Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken:
-
a. van de planregels voor het in geringe mate overschrijden van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
b. van de planregels voor de bouw van een erker aan de voorgevel van een hoofdgebouw, mits:
-
1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1,5 m bedraagt;
-
2. de breedte niet meer bedraagt dan 50 % van de voorgevel van het hoofdgebouw;
-
3. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
4. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
-
5. de erker stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
-
c. van de planregels voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
-
1. het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 25 m²;
-
2. dat bestaat uit één bouwlaag;
-
3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5,0 m.
-
d. van de planregels voor het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 5,0 m, mits:
-
1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
-
2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd wordt.
-
e. van de planregels ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40,0 m.