Plan: | TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22m Brummen, Elzenbos fase 3 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0213.TAMBRELZ12000-on01 |
Dit TAM-omgevingsplan beoogt de planologische borging van de realisatie van 270 woningen op de locatie 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22m Brummen, Elzenbos fase 3. Juridisch is het plan een nieuw hoofdstuk in het omgevingsplan van de gemeente Brummen. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1 lid 2 Besluit elektronische publicaties bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
De in dit deel van het omgevingsplan weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22m van het omgevingsplan van de gemeente Brummen.
In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22m' gelezen worden.
De bijlagen bij de in deze voorziening weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als onderdeel van Bijlage 22m bij het omgevingsplan van de gemeente Brummen.
het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22m Brummen, Elzenbos fase 3 met identificatienummer NL.IMRO.0213.TAMBRELZ12000-on01 van de gemeente Brummen met de daarbij behorende geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt;
twee of meer woningen met de hoofdgebouwen aaneengebouwd;
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door een bewoner van die woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris of advocaat; evenwel met uitzondering van prostitutie;
bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2, dan wel een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zoals een kapsalon, schoonheidssalon of bed and breakfast; evenwel met uitzondering van prostitutie;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
de regio-archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
het verrichten van werkzaamheden met als doel het verzamelen van kennis en wetenschap van bekende of verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
de aan een gebied toegekende bekende of te verwachten waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten;
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
een met het hoofdgebouw verbonden (wel of niet vanuit het hoofdgebouw te bereiken) of daarvan vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht ten dienste staat van het hoofdgebouw;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van zolder en kelder;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;
een vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
het bedrijfsmatig aanbieden van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak;
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat al dan niet met daarbij behorende bergingen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn architectonische verschijningsvorm en functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;
een persoon of een groep personen die op hetzelfde adres woont en/of wonen en in vast verband, waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid (bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding), duurzaam samenleven;
een door het gemeentebestuur als zodanig aangewezen of ingerichte voor jongeren bedoelde openbare locatie, al dan niet met bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
creatieve voortbrengselen van de beeldende kunst zoals beeldhouwwerken, schilderijen en andere kunstzinnige objecten;
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
niet-geluidgevoelige gevel die met toepassing van artikel 5.78y, tweede lid Bkl als zodanig is aangemerkt;
(een gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;
een grenslijn tussen percelen onderling;
een woning waarbij de achtergevel gedeeld wordt met een andere woning;
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of op een kennelijk bedrijfsmatige wijze seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte aanduidingen, parkeer- en verkeersregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, papierbakken, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens en speelplekvoorzieningen en abri's;
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- en/of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken en/of spijzen kunnen worden genuttigd;
een woning waarvan het hoofdgebouw aan één zijde is verbonden met het hoofdgebouw van een andere woning;
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt;
de oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen;
de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak of bestemmingsvlak, of indien het een bouwvlak of bestemmingsvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grenzen, die grens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterbeheer, afvalinzameling, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
een woning waarvan het hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw van een andere woning is gebouwd;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.
De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in meters (m), m² of m³ zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in dit artikel. Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand van het gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens.
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken samen.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de buitenwerkse (hoofd)gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met uitzondering van een risaliet tot 2,5 meter breed, dakkapellen en wolfeinden.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.
De voor 'Groen' aangewezen gronden mogen worden benut voor:
en de daarbij behorende:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden de in artikel 4.2 opgenomen beoordelingsregels.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Binnen deze functie zijn, met uitzondering van het bepaalde in artikel 4.2.2, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, toegestaan. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen maatwerkvoorschriften opnemen voor de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen worden benut voor:
met de daarbij behorende:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden de in artikel 5.2 opgenomen beoordelingsregels.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende beoordelingsregels:
Gronden binnen de functie 'Woongebied' mogen worden benut voor:
met de daarbij behorende:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden de in artikel 6.2 opgenomen beoordelingsregels.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende beoordelingsregels:
woningtype | Maximale diepte |
Vrijstaande woningen | 13 m |
Twee-onder-één-kap woningen | 13 m |
Aaneengebouwde woningen | 9 m |
Rug-aan-rug woningen | 9 m |
woningtype | Minimale afstand hoofdgebouw tot zijdelingse perceelsgrens |
Vrijstaande woningen | 3 m aan één zijde en 1,5 m aan de andere zijde |
Twee-onder-één-kap woningen | 3 m aan één zijde |
Aaneengebouwde woningen | niet van toepassing |
Rug-aan-rug woningen | niet van toepassing |
woningtype | Maximale breedte |
Vrijstaande woningen | 13 m |
Twee-onder-één-kap woningen | 10 m |
Aaneengebouwde woningen | 8 m |
Rug-aan-rug woningen | 8 m |
Voor het bouwen van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende beoordelingsregels:
In afwijking van het bepaalde onder 6.2.3 gelden, indien een gezamenlijk bijgebouw voor meerdere woningen wordt gebouwd, de volgende beoordelingsregels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende beoordelingsregels:
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gezamenlijk geluid' mag het gezamenlijk geluid op de gevels niet meer bedragen dan is aangegeven in de volgende tabel:
bestemmingsvlak | Gezamenlijk geluid (in dB Lden) |
1 | 64 |
2 | 57 |
3 | 57 |
4 | 53 |
5 | 55 |
6 | 58 |
7 | 58 |
8 | 58 |
9 | 58 |
10 | 62 |
12 | 55 |
13 | 56 |
14 | 56 |
15 | 58 |
De locatie van de in de tabel genoemde bestemmingsvlakken is grafisch weergegeven in bijlage 1 van deze regels.
Het is toegestaan om een aan-huis-gebonden- beroep of bedrijf uit te oefenen, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het is toegestaan om woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluid' in gebruik te nemen, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een aan huis gebonden bedrijf exploiteren.
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 kan worden verleend, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluid' in gebruik te nemen zonder te voldoen aan de in artikel 6.3.2 genoemde voorwaarden.
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.3 kan worden verleend, indien:
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, overeenkomstig de aanduidingen tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een gastransportleiding.
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 7.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag te bouwen.
Het in artikel 7.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing, indien de bouwactiviteiten betrekking hebben op bouwwerken ten behoeve van de functie 'Leiding - Gas', met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien:
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 7.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
Het in artikel 7.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing, indien de werken of werkzaamheden:
De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.1, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien:
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 8.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag bouwactiviteiten en/of heiwerkzaamheden uitvoeren met bodemingrepen op een grotere diepte dan 40 cm.
Het in artikel 8.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing, indien de bouwactiviteiten betrekking hebben op:
De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 8.2.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 8.2.4, onderdeel b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Indien het bepaalde in artikel 8.2.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in artikel 8.2.4, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 8.2.5, is het bepaalde in artikel 8.2.1 aanhef voor wat betreft de diepte van de bodemingrepen en het bepaalde in artikel 8.2.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 8.2.4, 8.2.5 en 8.2.6 is van overeenkomstige toepassing.
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 8.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
Het in lid 8.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing, indien de werken of werkzaamheden:
De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 8.3.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 8.3.4, onderdeel b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Indien het bepaalde in artikel 8.3.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in artikel 8.3.1, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 8.3.5, is het bepaalde in artikel 8.3.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 8.3.4, 8.3.5 en 8.3.6 is van overeenkomstige toepassing.
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 9.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag bouwactiviteiten en/of heiwerkzaamheden uitvoeren met bodemingrepen op een grotere diepte dan 40 cm.
Het in artikel 9.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing, indien de bouwactiviteiten betrekking hebben op:
De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 9.2.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 9.2.4, onderdeel b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Indien het bepaalde in artikel 9.2.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in artikel 9.2.4, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 9.2.5, is het bepaalde in artikel 9.2.1 aanhef voor wat betreft de diepte van de bodemingrepen en het bepaalde in artikel 9.2.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 9.2.4, 9.2.5 en 9.2.6 is van overeenkomstige toepassing.
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 9.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
Het in artikel 9.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing, indien de werken of werkzaamheden:
De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.3.1, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 9.3.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 9.3.4, onderdeel b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Indien het bepaalde in artikel 9.3.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in artikel 9.3.1, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 9.3.5, is het bepaalde in artikel 9.3.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 9.3.4, 9.3.5 en 9.3.6 is van overeenkomstige toepassing.
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 10.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag bouwactiviteiten en/of heiwerkzaamheden uitvoeren met bodemingrepen op een grotere diepte dan 40 cm.
Het in artikel 10.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing, indien de bouwactiviteiten betrekking hebben op:
De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 10.2.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 10.2.4, onderdeel b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Indien het bepaalde in artikel 10.2.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in artikel 10.2.4, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 10.2.5, is het bepaalde in artikel 10.2.1 aanhef voor wat betreft de diepte van de bodemingrepen en het bepaalde in artikel 10.2.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 10.2.4, 10.2.5 en 10.2.6 is van overeenkomstige toepassing.
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 10.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
Het in artikel 10.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing, indien de werken of werkzaamheden:
De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.3.1, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 10.3.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 10.3.4, onderdeel b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Indien het bepaalde in artikel 10.3.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in artikel 10.3.1, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 10.3.5, is het bepaalde in artikel 10.3.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 10.3.4, 10.3.5 en 10.3.6 is van overeenkomstige toepassing.
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 11.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag bouwactiviteiten en/of heiwerkzaamheden uitvoeren met bodemingrepen op een grotere diepte dan 40 cm.
Het in artikel 11.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing, indien de bouwactiviteiten betrekking hebben op:
De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 11.2.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 11.2.4, onderdeel b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Indien het bepaalde in artikel 11.2.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in artikel 11.2.4, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 11.2.5, is het bepaalde in artikel 11.2.1 aanhef voor wat betreft de diepte van de bodemingrepen en het bepaalde in artikel 11.2.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 11.2.4, 11.2.5 en 11.2.6 is van overeenkomstige toepassing.
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 11.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
Het in artikel 11.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing, indien de werken of werkzaamheden:
De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.3.1, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 11.3.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel11.3.4, onderdeel b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Indien het bepaalde in artikel 11.3.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in artikel 11.3.1, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 11.3.5, is het bepaalde in artikel 11.3.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 11.3.4, 11.3.5 en 11.3.6 is van overeenkomstige toepassing.
Grond die in aanmerking genomen moet worden bij een verleende bouwvergunning mag, behoudens intrekking van die bouwvergunning, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe bouwvergunning in aanmerking worden genomen.
Binnen het plangebied moet ten minste 60 mm per m2 verharding aan waterberging worden gerealiseerd en in stand gehouden.
Indien de functie van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen met bijbehorende voorzieningen, moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, zijn verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen met bijbehorende voorzieningen.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 14.1 en artikel 14.2.
Voor de in artikel 14.3.1 bedoelde omgevingsvergunning gelden de volgende beoordelingsregels:
De aanvraag omgevingsvergunning moet worden voorzien van een motivering waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft.
Burgemeester en wethouders kunnen maatwerkvoorschriften stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 14.1 en 14.2 ten behoeve van het verhogen van de parkeernormen en / of het aanleggen van voorzieningen voor het laden en lossen indien dat nodig is gelet op het gebruik en / of het bouwplan waarbij het (functioneren van) de omgeving mede betrokken wordt. Het besluit tot het stellen van de maatwerkvoorschrift moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.
Een maatwerkvoorschrift kan tevens gesteld worden bij die (bouw)plannen waarvan de functie niet genoemd wordt in de tabel in artikel 14.5.
De norm voor voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen op het eigen terrein is voor de volgende functies:
FUNCTIE | Per | Rest bebouwde kom |
Wonen | ||
Koop, vrijstaand | woning | 2,3 |
Koop, twee-onder-een-kap | woning | 2,2 |
Koop, tussen/hoek | woning | 2 |
Koop, etage, duur | woning | 2,1 |
Koop, etage, midden | woning | 1,9 |
Koop, etage, goedkoop | woning | 1,6 |
Huurhuis, vrije sector | woning | 2 |
Huurhuis, sociale huur | woning | 1,6 |
Huur, etage, duur | woning | 1,9 |
Huur, etage, midden/goedkoop | woning | 1,4 |
Huur, etage, sociale huur <75m² | woning | 1,1 |
Kamerverhuur, zelfstandig (niet-studenten) | kamer | 0,7 |
Kamerverhuur, studenten, niet-zelfstandig | kamer | 0,25 |
Aanleunwoning en serviceflat | kamer | 1,2 |
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van artikel 16.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 16.1.1 met maximaal 10%.
Artikel 16.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 16.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 16.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Artikel 16.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.