direct naar inhoud van Regels
Plan: Pongeweg 2 nieuw
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPBG700045-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Pongeweg 2 nieuw van de gemeente Brummen ;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0213.BPBG700045-va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijf

het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, zoals opgenomen in bijlage Toegelaten functies in Agrarisch Gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.6 aan huis verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, niet zijnde een seksinrichting, een escortbedrijf of detailhandel, uitgeoefend in een gebouw en als functie ondergeschikt aan de woonfunctie van het hoofdgebouw;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden (wel of niet vanuit het hoofdgebouw te bereiken) of daarvan vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht ten dienste staat van het hoofdgebouw;

1.17 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.18 peil

de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte maaiveld.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.2 breedte, diepte c.q. lengte van gebouwen:

tussen de buitenwerkse (hoofd)gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

2.3 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met uitzondering van dakkapellen en wolfsdaken;

2.7 de inhoud van een gebouw:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 oppervlakte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  • voor gebouwen: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren en/of het overkapte gedeelte, neerwaarts geprojecteerd tot op peil;
  • voor bouwwerken zonder wanden of met één wand (open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken geen gebouwen zijnde): het overdekte en/of bebouwde grondoppervlakte (gemeten loodrecht onder het dakoppervlak en/of bouwwerk).
2.9 uitzondering bij wijze van meten

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Specifieke regels

Artikel 3 Agrarisch met Waarden (AW)

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor “Agrarisch met waarden" aangewezen grond is bestemd voor:

  • a. agrarische doeleinden en het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke, aardwetenschappelijke en ecologische waarden met daaraan ondergeschikt:
    • 1. het op hobbymatige basis houden van dieren;
    • 2. extensief recreatief medegebruik, voor zover de onder a genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast.

b. de ontsluiting van de aangrenzende woonbestemming;

c. parkeren ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming.

3.2 Bouwregels

Op gronden met deze bestemming mag niet worden gebouwd.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • h. het scheuren van grasland;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
3.4 Algemene bouwregels

Bij het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 7 in acht te worden genomen.

Artikel 4 Wonen (W)

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor “Wonen W” aangewezen grond is bestemd voor wonen met daaraan ondergeschikt:

  • a. erven voor onder andere tuinen en parkeervoorzieningen;
  • b. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep en bedrijf;
  • c. het op hobbymatige basis houden van dieren.
4.2 Bouwregels

Op gronden met deze bestemming zijn gebouwen en andere bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Daarbij geldt:

  • a. voor gebouwen het volgende:
  • 1. binnen het bestemmingsvlak op de verbeelding is aangeduid met '2 W', zijn maximaal 2 woningen toegestaan;
  • 2. voor deze woningen geldt dat de oppervlakte maximaal 150 m² bedraagt;
  • 3. indien de oppervlakte van een bestaande woning meer dan 150 m² bedraagt, geldt deze oppervlakte als maximum bij herbouw. Ingeval de bestaande oppervlakte minder bedraagt dan 150 m² geldt de regeling zoals vermeld onder 4.2, a, 2;
  • 4. herbouw van de bestaande woning is alleen mogelijk als de nieuwe bebouwingscontour op enig punt is geprojecteerd op maximaal 3 meter van de bestaande bebouwingscontour.
  • 5. de oppervlakte van de bij woningen behorende bijgebouwen mag per bijgebouw 75 m² bedragen;
  • 6. voor woningen en de daarbij behorende bijgebouwen dienen de in onderstaande tabel genoemde maximale hoogtematen in acht te worden genomen:
    goothoogte / hoogte (in meters)  
    woningen   3 / 9  
    bijgebouwen   3 / 6  
  • 7. maximaal 50 m² van de oppervlakte van de bebouwing mag worden gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, mits deze activiteiten geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking hebben;
  • 8. onder het peil gelegen kelders en verblijfsruimten mogen de bebouwingscontour van de woning niet overschrijden.
  • b. en voor andere bouwwerken het volgende:
  • 1. de maximale hoogte hiervan is in onderstaande tabel vermeld:
    andere bouwwerken   hoogte (in meters)  
    zwembaden   0,6  
    overkappingen   3  
    verlichtings- en vlaggenmasten   8  
  • 2. hoogte van overige andere bouwwerken binnen het bestemmingsvlak mag maximaal 2 meter bedragen;
  • 3. de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 75 m² bedragen;
  • 4. de gezamenlijke oppervlakte aan overkappingen mag maximaal 30 m² bedragen.
4.3 Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • h. het scheuren van grasland;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
4.4 Uitzondering op het aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het verbod van lid 4.3. is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden benoemd zijn in het inrichtingsplan dat onderdeel is van dit bestemmingsplan, met inbegrip van de aanleg van landschapselementen.

4.5 Algemene bouwregels

Bij het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken dienen ook de regels van artikel 7 in acht te worden genomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van deze regels ten aanzien van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 10%.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Milieu
7.1.1 Wegverkeerslawaai

Geluidsgevoelige objecten als bedoeld in het Besluit Grenswaarden Binnen Zones Langs Wegen mogen, onverminderd het bepaalde in de bouwregels per bestemming, slechts worden opgericht indien en voor zover wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet Geluidhinder.

7.2 Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze planregels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

7.2.1 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwen mogen worden gebouwd, met uitzondering van ondergrondse afvalcontainers;
  • b. zwembaden zijn uitsluitend toegestaan achter de achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan en op een afstand van minimaal 3 meter van de perceelsgrens, waarbij maximaal 1 zwembad per bouwperceel is toegestaan;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van de bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil;
  • d. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen voor zover niet gelegen onder bovengrondse bouwwerken mede in aanmerking genomen.
7.2.2 Afwijken van de regels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 sub c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden;
  • het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen niet onevenredig wordt aangetast.
7.3 Algemene regels

Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht indien daarvoor een bestaand bouwwerk of complex van bouwwerken met daarbij behorende perceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan het plan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Gebruiksverbod
  • Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming(en), zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
  • Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling bij een omgevingsvergunning is afgeweken, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor bij die omgevingsvergunning is afgeweken.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Wettelijke regels

Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan.

9.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op grond van artikel 3.3 is de procedure als in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • 2. na het teniet gaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgermeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a en een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld als onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld als onder a., na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: "Bestemmingsplan Pongeweg 2 van de gemeente Brummen".


Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van:



De griffier, De voorzitter,



………… …………


Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Pongeweg 2 nieuw.

Toegelaten functies in bestemming Agrarisch met waarden