Plan: | Buitengebied Brummen, landschaps- en natuurversterking Pongeweg 4a |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0213.BPBG700094-on01 |
het bestemmingsplan 'Buitengebied Brummen, landschaps- en natuurversterking Pongeweg 4a' met identificatienummer NL.IMRO.0213.BPBG700094-on01 van de gemeente Brummen.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
de regio-archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
het verrichten van werkzaamheden met als doel het verzamelen van kennis en wetenschap van bekende of verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
de aan een gebied toegekende bekende of te verwachten waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct, indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt op of in de grond.
het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 m, ten behoeve van het agrarisch gebruik.
vormen van dagrecreatief medegebruik van gronden, in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, paardrijden en sportvissen.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
het regulier gebruik dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het (agrarisch) gebruik van de gronden, met inbegrip van maaien en beweiden van natuurgebieden, maaien en schonen van een sloot, de slootkant en andere waterpartijen en het aanleggen van wegen ter directe ontsluiting van een agrarisch bouwperceel.
het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren, met inbegrip van onder andere het verwijderen opslag van bomen, opschonen van poelen, waterpartijen en watergangen, maaien en afvoeren van maaisel ten behoeve van verschraling, onderhoud van (recreatieve) paden, verwijderen (woekerende) exoten, knotten, aanplanten van nieuwe bomen, onderhoud van rabatten en daarmee vergelijkbare werken en werkzaamheden.
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
het kunstmatig verlagen van het waterpeil in een gebied.
(een gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden peil.
water dat zich in vloeibare vorm aan de oppervlakte bevindt.
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.
langwerpige beboste ophogingen die gelegen zijn tussen greppels.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de omvang van het plantvlak.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en de daarbij behorende wegen, paden, voorzieningen, bestaande parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere bouwwerken (geen gebouw zijnde).
Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen niet worden gebouwd.
Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden is het vergunningenstelsel dat is opgenomen in artikel 7 van toepassing.
De voor 'Waarde - Archeologie laag' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
Voorrangsbepaling
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie laag' voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 4.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van bevoegd gezag bouwactiviteiten en/of heiwerkzaamheden uitvoeren met bodemingrepen op een grotere diepte dan 40 cm.
Het bepaalde in artikel 4.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
De aanvrager van een omgevingsvergunning legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.
Bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 4.2.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 4.2.4, onderdeel b, kan bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Indien het bepaalde in artikel 4.2.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in artikel 4.2.4, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 4.2.5, is het bepaalde in artikel 4.2.1 aanhef voor wat betreft de diepte van de bodemingrepen en het bepaalde in artikel 4.2.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 4.2.4, 4.2.5 en 4.2.6 is van overeenkomstige toepassing.
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 4.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wabo, van bevoegd gezag (aanlegactiviteit) de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
Het in artikel 4.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing, indien de werken of werkzaamheden:
De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.
Bevoegd gezag verlenen de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 4.3.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 4.3.4, onderdeel b, kan bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Indien het bepaalde in artikel 4.3.5, onderdeel c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.
Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in artikel 4.3.1, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 4.3.5, is het bepaalde in artikel 4.3.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 4.3.4, 4.3.5 en 4.3.6 is van overeenkomstige toepassing.
Bevoegd gezag is bevoegd de voor 'Waarde - Archeologie laag' aangewezen gronden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
Bij een besluit als bedoeld in artikel 4.4.1 geeft bevoegd gezag de grenzen aan waarvoor de gehele of gedeeltelijke verwijdering geldt.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
Activiteit | Bestemming |
Bos | |
Ophogen, verlagen, egaliseren en afgraven van gronden; | v |
Aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en andere oppervlakteverhardingen, en parkeerplaatsen alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2*; | v |
Het verwijderen van onverharde paden; | v |
Graven, dempen, danwel ver(on)diepen, vergroten of anderszins herprofileren of verleggen van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand; | v |
Aanleggen, wijzigen of verwijderen van kades, duikers en voordes; | v |
Verwijderen of wijzigen van rabatten; | v |
Werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden waaronder bemalen, onderbemalen en putten slaan en verwijderen; | v |
Wijzigen, verwijderen of aanleggen van drainage; | v |
Aanleggen, verwijderen of wijzigen ondergrondse kabels en leidingen (nutsvoorzieningen) en daarmee verband houdende constructies; | v |
Vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en handelingen die de dood en beschadiging tot gevolg kunnen hebben; | t |
Bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden; | t |
Diepploegen of diepwoelen; | n |
Heien en inbrengen van voorwerpen en stoffen in de bodem. | n |
*de activiteiten mogen in geen geval nadelige gevolgen hebben voor de kernkwaliteiten, oppervlakte of samenhang van het Gelders Natuurnetwerk zoals bedoeld in artikel 2.39 van de Omgevingsverordening Gelderland (februari 2022) of de rechtsopvolger hiervan.
Het in artikel 7.1.1 onder a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
De in artikel 7.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 8.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 8.1.1 met maximaal 10%.
Artikel 8.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 8.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 8.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Artikel 8.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Brummen, landschaps- en natuurversterking Pongeweg 4a'.