Plan: | Rhienderensestraat 9 Brummen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0213.BPBG700055-va01 |
De initiatiefnemers hebben het perceel Rhienderensestraat 9 in het buitengebied van Brummen aangekocht om te gaan wonen in de huidige agrarische bedrijfswoning. De nieuwe eigenaren zullen geen agrarische activiteiten gaan ontplooien. Om deze functiewijzing mogelijk te maken dient de agrarische bestemming te worden omgezet naar wonen. Dit is mogelijk op basis van de wijzigingsregels van het vigerende 'Bestemmingsplan Buitengebied 2008'.
De gemeente heeft zich bereid verklaard aan het plan van de initiatiefnemers mee te werken, omdat bij toetsing is gebleken dat het plan past binnen het gemeentelijke beleid voor het buitengebied. Het voorliggende wijzigingsplan biedt het planologisch-juridische kader voor dit initiatief. Het wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding.
Het perceel Rhienderensestraat 9 ligt circa 1 km ten westen van de kern Brummen, in de gelijknamige gemeente. De locatie ligt in een halfopen deklandschap tussen het besloten boslandschap van de Veluwe en het open rivierenlandschap van de IJssel. In dit gebied bestaat een grote afwisseling van relatief open tot besloten landschap.
Luchtfoto met ligging van het plangebied ten westen van het dorp Brummen
Het perceel is gelegen aan de Rhienderensestraat, die een verbindingsweg vormt tussen de dorpen Brummen en Eerbeek. Het perceel heeft nu een agrarische functie. De agrarische activiteiten zijn beëindigd. De bovenstaande luchtfoto geeft een beeld van de huidige situatie. Ten zuiden van het agrarisch bouwperceel ligt de Rhienderensebeek.
Luchtfoto met het plangebied binnen rode contour
Het plangebied valt binnen de grenzen van het 'Bestemmingsplan Buitengebied 2008' (vastgesteld d.d. 17-12-2009, in werking getreden d.d. 7-5-2010). Op de onderstaande afbeelding is het plangebied met een rode contour weergegeven.
De gronden van het perceel hebben de bestemming 'Agrarisch met landschapswaarden' en mogen alleen voor agrarische doeleinden worden gebruikt. Het perceel heeft de aanduiding 'Agrarisch bouwperceel'.
Het perceel ligt ook binnen de gebiedsaanduiding 'Landgoederenzone (EHS-verbinding)' en deels binnen de gebiedsaanduiding 'Extensiveringsgebied'.
Aan de zuidzijde van het perceel ligt een rioolpersleiding en is bestemd als 'Leiding - Riool'.
Het bestemmingsplan Buitengebied 2008 biedt de mogelijkheid om middels een wijzigingsplan de agrarische functie te veranderen in 'wonen'. In art. 25 van de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de agrarische bestemming te wijzigen in een woonfunctie. Op basis van dit artikel wordt de vereiste wijzigingsprocedure gevoerd.
Uitsnede verbeelding Bestemmingsplan Buitengebied 2008 agrarisch bouwperceel Rhienderensestraat 9 (rood omlijnd)
De volgende wijzigingscriteria zijn in artikel 25 opgenomen:
Voor de gronden van het plangebied gelden ook de volgende bestemmingsplannen:
De locatie ligt in een overgangsgebied tussen de stuwwal met het besloten boslandschap van de Veluwe en het open rivierenlandschap van de IJssel. Het gebied wordt gekenmerkt door een grote afwisseling van relatief open tot besloten landschap en hiermee samenhangend een grote afwisseling van talrijke landgoederen, grondgebonden landbouw, bos en beken die van de flanken van het Veluwe massief stromen.
Het agrarische erf neemt momenteel een eigen positie in. Het ligt los van de andere erven en kent een eigen toegangsweg. Op onderstaande historische kaart is te zien dat deze locatie al geruime tijd bestaat als bebouwingslocatie.
Op de topografische kaart uit 1866 is de locatie zichtbaar als een bebouwde plek
Het perceel wordt aan de zuid- en westzijde ingesloten door watergangen en aan de noordzijde wordt het begrensd door de Rhienderensestraat. De oppervlakte van het plangebied - circa 1 ha - is gelijk aan de oppervlakte van het huidige agrarisch bouwperceel. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Brummen, sectie P, nummer 94. De gronden van het agrarisch bouwperceel worden gesplitst in een deel dat een woonbestemming krijgt en een deel dat weer bestemd wordt als agrarische grond.
De locatie is momenteel bebouwd met de boerderij en een aantal schuren. Aan voorzijde van het perceel bevindt zich een voortuin. De beplanting van het erf bevindt zich voornamelijk aan de oost- en westzijde. De ontsluiting van het perceel ligt ook aan de noordzijde.
De initiatiefnemers (eigenaren) van het perceel Rhienderensestraat 9 te Brummen hebben het voornemen om voormalige agrarische bedrijfswoning in gebruik te gaan nemen als burgerwoning. Er zijn geen bouw- of verbouwplannen voor het perceel. De agrarische activiteiten op het perceel zijn al
beëindigd.
Van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning) met een gezamenlijke oppervlakte van circa 1.192 m2 is 654 m2 gesaneerd - vanwege de aanwezigheid van asbest. - en gesloopt. Het resterende deel van bedrijfsbebouwing 356 m2 is ook gesaneerd en wordt hergebruikt voor hobbystal, carport en opslag materieel.
De te slopen silo heeft een oppervlakte van circa 153 m2. De totale sloop inclusief de silo bedraagt 702 m2.
De melding voor de sloop van de gebouwen en het verwijderen van de asbesthoudende daken is beoordeeld en akkoord bij brief van 31-8-2015 (kenmerk Z-HZ_SLM-2015-3058).
Op onderstaande afbeelding van de bestaande situatie zijn de oppervlakten van de alle gebouwen weergegeven.
afb. oude situatie met alle bebouwing en oppervlakten
De bestaande erfbeplanting is aangevuld met gebiedseigen soorten ter verbetering van de landschappelijke inpassing van het geheel.
afb. eindsituatie na sloop met de te handhaven bebouwing met oppervlakte
Daarnaast hebben de initiatiefnemers momenteel geen (grote) plannen omtrent de (her)inrichting van het perceel en blijft het perceel op dezelfde wijze ontsloten. De uitvoering van het initiatief is nauwelijks van invloed op de plaatselijke verkeerssituatie. Deze gedachte wordt versterkt door het feit dat er op eigen terrein voldoende mogelijkheden aanwezig zijn om in de parkeerbehoefte te voorzien.
Sinds 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van kracht. In de SVIR, die de opvolger is van de Nota Ruimte (2006), schetst het Rijk de ruimtelijke ambities tot 2040 en de ruimtelijke belangen en opgaven tot 2028.
De SVIR maakt duidelijk dat het Rijk zich beleidsmatig en financieel concentreert op de ontwikkeling en bescherming van de Nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Daartoe behoort de verkeers- en energie- infrastructuur van nationale en internationale betekenis (bijvoorbeeld de haven van Rotterdam) en de 'groenblauwe' ruimtelijke hoofdstructuur, waaronder het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en beschermde natuurgebieden, waaronder de zogenaamde ´Natura 2000´-gebieden.
In de SVIR wordt verder onder andere aangegeven dat het economisch draagvlak en de vitaliteit van
de meer landelijke gebieden onder druk staan. Om daarin verlichting te brengen wil het kabinet de mogelijkheden voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied verruimen. Vrijkomende bebouwing kan worden omgezet in een woonbestemming, een bedrijfsbestemming ten behoeve van kleinschalige bedrijvigheid of een recreatiebestemming. Soms kan ook nieuwbouw wenselijk zijn.
De provincies zijn belast met de uitvoering van het Rijksbeleid voor de EHS. De provincies en de gemeenten bepalen de voorwaarden waaronder nieuwbouw in het landelijke gebied kan plaatsvinden.
Het plan voorziet in de sloop van agrarische bebouwing en ter vervanging hiervan wordt een woning gebouwd met bijbehorende opstallen. Het beleidskader van de provincie en de gemeente is richtinggevend voor dit project.
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.
Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Het betreft onderwerpen van nationaal belang zoals Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren (exclusief Maas), Waddenzee en waddengebied, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Defensie, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
In het Barro worden regels gesteld omtrent de planologische bescherming van het Natuurnetwerk Nederland. De Natura 2000-gebieden maken deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. In de nabijheid van de het plangebied bevindt zich een onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland en een aantal Natura 2000-gebieden. Het toezicht en de uitvoering op de EHS/Natura 2000-gebieden berust bij de provincie. In onderstaande beleidskaders wordt hier nader op ingegaan.
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft de Ladder voor duurzame verstedelijking. een wettelijk basis gekregen. De 'ladder voor duurzame verstedelijking' heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen. In het kader van de duurzame ladder wordt ten aanzien van de definitie van bestaand stedelijk gebied de definitie uit de Bro gehanteerd: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.”
Volgens dit Besluit wordt onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. In de Handreiking staat dat er geen ondergrens is bepaald voor een stedelijke ontwikkeling.
Aanpassing Ladder voor duurzame verstedelijking
Met ingang van 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd in verband met de aanpassing van de ladder voor duurzame verstedelijking. De belangrijkste wijzigingen betreffen:
Uitgangspunt voor de wijziging is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting. Dat wil zeggen dat in aanvulling op de algemene vereisten van artikel 3.1.6, eerste lid, van het Bro, onderbouwd moet worden waarom niet in het bestaand stedelijk gebied in de behoefte aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden een rol spelen.
Uit de jurisprudentie blijkt dat het toevoegen van een beperkt aantal woningen niet wordt gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De ladder voor duurzame verstedelijking is eveneens niet van toepassing op het voorliggende liggende initiatief omdat er bij deze functiewijziging (waarbij het aantal woningen onveranderd blijft) geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
Zie verder ook onder paragraaf 4.2.1.
Op 9 juli 2014 en 24 september 2014 stelden Provinciale Staten respectievelijk de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie.
De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
Ruimte in kleinere kernen en vrijgekomen bebouwing in het landelijk gebied kan worden benut voor wonen en nieuwe economische dragers en als versterking van de vitaliteit van het landelijk gebied. Bij de nadere invulling van de uitgangspunten wordt ruimte gelaten voor lokale of regionale initiatieven door gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden. Bouwprogramma's voor nieuwe woningen zijn daarbij in regionaal verband afgestemd. Waar mogelijk kan lokaal maatwerk worden geleverd. De strategie van de provincie om de doelen van 'duurzame economische structuurversterking' en 'een gezonde en veilige leefomgeving' te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat voor:
Ook de provincie kent, evenals het rijk, een ladder voor duurzame verstedelijking. Voor nieuwe stedelijke functies in het buitengebied geldt dat deze afgewogen dienen te worden in het licht van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik vervangt het beleid van de woningbouwcontour en de zoekzones. Zoals al eerder is vermeld onder de paragraaf Rijksbeleid is toetsing aan de ladder niet aan de orde omdat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke functie. Het initiatief voorziet niet in het oprichten van nieuwe gebouwen. Dat betekent dat de nieuwe functie in ruimtelijk zin binnen het betreffende deel van het landelijke gebied moet passen en dat de andere bestaande ruimtelijke functies in de omgeving niet worden belemmerd. Het plan is dermate kleinschalig dat het geen invloed heeft op de regionale woningbehoefte. De ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing.
In dit geval vormt de nieuwe woonfunctie geen bedreiging van het landelijke karakter van de omgeving. De locatie is immers van oudsher een woonlocatie en blijft ook na de functiewijziging één van de bewoonde erven in deze omgeving.
De omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking van het beleid uit de Omgevingsvisie in regels. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. Voor de niet-grondgebonden landbouw stuurt de verordening op een 'plussenbeleid' (bovenwettelijke maatregelen) bij uitbreidingen. Een en ander volgens door de gemeenten/regio's nader uit te werken beleidskaders.
Wonen
Met betrekking tot Wonen wordt in artikel 2.2.1.1 Nieuwe woonlocaties vermeld dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
De afspraken over de groei van de woningvoorraad worden vastgelegd in de 'kwantitatieve opgave t/m 2024'. Nieuwe woningen in bestemmingsplannen moeten passen in de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde programmering. Zolang er in een regio geen afspraken over de 'kwantitatieve opgave t/m 2024' zijn, blijft het Kwalitatief Woonprogramma 2010 t/m 2019 (KWP3) van kracht.
Het initiatief voorziet niet in het oprichten van nieuwe gebouwen. De voormalige bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning. De uitvoering van het wijzigingsplan heeft een neutraal effect op de woningbouwprogrammering.
Groene Ontwikkelingszone
De locatie is gelegen binnen de Groene ontwikkelingszone. In deze zone worden geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het betreffende gebied. Nieuwe kleinschalige ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt mits in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt en deze versterking planologisch is verankerd in hetzelfde dan wel een ander, gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.
afb. ligging plangebied binnen GO
In het voorliggende plan wordt de agrarische functie gewijzigd in wonen waarbij de overtollige bebouwing wordt gesloopt en het agrarische bouwperceel wordt verkleind. De landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten worden door de uitvoering van het voorliggende initiatief versterkt.
De kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen
Het perceel valt binnen de Zuidelijke IJsselvallei, dat onderdeel is van het Nationaal landschap de Veluwe. Hieronder zijn de kernkwaliteiten van dit Waardevolle landschap beschreven:
Het onderhavige initiatief omvat geen bouw- of concrete inrichtingsactiviteiten, behoudens de sloop van een aantal gebouwen. Om die reden kan er ook geen sprake zijn van aantasting van de bovenbeschreven landschappelijke kernkwaliteiten.
De ontwikkelingsvisie 'Ligt op groen!' heeft als doel sturing te geven aan de gemeentelijke ruimtelijke ontwikkeling in Brummen. De visie bevat naast een inspirerend wensbeeld de koers die moet worden gevolgd in de richting van dat wensbeeld. De gemeente Brummen kiest voor een gedifferentieerde, ontwikkelingsgerichte strategie, waarbij de bestaande groene kwaliteiten van de gemeente het referentiepunt zijn. Deze kwaliteiten dienen te worden behouden en waar mogelijk middels nieuwe ontwikkelingen te worden versterkt.
De ontwikkelingsvisie geeft aan dat er wat betreft het thema 'wonen' kleinschalige toevoegingen van woningen in de kernen of in het buitengebied worden benut voor om de 'groene' kwaliteit te verbeteren. Hieronder wordt mede verstaan de herinvulling van voormalige agrarische gebouwen.
Het onderhavige perceel is gelegen op de grens van de zones 'arcadisch landschap' (westwaarts) en 'oeverwal' (oostwaarts). De eerste zone wordt getypeerd door grote bospartijen en een ruimtelijke afwisseling tussen open en gesloten gebieden. De tweede zone is meer open van karakter. Hier wordt het landschap opgedeeld door lanen, erven en kavelbeplanting. Ook dit agrarisch erf is één van deze erven.
De ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd door de sloop van de overtollige agrarische bedrijfsgebouwen. Voorts wordt de bestaande erfbeplanting aangevuld met gebiedseigen soorten om de resterende bebouwing en het erf op verantwoorde wijze landschappelijk in te passen. De uitvoering van het voorliggende initiatief levert een positieve bijdrage aan het behoud en versterking van de groene kwaliteiten in het buitengebied van Brummen.
Woonvisie 2016-2025 'Wonen in de gemeente Brummen'
In de gemeente Brummen is het goed wonen voor jong en oud omdat de gemeente een gedifferentieerd aanbod heeft van kwalitatief hoogwaardige woningen. Brummen bestaat uit 2 grote kernen en 10 dorpen/buurtschappen. De gemeente kenmerkt zich door haar dorpse en landelijke
woonmilieus. De nieuwe Woonvisie 2016-2025 'Wonen in de gemeente Brummen' vormt de basis voor de strategische afwegingen die de gemeente maakt en concrete acties die de gemeente en partners uitvoeren op het gebied van wonen.
De maatregelen die worden genomen in het kader van deze woonvisie dragen er toe bij dat Brummen een gemeente blijft waar het voor iedereen aantrekkelijk is om te wonen. Aan deze visie is een uitvoeringsprogramma gekoppeld.
Het wensbeeld voor Brummen wordt uitgewerkt via een viertal pijlers:
Dit zijn de speerpunten waarop de gemeente in de komende jaren gaat inzetten om het wonen in Brummen aantrekkelijk te houden en waar mogelijk te versterken. De aandacht wordt per speerpunt geconcretiseerd in het uitvoeringsprogramma bij deze Woonvisie.
Afwegingskader woningbouw
Op 26 mei 2016 is onze Woonvisie “Wonen in de gemeente Brummen” vastgesteld. In de Woonvisie is de visie op het wonen in de gemeente Brummen geformuleerd. Belangrijk uitgangspunt voor de gemeente is dat iedereen die in Brummen woont of wil wonen een passende woning kan vinden. Om de toenemende vergrijzing het hoofd te bieden wordt daarom mede ingezet in op voldoende woningen voor ouderen. Maar ook starters en jonge gezinnen worden niet vergeten. Zoals in de Woonvisie beschreven is moet Brummen in 2025 een aantrekkelijk woonmilieu bieden voor bewoners van alle leeftijden.
De gemeente speelt in op de kansen en behoeften die zich voordoen op de lokale woningmarkt. Omdat op een wijze te doen die zowel kwantitatief als kwalitatief goed onderbouwd
is, is een afwegingskader opgesteld. Daarbij is het belangrijk zowel beleid als markt te betrekken bij de afwegingen voor woningbouwprogrammering. ‘Wat zijn de juiste
plannen?’, dat is de centrale vraag waar het afwegingskader antwoord op geeft. Op basis van
dit afwegingskader, verleent de gemeente haar medewerking aan de plannen die het beste
bijdragen aan de ambities.
De functiewijziging waarbij een voormalige bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning heeft een neutraal effect op de bestaande woningvoorraad. Het aantal woningen blijft ongewijzigd. Het voorliggende plan betreft overigens een kleinschalig initiatief op perceelsnivo waarvoor het vigerende bestemmingsplan Buitengebied de kaders aangeeft.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet de bodemgesteldheid in kaart worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Een nieuwe functie mag pas worden toegelaten als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
Dit bestemmingsplan maakt nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
Ter plaatse van deze nieuwe ontwikkelingen is bodemonderzoek uitgevoerd, doordat uit het historische bodembestand, het bedrijvenbestand (inclusief ondergrondse tanks) en het bodeminformatiesysteem blijkt dat de locatie mogelijk verdacht is voor het voorkomen van bodemverontreiniging met asbest. Uit dit Verkennend bodemonderzoek en asbestonderzoek Rhienderensestraat 9 Brummen, uitgevoerd door de Klinker Milieu en gerapporteerd d.d. 22 augustus 2018, kenmerk K181581 (bijgevoegd in bijlage van de Toelichting) blijkt dat de bodem geschikt is voor de toekomstige functie.
Voor grondverzet op basis van het Besluit bodemkwaliteit heeft de gemeente Brummen beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
Wanneer met een plan nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, zoals woningen, scholen en ziekenhuizen worden gerealiseerd, stelt de Wet geluidhinder onder andere de verplichting onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op deze geluidsgevoelige bebouwing ten gevolge van het verkeer op de omliggende wegen. De gevelbelasting mag de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschrijden.
Voorliggend plan voorziet niet in de oprichting van een nieuwe geluidsvoelige functies. In de bestaande situatie was de bedrijfswoning reeds een geluidsgevoelige functie in het kader van de Wet geluidhinder. Daarom is een geluidsonderzoek in het kader van dit wijzigingsplan niet noodzakelijk.
De Wet Luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
De wet voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe wet geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:
De functiewijzing van agrarisch naar wonen levert per saldo geen verslechtering van de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor onderhavig plan.
Indien door middel van een plan nieuwe, voor milieuhinder gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door nieuwe ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt en mogen omliggende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast. De afstandsnormen die voor de milieuzonering worden gebruikt zijn ontleend aan de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG.
Ten noorden van het plangebied bevindt zich op een afstand van circa 50 meter een timmerwerkplaats op het perceel Broekweg 1 te Brummen. In brochure wordt een aan te houden richtafstand vermeld van 30 meter tot milieugevoelige functies. Andere mogelijke milieuhinderlijke functies zijn agrarische bedrijven. Het dichtstbijzijnde bedrijf ligt op een afstand van meer dan 200 meter. Voor agrarische bedrijven geldt een richtafstand van 100 meter. Aan deze richtafstanden wordt voldaan.
De voormalige bedrijfswoning heeft overigens altijd al een woonfunctie gehad en deze woonfunctie blijft in stand. De agrarische functie van het perceel komt te vervallen door dit wijzigingsplan.
De te handhaven woning levert enerzijds geen beperkingen op voor in de omgeving aanwezige functies en anderzijds ondervinden andere functies in de omgeving geen belemmeringen door het gebruik van deze woning.
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan, zoals aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Dit is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening in artikel 3.1.6 onder 2.
Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie. De bescherming van de cultuurhistorische en archeologische waarden zijn geregeld in de Erfgoedwet.
Cultuurhistorie
Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
De voormalige boerderij met bijbehorende opstallen is niet aangewezen als gemeentelijk monument of Rijksmonument.
Archeologie
De gemeente Brummen heeft een archeologisch beleid opgesteld voor de bescherming van het bodemarchief. Dit beleid is vastgelegd op de zogenaamde 'Toetsingskaart archeologische onderzoeksverplichtingen'. Volgens deze kaart (zie onderstaand kaartfragment) ligt het plangebied deels in een gebied met een lage archeologische verwachting (categorie 6, groene kleur) en deels ineen gebied met een middelhoge archeologische verwachting (categorie 5, gele kleur) . Een inventariserend archeologisch onderzoek is niet vereist indien de oppervlakte van de bodemingreep niet meer bedraagt dan 2.500 m2 (categorie 6, groene kleur) en 300 m2 (categorie 5, gele kleur) en de diepte van de ingreep niet meer bedraagt 30 cm -Mv.
In dit geval is er geen sprake van een functiewijziging waarbij een nieuwe bodemingrepen worden uitgevoerd. Om die redenen kan er worden afgezien van een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek.
Onderhavig perceel (rode cirkel) in de 'Toetsingskaart archeologische onderzoeksverplichtingen' van de gemeente Brummen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen kunnen natuurwaarden en wettelijk beschermde soorten of wettelijk beschermde gebieden in het geding zijn. Om de natuurwaarden van de planlocatie te kunnen beoordelen moet er getoetst worden aan hetgeen beschreven staat in de Wet natuurbescherming. Daarnaast is het beleid aangaande de Groene Ontwikkelingszone (GO) (voorheen EHS-verbinding) van belang.
Het doel van de Wet natuurbescherming is het in stand houden en met rust laten van de planten en diersoorten die in het wild voorkomen. Het is het verboden activiteiten te verrichten die leiden tot aantasting van te beschermen soorten en van hun voortplantingsplaats, vaste rustplaats of vaste verblijfplaats. De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van gebieden die om hun ecologische waarde beschermd moeten worden. Daaronder vallen onder andere de zogenaamde Natura 2000-gebieden en de natuurmonumenten.
Het plangebied van dit initiatief ligt in de GO, maar buiten het Natura 2000-gebieden 'Landgoederen' en 'Uiterwaarden IJssel'. Het plangebied maakt hier dus geen deel van uit, maar ingrepen buiten deze Natura 2000-gebieden kunnen effect hebben (de zogenaamde externe werking) op de beschermde waarden van deze gebieden.
afb. ligging plangebied in de GO en buiten beschermingszone 'natte natuur'
Deze functiewijziging, waarbij een agrarisch bouwperceel wordt opgeheven en een nieuwe woonfunctie wordt toegestaan levert geen significante negatieve effecten op voor de beschermde natuurwaarden de GO in de Natura 2000-gebieden van het plangebied.
De overtollige gebouwen zijn in het verlende gesloopt op basis van een akkoord verklaarde melding bij brief van 31-08-2015 (kenmerk : Z-HZ_SLM-2015-3058). De initiatiefnemer heeft zich vooraf er van vergewist dat met de uitvoering van werkzaamheden er geen beschermde plant- of diersoorten beschadigt of verontrust zouden kunnen worden. Hij heeft hiermee voldaan aan de algemene geldende zorgplicht voor de beschermde planten- en diersoorten.
De verwachting bestaat dat de functiewijzing, door de afname van verkeersbewegingen en hinder
(geluid, stof, ammoniak en geur) een gunstig effect heeft op de natuurwaarden. Een onderzoek naar beschermde planten- en dierensoorten en beschermde gebieden is niet nodig.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Waterbeheerprogramma 2016-2020 van Waterschap Vallei en Veluwe
In het beleidsprogramma van het Waterschap Vallei en Veluwe zijn 6 uitdagingen geformuleerd. Deze uitdagingen zijn groot. Zo groot, dat het Waterschap ze niet alleen aan kan. Samen met inwoners, waterpartners en het bedrijfsleven wordt ingezet om te komen tot het gewenste resultaat: veilige dijken, droge voeten en voldoende en schoon water.
Deze zes uitdagingen van het Waterschap zijn:
1. Omgaan met klimaatverandering
2. Groeiende aandacht voor hergebruik van grondstoffen
3. Toenemend gebruik van nieuwe stoffen
4. Krimp en groei van de bevolking
5. Technische kennis wordt schaarser
6. Veranderende houding in de samenleving
Hierbij richt het Waterschap zich de komende 6 jaar op:
Waterthema's
In de 'Handreiking Watertoets 2' zijn inhoudelijke criteria aangereikt voor de watertoets, die basis vormen voor de planbeoordeling door het waterschap en het daaruit voortvloeiende wateradvies. In onderstaande watertoetstabel zijn de voor het wijzigingsplan van belang zijnde waterhuishoudkundige criteria opgenomen.
Thema | Toetsvraag | Relevant | Inten- siteit |
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2.Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
2 2 |
Riolering en Afvalwaterketen |
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ 3.Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
2 1 1 |
Wateroverlast(op- pervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak ? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes |
Nee Nee Nee Nee |
2 1 1 1 |
Oppervlaktewater- kwaliteit | Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee | 1 |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Nee Nee Nee |
1 1 1 |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking ? | Nee | 1 |
Inrichting en beheer |
Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
1 2 |
Volksgezondheid | 1.In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2.Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
1 1 |
Natte Natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
2 2 1 1 |
Verdroging | Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 |
Recreatie | Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee | 2 |
Cultuurhistorie | Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee | 1 |
Riolering en infiltratie
In de bestaande situatie wordt het hemelwater vertraagd afgevoerd en geïnfiltreerd in de bodem. Het vuilwater wordt afgevoerd naar het bestaande rioleringssysteem. Deze bestaande situatie wijzigt niet.
De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot matig siltig, matig fijn zand. De bodem is tot circa 1,5 m-mv bovendien plaatselijk zwak tot matig humeus. Het grondwaterpeil op 16-8--2018 bedroeg 2.05 m –mv. De boden is geschikt voor infiltratie.
Wateroverlast (oppervlakte verharding)
De totale sloopoppervlakte inclusief de silo bedraagt 702 m2. Door deze sloop neemt het verharde oppervlak op het perceel substantieel af. Daarnaast worden er geen ingrepen gedaan die van invloed zijn op de grondwaterstand en is de bestaande woning reeds aangesloten op de riolering.
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval met slachtoffers onder omwonenden waarbij gevaarlijke stoffen in het spel zijn. Het kan gaan om gevaarlijke stoffen die worden verwerkt en opgeslagen bij bepaalde bedrijven, zoals een chemische fabriek of een lpg-tankstation, of gevaarlijke stoffen die worden vervoerd via de weg, het spoor, een vaarweg of een buisleiding.
In de nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig waar gevaarlijke stoffen worden verwerkt of opgeslagen. Ook bevindt zich in de directe omgeving van het plangebied geen route voor transport gevaarlijke stoffen. Daarom wordt in dit wijzigingsplan voldaan aan de normen voor externe veiligheid.
Parkeren
Een omgevingsvergunning voor het bouwen en / of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan pas worden verleend als is verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Hierbij gelden de normen als opgenomen in onderstaande tabel. Deze tabel is ontleend aan het (in procedure zijnde) paraplubestemmingsplan Parkeren.
De afmetingen van de parkeerplaats bedragen ten minste 2,5 x 5 m in geval van kops parkeren en 2 x 6 m bij langsparkeren bedragen. De maat is afgestemd op de afmetingen van de meest gangbare personenauto's
Er moeten in het 2 parkeerplaatsen worden aangelegd ( afronding naar beneden).
Verkeer
Het aantal verkeerbewegingen ten opzichte van de oude situatie zal afnemen. Normaliter genereert een agrarisch bedrijf meer verkeersbewegingen dan een woonfunctie.
Bij dit plan hoort één analoge/digitale verbeelding. De verbeelding is eenvoudig van opzet. De gronden van het voormalige agrarische bouwperceel worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen' en de bestemming 'Agrarisch met landschapswaarden'.
Hierbij moet worden vermeld dat de naamgeving van de enkelbestemming 'Agrarische met landschapswaarden' in het bestemmingsplan buitengebied 2008 op de verbeelding wordt aangegeven met 'A'. Dat plan is opgesteld aan de hand van de regeling SVBP 2006.
Omdat binnen de huidige regeling SVBP 2012 voor een agrarisch gebied met landschapswaarden niet meer kan worden volstaan met enkel 'A' is op de verbeelding van dit wijzigingsplan gekozen voor 'A-LW'.
De regels bestaan uit een verwijzing naar regels van geldende bestemmingsplan Buitengebied 2008.
Het Besluit ruimtelijke ordening vermeldt dat een onderzoek moet worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan.
In het voorliggende geval gaat het om een particulier initiatief. De kosten van de met dit project gemoeide werkzaamheden, alsmede de kosten voor de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan worden door de initiatiefnemer gedragen. Daarnaast worden er leges geheven op grond van de gemeentelijke legesverordening.
Voorts zal er ook een antererieure overeenkomst worden gesloten met de initiatiefnemer om het kostenverhaal voor de gemeente Brummen te zekeren. te stellen. Daarnaast wordt ook een planschadeovereenkomst gesloten met de initiatiefnemer.
De financieel-economische uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan en het kostenverhaal is daarmee voor de gemeente Brummen geborgd.
Burgemeester en wethouders van Brummen hebben, gelet op artikel 3.6 jo. artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening, op 8-10-2018 besloten het ontwerpwijzigingsplan 'Rhienderensestraat 9 Brummen' voor zienswijzen ter inzage te leggen.
Analoog
Het ontwerpwijzigingsplan, met bijbehorende stukken, hebben vanaf donderdag 18 oktober tot en met woensdag 28 november 2018 tot gedurende een termijn van zes weken, tijdens openingstijden, ter inzage gelegen in het gemeentehuis.
Digitaal
Het ontwerpwijzigingsplan was tevens digitaal in te zien op de gemeentelijke website www.brummen.nl (onder 'plannen en projecten') en op de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
De bronbestanden waren ook via www.ruimtelijkeplannen.nl raadpleegbaar en beschikbaar. Voor een link naar deze bestanden kunt u terecht op de gemeentelijke website.
Gedurende de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen ingediend. Bij besluit van 11-12-2018 hebben burgemeester en wethouders het wijzigingsplan vastgesteld.