direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Hallsedijk 53-55
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPBG700056-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan

het bestemmingsplan Hallsedijk 53 en 55 te Empe, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0213.BPBG700056-va01 van de gemeente Brummen met bijbehorende regels, verbeelding en bijlagen;

1.2 verbeelding

de digitale verbeelding van het bestemmingsplan;

1.3 aan-huis-gebonden bedrijf

bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2, dan wel een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zoals een kapsalon of schoonheidssalon; evenwel met uitzondering van een seksinrichting;

1.4 aan-huis-gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, niet zijnde een seksinrichting, een escortbedrijf of detailhandel, uitgeoefend in een gebouw en als functie ondergeschikt aan de woonfunctie van het hoofdgebouw;

1.5 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw én dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aardwetenschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen, zoals steilranden en bodemtypen;

1.8 agrarische bebouwing

gebouwen ten dienste van agrarische doeleinden;

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf met agrarische doeleinden;

1.10 agrarische doeleinden

doeleinden die gericht zijn op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren (grondgebonden en niet-grondgebonden bedrijven) en/of het telen van gewassen, met uitzondering van glastuinbouw, tenzij anders is bepaald in deze regels;

1.11 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.12 andere agrarische bouwwerken

andere bouwwerken ten dienste van agrarische doeleinden, waaronder silo's, mestopslagplaatsen en sleufsilo's;

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

1.14 bebouwd oppervlak (in relatie tot bijlage A)

de oppervlakte van een of meerdere gebouwen die gebruikt mag worden ten behoeve van de genoemde niet-agrarische activiteit;

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bestaand

bij bouwwerken: bestaande bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig waren of krachtens een verleende bouwvergunning worden of mogen worden gebouwd;

bij gebruik: bestaand gebruik dat bestond op het tijdstip ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;

1.17 bestemmingsvlak

een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden (wel of niet vanuit het hoofdgebouw te bereiken) of daarvan vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht ten dienste staat van het hoofdgebouw;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende gebouwen en/of andere bouwwerken zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk, landschapselement of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk, landschapselement of dat gebied heeft gemaakt;

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten

het verkopen van producten die door het toegelaten bedrijf zijn voortgebracht, geteeld of vervaardigd;

1.25 detailhandel in streekgeproduceerde producten

het verkopen van plaatselijk gekweekte of vervaardigde producten op een agrarisch bedrijf al dan niet in combinatie met een nevenfunctie, als bedoeld in bijlage B, als ondergeschikte nevenactiviteit, aan personen die deze producten kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 dienstwoning

een (gedeelte van een) gebouw, noodzakelijk voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, belast met het beheer van en/of toezicht op het krachtens deze regels toegelaten (agrarisch) bedrijf of instelling;

1.27 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de aanwezigheid en samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de kernkwaliteiten EHS en de instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000[1];

1.28 eigen voortgebrachte producten

producten die door het toegelaten bedrijf zijn voortgebracht, geteeld of vervaardigd;

1.29 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

1.30 extensief recreatief medegebruik

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water)fietsen en kanon;

1.31 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 glastuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf waarbij het telen van gewassen in kassen plaatsvindt;

1.33 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten, waarbij de productie geheel of nagenoeg geheel afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond (als productiemiddel) waar het bedrijf over kan beschikken;

1.34 hobbymatige basis houden van dieren

het uit liefhebberij/vrijetijdsbesteding houden van dieren waarbij de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 12 NGE;

1.35 hoofdgebouw

een gebouw, dat gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.36 hoofdwoonverblijf

de woning, die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat tenminste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid;

1.37 huishouden

zelfstandige bewoning door een gezin of een andere, minder traditionele woonvorm, waarbij sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning, van continuïteit in de samenstelling van de groep en van een zekere mate van onderlinge verbondenheid;

1.38 kas

een gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal;

1.39 kernkwaliteiten

de belangrijkste landschappelijke en ecologische kenmerken van de onderscheiden delen van het beschermde gebied. Het behoud van de identiteit van de onderscheiden delen is alleen mogelijk als deze kernkwaliteiten niet worden aangetast;

1.40 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van levende en niet-levende natuur;

1.41 milieuzone - geluidsgevoelige functie

de zone ex artikel 41 Wet geluidhinder, zoals deze is aangegeven op plankaart 2 van het bestemmingsplan Buitengebied 2008, die deel uitmaakt van dit plan.

1.42 natuur

alle levende organismen, hun habitats, de ecosystemen waarvan zij deel uitmaken en de daarmee verbonden uit zichzelf functionerende ecologische processen. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de kernkwaliteiten EHS en de instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000[2];

1.43 nevenfuncties

activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel;

1.44 NGE

Nederlandse Grootte Eenheid is een norm die wordt gebruikt voor de bepaling van de bedrijfsomvang van agrarische bedrijven;

1.45 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten, waarbij de productie geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen en niet of slechts in ondergeschikte mate afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond.

1.46 nieuwvestiging van een intensieve veehouderij

in een bestemmingsplan ten behoeve van een nieuw op te richten intensieve veehouderij een nieuw agrarisch bouwperceel met intensieve veehouderij als toegestane activiteit toelaten op een perceel waar voorheen geen agrarische bebouwing was toegestaan;

1.47 omschakeling naar een intensieve veehouderij

het geheel of gedeeltelijk omzetten en/of uitbreiden van een grondgebonden agrarisch bedrijf in een intensieve veehouderij;

1.48 ontsluitingsweg

weg, uitsluitend dienend om toegang te geven tot het perceel, gelegen aan die weg en niet bedoeld voor doorgaand verkeer;

1.49 overkapping

een bouwwerk met een open constructie met maximaal één gesloten wand op een bouwperceel, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebruik van het hoofdgebouw;

1.50 peil

de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.51 permanente bewoning

gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofdwoonverblijf;

1.52 recreatiewoning

een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, voor recreatieve doeleinden bewoond te worden. Hieronder worden tevens aangemerkt een chalet en een vakantiehuisje. Permanente bewoning van de recreatiewoning, chalet of vakantiehuisje is niet toegestaan;

1.53 reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met zodanige omvang en/of structuur dat redelijkerwijs verwacht mag worden, dat tenminste één persoon een halve tot volledige dagtaak heeft met het beheer van het bedrijf, de verzorging van het vee en/of bewerking van het land, dan wel aantoonbaar is dat de minimale omvang van het bedrijf 32 NGE of meer bedraagt;

1.54 seksinrichting

een voor publiek toegankelijk, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoning van erotische-pornografische aard plaatsvindt. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.55 (sleuf)silo

een bouwwerk - geen mestopslagplaats zijnde - voor het opslaan van agrarische producten;

1.56 stacaravan

een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede, gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.57 statische opslag

opslag van goederen en producten die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze ter plaatse bewerkt, verwerkt, gerepareerd of verhandeld worden; uitgezonderd de opslag van gevaarlijke stoffen;

1.58 teeltondersteunende voorzieningen

ondersteunende voorzieningen ten behoeve van vollegronds groente-, fruit-, bloemen- en boomteelt;

1.59 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.60 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.61 waterkwaliteit

de chemische kwaliteit zowel als de ecologische kwaliteit van de oppervlaktewateren en van het grondwater;

1.62 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden;

1.63 Wet op de economische delicten

de wet van 22 juni 1950 (Stb. 1950, nr. K 258), houdende vaststelling van regelingen voor de opsporing, de vervolging en de berechting van economische delicten, zoals deze luidt op het tijdstip van de vaststelling van dit plan;

1.64 Wet ruimtelijke ordening (Wro)

de wet van 20 oktober 2006 (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het tijdstip van de vaststelling van dit plan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de hoogte van gebouwen en andere bouwwerken

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of ander bouwwerk;

2.2 de oppervlakte van gebouwen

wordt gemeten tussen de buitenzijden van de (verticaal geprojecteerd) gevels, behoudens topgevels en/of indien voorkomend het hart van de scheidsmuur;

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 inhoud van een gebouw

wordt gemeten vanaf het peil tot de bovenzijde van het dakvlak en tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of indien voorkomend het hart van de scheidsmuur waarbij de ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing worden gelaten;

2.5 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen plinten, pilasters, kozijnen, luifels, gevelversieringen, standleidingen voor hemelwater, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, gevel- of kroonlijsten, overstekende daken goten, erkers, serres, balkons, trappen, bordessen, funderingen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan één meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen grond is bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een niet-agrarisch bedrijf, zoals weergegeven in kolom 2 'feitelijke bedrijvigheid' van bijlage A 'Bedrijven (niet-agrarisch)' met de corresponderende cijferaanduiding,
  • b. caravanstalling en andere statische opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "opslag”;
  • c. dienstwoning(en), uitsluitend indien dit in bijlage A 'Bedrijven' is aangegeven;
  • d. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, die behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de als bijlage B bijgevoegde 'Lijst aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten', met een maximum oppervlakte van 50 m2;
  • e. het op hobbymatige basis houden van dieren;
  • f. bij het bedrijf behorende erven;
  • g. met bijbehorende voorzieningen.
3.2 Inrichtingseisen

Bij uitvoering van de in lid 1 vermelde doeleinden dient op de aangewezen gronden in voldoende mate te worden voorzien in parkeergelegenheid en in voldoende ruimte voor de logistieke afwikkeling van het (vracht)verkeer.

3.3 Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende dienstwoning met aan- en +

n en bijgebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Daarbij moeten de aanduidingen op de plankaarten in acht worden genomen en

  • a. voor bedrijfsgebouwen geldt het volgende:
    • 1. de gezamenlijke bestaande oppervlakte van bedrijfsgebouwen ten behoeve van caravanstalling en andere statische opslag is opgenomen in bijlage A 'Bedrijven' en uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'opslag. Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zijn gebouwen uitsluitend toegelaten binnen het bouwvlak;
    • 2. binnen het bouwvlak zijn het bestaande aantal dienstwoningen, met bijbehorende' aan-, uit- en bijgebouwen ten tijde van vaststelling van het plan toegestaan;
    • 3. voor de dienstwoning geldt dat de bestaande oppervlakte met maximaal 25% mag worden vergroot tot een maximum van 150 m2;
    • 4. indien de bestaande oppervlakte van de dienstwoning meer dan 150 m2 bedraagt, geldt deze oppervlakte als maximum bij herbouw;
    • 5. voor de dienstwoning, de bedrijfsgebouwen en de aan-, uit- en bijgebouwen bij de dienstwoning dienen de volgende goothoogte- en maximale hoogtematen in acht te worden genomen:
      Goothoogte/ hoogte (in meters)  
      Dienstwoningen   3/9  
      Bedrijfsgebouwen   6/10  
      Aan-, uit- en bijgebouwen   3/6  
    • 6. ingeval goothoogte en hoogte van een dienstwoning hoger zijn dan de in het vorige leden genoemde maten, gelden deze als maximum.
  • b. voor andere bouwwerken geldt het volgende:
    • 1. de maximale hoogte hiervan is in onderstaande tabel vermeld:
      Andere bouwwerken   Hoogte (in meters)  
      Zwembaden   0,6  
      Overkappingen   3  
      Verlichtings- en vlaggenmasten   8  
    • 2. de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 75 m2 bedragen;
    • 3. hoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 2 m bedragen;
    • 4. de totale oppervlakte van overkappingen mag maximaal 40 m2 bedragen;
    • 5. andere bouwwerken en overkappingen dienen minimaal 1 meter achter de voorgevel van de dienstwoning te worden gebouwd.
3.4 Aanlegvergunning

Voor de uitvoering van werken en werkzaamheden binnen het bouwperceel is geen aanlegvergunning vereist.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen de regels en/of plankaart van deze bestemming wijzigen. In artikel 10 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
3.6 Algemene bouwregels

Bij het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 7 in acht te worden genomen.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen W' aangewezen grond is bestemd voor wonen met daaraan ondergeschikt:

  • 1. erven voor onder andere tuinen en parkeervoorzieningen;
  • 2. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, die behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de als bijlage B bijgevoegde 'Lijst aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten', met een maximum oppervlakte van 50 m2;
  • 3. het op hobbymatige basis houden van dieren;
4.2 Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Daarbij moeten de aanduidingen op de verbeelding in acht worden genomen en

  • a. voor gebouwen geldt het volgende:
    • 1. binnen het bestemmingsvlak zijn het bestaande aantal woningen ten tijde van vaststelling van het plan toegestaan;
    • 2. voor woningen geldt dat de bestaande oppervlakte met maximaal 25% mag worden vergroot tot een maximum van 150 m2;
    • 3. indien de bestaande oppervlakte van de woning meer dan 150 m2 bedraagt, geldt deze oppervlakte als maximum bij herbouw;
    • 4. de herbouw van de woning is mogelijk waarbij de nieuwe bebouwingscontour op enig punt is geprojecteerd op maximaal 3 m van de bestaande bebouwingscontour;
    • 5. herbouw van de woning dient minimaal 15 meter uit de as van de weg plaatsvinden;
    • 6. de oppervlakte van de bij woningen behorende bijgebouwen mag gezamenlijk maximaal 75 m2 bedragen;
    • 7. voor de woningen en de daarbij behorende bijgebouwen dienen de volgende maximale hoogtematen in acht te worden genomen:
      Goothoogte/ hoogte (in meters)  
      Woningen   3/9  
      Bijgebouw   3/6  
    • 8. ingeval de bestaande goothoogte en hoogte van een woning of van bijgebouwen en overkappingen groter of hoger zijn dan de in de vorige leden genoemde maten, gelden deze als maximum;
    • 9. indien bij een woning meer dan het onder 6 van dit lid vermelde oppervlakte aan bijgebouwen staat, is het oppervlak aan bijgebouwen toegelaten dat aanwezig is ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. Bij vervanging van de bij de woning behorende bijgebouwen geldt dat 70% van de te vervangen bijgebouwen mag worden teruggebouwd met een maximum van 150 m2 per bijgebouw en naar keuze om te zetten in een of meerdere bijgebouwen;
    • 10. bijgebouwen bij de woning dienen minimaal 1 meter achter de voorgevel van de woning te worden gebouwd;
    • 11. maximaal 50 m2 van de oppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf mits deze activiteiten geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking hebben.
  • b. voor andere bouwwerken geldt het volgende:
    • 1. de maximale hoogte hiervan is in onderstaande tabel vermeld:
      Andere bouwwerken   Hoogte (in meters)  
      Zwembaden   0,6  
      Overkappingen   3  
      Verlichtings- en vlaggenmasten   8  
    • 2. de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 75 m2 bedragen;
    • 3. de totale oppervlakte van overkappingen mag maximaal 30 m2 bedragen;
    • 4. hoogte van overige andere bouwwerken binnen het bestemmingsvlak mag maximaal 2 m bedragen
    • 5. andere bouwwerken en overkappingen dienen minimaal 1 meter achter de voorgevel van de woning te worden gebouwd.
4.3 Aanlegvergunning

Voor de uitvoering van werken en werkzaamheden binnen het bouwperceel is geen aanlegvergunning vereist.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de regels en/of plankaart van deze bestemming wijzigen. In artikel 10 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen:

4.5 Algemene bouwregels

Bij het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 7 in acht te worden genomen.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschap

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen grond is bestemd voor:

  • a. agrarische doeleinden, agrarische bouwpercelen met bijbehorende erven alsmede het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke, aardwetenschappelijke en ecologische waarden waarvoor aanduidingen zijn opgenomen met daaraan ondergeschikt:
    • 1. de uitoefening van nevenfuncties bij bestaande agrarische bedrijven;
    • 2. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
    • 3. het op hobbymatige basis houden van dieren;
    • 4. paardenbak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-paardenbak';
    • 5. detailhandel in eigen voortgebrachte producten en streekgeproduceerde producten;
    • 6. extensief recreatief medegebruik, voor zover de onder a genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast;
    • 7. ontsluitingsweg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontsluitingsweg'.
5.2 Aanlegvergunning

Ten aanzien van de werken en werkzaamheden buiten het (agrarisch) bouwperceel, die mogelijk nadelige gevolgen kunnen hebben voor de aardwetenschappelijke, landschappelijke, ecologische waarden en de waterhuishoudkundige kwaliteiten is het aanlegvergunningenstelsel, zoals weergegeven in artikel 27 van het Bestemmingsplan buitengebied 2008 van deze regels van toepassing. Voor de uitvoering van werken en werkzaamheden binnen het (agrarisch) bouwperceel is geen aanlegvergunning vereist.

5.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de regels en/of plankaart van deze bestemming wijzigen. In artikel 10 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

5.4 Algemene bouwregels

Bij het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 7 in acht te worden genomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die in aanmerking genomen moet worden bij een verleende bouwvergunning mag, behoudens intrekking van die bouwvergunning, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe bouwvergunning in aanmerking worden genomen.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Algemene regel

Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht indien daarvoor een bestaand bouwwerk of complex van bouwwerken met daarbij behorende perceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan het plan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.

7.2 Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen en ondergrondse werken
7.2.1

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze planregels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

7.2.2

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. onder het peil gelegen kelders en verblijfsruimten mogen de bebouwingscontour van de woning niet overschrijden;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a gelden voor ondergrondse bouwwerken in de vorm van zwembaden, de volgende bepalingen:
    • 1. maximaal 1 niet overdekt zwembad is toegestaan per bouwperceel met een maximale oppervlakte van 75 m2;
    • 2. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van de zijdelingse en achterste bouwperceelgrenzen;
    • 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  • c. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
  • d. bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze planregels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze planregels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mede in aanmerking genomen voor zover niet gebouwd wordt onder een bovengronds bouwwerk.
7.3 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
7.3.1

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

7.3.2

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. van de planregels voor het in geringe mate overschrijden van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • b. van de planregels voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
    • 1. de vloeroppervlakte niet groter is dan 25 m2;
    • 2. dat bestaat uit één bouwlaag;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5m;
  • c. van de planregels voor het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 5 meter, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd wordt;
  • d. van de planregels ten behoeve van het oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 20 meter;
  • e. van de planregels ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 meter.

Artikel 9 Algemene procedureregels

9.1 Procedure nadere eis

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  • c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Voorrangsregel

Indien bij het gebruik van de gronden voor bebouwing en anders dan voor bebouwing als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 6 op deze gronden tevens een dubbelbestemming van toepassing is, geldt primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.

10.2 Parkeren

Bij het bouwen en het wijzigen van het bestaande gebruik zoals toegestaan op grond van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2, dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Parkeernota; Beleidsregels gemeente Brummen' van de gemeente Brummen, zoals vastgesteld op 28 juni 2007, of diens rechtsopvolger(s).

10.3 Voorwaardelijke verplichting

De bestaande gebouwen ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan waarvoor in de verbeelding geen bouwvlak is opgenomen binnen de bestemming 'Bedrijf' en binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden -Landschap' dienen uiterlijk 31 december 2023 gesloopt te zijn. Deze gebouwen zijn opgenomen in de afbeelding in bijlage C. Tot die tijd mogen deze gebouwen worden gebruikt voor privédoeleinden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 11.1 met maximaal 10 %.

11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld in 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, als bedoeld in 11.6, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Hallsedijk 53 en 55 te Empe' van de gemeente Brummen.