direct naar inhoud van 3.6 Externe veiligheid
Plan: Buurtweg 16 t/m 30
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPKKOEK520000-va01

3.6 Externe veiligheid

Algemeen

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor kwetsbare objecten geldt een plaatsgebonden risico PR 10-6 en voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico PR 10-6.

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Op 17 september 2010 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) gepubliceerd en op 01-01-2011 in werking getreden. Het Besluit is gebaseerd op de artikelen 5.1, eerste lid, 5.2, eerste lid, en 5.3, eerste en tweede lid, en 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 3.37 en 4.3, eerste en tweede lid van de Wet ruimtelijke ordening. Deze AMvB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.

Nabij het plangebied zijn twee buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Het is de gasleiding N-559-20 en -21 met een uitwendige diameter van respectievelijk 8 en 4 inch en een werkdruk van 40,00 bar. In het kader van het nieuwe Besluit is voor deze leidingen een berekening uitgevoerd met behulp van het programma Carola.

Omdat het onderhavige plan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt wordt ter hoogte van het plan en voor zover gelegen binnen het invloedsgebied, uitgegaan van de nieuwe situatie en daarbuiten van de bestaande situatie.

Uit deze berekeningen blijkt, dat ter hoogte van het plangebied de 10-6-contour op 0 meter ligt van de leiding en dat de FN-curve zodanig ver nog van de oriëntatiewaarde vandaan blijft dat de gemeente Brummen de ligging van de leiding acceptabel vindt. Zie voor de rapportage Bijlage 5 Externe veiligheid buisleidingen.

Volgens het nieuwe Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt in het bestemmingsplan de ligging weergegeven van de aanwezige buisleidingen alsmede de volgens artikel 14 lid 1 Bevb daarbijbehorende belemmeringenstrook ten behoeve van onderhoud van de buisleiding. Deze belemmeringenstrook bedraagt bij 40 bar en meer 5 meter aan weerszijden van een buisleiding, gemeten uit het hart van de leiding. De gronden, die binnen deze strook zijn gelegen blijven echter net buiten het plangebied.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

In de directe nabijheid van het plangebied vindt geen transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Conclusie

Het onderdeel externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plangebied.