direct naar inhoud van Regels
Plan: Leliestraat 2, Brummen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPCENTBR1200002-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan "Leliestraat 2, Brummen" met identificatienummer NL.IMRO.0213.BPCENTBR1200002-va01 van de gemeente Brummen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen;

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw en functioneel onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris of advocaat; evenwel met uitzondering van prostitutie;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtergevellijn

de lijn waarin de achtergevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.8 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.9 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.13 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.14 bestaand
  • bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsplan Centrum Brummen

het bestemmingsplan "Centrum Brummen" met identificatienummer NL.IMRO.0213.BPCENTBR1200000-va01 van de gemeente Brummen;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden (wel of niet vanuit het hoofdgebouw te bereiken) of daarvan vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht ten dienste staat van het hoofdgebouw.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van zolder en kelder;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 dienstverlening

het bedrijfsmatig aanbieden van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé;

1.28 erfafscheiding

een bouwwerk dat dient ter gehele of gedeeltelijke omheining van een bouwperceel, bouwvlak of ander stuk grond;

1.29 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan;

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn architectonische verschijningsvorm en functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.32 huishouden:

een zelfstandig dan wel samenwonend persoon of personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals keuken, sanitaire voorzieningen en entree. Bedrijfsmatige kamerverhuur en bijzondere woonvormen wordt daaronder niet begrepen;

1.33 kunstwerken

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede van beeldende kunst zoals beeldhouwwerken, schilderijen en andere kunstzinnige objecten;

1.34 maatschappelijke en culturele voorzieningen

educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.35 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.36 ondergronds bouwwerk

(een gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil;

1.37 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;

1.38 parkeervoorzieningen

elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;

1.39 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.40 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.41 speelvoorzieningen

een voorziening bestemd voor vermaak of ontspanning waarbij uitsluitend van zwaartekracht of van fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt;

1.42 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte aanduidingen, parkeer- en verkeersregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, papierbakken, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens;

1.43 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt;

1.44 verbeelding

de verbeelding van het “Leliestraat 2, Brummen”;

1.45 vloeroppervlak

het totale vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of instelling of voor een andere functie inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.46 voorgevellijn

de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.47 voorgevelrooilijn

de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak, of indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grenzen, die grens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.48 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterbeheer, afvalinzameling, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.49 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;

1.50 woning of wooneenheid

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken samen.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, diepte, c.q. lengte van gebouwen

tussen de buitenwerkse (hoofd)gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met uitzondering van dakkapellen.

2.5 inhoud van een gebouw

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van gebouwen en bouwwerken
  • voor gebouwen: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren en/of het overkapte gedeelte, neerwaarts geprojecteerd tot op peil;
  • voor bouwwerken zonder wanden (open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken geen gebouwen zijnde): het overdekte en/of bebouwde grondoppervlakte (gemeten loodrecht onder het dakoppervlak en/of bouwwerk).
2.7 uitzonderingen bij wijze van meten

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, galerijen, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits bouwdelen niet meer dan 1,5 meter buiten daken en gevels steken.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de als bijlage 1 bijgevoegde 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • b. detailhandel, met uitzondering van perifere detailhandel;
  • c. dienstverlening;
  • d. maatschappelijke en culturele voorzieningen, met dien verstande dat maximaal 25% van de totale vloeroppervlakte van de maatschappelijke voorziening mag worden gebruikt voor ondergeschikte detailhandel en horeca, met een maximum van 30 m2;
  • e. wonen in woningen/wooneenheden waarbij het aantal woningen/wooneenheden niet meer bedraagt dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • f. het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;

met daarbij behorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. speelvoorzieningen;
  • m. waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd met uitzondering van de bepalingen onder f;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. het aantal woningen of wooneenheden mag niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • e. gebouwen zijn buiten het bouwvlak toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak bedraagt 10% van de gezamenlijke oppervlakte van bouwvlakken binnen een bouwperceel;
    • 2. de minimale afstand tot de bouwperceelgrens bedraagt 3 meter;
    • 3. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de laagste, binnen het betrokken bouwperceel toegestane, maximale goot- respectievelijk maximale bouwhoogte als bedoeld in sub e;
    • 4. de gebouwen dienen te worden gebouwd achter de voorgevellijn.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden. Overkappingen mogen echter uitsluitend vanaf 3 meter achter de voorgevellijn gebouwd worden;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt per bouwperceel maximaal 40 m2;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen;
  • d. voor zwembaden gelden de algemene bouwregels;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van antennes, (tuin)verlichting, vlaggenmasten en andere vergelijkbare bouwwerken maximaal 8 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in artikel 9, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep gelden de navolgende bepalingen:

  • a. de woonfunctie moet primair blijven, in die zin dat maximaal 40% van de totale vloeroppervlakte van de woning voor dat doel mag worden gebruikt, met een maximum van 50 m2 per woning;
  • b. degene die gebruiker is van de woning, moet ook degene zijn die het aan huis gebonden beroep uitoefent;
  • c. vrijstaande bijgebouwen mogen niet worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en de ruimtelijke uitwerking in overeenstemming is met de woonfunctie, dan wel geen ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt. Dit betekent dat:

  • a. het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 40% van de totale vloeroppervlakte van de woning voor dat doel mag worden gebruikt, met een maximum van 50 m2 per woning;
  • b. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
  • c. de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
  • d. degene die het aan huis gebonden bedrijf uitoefent ook de gebruiker is van de woning;
  • e. slechts bedrijven toelaatbaar zijn, die zijn opgenomen in de als bijlage 2 'lijst aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten';
  • f. geen onevenredige verstoring mag plaatsvinden van de voorzieningenstructuur;
  • g. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop – als ondergeschikte nevenactiviteit – van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het aan huis gebonden bedrijf;
  • h. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken;
  • i. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de parkeerbalans, casu quo primair op eigen terrein moet worden geparkeerd door gebruiker en bezoekers;
  • j. reclame- uitingen beperkt moeten blijven een en ander conform de wettelijke bepalingen;
  • k. het bij de woning behorende bouwperceel niet mag worden gebruikt voor werkzaamheden en opslag ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf;
  • l. vrijstaande bijgebouwen niet mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Gemengd te wijzigen in de bestemming "Wonen" en/of "Tuin", mits:

  • a. de activiteit ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;
  • b. de maximale goothoogte niet meer bedraagt dan 6 meter of niet meer dan de bestaande goothoogte ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • c. het gebruik als wonen vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is, hetgeen onder andere wil zeggen dat uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat ter plaatse de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • d. het gebruik als wonen vanuit het oogpunt van volkshuisvesting aanvaardbaar is, passend binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  • e. het gebruik als wonen de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aantast;
  • f. het aantal woningen na wijziging niet meer bedraagt dan 1, dan wel het aantal woningen niet meer bedraagt dan het bestaande aantal;
  • g. de economische uitvoerbaarheid gegarandeerd is;
  • h. voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels artikel 7 ("Tuin") en artikel 9 ("Wonen") uit bestemmingsplan Centrum Brummen in acht worden genomen.

Artikel 4 Waarde - Archeologie hoog

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1

Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 4.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van bevoegd gezag bouwactiviteiten en/of heiwerkzaamheden uitvoeren met bodemingrepen op een grotere diepte dan 40 cm.

4.2.2

Het in lid 4.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing, indien de bouwactiviteiten betrekking hebben op;

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een of meer bouwwerken waarvan de totale te bebouwen oppervlakte kleiner is dan 250 m2; of
  • c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
4.2.3

De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.

4.2.4

Bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 4.2.3 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning voor het bouwen verbonden voorschriften.
4.2.5

In de situatie als bedoeld in artikel 4.2.4, onderdeel b, kan bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.2.6

Indien het bepaalde in artikel 4.2.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

4.2.7

Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in artikel 4.2.4, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 4.2.5, is het bepaalde in artikel 4.2.1 aanhef voor wat betreft de diepte van de bodemingrepen en het bepaalde in artikel 4.2.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 4.2.4, 4.2.5 en 4.2.6 is van overeenkomstige toepassing.

4.2.8
  • a. Het bepaalde in 4.2.3 is niet van toepassing indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
  • b. In een situatie als bedoeld onder a kan bevoegd gezag voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden als bedoeld in artikel 4.2.5.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1

Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 4.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wabo, van bevoegd gezag (aanlegactiviteit) de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:

  • a. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 40 cm;
  • b. het ophogen van gronden met meer dan 50 cm;
  • c. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen.
4.3.2

Het in lid 4.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing, indien de werken of werkzaamheden:

  • a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 7.2 van toepassing is;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m2;
  • c. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • d. worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • e. worden uitgevoerd in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • f. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning, of
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
4.3.3

De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.

4.3.4

Bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 4.3.3 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden verbonden voorschriften.
4.3.5

In de situatie als bedoeld in artikel 4.3.4, onderdeel b, kan bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.3.6

Indien het bepaalde in artikel 4.3.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.

4.3.7

Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in artikel 4.3.1, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 4.3.5, is het bepaalde in artikel 4.3.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 4.3.4, 4.3.5 en 4.3.6 is van overeenkomstige toepassing.

4.3.8
  • a. Het bepaalde in 4.3.3 is niet van toepassing indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
  • b. In een situatie als bedoeld onder a kan bevoegd gezag voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden als bedoeld in artikel 4.3.5.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
4.4.1

Bevoegd gezag is bevoegd de voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in instandhouding en bescherming van archeologische waarden voorziet.
4.4.2

Bij een besluit als bedoeld in artikel 4.4.1 geeft bevoegd gezag de grenzen aan waarvoor de gehele of gedeeltelijke verwijdering geldt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Algemene regels

Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht indien daarvoor een bestaand bouwwerk of complex van bouwwerken met daarbij behorende perceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan het plan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.

6.2 Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen en ondergrondse werken
6.2.1

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze planregels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

6.2.2

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze planregels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a gelden voor ondergrondse bouwwerken in de vorm van zwembaden, de volgende bepalingen:
    • 1. maximaal 1 niet overdekt zwembad is toegestaan per bouwperceel met een maximale oppervlakte van 75 m2;
    • 2. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van de zijdelingse en achterste bouwperceelgrenzen;
    • 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  • c. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m;
  • d. bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze planregels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze planregels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mede in aanmerking genomen voor zover niet gebouwd wordt onder een bovengronds bouwwerk.
6.2.3

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.2sub c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een verticale diepte van maximaal 10 meter, onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden;
  • c. het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen niet onevenredig wordt aangetast.
6.3 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
6.3.1

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

6.3.2

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. van de planregels voor het in geringe mate overschrijden van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • b. van de planregels voor de bouw van een erker aan de voorgevel van een hoofdgebouw, mits:
    • 1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
    • 2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 4. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
    • 5. de erker stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • c. van de planregels voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
    • 1. de vloeroppervlakte niet groter is dan 25 m2;
    • 2. dat bestaat uit één bouwlaag;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5m;
  • d. van de planregels voor het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 5 meter, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd wordt;
  • e. van de planregels ten behoeve van het oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 20 meter;
  • f. van de planregels ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 meter;
  • g. van de regels betrekking hebbende op bedrijfswoningen voor de bewoning van een deel van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;
    • 2. op het perceel een bedrijfswoning aanwezig dient te zijn;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
    • 4. per bedrijfswoning maximaal één omgevingsvergunning voor mantelzorg mag worden verleend;
    • 5. mantelzorg in beginsel plaatsvindt, bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;
    • 6. in afwijking van het bepaalde onder 5 is het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte uitsluitend toegestaan indien realisering van de mantelzorg in of aan de bedrijfswoning voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is en het bijgebouw op maximaal 10 meter van de bedrijfswoning staat;
    • 7. maximaal 60 m2 van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de mantelzorg;
    • 8. burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning intrekken indien de noodzaak vanuit oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 9 Algemene procedureregels

9.1 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  • c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen en / of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan pas worden verleend als is verzekerd dat in de directe omgeving van het plangebied in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen is of wordt voorzien.

Daarbij dienen voor de parkeerbehoefte de volgende parkeernormen in acht te worden genomen:

Functie   Per   Centrum  
Wonen  
Koop, vrijstaand   woning   1,8  
Koop, twee-onder-een-kap   woning   1,7  
Koop, tussen/hoek   woning   1,5  
Koop, etage, duur   woning   1,6  
Koop, etage, midden   woning   1,4  
Koop, etage, goedkoop   woning   1,3  
Huurhuis, vrije sector   woning   1,5  
Huurhuis, sociale huur   woning   1,3  
Huur, etage, duur   woning   1,4  
Huur, etage, midden/goedkoop   woning   1,1  
Kamerverhuur, zelfstandig (niet-studenten)   kamer   0,55  
Kamerverhuur, studenten, niet-selfstandig   kamer   0,25  
Aanleunwoning en serviceflat   kamer   1,05  
Werken  
Kantoor (zonder baliefunctie)   100 m2 bvo   1,85  
Commerciële dienstverlening (kantoor met baliefunctie)   100 m2 bvo   2,45  
Bedrijf arbeidsintensief/ bezoekersextensief (industrie, laboratorium, werkplaats)   100 m2 bvo   1,55  
bedrijf arbeidsextensief/ bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf)   100 m2 bvo   0,65  
Bedrijfsverzamelgebouw   100 m2 bvo   1,35  
Winkelen en boodschappen  
Buurtsupermarkt   100 m2 bvo   2,3  
Discountsupermarkt   100 m2 bvo   3,7  
Fullservice supermarkt (Laag en middellaan prijsniveau)   100 m2 bvo   3,6  
Fullservice supermarkt (middelhoog en hoog prijsniveau)   100 m2 bvo   3,85  
Grote supermarkt   100 m2 bvo   6,6  
Groothandel in levensmiddelen   100 m2 bvo   7,1  
Binnenstad of hoofdwinkel(stads)centrum 20.000 - 30.000 inwoners   100 m2 bvo   3,6  
Buurt- en dorpscentum   100 m2 bvo   4  
Wijkcentrum (klein)   100 m2 bvo   4,9  
Wijkcentrum (gemiddeld)   100 m2 bvo   5,5  
Wijkcentrum (groot)   100 m2 bvo   6,1  
Stadsdeelcentrum   100 m2 bvo   6,8  
Weekmarkt (bij klein wijk-, buurt- en dorpscentrum)   m1 kraam   0,225  
Kringloopwinkel   100 m2 bvo   1,85  
Sport, cultuur en ontspanning  
Bibliotheek   100 m2 bvo   0,45  
Museum   100 m2 bvo   0,6  
Bioscoop   100 m2 bvo   3,2  
Filmtheater/ filmhuis   100 m2 bvo   2,6  
Theater/ schouwburg   100 m2 bvo   7,4  
Musicaltheater   100 m2 bvo   2,9  
Casino   100 m2 bvo   5,7  
Bowlingcentrum   Bowling-baan   1,6  
Biljart/ snookercentrum   tafel   0,85  
Dansstudio   100 m2 bvo   1,6  
Fitnessstudio/ sportschool   100 m2 bvo   1,4  
Fitnesscentrum   100 m2 bvo   1,7  
Welnesscentrum (thermen, kuurcentrum, beautycentrum)   100 m2 bvo   9,3  
Sauna, hamman   100 m2 bvo   2,5  
Sporthal   100 m2 bvo   1,55  
Sportzaal   100 m2 bvo   1,15  
Tennishal     100 m2 bvo   0,3  
Squashhal   100 m2 bvo   1,6  
Zwembad overdekt   100 m2 bassin   11,5  
Zwembad openlucht   100 m2 bassin   12,9  
Sportveld   hectare netto terrein   20  
Stadion   zitplaats   0,12  
Kunstijsbaan (kleiner dan 400 meter)   100 m2 bvo   1,25  
Kunstijsbaan (400 meter)   100 m2 bvo   2,55  
Jachthaven   ligplaats   0,6  
Golfoefencentrum   centrum   56,2  
Golfbaan (18 holes)   18 holes, 60 ha   96  
Indoorspeeltuin (kinderspeelhal) gemiddeld en kleiner   100 m2 bvo   3,1  
Indoorspeeltuin (groot)   100 m2 bvo   3,7  
Indoorspeeltuin (zeer groot)   100 m2 bvo   4  
Manege (paardenhouderij)   box   0,4  
Dierenpark   Ha. netto terrein   8  
Attractie- en pretpark   Ha. netto terrein   8  
Volkstuin   10 tuinen   1,35  
Horeca en (verblijfs)recreatie  
Camping (kampeerterrein)   Standplaat   1,2  
Bungalowpark (huisjescomplex)   Bungalow   1,7  
Evenementenhal/ beursgebouw/ congresgebouw   100 m2 bvo   5,5  
Gezondheidszorg en (sociale) voorzieningen  
Huisartsenpraktijk (-centrum)   Behandelkamer   2,25  
Apotheek   Apotheek   2,35  
Fysiotherapiepraktijjk (-centrum)   Behandelkamer   1,35  
Consultatiebureau   Behandelkamer   1,45  
Consultatiebureau voor ouderen   Behandelkamer   1,3  
Tandartsenpraktijk (-centrum)   Behandelkamer   1,65  
Gezondheidscentrum   Behandelkamer   1,65  
Ziekenhuis   100 m2 bvo   1,5  
Crematorium   (Deels) gelijktijdige plechtigheid   30,1  
Begraafplaats   (Deels) gelijktijdige plechtigheid   31,6  
Penitentiaire inrichting   10 cellen   1,65  
Religiegebouw   Zitplaats   0,15  
Vepleeg- en verzorgingstehuis   Wooneenheid   0,6  
Onderwijs  
Kinderdagverblijf (crèche) (x: zie Bijlage 3)   100 m2 bvo   1 + x  
Basisonderwijs (x: zie Bijlage 3)   Leslokaal   0,75 + x  
Middelbare school   100 leerlingen   3,7  
ROC   100 leerlingen   4,8  
Hogeschool   100 studenten   9,4  
Universiteit   100 studenten   13,4  
Avondonderwijs   10 studenten   4,6  
10.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Leliestraat 2, Brummen van de gemeente Brummen.