direct naar inhoud van 3.1 Bodem
Plan: Buurtweg 16 t/m 30
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPKKOEK520000-va01

3.1 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is het van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren en/of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn, zodat er tijdig mogelijkheden zijn om hier iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).

In januari 2011 is door Eco Reest BV een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om een indruk te verkrijgen omtrent de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen in de grond en in het grondwater van het onderzoeksterrein teneinde te bepalen of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen bestaan voor het toekomstige gebruik van de locatie (wonen met tuin).

Uit de veldwerkzaamheden kan worden geconcludeerd dat de bodem van de onderzochte locatie opgebouwd is uit matig fijn, plaatselijk humeus zand met daaronder leemhoudende lagen. Het grondwaterniveau is tijdens het onderzoek vastgesteld op 1,8 m-mv. Tijdens het veldwerk is er ter plaatse van een monsterpunt in de ondergrond in zeer lichte mate (sporen) puin waargenomen. Bij de beoordeling van het terrein en het opgeboorde materiaal is ook speciaal gelet op asbest(houdende) materialen. Deze zijn zintuiglijk niet op de bodem en in het opgeboorde materiaal ter plaatse van het onderzoeksterrein waargenomen.

Uit de chemische analyses is het volgende naar voren gekomen:

Grond

In de bovengrond van monsterpunten 2 en 5 t/m 10 is een gehalte aan PAK gemeten boven de achtergrondwaarde, maar beneden de tussenwaarde voor nader onderzoek. Verhoogde gehalten aan PAK worden vaker aangetoond in de omgeving van bewoond gebied en zijn veelal veroorzaakt door lokale depositie van deze stoffen. Het gehalte is van dien aard dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. Verder zijn er in de grondmonsters geen gehalten van de onderzochte parameters gemeten boven de achtergrondwaarden en/of detectiegrenzen.

Grondwater

In het grondwater van peilbuizen 1 en 2 is barium gemeten boven de streefwaarde. Daarnaast is er in peilbuis 2 een gehalte aan zink aangetroffen boven de streefwaarde. De tussenwaarden voor nader onderzoek zijn niet overschreden. Verhoogde gehalten aan metalen worden vaker aangetoond in de omgeving van bewoond gebied, en zijn veelal veroorzaakt door verzuring en natuurlijke oorzaken. De gehalten aan barium en zink kunnen geheel of ten dele worden beschouwd als achtergrondconcentraties. Verder zijn er in de grondwatermonsters geen gehalten van de onderzochte parameters gemeten boven de streefwaarden en/of detectiegrenzen.

Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat er in de bovengrond en het grondwater overschrijdingen van de achtergrondwaarden (grond) en streefwaarden (grondwater) uit de Wet bodembescherming zijn aangetoond. De tussenwaarden nader onderzoek zijn niet overschreden. De verhogingen in het grondwater worden beschouwd als zijnde achtergrondconcentraties. De onderzoekshypothese, zijnde een onverdachte locatie, wordt gelet op de verhoogde concentratie aan PAK verworpen. Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de woonbestemming van het terrein, kan worden gesteld dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu ten gevolgen van de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn.

De resultaten van onderhavig onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de woonbestemming van het terrein.

Uit het onderzoek is gebleken dat enkele schuurtjes achter de bestaande woningen voorzien zijn van asbestverdachte dakbedekking. Naar aanleiding hiervan is door een SCA Certificatiesysteem Asbestinventarisatie SC-540/2007 gecertificeerd bedrijf een asbestonderzoek uitgevoerd (zie 3.2).

Het verkennend bodemonderzoek is als Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek bij dit plan gevoegd.