Plan: | Emperweg 80, Empe |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0213.BPBG700098-on01 |
het bestemmingsplan Emperweg 80, Empe met identificatienummer NL.IMRO.0213.BPBG700098-on01 van de gemeente Brummen;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen;
Een gebouw dat als afzonderlijke/zelfstandige ruimte aan het hoofdgebouw is gebouwd en die ruimtelijk (door zijn constructie en afmetingen) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, daaronder niet begrepen prostitutie of een seksinrichting, in tegenstelling tot de beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, niet zijnde een seksinrichting, een escortbedrijf of detailhandel, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
de regio-archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
het verrichten van werkzaamheden met als doel het verzamelen van kennis en wetenschap van bekende of verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
de aan een gebied toegekende bekende of te verwachten waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een voorziening voor recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen. Het recreatief nachtverblijf is een van de woning afhankelijk nachtverblijf zonder eigen kookvoorziening;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct, indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt op of in de grond;
het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 m, ten behoeve van het agrarisch gebruik;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk (met 2 of meer wanden) omsloten ruimte vormt;
het uit liefhebberij/vrijetijdsbesteding houden van dieren waarbij de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan € 3.000 standaardbedrijfsopbrengst (SO);
een gebouw dat ruimtelijk (door zijn constructie en afmetingen) en functioneel (gelet op de bestemming) als belangrijkste gebouw op een bouwperceel valt aan te merken;
zelfstandige bewoning door een gezin of een andere, minder traditionele woonvorm, waarbij sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning, van continuïteit in de samenstelling van de groep en van een zekere mate van onderlinge verbondenheid;
een (horizontaal) dak, dat aan de buitenzijde van een gebouw is bevestigd, terwijl de daar tegenoverliggende zijde vrij dragend is. Wanneer een luifel wordt ondersteund door één of meerdere kolommen is er sprake van een overkapping;
(een gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden peil;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;
elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;
een voor publiek toegankelijk, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoning van erotische-pornografische aard plaatsvindt. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte aan een hoofdgebouw is gebouwd en dat ruimtelijk (door zijn constructie en afmetingen) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
het woonachtig zijn in een hoofdverblijf;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of ander bouwwerk;
wordt gemeten tussen de buitenzijden van de (verticaal geprojecteerd) gevels, behoudens topgevels en/of indien voorkomend het hart van de scheidsmuur;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
wordt gemeten vanaf het peil tot de bovenzijde van het dakvlak en tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of indien voorkomend het hart van de scheidsmuur waarbij de ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing worden gelaten;
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen plinten, pilasters, kozijnen, luifels, gevelversieringen, standleidingen voor hemelwater, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, gevel- of kroonlijsten, overstekende daken goten, erkers, serres, balkons, trappen, bordessen, funderingen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan één meter bedraagt.
De op de verbeelding voor "Wonen" bestemde grond is bedoeld voor wonen, waarbij het maximum aantal toegelaten woningen door middel van een cijfer op de verbeelding is aangeduid, met daaraan ondergeschikt:
Voor hoofdgebouwen geldt het volgende:
goothoogte / hoogte (in meters) | |
woningen | 3 / 9 |
bijgebouw | 3 / 6 |
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het volgende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde | hoogte (in meters) |
zwembaden | 0,6 |
overkappingen | 3 |
verlichtings- en vlaggenmasten | 8 |
Ter plaatse van de bestemming 'Wonen' gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in Artikel 10, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:
Voor het uitoefenen van een bed en breakfast, beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit als genoemd in Bijlage 1 Lijst van kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis is toegestaan mits:
De voor 'Waarde - Archeologie laag' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Voorrangsbepaling
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van de dubbelbestemming ‘’Waarde - Archeologie laag" voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 4.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van bevoegd gezag bouwactiviteiten en/of heiwerkzaamheden uitvoeren met bodemingrepen op een grotere diepte dan 40 cm.
Het bepaalde in 4.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.
Bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 4.2.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 4.2.4, onderdeel b, kan bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Indien het bepaalde in artikel 4.2.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in artikel 4.2.4, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 4.2.5, is het bepaalde in artikel 4.2.1 aanhef voor wat betreft de diepte van de bodemingrepen en het bepaalde in artikel 4.2.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 4.2.4,4.2.5 en 4.2.6 is van overeenkomstige toepassing.
Het bepaalde in 4.2.3 is niet van toepassing indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
In een situatie als bedoeld onder a kan bevoegd gezag voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden als bedoeld in artikel 4.2.5.
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 4.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wabo, van het bevoegde gezag (aanlegactiviteit) de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
Het in lid 4.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing, indien de werken of werkzaamheden:
De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.
Bevoegd gezag verlenen de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 4.3.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 4.3.4, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de aanlegvergunning verbinden:
Indien het bepaalde in artikel 4.3.5 , onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in artikel 4.3.1, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 4.3.5, is het bepaalde in artikel 4.3.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 4.3.4, 4.3.5 en 4.3.6 is van overeenkomstige toepassing.
Het bepaalde in 4.3.3 is niet van toepassing indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
In een situatie als bedoeld onder a kan bevoegd gezag voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden als bedoeld in artikel 4.3.5.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor 'Waarde - Archeologie laag' aangewezen gronden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
Bij een besluit als bedoeld in artikel 4.4.1 geven burgemeester en wethouders de grenzen en de diepte aan waarvoor de gehele of gedeeltelijke verwijdering geldt.
De voor 'Waarde - Archeologie middelmatig' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Voorrangsbepaling
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van de dubbelbestemming ‘’Waarde - Archeologie middelmatig" voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 5.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van bevoegd gezag bouwactiviteiten en/of heiwerkzaamheden uitvoeren met bodemingrepen op een grotere diepte dan 40 cm.
Het bepaalde in 5.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.
Bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 5.2.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 5.2.4, onderdeel b, kan bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Indien het bepaalde in artikel 5.2.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in artikel 5.2.4, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 5.2.5, is het bepaalde in artikel 5.2.1 aanhef voor wat betreft de diepte van de bodemingrepen en het bepaalde in artikel 5.2.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 5.2.4,5.2.5 en 5.2.6 is van overeenkomstige toepassing.
Het bepaalde in 5.2.3 is niet van toepassing indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
In een situatie als bedoeld onder a kan bevoegd gezag voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden als bedoeld in artikel 5.2.5.
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 5.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wabo, van het bevoegde gezag (aanlegactiviteit) de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
Het in lid 5.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing, indien de werken of werkzaamheden:
De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.
Bevoegd gezag verlenen de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 5.3.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 5.3.4, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de aanlegvergunning verbinden:
Indien het bepaalde in artikel 5.3.5 , onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in artikel 5.3.1, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 5.3.5, is het bepaalde in artikel 5.3.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 5.3.4, 5.3.5 en 5.3.6 is van overeenkomstige toepassing.
Het bepaalde in 5.3.3 is niet van toepassing indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
In een situatie als bedoeld onder a kan bevoegd gezag voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden als bedoeld in artikel 5.3.5.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor 'Waarde - Archeologie middelmatig' aangewezen gronden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
Bij een besluit als bedoeld in artikel 5.4.1 geven burgemeester en wethouders de grenzen en de diepte aan waarvoor de gehele of gedeeltelijke verwijdering geldt.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Onverminderd het in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mogen geen bouwwerken worden gebouwd binnen de beschermingszone van 15 meter aan weerzijden van de as van een verharde weg.
De hierboven weergegeven beschermingszone is niet van toepassing op bestaande gebouwen die daarvan afwijken, mits bij herbouw of uitbreiding van het betreffende gebouw de bestaande afstand tot de as van de verharde weg gelijk blijft, waarbij voor het betreffende wegtype verharde weg een minimum beschermingszone geldt van 10 meter aan weerszijden van de as van een verharde weg.
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de algemene regel voor het bouwen binnen de beschermingszone van een verharde weg, mits is gebleken dat het oprichten van bouwwerken uit stedenbouwkundig oogpunt wenselijk en aanvaardbaar is en er geen gevaar voor de verkeersveiligheid ontstaat.
De norm voor voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen is voor de volgende functie:
Functie | Per | Buitengebied |
Koop, twee-onder-een-kap | woning | 2,2 |
De ruimte voor het parkeren van motorvoertuigen (auto's) is afgestemd op gangbare personenauto's waaraan wordt voldaan indien de afmetingen van:
Bij omgevingsvergunning kan ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Agrarisch gebied' worden afgeweken van de regels voor:
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis ex artikel 3.6, lid 1 sub d, van de Wet ruimtelijke ordening, is de volgende procedure van toepassing:
Bij het wijzigen van het plan ingevolge de in deze planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheden dient artikel 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening in acht te worden genomen.
Het in lid 1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
De aanlegvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover:
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Emperweg 80, Empe'.