direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: De Hazenberg en Rhienderen-Noord
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPBRHARH110000-oh01

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 bestemmingsomschrijving
3.1.1 De voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Bedrijven ter plaatse van de aanduidingen:

  • a. bedrijf tot en met categorie 3.1: bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten A met uit zondering van de bedrijven die een nadere aanduiding (indices) voor verkeersaantrekkende werking (3G of 3P) hebben en/of een nadere aanduiding (indices) voor lucht (L);
  • b. bedrijf tot en met categorie 3.2: bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten A;
  • c. bedrijf tot en met categorie 4.2: bedrijven in de categorieën 1 tot en met 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten A;
  • d. ter plaatse van de aanduiding `nutsvoorziening' tevens voor een nutsvoorziening;
  • e. ter plaatse van de aanduiding `zend- en ontvangstinstallatie' tevens voor een zend- en ontvangstinstallatie.

met de daarbij behorende:

  • f. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. waterlopen en waterpartijen.
3.2 bouwregels Gebouwen
3.2.1

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ten aanzien van de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak gelden de aanduidingen zoals deze vermeld staan op de verbeelding;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3;
  • d. met uitzondering van het bepaalde onder a, zijn gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte is maximaal 50 m2;
    • 2. de goothoogte is maximaal 3 m;
    • 3. de bouwhoogte is maximaal 5 m.
  • e. het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt maximaal 70%.

bouwregels Bouwwerken geen gebouwen zijnde

3.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties, antennes, (tuin)verlichting, vlaggenmasten en andere vergelijkbare bouwwerken maximaal 8 meter bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b mag een zend- en ontvangstinstallatie ter plekke van de aanduiding op de verbeelding maximaal 20 m bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt per bouwperceel maximaal 100 m2, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan 80%
3.3 nadere eisen
3.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en
  • b. leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • e. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 ontheffing van de bouwregels
3.4.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2.1 onder b voor het vergroten van de bouwhoogte van gebouwen tot maximaal 12 m;
  • b. artikel 3.2.1 onder e voor het vergroten van het maximum bebouwingspercentage tot 100%

De ontheffing als bedoeld in 3.4.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van berokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • e. aangetoond wordt dat het bedrijf voorziet in voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein.
3.5 ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het bepaalde in artikel 3.1.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:

  • a. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de betreffende categorie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen in elk geval de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens wordt gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking

3.6 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van een bedrijf dat is opgenomen in de naast hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan ter plaatse is toegestaan, dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk gesteld kan worden met een bedrijf van die naast hogere categorie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. geen onevenredige aantasting vindt plaats van de verkeersveiligheid;
  • b. geen onevenredige aantasting vindt plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.