direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap
Plan: Overige locaties Brummen en Eerbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPBREEOL900000-va02

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor "Agrarisch met waarden - Landschap" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische doeleinden met uitzondering van paardenbakken;
  • b. het behoud en beheer van de landschappelijke, aardwetenschappelijke en ecologische waarden, waaronder de bescherming en instandhouding van het bodemreliëf;
  • c. het op hobbymatige basis houden van dieren;
  • d. voorzieningen van algemeen nut;

met de daarbij behorende:

  • e. erven en terreinen;
  • f. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. waterlopen en waterpartijen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat:

  • a. het aanduidingsvlak volledig mag worden bebouwd;
  • b. de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte maximaal 5 m mag bedragen.
4.2.2 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van algemeen nut gelden in afwijking van artikel 4.2.1 de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4 meter;
  • b. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 15 m2.
4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 20 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 1,25 m bedragen;

met dien verstande dat sleufsilo's, mestplaten en overkappingen niet mogen worden gebouwd.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor fruit-, druiven-, bollenteelt en/of boomteelt waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet binnen een zone van 50 m tot de bestemming Wonen;
  • b. het opslaan van materialen en goederen.
4.3.2 Uitzondering verbod opslag

Het bepaalde in artikel 4.3.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op de gronden binnen deze bestemming de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ophoging, egalisering van gronden en afgraven van de bodem;
  • b. aanleggen en verharden van wegen, het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • d. aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
4.4.2 Uitzonderingen vergunningsplicht

Het in artikel 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, (agrarisch) gebruik en onderhoud;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan legaal in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning zijn of mogen worden uitgevoerd;
4.4.3 Afwegingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.4.1 wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de aanvrager de noodzaak van het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden aantoont op basis van een onderzoek door een terzake deskundige partij waarbij tevens de mogelijke significante (nadelige) gevolgen voor de cultuurhistorische, landschappelijke, ecologische waarden en de waterhuishoudkundige kwaliteiten in beeld zijn gebracht;
  • b. de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun bestemming;
  • c. geen significante aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van de gronden;
  • d. geen significante aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
  • e. geen significante aantasting plaatsvindt van de natuur-, landschappelijke -, ecologische en/of cultuurhistorische waarden van de gronden.