.1. Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbare bedrijven;
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’, detailhandel.
Met de daarbij behorende:
  1. bestaande bedrijfswoningen;
  2. groenvoorzieningen en (erf)beplanting;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. tuinen en erven;
  6. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. wegen en paden.
 
3.2. Bouwregels
 
3.2.1. Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
  1. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd;
  2. de afstand tot de perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen, met dien verstande dat deze afstand ten minste 1,5 m mag bedragen, indien de bereikbaarheid (voor bijvoorbeeld de brandweer) van de gebouwen hierdoor niet wordt belemmerd en de bouwhoogte ter plaatse zich verhoudt tot de afstand tot de perceelsgrens als 2:1;
  3. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.
 
3.2.2. Bebouwingspercentage
Het bebouwingspercentage van bedrijfsgebouwen is maximaal 70% van het bouwvlak.
 
3.2.3. Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag één bedrijfswoning worden gebouwd;
  2. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 meter;
  5. indien de bedrijfswoning een geheel vormt met de bedrijfsbebouwing gelden de regels voor de goot-en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen;
 
3.2.4. Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken worden achter de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd;
  2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter.
3.2.5. Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van toegangspoorten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 2 m;
  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3. Specifieke gebruiksregels
 
3.3.1. Bedrijfswoning
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan.
 
3.3.2. Geluid op geluidgevoelig gebouw
Voor geluid door activiteiten binnen deze bestemming, op het geluidgevoelig gebouw (adres: tussen Marktplein 2 en 4) geldt dat bij het verrichten van activiteiten de geluidsnormen uit tabel 1 als maximale waarden gelden.
Tabel 1:LAr,LT en LAmax geluidnormen door activiteiten (Marktplein 10) op het geluidgevoelige gebouw (tussen Marktplein 2 en 4).
 
07.00-19.00u
19.00-23.00u
23.00-07.00u
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT  als gevolg van activiteiten
52 dB(A)
47 dB(A)
42 dB(A)
Maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt door aandrijfgeluid van transportmiddelen
--
70 dB(A)
70 dB(A)
Maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt door andere piekgeluiden
--
65 dB(A)
65 dB(A)
 
3.3.3. Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met de bestemming “Bedrijf” wordt in ieder geval gerekend:
  1. een gebruik van de gronden, gelegen vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens en het verlengde daarvan, voor opslag van materialen en goederen in de open lucht;
  2. een gebruik van de overige gronden voor opslag van materialen en goederen in de open lucht, voor zover de hoogte daarvan meer bedraagt dan 4 m;
  3. een risicovolle bedrijfsactiviteit zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
  4. een gebruik voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen
  5. de opslag van consumentenvuurwerk;
  6. een gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel.
3.3.4. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 3.1 voor bedrijfs- of productiegebondendetailhandel, waarbij:
  1. maximaal 50% van het bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 150 m2 per bedrijf gebruikt mag worden voor detailhandel;
  2. er op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid is
Artikel 4 Wonen
 
4.1. Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Wonen in woningen;
  2. aan huis verbonden beroep en bedrijf;
Met de daarbij behorende:
  1. groen- en speelvoorzieningen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. tuinen, erven en paden;
  5. watergangen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
 
4.2. Bouwregels
4.2.1. Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
  1. woningen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangeven;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeven;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum volume’ mag de inhoud niet meer bedragen dan is aangegeven;
  5. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven.
 
4.2.2. Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 75m2;
  2. het bebouwingspercentage van de gronden gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer dan 50% bedragen;
  3. bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  5. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
 
4.2.3. Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgenderegels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van toegangspoorten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn mag niet meerbedragen dan 2 m;
  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
 
4.3. Specifieke gebruiksregels
4.3.1.
Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag het aantal woningen niet meerbedragen dan is aangegeven.
4.3.2. Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met de bestemming “Wonen” wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, met uitzondering van een gebruik voor mantelzorg;
  2. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel bij een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf.
Artikel 5 Waarde – Archeologisch Waardevol gebied 2
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologisch Waardevol Gebied 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daarvoorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de op en/of in dezegronden voorkomende en aantoonbaar te verwachten archeologische waarden.
 
5.2 Omgevingsvergunning voor bouwen
5.2.1 Bouwwerken
Op de in artikel 4.1 bedoelde gronden mogen zonder omgevingsvergunning geen bouwwerken wordenopgericht, tenzij:
  1. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  2. het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld en waarbij tevens het nieuw te bouwen oppervlak niet groter is dan 100 vierkante meter;
  3. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en dit tevens is vastgelegd in een door of namens bevoegd gezag opgesteld selectiebesluit;
  4. deze voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
 
5.2.2 Aanvraagvereisten
  1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen is de aanvrager van een omgevingsvergunning verplicht ten behoeve van in artikel 4.1 genoemde bestemming:
    1. een of meerdere funderingstekeningen te overleggen waaruit blijkt welke omvang (in breedte, diepte, lengte en/of hoogte) de ingrepen en verstoringen zullen hebben; en
    2. een of meerdere palenplannen te overleggen waaruit blijkt het aantal palen, het type/soort, de omvang/diameter, de lengte, de onderlinge afstand tussen de rijen heipalen en de wijze van aanbrengen opdat de mate van verstoring bepaald kan worden; en
    3. een archeologisch onderzoeksrapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. Een archeologisch onderzoeksrapport genoemd in artikel 4.2.2 lid 1c hoeft niet te worden overlegd wanneer:
    1. naar het oordeel van een archeologisch deskundige de archeologische waarden van de gronden al afdoende zijn vastgesteld in een ander archeologisch onderzoeksrapport.
    2. uit een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige blijkt dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig geschaad zullen worden door de bouwwerkzaamheden.
 
5.2.3 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning voor het bouwen in of op de onder artikel 4.1 genoemde bestemming wordt alleenverleend als:
  1. uit het bij de aanvraag gevoegde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat er op de locatie van de bouwactiviteit geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag niet of niet onevenredig wordt geschaad; of
  3. de archeologische waarden kunnen worden behouden door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.
 
5.2.4 Vergunningvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen aan de omgevingsvergunning een of meerdere van de volgendevoorwaarden verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
 
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Werken en werkzaamheden
Binnen deze bestemming is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden eenomgevingsvergunning van burgemeester en wethouders nodig:
  1. het afgraven, saneren, ontgronden, onderzuigen, verlagen, afplaggen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. het aanleggen, verbreden en verwijderen van verhardingen;
  3. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  4. het graven of vergraven, verruimen, verdiepen of dempen van watergangen en waterpartijen;
  5. het frezen en scheuren van grasland;
  6. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen waaronder begrepen bos, boomgaard, zachtfruitopstand, (boom)kwekerij en windsingel;
  7. het rooien van diepwortelende beplantingen zoals vermeld onder f. waarbij de stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen van drainage;
  9. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  10. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  11. het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
  12. het verwijderen van bestaande ondergrondse fundamenten en het verwijderen en/of uittrekken van heipalen;
  13. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek.
 
5.3.2 Uitzonderingen
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, enwerkzaamheden indien deze:
  1. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 4.2.1 van toepassing is;
  2. tot een diepte van 30 centimeter onder het bestaande maaiveld gaan waarbij het tevens geen grotere oppervlakte dan 100 m² betreft;
  3. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  4. worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  5. worden uitgevoerd in het kader van het normale agrarische gebruik;
  6. mogen worden uitgevoerd volgens een verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
  7. voor archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  8. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van namens burgemeester en wethouders getoetst en geaccepteerd archeologisch onderzoeksrapport is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden.
 
5.3.3 Aanvraagvereisten
  1. Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen is de aanvrager van een omgevingsvergunning verplicht ten behoeve van in artikel 4.1 genoemde bestemming:
    1. een of meerdere funderingstekeningen te overleggen waaruit blijkt welke omvang (in breedte, diepte, lengte en/of hoogte) de ingrepen en verstoringen zullen hebben; en
    2. een of meerdere palenplannen te overleggen waaruit blijkt het aantal palen, het type/soort, de omvang/diameter, de lengte, de onderlinge afstand tussen de rijen heipalen en de wijze van aanbrengen opdat de mate van verstoring bepaald kan worden; en
    3. een archeologisch onderzoeksrapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden, die kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. Een archeologisch onderzoeksrapport genoemd in artikel 4.3.3 lid 1c hoeft niet te worden overlegd wanneer:
    1. naar het oordeel van een archeologisch deskundige de archeologische waarden van de gronden al afdoende zijn vastgesteld in een ander archeologisch onderzoeksrapport.
    2. uit een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige blijkt dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig geschaad zullen worden door de werkzaamheden.
 
5.3.4 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden in of op de onderartikel 4.1 genoemde bestemming wordt alleen verleend als:
  1. uit het bij de aanvraag gevoegde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat er op de locatie van de bouwactiviteit geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag niet of niet onevenredig wordt geschaad; of
  3. de archeologische waarden kunnen worden behouden door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden.
 
5.3.5 Vergunningvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen aan de omgevingsvergunning een of meerdere van de volgendevoorwaarden verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
 
5.3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologisch Waardevol Gebied 2':
  1. te wijzigen in een andere in dit bestemmingsplan opgenomen archeologische bestemming indien dit op basis van de uitkomsten van nader uitgevoerd archeologisch onderzoek of naar oordeel van de archeologisch deskundige noodzakelijk is; of
  2. geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat:
    1. ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    2. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 6 Waarde – Cultuurhistorie
 
6.1. Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Cultuurhistorie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere hiervoorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en herstel van de cultuurhistorischewaarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden.
 
6.2. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
6.2.1. Vergunningplicht
Het is verboden op gronden met de bestemming “Waarde - Cultuurhistorie” een bouwwerk te slopenzonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
 
6.2.2. Uitzonderingen
Het in artikel 6.2.1. vervatte verbod geldt niet voor:
  1. sloopwerkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen;
  2. sloopwerkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is verleend;
  3. sloopwerkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  4. sloopwerkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken.
 
6.2.3. Vergunningverlening
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 6.2.1, kan alleen worden verleend indien, gehoord decommissie ruimtelijke kwaliteit is gebleken dat hierdoor cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan dedesbetreffende bouwwerken niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien dezecultuurhistorische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld dan wel worden teruggebracht.
3 Algemene regels
 
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering isgegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buitenbeschouwing.
 
Bedrijfswoningen
Bij de beoordeling van een bouwaanvraag voor een bedrijfswoning worden mede in aanmerkinggenomen bestaande woningen die als bedrijfswoning zijn gebouwd of in gebruik zijn geweest. Ookbedrijfswoningen die ten gevolge van verkoop, verhuur, bedrijfssplitsing of andere transacties nietmeer als bedrijfswoning fungeren, worden daartoe gerekend.
Artikel 8 Algemene bouwregels
 
8.1. Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van hetbestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan volgens debestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte- en inhoudsmaten afwijken vande bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat de bestaande maten, die meer bedragen dan debouwregels bij de betreffende bestemming toestaan, als ten hoogste toelaatbaar mogen wordenaangehouden.
 
8.2. ParkerenAlgemeen
Ten aanzien van parkeren geldt dat:
  1. bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan geldt de regel dat er voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen aanwezig is of wordt gerealiseerd binnen het plangebied van dit bestemmingsplan;
  2. deze parkeergelegenheid dient in stand gehouden te worden;
  3. voldoende parkeergelegenheid betekent dat voldaan wordt aan een parkeernorm uitgaande van de kengetallen uit CROW-publicatie-318: Toekomstbestendig parkeren – van parkeerkencijfers naar parkeernormen.
 
8.2.1. Hoofdgebouwen
  1. Een omgevingsvergunning voor hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien sprake is vanvoldoende parkeergelegenheid, uitgaande van de kengetallen uit CROW-publicatie-318:Toekomstbestendig parkeren – van parkeerkencijfers naar parkeernormen.
  2. Indien de onder a. bedoelde kerngetallen worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
 
8.2.2. Afwijking
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.1 als:
  1. het voldoen aan de kengetallen uit de CROW-publicatie leidt tot de aanleg en instandhouding van een onevenredig aantal parkeerplaatsen, gerelateerd aan het bestaande én het nieuwegebruik;
  2. aangetoond wordt dat met het voorgenomen aantal parkeerplaatsen voldaan kan worden aan de parkeerbehoefte, of;
  3. aangetoond wordt dat op andere wijze in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
 
9.1. Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met de regels van dit plan wordt in ieder geval gerekend:
  1. gebruik als seksinrichting;
  2. gebruik als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik.
  3. gebruik van gronden of bouwwerken voor (permanente) bewoning, met uitzondering van de toegelaten (bedrijfs)woningen en huisvesting voor mantelzorg;
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
 
10.1 Vrijwaringszone – Molenbiotoop 400 meter
10.1.1. Aanduidingsomschrijving
De ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m' aangewezen gronden zijn,behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van een vrijewindvang voor de molen en de bescherming van de cultuurhistorische waarde van de molen.
 
10.1.2. Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op deze gronden niet hoger wordengebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:
H = X/n + c·zWaarin:
H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen);X = de afstand in meters vanaf het bouwwerk tot de wieken van de molen;
n = 50 (coëfficiënt voor het stedelijk gebied);
c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%);z = askophoogte = 20 m.
 
10.1.3. Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.1.2. voor het bouwenvan bouwwerken die op grond van het elders in deze regels bepaalde zijn toegestaan, als:
  1. de windvang niet dusdanig wijzigt dat de betreffende molen onvoldoende kan functioneren of anderszins blijvend onevenredig in zijn waarde wordt geschaad;
  2. hierover een advies is verkregen van een molendeskundige.
 
10.2. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden
10.2.1. Vergunningplicht
Het is verboden op de gronden met de aanduiding "vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m" zonderof in afwijking van een omgevingsvergunning bomen te planten met een uitgroeihoogte die hoger isdan op grond van het bepaalde in artikel 10.1.2. is toegestaan.
 
10.2.2. Vergunningverlening
Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
  1. de windvang niet dusdanig wijzigt dat de betreffende molen onvoldoende kan functioneren of anderszins blijvend onevenredig in zijn waarde wordt geschaad;
  2. hierover een advies verkregen van een molendeskundige.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
 
11.1. Bed & breakfast
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor de inrichting enhet gebruik van woningen met bijbehorende bouwwerken voor bed & breakfast, als:
  1. het een woning betreft, die tevens bewoond blijft;
  2. de woonfunctie op het perceel als hoofdfunctie in stand blijft;
  3. maximaal vier bed & breakfast appartementen voor in totaal acht personen worden gerealiseerd;
  4. de bed & breakfast voorziening niet functioneert als een zelfstandige woning;
  5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  6. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  7. het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven en functies;
 
11.2. Grenzen en aanduidingen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan, onder voorwaarde datgeen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, demilieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van deaangrenzende gronden, voor:
  1. het afwijken van bestemmingsgrenzen in het horizontale vlak, als de afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein, er geen dringende redenen zijn die zich tegen de afwijking verzetten en de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2 m;
  2. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, als afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 0,5 m;
  3. het afwijken van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
 
11.3. Kleinschalige voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor het gebruik vangronden voor kleinschalige voorzieningen in de toeristische en recreatieve sector, als:
  1. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  2. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  3. het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven en functies;
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1. Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1. Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of inuitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, enafwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
 
12.1.2. Afwijken bij omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van artikel 0 een omgevingsvergunning verlenen voorhet vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 0met maximaal 10%.
 
12.1.3. Uitzondering
Het bepaalde in artikel 12.1.1. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op hettijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met hetdaarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
12.2. Overgangsrecht gebruik
12.2.1. Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van hetbestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
12.2.2. Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, teveranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door dezeverandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
12.2.3. Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan vooreen periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervattenof te laten hervatten.
 
12.2.4. Uitzondering
Het bepaalde in artikel 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met hetvoorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Lienden, Marktplein tussen 2 en 4 en Marktplein 10’.